Advocaat Walter Damen pleit voor databank met DNA van álle Belgen: “Meer cold cases kunnen worden opgelost”

Advocaat Walter Damen pleit voor een algemene DNA-databank. Dat zou betekenen dat iedere Belg DNA moet afstaan aan een centrale databank. Het Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, die de databanken beheren, is juist geen vragende partij: “Je kan het vergelijken met een speld in een hooiberg waar we naar op zoek zijn maar je gaat enkel de hooiberg vergroten.”

Advocaat Walter Damen pleit voor een algemene DNA-databank. Dat zou betekenen dat iedere Belg DNA moet afstaan aan een centrale databank. Damen, die nabestaanden in de zaak rond seriemoordenaar Stephaan Du Lion vertegenwoordigt, ziet er enkel maar de voordelen van in. Volgens Damen zou er geen enkel probleem zijn rond privacy. “Als men iedereen zijn DNA zou verzamelen in een databank zouden verschillende cold cases kunnen worden opgelost”, zegt Damen.

Maar daar stopt het niet. Een algemene DNA-databank zou er ook voor kunnen zorgen dat seriemoordenaars niet jarenlang onder de radar blijven. “Op dit moment moeten mensen die niet veroordeeld zijn geen DNA afstaan en zij zouden vrij hun gang kunnen blijven gaan.”

Drie databanken

Op dit moment zijn er in ons land drie verschillenden databanken actief die beheerd worden door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC).

Zo is er een databank waarin er DNA van vermiste personen en hun verwanten wordt opgeslagen. “Dat is eigenlijk een humanitaire databank waarbij het DNA wordt opgeslagen tot de zaak opgelost is. Verwanten staan vrijwillig DNA af en kunnen dus steeds vragen om hun DNA te verwijderen”, zegt Bieke Vanhooydonck van het NICC.

Een andere databank is deze waarin DNA van verdachten wordt opgeslagen. Volgens Vanhooydonck is het gebruik van deze databank zeer strikt: “Verdachte profielen worden vergeleken met specifieke sporen. Het DNA wordt eenmaal vergeleken. Is er geen match, dan wordt het DNA verwijderd uit de databank.”

De derde en laatste actieve databank is de DNA-databank van veroordeelde personen. Wanneer iemand veroordeeld wordt voor een specifiek misdrijf, zoals moord, verkrachting, maar ook diefstal met braak, dan moet die zijn DNA afstaan. Het DNA wordt 30 jaar opgeslaan vanaf het moment dat de veroordeling wordt uitgesproken. Wordt de persoon later opnieuw veroordeeld, dan start een nieuwe termijn van 30 jaar.

Geen voorstander

Bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) zijn ze geen voorstander van een algemene DNA-databank. “In ons land geldt het principe dat iedereen onschuldig is tot het tegendeel bewezen is. Een algemene databank zorgt ervoor dat dit principe omgekeerd wordt en dat je juist je onschuld gaat moeten bewijzen”, zegt Bieke Vanhooydonck.

“Wanneer iedereen DNA gaat afstaan is de succesratio om een match te vinden juist kleiner. Je gaat heel veel toevallige overeenkomsten krijgen en die moeten allemaal onderzocht worden”, gaat Vanhooydonck verder. “Je kan het vergelijken met een speld in een hooiberg waar we naar op zoek zijn maar je gaat enkel de hooiberg vergroten. Op die manier is het moeilijker om de speld te vinden.”

Bron » VRT Nieuws

In de VS doen ze het al, in België straks ook? Hoe speurders moorden oplossen dankzij familieleden

Lossen speurders straks moorden op dankzij de hulp van stamboomspecialisten en archieven? In de VS konden rechercheurs één van de ergste seriemoordenaars ooit klissen door zijn DNA te koppelen aan zijn stamboom. Wetenschappers spreken over een revolutie in het misdaadonderzoek. Ook in België willen onderzoekers graag méér doen met DNA.

Het was een blonde, blanke atletisch gebouwde man die zijn slachtoffers binnensmonds schunnig­heden toegromde. Veel meer kon de Amerikaanse politie eigenlijk niet vertellen over de onbekende seriemoordenaar die ze al sinds de jaren 70 en 80 op de hielen zaten en die ze de Golden State Killer waren gaan noemen.

