Mijn DNA was hier (maar ik niet)

In misdaadzaken geldt DNA ­geregeld als (mede)bewijs van ­iemands aanwezigheid op de plaats van de misdaad. Maar zo ­zeker is dat nu ook weer niet, vertelde onderzoekster Cynthia Cale op het jaarcongres van de Amerikaanse Academie voor Forensische Wetenschappen in Baltimore. Haar lezing werd er opgepikt door het blad ScienceNews.

In zeven procent van de gevallen vond ze op het heft van een mes DNA van mensen die dat mes nooit hadden aangeraakt. De persoon in kwestie had wel een stevige handdruk gegeven aan iemand die nadien het mes had opgepakt. En de laatste persoon die bijvoorbeeld een gemeenschappelijke drankkruik heeft opgepakt, was vaak niet degene die er het meeste DNA op achterliet, voegde haar collega Leann Rizor daar nog aan toe.

Dat maakt DNA-onderzoek niet onbetrouwbaar, maar blind vertrouwen is ook nergens goed voor, zeggen beide onderzoekers. In het dagelijks leven zal het zelden gebeuren dat iemands DNA terechtkomt op iets dat hij niet heeft ­aangeraakt – en het is dan ook geen argument voor advocaten om DNA-bewijs automatisch te wraken – maar politiemensen moeten de mogelijkheid wel in het achterhoofd houden.

Cale had eerder al aangetoond dat een handdruk van twee minuten DNA kon overbrengen, maar dat onderzoek was – terecht – door collega’s weggelachen als onrealistisch. Dus deed ze de proef over met een handdruk van tien seconden. Ook daarmee bleek ze DNA te kunnen overbrengen.

Rizor liet vier studenten zichzelf in een plastic beker drank inschenken uit een gemeenschappelijke kruik, terwijl andere studenten langs de tafel passeerden zoals dat in een echt restaurant zou gebeuren. De onderzoekers vonden ook DNA van andere tafelgenoten op de bekers, hoewel iedereen alleen zijn eigen beker had aangeraakt. Bovendien vonden de speurders ook DNA van passanten. Uit de hoeveelheid DNA was niet op te maken wie een voorwerp het langst of het laatst had vastgehad.

Bron » De Standaard

La justice belge sous-exploite les données ADN, selon une étude inter-universitaire

Les traces d’ADN relevées sur les scènes de crimes en Belgique sont sous-exploitées, voire mal utilisées. Ce sont les conclusions d’une étude de l’UGent, la VUB et l’Institut national de criminalistique et de criminologie, relayée lundi par Sudpresse. Les trois organismes appellent à un débat politique.

“La loi s’est toujours focalisée sur la protection à mettre en place autour des banques de données nationales”, observe Bertrand Renard, le criminologue de l’INCC qui a participé à l’étude. “Je ne dis pas que ce n’était pas nécessaire car il y va de la protection de la vie privée. Mais pendant ce temps, (…) le législateur n’a jamais rien prévu pour guider les policiers, les magistrats…”, dit-il dans les pages de Sudpresse.

L’étude dénonce aussi la barrière entre les banques de données ADN, gérées par l’INCC (c’est-à-dire la Justice) et les banques de données policières, sous tutelle de l’Intérieur. “Dans bon nombre de pays, ces banques sont toutes gérées par la police. Chez nous, cette scission totale provoque une barrière hermétique entre données judiciaires et données policières, ce qui ralentit les échanges d’informations.”

En trois ans, 6.260 crimes et délits ont pu être résolus grâce à l’échange international de données ADN, selon des chiffres de l’Institut National de Criminalistique et de Criminologie. Depuis juillet 2014, notre pays échange des informations ADN avec quatre pays limitrophes (Pays-Bas, France, Allemagne et Luxembourg).

Dans 17 971 cas, cet échange a permis d’obtenir un “match” positif. Dans 6 260 cas, la correspondance d’ADN a aussi communiqué un nom, la personne concernée ayant été d’une manière ou d’une autre amenée à effectuer un prélèvement dans un des pays étrangers, dans le cadre d’un jugement ou parce qu’elle était suspectée dans une affaire.

