De overheid als dubbelagent

Nooit eerder wist de overheid zoveel over ons. Tegelijk wil ze onze privacy zoveel mogelijk beschermen. Een dubbele rol die heel wat vragen oproept. ‘Anonieme data van burgers verkopen aan bedrijven? Ik sluit dat onder bepaalde voorwaarden niet uit’, zegt staatssecretaris voor Privacy Bart Tommelein (Open Vld).

Verontwaardiging. Boosheid. Woede. Het waren heftige reacties die sociale media overspoelden de afgelopen week, toen bekend raakte dat Facebook iedereen online volgt. Zelfs mensen die geen account hebben. Terechte reacties, maar toch: ook de overheid heeft een enorme berg informatie over ons.

Met wie we getrouwd zijn, of we betalingsproblemen hebben, hoeveel we verdienen, hoeveel kinderen we hebben en hoe oud die zijn, hoeveel verkeersovertredingen we op onze kerfstok hebben, of we een strafregister hebben, of we dader of slachtoffer zijn geweest van een misdrijf, hoeveel keer we zijn gescheiden, hoeveel onze hypotheeklening bedraagt, wie onze huidige en vorige werkgevers zijn, hoeveel keer we in het ziekenhuis zijn opgenomen, of we kanker, diabetes of een andere ziekte hebben of niet, en nog veel, véél meer.

Dankzij onder meer datamining – het doorgedreven analyseren van grote hoeveelheden gegevens – en datamatching – het samenvoegen van informatie uit verschillende databanken – wist de overheid nooit eerder zoveel over ons. En zal ze in de toekomst nog veel meer weten.

Verontrustend? Raf Jespers, advocaat bij het Progress Lawyers Network en auteur van het boek Big brother in Europa, vindt van wel. “Het probleem zijn niet de databanken op zich. Die kunnen best nuttig zijn. Het probleem is dat de overheid steeds meer databanken combineert en dat daarop geen enkel toezicht is. Zo kan je de databanken van politie, gevangenis en gerecht met elkaar combineren en die ook nog eens koppelen aan e-health- en andere databases, en dan is het einde niet in zicht.”

Staatssecretaris voor Privacy Bart Tommelein geeft toe dat de overheid nog veel meer aan datamining en datamatching wil doen dan nu het geval is. “Dat is zelfs expliciet opgenomen in het regeerakkoord. Maar het gebeurt met een duidelijk doel. Het laat ons toe veel gerichter en efficiënter te werken in het bestrijden van onder meer fiscale en sociale fraude. Zeker in tijden van besparingen en minder middelen voor de overheid is dat cruciaal.”

Vraag is hoever het alziende oog van de overheid kan reiken. Een voorbeeld: ze zou perfect kunnen opvragen naar waar sommige mensen een reis boeken en hoeveel die precies kost, om na te gaan of hun uitgavenpatroon wel overeenstemt met de inkomsten die ze bij de overheid aangeven. Net zoals dat vandaag al gebeurt met andere uitgaven of zelfs met Facebook-berichten van vermoedelijke fraudeurs.

“Zoiets kan niet”, stelt Tommelein. “Het doel is wel legitiem, maar de inbreuk op de privacy is veel te zwaar. Bij privacy draait het altijd om twee principes: waarvoor wil je bepaalde informatie gebruiken en weegt dat doel zwaar genoeg tegenover de privacy van de betrokkenen?”

Door de knieën

In de praktijk is het de Privacycommissie die erop moet toezien of ook de overheid zich aan die principes houdt. Ze bekijkt of het plaatsen van camera’s, het opvragen van telefoonverkeer of het kruisen van databanken wel strookt met de privacywet.