Twaalf jaar lang zaaide de killer angst in de staat Californië. Het begon met enkele inbraken in 1974, waarbij hij vrouwen begluurde en hun ondergoed meegriste. Er zouden honderden inbraken volgen, meer dan 50 verkrachtingen, en uiteindelijk 13 moorden. Tot hij er in 1986 plots mee ophield en verdween.

44 jaar lang zou de killer uit de handen van justitie blijven. Nochtans had het gerecht al die tijd zijn DNA in handen, uit zijn speeksel en sperma. Maar omdat de moordenaar nooit bij een andere misdaad tegen de lamp was gelopen en hij dus in geen enkele databank zat, leverde het nooit een match op.

Tot één creatieve speurder er in 2018 in slaagde om dat obstakel te omzeilen. Onderzoeker Paul Holes liet zich inspireren door een techniek die adoptiekinderen gebruiken om hun biologische ouders terug te vinden: ‘genetische genealogie’. Hij maakte gebruik van de commerciële DNA-databank GEDmatch, waar al duizenden Amerikanen vrijwillig hun DNA hadden afgestaan omdat ze hun stamboom wilden opstellen. De Golden State Killer, voor alle duidelijkheid, had dat niet gedaan. Maar toen Holes het DNA van de moordenaar bij de databank binnenbracht, zag hij dat er tien andere mensen in zaten die verre familie van hem waren. Héél verre familie: ze deelden dezelfde over-over-overgrootvader.

Samen met genealoge Barbara Rae-Venter stelde hij een stamboom op met 25.000 mensen. Het leidde hen naar één verdachte: ex-agent Joseph DeAngelo (73), die dit keer wél door zijn DNA ontmaskerd werd.

Al drie cold cases zijn in de Verenigde Staten met deze methode opgelost. De grootste stap voorwaarts bij het oplossen van misdaden sinds de ontdekking van DNA zelf, zo vinden Amerikaanse wetenschappers en journalisten. “Over 20 jaar zullen we op dit moment terugkijken, en zeggen: Dáár is het allemaal begonnen.”

Werkloze ramenwasser

Ook in België werden de afgelopen jaren een aantal cold cases onverwachts opgelost. “Er zijn de afgelopen jaren technisch gezien grote stappen vooruit gezet”, zegt Vanessa Vanvooren, hoofd van het DNA-labo bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). Hier brengen de speurders hun bewijsmateriaal binnen om er een DNA-profiel van te laten maken. “Terwijl we vroeger een grote plas bloed nodig hadden om dat profiel op te maken, hebben we nu genoeg aan één haartje.”

Eve Poppe (38). Eerder deze maand kreeg haar familie te horen dat zij in 1997 door Stephan D.L. vermoord werd. Zijn DNA gaf de doorslag FOTO: IF
Eerder deze maand kregen de zussen en de schoonbroer van Eve Poppe uit Antwerpen eindelijk te horen wie haar in 1997 vermoord had. Een onbekende man was die dag haar appartement binnengedrongen, om haar te verkrachten en vervolgens te vermoorden met een touw en een mes. Eén klein haartje dat de moordenaar had achtergelaten, kwam hem duur te staan.

Stephan D.L., een werkloze ramenwasser, werd enige tijd geleden opgepakt na een banale inbraak. Tot zijn stomme verbazing kon zijn DNA hem na al die tijd nog aan de moord linken.

“De methodes die we nu gebruiken, zijn al vrij succesvol”, zegt Bieke Vanhooydonck, gerechtelijk deskundige bij de DNA-databanken van het NICC. “Als wij het DNA van een onbekende dader binnenkrijgen, levert dat in één op de vijf gevallen een match op – soms ook met een onopgeloste zaak. Bij die matches kunnen we uiteindelijk op 83% een naam kleven.”

Toch dringt het NICC aan op een uitbreiding van de wet. Ze willen DNA een andere rol in het strafrecht geven. Er moet een ommeslag gemaakt worden, vindt Vanhooydonck. “Nu dient DNA enkel als bewijslast. De speurders zoeken een verdachte, en wij moeten met DNA aantonen of hij de dader is, of niet. Terwijl ons DNA-onderzoek zelf speurders naar een dader kan leiden.”