Bron » RTBF

“Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermist persoon”

De Nederlandse Corrie van der Valk werd 17 jaar na haar verdwijning geïdentificeerd dankzij de nieuwe Belgische DNA-databank Vermiste Personen. In de toekomst zullen wel meer graven van onbekende lichamen terug open gemaakt worden. Al gebeurt dat doordacht: “Elk stukje menselijk weefsel moet terug in het graf belanden.”

“Wat zij in 50 minuten oplossen, daar doen wij zes tot acht jaar over”, antwoordt Guido Van Rillaer op de vraag of we zijn werk mogen vergelijken met televisieseries zoals Cold Case of Vermist. Hij concentreert zich binnen de federale politiecel Vermiste Personen op niet-geïdentificeerde lichamen. “Mijn job is om namen op lichamen te plakken.”

Wat is het belang van de DNA-databank?

Van Rillaer: “Zonder de DNA-databank hadden we Corrie van der Valk nooit geïdentificeerd. Tot nu toe konden we enkel overgaan tot een DNA-controle als we een duidelijke aanwijzingen hadden voor een bepaalde identiteit. Maar als je nauwelijks aanwijzingen had, was dat uitgesloten. Dankzij de databank kunnen we nagaan of DNA uit onopgeloste zaken overeenkomt met ongeïdentificeerde lichamen. Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermiste persoon.”

“Wij zijn op dit moment het DNA van niet-geïdentificeerde lichamen aan het verzamelen om in de databank op te slaan. De zaak rond Corrie van der Valk was zo’n case waarvan we dachten: hoe komt het toch dat we niet weten wie dit is?”

Wordt er van elk niet-geïdentificeerd lichaam een DNA-staal bijgehouden?

“In principe wel. Wanneer het te lang duurt vooraleer een lichaam geïdentificeerd wordt, zal het parket een stukje DNA opsturen naar een laboratorium. Laboranten stellen op basis van een stukje spierweefsel of dijbeen een DNA-profiel op. In die databank zitten dus geen stukjes tissue, maar een DNA-code die uit cijfers en letters bestaat.”

“Bij een onrustwekkende verdwijning werkt het gelijkaardig. Daar zal de politie meteen DNA-materiaal, zoals een haar van een borstel, verzamelen om de zaak te kunnen oplossen. Indien er een maand na de verdwijning nog geen doorbraak is, komen die gegevens nu in de DNA-databank terecht.”

Met andere woorden: die DNA-databank zal vooral in de toekomst kunnen helpen.

“Wij hebben afgesproken met het parket om nu zoveel mogelijk DNA te verzamelen van alle onopgeloste zaken vanaf 2007. Voor oudere zaken, zoals die van Corrie van der Valk, zal het niet vanzelfsprekend zijn om die op te lossen. Er zijn heel veel parketten en die werken allemaal op een andere manier. Bovendien hebben hervormingen en verhuizingen ervoor gezorgd dat er veel dossiers verloren zijn gegaan.”

Gaat u dan binnenkort een hele reeks graven delven?

“Vooraleer we een zaak opnieuw uitspitten, controleren we of het niet-geïdentificeerde lichaam er nog is. Bij een begraafplaats in een klein dorpje zoals Lucin is dat meestal geen probleem. Maar bij een begraafplaats zoals het Schoonselhof in Antwerpen is dat niet vanzelfsprekend. Daar kan het zijn dat een lichaam al onder een tweede of derde laag begraven mensen ligt. Onlangs hebben we een man uit Engeland geïdentificeerd. Er is toen familie uit het Verenigd Koninkrijk en Nieuw-Zeeland naar België afgezakt. Het enige wat we toen konden zeggen was: ‘Hier ergens lag hij begraven.’”

Met hoeveel collega’s zoekt u naar namen van onbekende lichamen?

“Op papier zijn we met vijf, in de realiteit met drie. En dat is te weinig. Wij zijn verantwoordelijk om de DNA-database nauwgezet aan te vullen met nieuwe cases, daarnaast proberen we zaak per zaak van dichtbij te bestuderen en de vraag te stellen: waarom is die persoon nooit geïdentificeerd. Zodra we een doorbraak kunnen forceren, brengt die heel veel coördinatie met zich mee.”