Uit cijfers van de commissie blijkt dat de federale, gewestelijke en lokale overheden tussen 2010 en 2014 zeshonderd aanvragen deden die onder de loep werden genomen. In een heel klein aantal gevallen (gemiddeld 2 procent) werd een aanvraag geweigerd. Dat lage aantal heeft volgens Willem Debeuckelaere – voorzitter van de Privacycommissie – te maken met feit dat de aanvragen meestal gaan om het digitaliseren van bestaande informatie, die voorheen in papieren vorm bestond.

“We hebben aanvragen geweigerd van overheidsdiensten die inzage wilden in databanken van andere departementen, terwijl ze volgens ons al genoeg hadden aan hun eigen databanken.” Het geeft aan dat de overheid een dubbele rol speelt in het hele privacydebat. Enerzijds wil ze de privacy beschermen en is er zelfs een staatssecretaris voor in het leven geroepen, anderzijds is ze vragende partij om zoveel mogelijk gegevens over ons te krijgen.

Al ziet Tommelein dat anders. “We beschermen de privacy, maar in sommige gevallen zijn er redenen om die ondergeschikt te maken aan bijvoorbeeld veiligheid en fraudebestrijding. Er is veel gevoeligheid over privacy, maar ik merk ook dat velen door de knieën gaan als het om veiligheid gaat. Kijk naar de zuurgooier van Delhaize: zonder camera’s was die man veel minder snel gevat en had hij misschien nog meer slachtoffers gemaakt.”

“De meeste mensen vinden dat zinvol, net zoals ze dat ook vinden als het gaat om de strijd tegen terrorisme. Je moet altijd het juiste evenwicht zoeken. Gegevens bijhouden zonder doel en zonder dat burgers het weten, dat vind ik te verregaand. Het kan in bepaalde gevallen: voor inlichtingen, politiediensten, staatsveiligheid. Dat er weinig publiek debat over bestaat? Ik merk toch op dat de discussie de jongste tijd meer en meer wordt gevoerd en dat er ook meer bewustzijn over is.”

Tegelijk vindt Tommelein dat er een andere mentaliteit moet komen. “Volledige privacy – in de zin van ‘niemand mag op geen enkel moment weten wie ik ben, waar ik ben, wat ik doe’ – is absoluut niet evident in onze technologische wereld. Dat kun je vandaag eigenlijk niet meer verwachten. Toch moeten we zelf leren voorzichtiger om te springen met informatie die we over onszelf de wereld in sturen via onder meer sociale media.”

Privacy-activist Raf Jespers heeft zijn twijfels bij de rol die de overheid probeert te spelen. “Een staatssecretaris voor Privacy lijkt me eerder een doekje voor het bloeden dan een echte oplossing. Net zoals de Privacycommissie.” Die heeft volgens Jespers lang niet genoeg middelen om al haar taken uit te voeren.

Tommelein nuanceert. In de toekomst krijgt de Privacycommissie een andere rol, reageert hij. Die van regulator. En eens de Europese privacywet er is – eind 2016 of begin 2017, zo schat hij – zal de commissie boetes kunnen geven aan bedrijven en particulieren. De liberaal wil de Europese wet zelfs niet afwachten om de Privacycommissie toe te laten boetes uit te delen. Als alles goed gaat, dan moet er voor eind dit jaar nog een wet komen waardoor particulieren en bedrijven boetes van bijvoorbeeld 250 tot 20.000 euro kunnen krijgen als ze zich niet aan de privacywet houden. Debeuckelaere: “Het bedrag hangt onder meer af van de grootte van de overtreding en van het al dan niet opzettelijk karakter ervan.”

Tommelein: “Ik geef toe dat er een gebrek aan middelen is. Ik heb als staatssecretaris voor Privacy 0 euro budget. In de administratie heb ik twee mensen voor privacy, op mijn kabinet nog eens twee. Ik moet roeien zonder riemen. Dat is zeer jammer. Toch probeer ik zo goed en zo kwaad als mogelijk toe te zien op het feit dat de privacywet wordt nageleefd en ijver ik op Europees en Belgisch niveau voor een goeie wet.”