“Wij mogen enkel het profiel van iemand opstellen – zeg maar ­iemands persoonlijke code, en het geslacht”, zegt Vanessa Vanvooren. “Eigenlijk kan DNA ons veel meer vertellen: haar- en oogkleur van de dader, huidskleur, kleur van de wenkbrauwen, of zelfs de manier waarop iemand kaal wordt. Wetenschappers in de VS experimenteren zelfs met een robotfoto uit DNA. Maar voorlopig vallen die resultaten tegen.”

“De wet uit 1999 verhindert dat wij dat allemaal bekijken. In Nederland mag dat bijvoorbeeld wel. De Belgische wet zegt dat wij niet in het ­‘coderende deel’ van een mens ­mogen kijken. Om de privacy van verdachten te beschermen. De laatste jaren staat dat ter discussie: waarom mag een getuige wel een verdachte beschrijven, en een wetenschapper niet?”

“Dit zou de politie kunnen helpen om een dader op te sporen, maar het mag niet dienen als bewijslast. ­Iemand mag niet in de cel belanden, enkel en alleen omdat hij ros haar heeft. De politie moet op het einde van de rit nog andere bewijzen kunnen voorleggen. Maar als je twaalf verdachten hebt, is het handig te ­weten dat de dader ros haar heeft.”

Door stamboomonderzoek te combineren met DNA-profielen, konden Amerikaanse speurders ook de moordenaar identificeren die in 1985 in het Bear Brook-natuurpark in New Hampshire twee tonnen achterliet, met daarin de lichamen van een vrouw en drie kinderen. De DNA-stamboom leidde hen naar Terrence Rasmussen, een moordenaar die al onder een valse naam in de gevangenis bleek te zitten. Hij werd The Chameleon Killer genoemd, omdat hij zo veel met aliassen werkte.

Zo’n onderzoek kan ook steeds sneller. Terwijl genealoge Barbara Rae-Venter in 2018 nog 10.000 uren nodig had om de stamboom van ­Joseph DeAngelo te maken, deed ze dezelfde oefening dit jaar al in 100 uur. Doordat steeds meer mensen hun DNA in zo’n databank nalaten, worden de familiebanden korter.

Een andere genealoog boog zich dit jaar over het lichaam van een onbekende vrouw, die in 1981 dood was aangetroffen in een greppel in Ohio. Terwijl de politie al 37 jaar naar haar naam zocht, vertelde een DNA-stamboomonderzoek al na vier uur dat ze Marcia King heette. Haar moordenaar is nog niet gevonden.

Algoritme zoekt familie

Lossen we straks in België ook moorden op, met behulp van stamboomonderzoekers? Op z’n minst een interessante denkoefening, zo vindt het NICC, maar ze hebben hun voorbehoud. Vanessa Vanvooren: “De onderzoekers in de VS gebruiken een commerciële databank. ­Willen we dat wel? Hoe controleer je als overheid welke gegevens daarin zitten? Hoe ga je fraude tegen? Wat als je buurman straks zijn DNA opstuurt, maar jouw naam opgeeft? Er is geen enkele controle.”

Een zoektocht naar familieleden in de bestaande drie databanken van het NICC zou in principe wel kunnen. In principe, want de wet voorziet het niet. “Het gebeurt dat het DNA van een dader geen match oplevert, maar dat de databank zelf wel enkele mensen suggereert die mogelijk familie van de dader zijn”, zegt Vanhooydonck. Het gaat dan om ­familieleden van de eerste graad: een vader, een zoon of een broer. “Maar wij mogen dat niet rapporteren aan het gerecht. De wet voorziet dat niet.”

“We zijn al langer voorstander van een wetswijziging, waarbij familiale zoekacties toegelaten zouden worden”, zegt Bieke Vanhooydonck. “Een moordenaar zoeken via zijn ­familieleden die al in een databank zitten, daar moeten we over durven na te denken.”

Het NICC wil deze wetswijzigingen voorleggen aan de nieuwe federale regering.

“Er moeten niet méér mensen in onze databanken”, vindt Vanhooydonck. “Van iedereen het DNA bij de geboorte afnemen, is niet nodig. Er moeten grenzen zijn aan het inzamelen van DNA. We kunnen beter inzetten op betere zoekmethodes, of de huidige methodes verbreden. Daarmee alleen al kunnen we een grote stap vooruit zetten.”

56.000 misdadigers in databank

De sporen die speurders aantreffen, komen terecht in de ­labo’s van het Nationaal Instituut voor ­Criminalistiek en Criminologie (NICC) voor DNA-onderzoek. “Uit alle biologische weefsels kunnen wij in principe erfelijk ­materiaal ­halen”, zegt Bieke Vanhooydonck. “In de ­praktijk zijn het ­vooral bloed, speeksel, ­sperma, haartjes en huidcellen die we krijgen. Zelfs uit een ­vingerafdruk kunnen we DNA ­halen.”

In de praktijk gebeuren de meeste DNA-analyses om inbraken en diefstallen op te ­lossen. Er zijn drie databanken: in de databank ­‘Veroordeelden’ zitten bijna 54.000 profielen van personen die definitief door een rechter veroordeeld zijn. De databank ‘Criminalistiek’ bevat ongeveer 2.200 profielen van verdachten, en nog eens bijna 58.000 profielen van sporen die bij een misdaad zijn gevonden. Sinds 2018 is er ook een databank met het DNA van ­vermiste personen, waar nu al 156 profielen inzitten. Als de politie een DNA-staal van een verdachte of van een onbekend slachtoffer binnenbrengt, worden die met ­alle drie de databanken vergeleken.

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Met deze databank is de politie zelfs de sluwste serieverkrachters en seriemoordenaars te slim af

In de jacht op seriemoordenaars en serieverkrachters beschikt de federale politie over een ietwat mysterieuze methode, ViCLAS: een databank die het gedrag van daders analyseert, en zo misdrijven helpt oplossen. “De manier waarop hij zijn sigaret wegschiet, zijn accent, een lookadem: elk detail telt.”

Op 27 september 2016 arresteert de politie van Hasselt F., een 36-jarige serieverkrachter uit Antwerpen. De man is op dat ogenblik al vijf jaar actief in heel Vlaanderen, maar blijft onvindbaar. Het is een drankje dat hij al zijn slachtoffers aanbiedt – een verdovend mengsel van een soort rohypnol en alcohol – dat hem uiteindelijk de das omdoet.

F. zit op verschillende datingsites, meestal met een profielfoto van een wielrenner met een oranje helm, en wint daar het vertrouwen van vrouwen, met wie hij een afspraakje maakt op een afgelegen plek. In de auto biedt hij hun een slok ‘fruitsap met gin’ of ‘zelfgemaakte amaretto’ aan, waarmee hij hen verdooft. Als ze een paar uur later wakker worden, is hun date er met hun spullen vandoor en zijn ze door hem verkracht – sommigen zijn hun slipje kwijt. Enkele vrouwen dienen een klacht in, vele andere zwijgen uit schaamte. Na speurwerk en een ViCLAS-analyse ontdekt men dat de wielrenner met de oranje helm negentien keer heeft toegeslagen, van de kust tot in Limburg.

Gino Baert (inspecteur): “Bij de dienst ZAM (Zeden Analyse Moeurs, red.) beschikken we over ViCLAS, een grote databank met een overzicht van het gedrag en de modus operandi van verkrachters en moordenaars die in heel België toeslaan. In onze databank zitten meer dan 10.000 verkrachtingen, aanrandingen, en moorden met extreem geweld of een seksueel aspect.”

“Die data voeren we manueel in, volgens een systeem dat de Canadese politie heeft ontwikkeld: ViCLAS (Violent Crime Linkage Analysis System). Dat doen we op basis van 156 gedetailleerde vragen over de dader. Zoekt hij zijn slachtoffers buiten, of blijft hij liever binnenskamers? Doet de dader zich voor als een gentleman, of vernedert hij zijn slachtoffer? Wat voor geweld gebruikt hij? Dreigt hij met een mes of een vuurwapen, of neemt hij het slachtoffer in een wurggreep? Valt hij op blond, dik, dun, jong, oud? Gebruikt hij woorden die het slachtoffer zijn opgevallen? Spreekt hij met een accent? Ruikt zijn adem? Zulke bijzonderheden houden we bij. Een serieverkrachter zijn gedrag blijft min of meer hetzelfde. Daar verraadt hij zich door.”