Ook op Europees niveau wordt een bikkelharde strijd geleverd om onze privacy. Volgens voormalig Europees commissaris voor Justitie Viviane Reding neemt de lobbying rond de Europese privacywet ongeziene proporties aan. Vooral bedrijven en multinationals zoals Facebook, Google, Amazon, telecombedrijven, sectorfederaties en anderen oefenen heel zware druk uit op het Europese Parlement, de Europese Commissie en de lidstaten om de wet af te zwakken.

Dat bleek ook toen enkele weken geleden bekend raakte dat de EU-lidstaten een principeakkoord bereikten over een privacywet. Debeuckelaere stond op zijn achterste poten. “De verantwoordelijke ministers gaan plat op hun buik voor de antiprivacylobby”, reageerde hij. Zijn grote ergernis kwam er in de eerste plaats door artikel 6.4, waarin staat dat bedrijven persoonsgegevens mogen verwerken als ze daar belang bij hebben. “Zonder wettelijke grondslag, zonder toestemming, zonder dat het algemeen belang dat toelaat. Het eigenbelang van de verwerker volstaat. Alleen het belang van de verwerker telt.” De overheid die uw privacy beschermt? Lang niet altijd dus.

Altijd bespioneerd

Dat bleek ook toen privacy-activist Max Schrems enkele dagen daarvoor onthulde hoeveel privacy-onvriendelijke voorstellen de verantwoordelijke politici van de verschillende lidstaten indienden. In het geval van Tommelein waren dat er volgens Schrems 23. “Dat gebeurde onder meer in het belang van het vooruitstrevende beleid dat ons land voert rond e-government en e-health”, verdedigt de staatssecretaris zich. Daarbovenop moeten we rekening houden met innovatie, zegt hij.

“Zonder toegevingen te doen op het vlak van privacy zijn sociale media, drones, apps en andere innovaties die we intussen vanzelfsprekend vinden, niet mogelijk. We moeten er ook over waken dat de concurrentiekracht van de Europese economie intact blijft.” En dan doet Tommelein een markante uitspraak, als antwoord op de vraag of de overheid er zelf aan denkt om anonieme big data te verkopen aan bedrijven. De discussie daarover woedt momenteel in Groot-Brittannië. “Ik sluit dat niet uit, op voorwaarde dat het anonieme data zijn en in welbepaalde situaties, zoals wetenschappelijk onderzoek. Al moet ik zeggen dat ik er nog niet aan heb gedacht.

Ondanks (al dan niet verdedigbare) toegevingen op de privacy heeft Tommelein op Belgisch niveau heel wat plannen om strikter toe te zien op gegevens over burgers en consumenten die worden verwerkt. Hij wil dat bedrijven en overheden jaarlijks elke klant of burger een overzicht geven van welke gegevens ze bijhouden en wat ze ermee doen. In eerste instantie denkt hij aan een soort protocol, maar als dat onvoldoende blijkt om bedrijven zover te krijgen, dan moet er maar een wet komen, vindt hij.

Ook de overheid moet die transparantie aan de dag leggen en elk jaar met een overzicht komen. “Bedrijven horen het niet graag als ik dat zeg. Maar het kost hen heel weinig moeite en geld om dat te doen. Ze houden alles digitaal bij: het kost hen bij wijze van spreken een druk op de knop om die informatie te verstrekken.”

Tegelijk wil Tommelein dat ondernemingen hun producten zo op de markt brengen dat de basisinstellingen ervan de privacy van burgers maximaal beschermen. Hij voert daarover gesprekken met verschillende bedrijven. Daarbij ook marktleiders, klinkt het. Ook daar denkt de staatssecretaris in eerste instantie aan een protocol. Als dat niet volstaat, dan komt er een wet.

Toch blijven heel wat privacyspecialisten en -activisten waarschuwen voor de manier van werken van de overheid. Zo is Raf Jespers, ook verbonden aan de Liga voor Mensenrechten, niet te spreken over het feit dat België nog altijd een dataretentiewet heeft, die toelaat dat telecombedrijven telefoongesprekken een jaar lang bijhouden.

Die wet, die een Europese verordening volgt, werd in België in 2013 ingevoerd. “Dat gebeurde in de zomer, in amper twee weken, zonder dat zelfs de commissie Justitie werd geraadpleegd. Een aanfluiting van de democratie”, zegt Jespers. “Intussen hebben verschillende landen die dataretentiewet alweer afgevoerd, maar in België blijft ze bestaan.”

Debeuckelaere: “Als je terroristen in Verviers of rondtrekkende dievenbendes wil aanpakken, moet je dat doen door het traceren van telefoonverkeer. Overigens bestond er al voor de Europese richtlijn een Belgische wet die toeliet om telefoonverkeer te traceren. Zonder zou het werk van politie en justitie heel zwaar worden bemoeilijkt.”

Ook de Amerikaanse privacy-expert Bruce Schneier, auteur van het pas verschenen boek Data and Goliath, stelt zich heel wat vragen bij de doorgedreven surveillance en datamining door de overheid. “Overal camera’s plaatsen en allerlei andere vormen van surveillance zijn gewoon geen geschikte middel voor het vinden van door de wol geverfde criminelen en terroristen.

Overheden verspillen miljarden aan massasurveillance, terwijl belastingbetalers in ruil niet de beloofde veiligheid krijgen. “Kijk: regeringen hebben ons altijd bespioneerd. Sinds het begin van de geschiedenis al. De vraag is welke samenleving we willen. Willen we dat overheden en bedrijven meer macht over ons hebben, door ons voortdurend te monitoren, te censureren en te controleren? Daarover gaat de discussie.”

Bron » De Morgen

Nederlandse DNA-databank goed voor 25.000 internationale matches

De vergelijking van de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken met de databanken in 20 andere Europese landen, heeft in de nacht van woensdag 25 op donderdag 26 februari de 25.000e match opgeleverd. Het was een match tussen een spoor uit Nederland en een persoon wiens DNA-profiel in de Oostenrijkse DNA-databank zit.

Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) beheert de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Nederland vergelijkt sinds 2008 DNA-profielen die zijn opgenomen in deze databank met een toenemend aantal EU-landen. Dat gebeurt op basis van het in 2005 ondertekende verdrag van Prüm, dat drie jaar daarna werd omgezet in Europese wetgeving.

Verdere uitbreiding

Op dit moment vergelijkt Nederland DNA-profielen met in totaal 20 EU-lidstaten. In de nabije toekomst moet deze vergelijking met alle 27 andere lidstaten plaatsvinden. Ook de niet-EU-lidstaten Noorwegen, IJsland, Zwitserland en Liechtenstein kunnen zich aansluiten. De eerste twee hebben al aangegeven dat te willen doen.

België was vorig jaar zomer het twintigste land waarmee Nederland DNA-profielen ging vergelijken. Dat leverde tot nog toe al 2064 gerapporteerde matches op.

Automatische vergelijkingen

De vergelijking van DNA-profielen van sporen en personen verloopt volledig automatisch. Iedere nacht worden alle nieuwe en gewijzigde DNA-profielen uit de DNA-databank voor strafzaken verstuurd naar de databanken van aangesloten landen en daar vergeleken. De resultaten hiervan worden direct weer teruggestuurd.

Bron » Blikopnieuws.nl

Michel I en de uitholling van de rechtstaat

Over het federale regeerakkoord is reeds heel wat inkt gevloeid. Maar één belangrijke tendens bleef tot hiertoe onderbelicht. Inzake justitie en veiligheid draagt deze regering bij aan een verdere uitholling van de rechtstaat. De macht van politie- en veiligheidsdiensten neemt drastisch toe, maar de mogelijkheid tot wettelijk verweer van de burger tegenover deze diensten neemt zienderogen af. Een zorgwekkende evolutie.