Een soort databank van het gedrag, net zoals de politie ook databanken heeft voor DNA en vingerafdrukken? Ik wist niet dat zoiets bestond.

Baert: “Ook binnen de politie zelf zijn we nog te weinig bekend. Daar proberen we iets aan te doen door opleidingen te geven aan lokale brigades. Waar moeten ze op letten tijdens het verhoor van het slachtoffer? Elk detail telt, want met al die informatie in onze databank kunnen we heel gedetailleerd zoeken. Ik kan bijvoorbeeld een lijst opvragen van alle zedenfeiten waarvan de dader een beetje mankt of het woord slipke gebruikt. We hebben een hoge ophelderingsgraad: 60 procent van de linken die we leggen, wordt later door onderzoek bevestigd. Dat ligt hoger dan het Europese gemiddelde.”

“Speurders in heel België kunnen onze hulp inroepen. We leggen linken tussen verkrachtingen of moorden die soms heel ver van elkaar zijn gepleegd, of met een paar jaar ertussen zijn gepleegd door dezelfde dader. Andere Europese landen gebruiken hetzelfde systeem, waardoor we hun spoor ook kunnen volgen als daders de grens oversteken.”

Gladjanus

F. liep tegen de lamp door een klacht van één vrouw uit Hasselt die door hem was beroofd en verkracht. Baert: “Door de vele aangiftes van verkrachtingen heeft de lokale recherche ons toen gevraagd of de man misschien nog meer feiten had gepleegd. Minstens achttien, bleek achteraf. Hij volgde telkens hetzelfde scenario, en werd steeds gewelddadiger. Eén dag voor zijn arrestatie liet hij een vrouw voor dood achter in de duinen, met haar gezicht in het zand, nadat hij haar zwaar had toegetakeld en verkracht. Mogelijk hadden we dus te maken met een seriemoordenaar in wording.”

Kunnen jullie louter op basis van gedrag een onbekende dader opsporen?

Baert: (knikt) “De ‘kapellekesverkrachter’ is daar een voorbeeld van. Op 17 juli 2017 ging een 19-jarig meisje iets drinken in Brugge. Op de terugweg werd ze met haar fiets klemgereden. De chauffeur scheurde haar T-shirt en ging bovenop haar liggen, terwijl hij haar in een wurggreep hield en dreigde dat hij haar zou vermoorden. Maar het meisje schopte en verweerde zich, en toen haar moeder eraan kwam, sloeg hij op de vlucht. Het meisje ging aangifte doen bij de politie, maar meer dan een beschrijving en de manier waarop de dader te werk ging, hadden de speurders niet.”

“Uit het onderzoek bleek later dat diezelfde dader bij de meest gewelddadige verkrachting een meisje met een vuurwapen bedreigde, aan een kapelletje in Gistel. Verder onderzoek van de lokale recherche wees uit dat dezelfde dader inderdaad in 2017 opnieuw was opgedoken. Hij heeft nog eens vier jaar cel gekregen.”

Hoeveel serieverkrachters zijn er in België?

Baert: “In onze databank zitten 622 series van verkrachtingen met een gekende dader. De meeste daders zijn tussen de 25 en de 40 jaar oud, maar er zitten ook zeventigers bij, en minderjarigen. Jongens van 12 jaar, over wie ik me soms verbaas, hoe sluw ze al zijn om een meisje van 6 in de bosjes te lokken. Een dader stopt soms ook. Omdat hij in de gevangenis zit, omdat hij een vriendin heeft… Om dan jaren later te herbeginnen.”

“Onze focus ligt op serieverkrachters, maar we analyseren ook gewelddadige en seksueel getinte moorden, die ons naar een seriemoordenaar kunnen leiden.”