In januari 2010 werd een naakte en compleet ontredderde Jonathan Jacobs doodgeslagen door zes agenten van het Bijzonder Bijstandsteam, ook wel gekend als ‘de bottinekes’. Om Jonathan te ‘kalmeren’ gooiden ze eerst een flashgranaat in de cel, waarna de zes agenten zich op de weerloze Jonathan stortten. In de video die het reportagemagazine Panorama later openbaar maakte, kon je de bloedvlekken op de witte celmuur zien spatten. Letterlijk.

Wie denkt dat de dood van Jonathan Jacobs een losstaand feit of ongelukkig incident was, vergist zich. Met de regelmaat van de klok wijzen mensenrechtenorganisaties erop dat politiegeweld een courant fenomeen is binnen de Belgische politiediensten. In een grote reportage over politiegeweld viel in het magazine MO het volgende te lezen:

Grosso modo doemt het beeld op van een breed spectrum van geweld. Aan de ene kant heb je een beperkt aantal zaken van criminele aard, waarbij bijvoorbeeld een groep politieagenten een Algerijn zonder papieren eerst zijn werk als zakkenroller laat doen aan het Brusselse Zuidstation, om hem ’s avonds zijn buit af te nemen en vreselijk toe te takelen.

Ze worden verklikt door een collega. Daaronder bevinden zich de hierboven beschreven gevallen van “middelmatig” verbaal en fysiek geweld. Aan de andere kant van het spectrum is er lichter fysiek en verbaal geweld, dat dikwijls onder de radar blijft. Omdat mensen om allerlei redenen geen klacht indienen: te arm, beschaamd, bang, geen geloof in het resultaat.

Ook racisme is een vaak terugkerend probleem binnen de Belgische korpsen. Zo was het helemaal niet toevallig dat de MO-reportage de titel droeg: ‘Zeg dat je een makaak bent of ik sla harder’. Eerder dit jaar bewees De Standaard dat racisme een taai en terugkerend probleem is binnen het Antwerpse korps.

Met dergelijke feiten op tafel zou je verwachten dat de nieuwe regering stappen onderneemt om het willekeurige geweld en racisme van politiediensten in te dijken. Maar wie het regeerakkoord naleest, merkt gauw dat we een compleet andere richting inslaan. Politie- en veiligheidsdiensten krijgen steeds meer macht en de mogelijkheden voor burgers om daartegen in te gaan worden beperkt.

Michel I zet overduidelijk in op een versterking en uitbreiding van het veiligheidsapparaat. In het luik over de politie bijvoorbeeld is de slogan ‘meer blauw op straat’ letterlijk opgenomen. Maar deze regering wenst niet alleen meer blauw op straat. Ook het leger kan voortaan ingezet worden voor civiele doeleinden. Dat kan op vraag van de burgemeester of bij een verhoogde terreurdreiging.

De mogelijkheid tot het inroepen van het leger ter versterking van de lokale politie, is een wens die Bart De Wever reeds meermaals uitte. Zowel na de aanslag op het Joods museum te Brussel als na de blokkades van de foorkramers, wou de Antwerpse burgemeester het leger inzetten. Zeker dat laatste voorval geeft te denken. Wanneer er straks harde sociale acties komen, dan is het waarschijnlijk dat het leger wordt ingezet.

Maar ook privédiensten kunnen voortaan politionele taken op zich nemen, aldus het regeerakkoord. In weerwil van de gangbare visie op privatisering, betekent dit geen afzwakking van de macht van de politie. Het betreft net een versterking ervan, want meer diensten kunnen meer politietaken op zich nemen. Of die privaat dan wel publiek zijn, doet er niet zoveel toe: het cruciale punt is dat de macht van de overheid over haar burgers toeneemt. En dat deze burgers steeds machtelozer worden tegenover de willekeur van het veiligheidsapparaat dat de staat in het leven roept.

Op pagina 96 van het federale regeerakkoord lezen we dat er geen plaats is voor geweld tegen veiligheidsberoepen. Nogal logisch. Geweld tegenover iedere burger is bij wet verboden – tenzij het om zelfverdediging gaat. De enige groepen in onze samenleving die wettelijk geweld mogen gebruiken zijn… veiligheidsberoepen.

De bescherming van deze veiligheidsberoepen wordt duidelijk hoger in het vaandel gedragen door deze regering dan de bescherming van de burger tegenover het geweld van veiligheidsberoepen. Want de oproep tot respect voor veiligheidsberoepen wordt onmiddellijk gevolgd door deze passage:

“De regering zal naar een oplossing zoeken voor manifest onterechte klachten tegen het politiepersoneel en ander veiligheidspersoneel.”

Het is een erg vreemde passage. Want de regering speelt hier even voor rechter. Ze schijnt er weet van te hebben dat er vele ‘manifest onterechte klachten’ zijn tegen politiepersoneel. Zoveel, dat het een werkelijk probleem wordt. In het licht van de talrijke getuigenissen en rapporten over politiegeweld doet dit toch de wenkbrauwen fronsen.

Bovendien stelt zich de vraag hoe de oplossing om het teveel aan onterechte klachten weg te werken eruit zal zien. Gaat men het indienen van een onterechte klacht tegen de politie strafbaar maken? Het lijkt er alleszins op.

Dit kan niet los gezien worden van een andere maatregel die deze regering neemt. Onder het luik Gerechtelijke organisatie wordt gesproken over een ‘overconsumptie’ en ‘quasi-automatische keuze voor een rechtsgang’ die de ‘legitimiteit van het ganse rechtssysteem’ op de helling zet. Vrij vertaald: te veel mensen stappen naar de rechter en dat ondermijnt ons rechtssysteem.

Oplossing? Een verstrenging van de tweedelijnsbijstand door, onder meer, een middelentoets in te bouwen en het afbouwen van de mogelijkheid om een beroep te doen op pro-Deoadvocaten. Het gaat nog verder: er zal ook remgeld worden ingevoerd “waarbij een deel van de kost van de juridische tweedelijnsbijstand op de rechtzoekende zal verhaald worden”.

Kort samengevat: de burger verliest macht tegenover de overheid en in het bijzonder de politie. Verliezen in het bijzonder aan macht: niet kapitaalkrachtige burgers. De blinddoek van Vrouwe Justitia glijdt stilaan af, haar weegschaal hangt scheef en de gewapende arm der wet krijgt carte blanche.

Met betrekking tot de bescherming van politiemensen staat nog een opmerkelijke passage in het regeerakkoord:

“De integriteit van politiemensen dient te allen tijde gegarandeerd bij uitoefening van hun functie. Daartoe wordt, ondermeer, hun identiteit beschermd.”

Deze passage moet gelezen worden in de context van steeds meer (gewelddadige) politie-interventies die vastgelegd worden door middel van smartphones. Mogelijks houdt het in dat het filmen van een politieoptreden voortaan verboden wordt. Dat wil zeggen dat één van de belangrijkste hulpmiddelen bij het vaststellen van effectief politiegeweld illegaal wordt verklaard.

De maatregel staat in schril contrast met andere passages in het regeerakkoord waarin de privacy van de burger veel minder waard is dan die van de politieagent. Zo valt meer dan eens te lezen dat deze regering werk wil maken van het kruisen van databanken. De persoonlijke info die u bijvoorbeeld deelt met het OCMW, kan hierdoor probleemloos aangewend worden in een strafonderzoek.

Het hangt samen met een meer algemene tendens: deze regering zet in op meer samenwerking tussen politie, justitie, hulpverlening en OCMW en bestuur. Hulpverlening en sociale instellingen worden op die manier werktuigen – een verlengstuk van een repressieve overheid. Dat geldt ook voor belangrijke delen van de civiele maatschappij. Scholen en religieuze instellingen, bijvoorbeeld, hebben volgens de nieuwe regering een belangrijk aandeel in de strijd tegen ‘radicalisering’ onder jongeren.