“Marc Dutroux en Michel Fourniret zitten er uiteraard ook in. In het onderzoek naar Ronald Janssen hebben we ons steentje kunnen bijdragen: toen hij de moorden op Kevin Paulus en Shana Appeltans, en later op Annick Van Uytsel bekende, hadden de onderzoekers het vermoeden dat hij al veel langer bezig was. Ook in de jaren 80 was hij al actief, toen hij nog in Leuven studeerde. Jonge studentes waren zijn doelgroep, hij pleegde zijn eerste feiten binnenskamers. Toen was hij nog niet echt gewelddadig. Hij trok maar één of twee keer een mes, omdat het slachtoffer zich verweerde. Een deel van die feiten heeft hij later bekend.”

“Janssen was een atypische dader, een echte gladjanus. Hij kon over het hele grondgebied toeslaan, want hij had een camperwagen en was een geoefend wandelaar, die met gemak 15 kilometer te voet aflegde. Hij was sluw. Maar de meeste daders hervallen vroeg of laat in hun gewoontes. Een verkrachting is geen handtasdiefstal, het is een emotionele gebeurtenis, ook voor de dader. Hij wil opgewonden raken, jaagt een fantasie na. Hij heeft een bepaalde situatie nodig, en een bepaald soort slachtoffer. De ene wil het risico lopen om betrapt te worden, de andere wordt opgewonden van een slachtoffer dat zich verweert. Als de dader opgewonden is, verliest hij soms de controle, en maakt hij fouten.”

Bron » De Morgen | Annemie Bulté

“Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermist persoon”

De Nederlandse Corrie van der Valk werd 17 jaar na haar verdwijning geïdentificeerd dankzij de nieuwe Belgische DNA-databank Vermiste Personen. In de toekomst zullen wel meer graven van onbekende lichamen terug open gemaakt worden. Al gebeurt dat doordacht: “Elk stukje menselijk weefsel moet terug in het graf belanden.”

“Wat zij in 50 minuten oplossen, daar doen wij zes tot acht jaar over”, antwoordt Guido Van Rillaer op de vraag of we zijn werk mogen vergelijken met televisieseries zoals Cold Case of Vermist. Hij concentreert zich binnen de federale politiecel Vermiste Personen op niet-geïdentificeerde lichamen. “Mijn job is om namen op lichamen te plakken.”

Wat is het belang van de DNA-databank?

Van Rillaer: “Zonder de DNA-databank hadden we Corrie van der Valk nooit geïdentificeerd. Tot nu toe konden we enkel overgaan tot een DNA-controle als we een duidelijke aanwijzingen hadden voor een bepaalde identiteit. Maar als je nauwelijks aanwijzingen had, was dat uitgesloten. Dankzij de databank kunnen we nagaan of DNA uit onopgeloste zaken overeenkomt met ongeïdentificeerde lichamen. Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermiste persoon.”

“Wij zijn op dit moment het DNA van niet-geïdentificeerde lichamen aan het verzamelen om in de databank op te slaan. De zaak rond Corrie van der Valk was zo’n case waarvan we dachten: hoe komt het toch dat we niet weten wie dit is?”

Wordt er van elk niet-geïdentificeerd lichaam een DNA-staal bijgehouden?

“In principe wel. Wanneer het te lang duurt vooraleer een lichaam geïdentificeerd wordt, zal het parket een stukje DNA opsturen naar een laboratorium. Laboranten stellen op basis van een stukje spierweefsel of dijbeen een DNA-profiel op. In die databank zitten dus geen stukjes tissue, maar een DNA-code die uit cijfers en letters bestaat.”

“Bij een onrustwekkende verdwijning werkt het gelijkaardig. Daar zal de politie meteen DNA-materiaal, zoals een haar van een borstel, verzamelen om de zaak te kunnen oplossen. Indien er een maand na de verdwijning nog geen doorbraak is, komen die gegevens nu in de DNA-databank terecht.”

Met andere woorden: die DNA-databank zal vooral in de toekomst kunnen helpen.

“Wij hebben afgesproken met het parket om nu zoveel mogelijk DNA te verzamelen van alle onopgeloste zaken vanaf 2007. Voor oudere zaken, zoals die van Corrie van der Valk, zal het niet vanzelfsprekend zijn om die op te lossen. Er zijn heel veel parketten en die werken allemaal op een andere manier. Bovendien hebben hervormingen en verhuizingen ervoor gezorgd dat er veel dossiers verloren zijn gegaan.”