Hierop voortbouwend wordt de wet op bijzondere opsporingsmethoden en bijzondere inlichtingmethoden ‘geëvalueerd’, volgens het regeerakkoord. Dat wil zeggen: aangepast en verruimd. Ook categorieën voor personen die ontvankelijk zijn voor screening worden uitgebreid, net zoals de toegang door derden tot beelden van bewakingscamera’s. Wederom dus: overheid 1 – burger 0.

In het federaal regeerakkoord wordt benadrukt dat men fundamentele rechten en vrijheden wil bewaken. Maar om die te bewaken, wordt een reeks maatregelen voorgesteld die diezelfde rechten en vrijheden op systematische wijze ondergraven. In het luik over justitie, veiligheid en radicalisering is een duidelijke machtstransfer merkbaar: de greep van de overheid wordt groter en die van de burger wordt kleiner. In die machtstransfer is de democratie zelf het eerste slachtoffer en wordt rechteloosheid de norm.

De Franse filosoof Jacques Derrida vergeleek dit soort post-9/11-mechanismen met een auto-immuunziekte. Bij een auto-immuunziekte keren de afweerstoffen in het lichaam zich tegen het lichaam zelf. Omdat ze het eigen lichaam zien als een vreemd lichaam. Het verdedigingsmechanisme van het lichaam wordt zo de grootste bedreiging van het lichaam.

Politiek vertaald: het beschermingsmechanisme van de democratie is tegelijk haar grootste bedreiging. Deze bedreiging is sinds 9/11 steeds reëler geworden. In naam van democratie en mensenrechten werden kampen als Guantánamo opgericht, burgerlijke vrijheden opgeschort en mensen zonder proces gevangengezet. Ook in België heeft de democratie zich allang tegen de democratie gekeerd. Het wordt meer dan ooit duidelijk als we er het nieuwe regeerakkoord op naslaan.

Het concrete gevolg van de beleidskeuzes van Michel I inzake veiligheid, justitie en politie is de toenemende productie van rechteloosheid. In de confrontatie met de politie wordt de burger in belangrijke mate ontdaan van zijn rechten. De politiecel wordt een ruimte van toenemende rechteloosheid. In de straten waarin straks wordt betoogd en geprotesteerd, kan de politie met gerust hart de wapenstok hanteren.

Maar de rechteloosheid is niet alleen beperkt tot de politiecel of de straat. Ook bepaalde burgers worden door deze regering als rechteloos bestempeld. Het gaat hier in het bijzonder om de zogeheten Syriëstrijders. Uit het akkoord blijkt duidelijk dat men alles in het werk zal stellen om aan Syriëstrijders de nationaliteit te ontnemen. Iets wat overigens nu ook al gebeurt.

Zo worden in toenemende mate personen gecreëerd die statenloos en dus rechtenloos zijn. Syriëstrijders worden spoken tussen rechtsordes in die op geen enkel pardon meer kunnen rekenen. Zo keert de middeleeuwse figuur van de vogelvrije of de banneling terug. Wie verdacht wordt van jihadisme bevindt zich buiten de wet, en mag straffeloos gedood worden door middel van drones of executies.

Ongetwijfeld wordt er in tijden van verhoogde paranoia en maatschappelijke angst hier en daar geapplaudisseerd voor dit soort gespierde maatregelen. Maar wie even langer dan nadenkt dan een Facebookstatus vers blijft, beseft algauw dat dit een razend gevaarlijk precedent vormt. Niets minder dan de rechtstaat zelf wordt door dit soort beleid op de helling gezet. Want, om het met een parafrase van een spreuk uit de Koran te zeggen, wie één burger tot rechteloosheid degradeert, die degradeert de ganse rechtstaat.