Gaat u dan binnenkort een hele reeks graven delven?

“Vooraleer we een zaak opnieuw uitspitten, controleren we of het niet-geïdentificeerde lichaam er nog is. Bij een begraafplaats in een klein dorpje zoals Lucin is dat meestal geen probleem. Maar bij een begraafplaats zoals het Schoonselhof in Antwerpen is dat niet vanzelfsprekend. Daar kan het zijn dat een lichaam al onder een tweede of derde laag begraven mensen ligt. Onlangs hebben we een man uit Engeland geïdentificeerd. Er is toen familie uit het Verenigd Koninkrijk en Nieuw-Zeeland naar België afgezakt. Het enige wat we toen konden zeggen was: ‘Hier ergens lag hij begraven.’”

Met hoeveel collega’s zoekt u naar namen van onbekende lichamen?

“Op papier zijn we met vijf, in de realiteit met drie. En dat is te weinig. Wij zijn verantwoordelijk om de DNA-database nauwgezet aan te vullen met nieuwe cases, daarnaast proberen we zaak per zaak van dichtbij te bestuderen en de vraag te stellen: waarom is die persoon nooit geïdentificeerd. Zodra we een doorbraak kunnen forceren, brengt die heel veel coördinatie met zich mee.”

“Bij een opgraving alleen al moet je grafdelvers, een griffier, wetsdokters en andere praktische zaken in orde brengen. Zo moeten we ervoor zorgen dat een stukje menselijk tissue dat wij opgraven, nadat het bij het labo gepasseerd is, terug in het graf belanden. Je mag dat – om het stout te zeggen – niet zomaar in de vuilnisbak gooien.”

Bron » De Morgen

Nog jaren wachten op databank met vonnissen

België zal nog jaren moeten wachten op een grote databank met alle arresten en vonnissen. Dat was nochtans een expliciete belofte van Koen Geens (CD&V) bij zijn aantreden als minister van Justitie.

De nieuwe VAJA-databank, wat staat voor ‘vonnissen, arresten, jugements, arrêts, was al in de steigers gezet. Alle hoven van beroep en arbeidshoven hebben de voorbije jaren hun arresten, meer dan 242.000, ingescand. Maar het kabinet-Geens heeft nu – tot groot ongenoegen van de magistraten – besloten niet langer te investeren in de ‘achterhaalde’ technologie achter de databank.

Op de vraag hoelang het dan nog duurt voor er eindelijk een digitale database met alle vonnissen komt, antwoordde het kabinet in een eerste reactie ‘vier jaar’ en in een tweede ‘twee jaar’. Het zal in elk geval niet meer lukken deze legislatuur. Werk voor Geens’ opvolger dus. En dat terwijl opeenvolgende ministers van Justitie al 17 jaar lang, sinds de opstart van het Phenix-project in 2001, trachten om justitie volledig te digitaliseren.

De eerste voorzitter van het Antwerpse hof van beroep, Bruno Luyten, begrijpt de beslissing helemaal niet. Als Geens had doorgezet met de technologie, had elke rechtbank eind dit jaar de VAJA-databank kunnen gebruiken. ‘Dit was zo’n belangrijk project voor justitie. Een vonnis of een arrest afleveren zou niet langer 15 à 20 minuten duren, maar enkele seconden.’

Luyten verwijt het kabinet-Geens ook ‘manifest onjuiste’ argumenten te gebruiken om niet langer te investeren in de technologie achter VAJA. Hij spreekt over een ‘stuitend gebrek aan kennis over het VAJA-systeem’. ‘Dat werkt al probleemloos in de vijf hoven van beroep en in de vijf arbeidshoven.’ Het is ook onduidelijk hoe het verder moet met de honderdduizenden arresten die wel al zijn gedigitaliseerd op basis van de huidige technologie.

Het kabinet-Geens vraagt begrip. ‘Je zegt ook niet dat Mercedes stopt met auto’s maken als er een nieuw model op de markt komt. Ook VAJA wordt gewoon vernieuwd… We herbekijken dit om in de toekomst niet met een oude technologie te zitten. Dat is zelfreflectie.’

Bron » De Tijd