Bron » De Wereld Morgen

Liga voor Mensenrechten naar Grondwettelijk Hof omdat politie te veel data over ons bijhoudt

De Liga voor Mensenrechten en haar Franstalige zusterorganisatie stappen naar het Grondwettelijk Hof tegen de nieuwe wet op het politioneel informatiebeheer, die onder meer de opslag van persoonsgegevens in de Algemene Nationale Gegevensbank van de politie regelt.

Hoewel de mensenrechtenorganisaties de nieuwe wet een ’verbetering’ noemen ten opzichte van de huidige regelgeving rond politionele databanken, zien ze ook een aantal ‘slordigheden’ die de politie een bijna onbegrensde bevoegdheid tot datavergaring toekent. Dat meldt de Liga donderdag in een persbericht.

Zo worden gegevens van personen die worden vrijgesproken niet automatisch gewist. Het risico bestaat dus dat men bij de politie geregistreerd blijft voor een misdrijf, zelfs wanneer men door het gerecht voor dat feit werd vrijgesproken. Hiervoor moet een wisprocedure voorzien worden, aldus de organisatie.

Verder is er volgens de Liga geen degelijke regeling over hoe de opslag van gegevens van bestuurlijke politie moet gebeuren. Elke vorm van zogezegde ‘overlast’ kan aanleiding geven tot langdurige gegevensbewaring in de databanken van de federale politie. Vage begrippen hebben tot gevolg dat eenieder (getuigen, omstanders, slachtoffers, betrokkenen, …) het voorwerp kunnen vormen van de bewaring en exploitatie van de bewaarde persoonsgegevens.

Er is ook onvoldoende controle op de opslag en vernietiging van de gegevens. Enkel de toegang tot de gegevens is voorbehouden aan een controleorgaan, maar de onafhankelijkheid van dat orgaan is niet gegarandeerd. Dit is in strijd met artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.

Daarnaast is ook de bewaringstermijn onredelijk lang. Een archiveringstijd van 30 jaar is in strijd met wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als redelijk beschouwt, stelt de Liga.

Tot slot voorziet de wet in een zeer ruime mogelijkheid om minderjarigen te registreren. De registratie in de ANG van een minderjarige tussen 14 en 18 jaar, gebeurt zonder toestemming van een magistraat.

Dit is strijdig met het internationaal recht, dat bepaalt dat een minderjarige niet als een volwassene mag worden behandeld. Een stommiteit die een jongere op 15-jarige leeftijd beging, kan hem aldus blijven achtervolgen wanneer hij op 25-jarige leeftijd gaat solliciteren.

Op basis van deze argumenten vragen de mensenrechtenorganisaties dat het Grondwettelijk Hof deze wet geheel of gedeeltelijk vernietigt.

Bron » De Standaard

Doorbraak in honderden misdrijfdossiers dankzij internationale uitwisseling DNA

Voor het eerst hebben België en Nederland massaal DNA-gegevens uitgewisseld, en dat leidde meteen tot een spectaculair resultaat. In één klap leverde de vergelijking van de sporen 1.745 overeenkomsten op.

In 576 gevallen gaat het zelfs om een DNA-spoor op een plaats van een misdrijf in het ene land, dat nu plots gelinkt kan worden aan een DNA-profiel van iemand die in Nederland of België verplicht werd een staal af te leveren. Zo is in honderden zaken nieuwe hoop op een doorbraak. “Het biedt speurders nieuwe aanwijzingen, aanknopingspunten en mogelijke verdachten om een zaak alsnog op te lossen”, klinkt het.

Bovendien is het ook goed nieuws voor slachtoffers en nabestaanden: zij krijgen misschien te horen dat een dader gevat is of wat er met hun dierbare gebeurd is.

Binnenkort volgen gelijkaardige vergelijkingen van de Belgische DNA-gegevens met Franse en Duitse databanken.

Bron » De Standaard