“Bij een opgraving alleen al moet je grafdelvers, een griffier, wetsdokters en andere praktische zaken in orde brengen. Zo moeten we ervoor zorgen dat een stukje menselijk tissue dat wij opgraven, nadat het bij het labo gepasseerd is, terug in het graf belanden. Je mag dat – om het stout te zeggen – niet zomaar in de vuilnisbak gooien.”

Bron » De Morgen

Speurders willen in ons land tot 135 lichamen laten opgraven en identificeren

De Cel Vermiste Personen gaat proberen om 135 anoniem begraven lichamen alsnog te identificeren. Het gaat om mannen en vrouwen die sinds 1975 in ons land werden begraven.

Onlangs konden speurders op die manier Corrie van der Valk identificeren. De erfgename van de bekende Nederlandse ­hoteldynastie was sinds 2001 spoorloos verdwenen. Na DNA-onderzoek blijkt nu dat ze al die tijd in een anoniem graf lag in Bois-de-Villers, een dorp nabij Namen. Eerder konden speurders ook al de moord op de Vietnamese Nguyen Thi Xuan oplossen.

De twee successen op korte tijd zijn te danken aan de DNA-bank voor vermiste personen, waar de Cel sinds juli dit jaar over beschikt. “Nabestaanden hebben het recht om te weten wat er met hun familielid is gebeurd, zelfs als het heel lang geleden is”, klinkt het in de krant. Het merendeel van de 135 onbekende lichamen zijn mannen. De lijken worden steeds begraven op het kerkhof van de gemeente waar ze gevonden zijn.

Bron » De Morgen

De Bende van Nijvel: de vragen blijven dezelfde, maar komen er nu eindelijk nieuwe antwoorden?

Gisteren zond de commerciële televisie VTM het opsporingsprogramma Faroek uit dat integraal over het onderzoek in het dossier van de Bende van Nijvel ging. Zoals van een opsporingsprogramma verwacht mag worden, werden er meer vragen gesteld dan antwoorden gegeven. Toch leerde het programma ook iets over de stand van zaken in het onderzoek.

Het federaal parket en de onderzoeksrechter in het Bendedossier kozen ervoor om het grote publiek te betrekken in het onderzoek. Dat gebeurde eerder ook al een paar keer.

Gisteren werd er o.a. een vraag gesteld aan de (Vlaamse) kijker of hij/zij zich iets herinnert van verdachte bewegingen in Ronquières op 10 november 1986. Het blijft afwachten of op dat soort vragen respons komt en zo ja, wat is de waarde van een getuigenis 32 jaar na datum. Weet u nog waar u was op 10 november 1986?

Omerta

Speurders hopen ook dat de nieuwe wet op de spijtoptantenregeling mensen over de streep zal trekken om eindelijk te praten. In ruil voor strafvermindering kunnen criminelen recent ook in ons land bekentenissen afleggen. Het is een omstreden systeem maar het heeft in elk geval in Italië zijn vruchten afgeworpen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad.

Want het blijft inderdaad een zeer merkwaardig gegeven dat in al die jaren er nooit iets gelekt is uit het criminele milieu over de Bende. De omerta wordt in Bende kringen blijkbaar rigoureus gerespecteerd wat toch wijst op een stevige, gesloten criminele organisatie. Wat niet belet dat er uit perifere kringen iets kan loskomen.

Zo was er de opsporingsvraag of iemand iets meer wist over het herschilderen van een rode VW Golf, wagen die bij drie overvallen gebruikt werd. Zo’n vraag gaat ervan uit dat er misschien handlangers van de Bende waren die bepaalde handelingen gedaan hebben zonder goed en wel te beseffen in welk crimineel spel ze eigenlijk meespeelden. Het herschilderen kan gebeurd zijn door de Bende zelf maar ook door een gewone garagist.

Feiten, geen (wilde) verhalen

Het is een goede zaak dat in een dossier dat de hele Belgische samenleving al decennia beroert niet alleen advocaten de media opzoeken om verklaringen te doen maar ook het federaal parket en de onderzoeksrechter van zich laten horen. De berichtgeving wordt daardoor op zijn minst evenwichtiger en in het beste geval levert het ook nog concreet resultaat op. De komende dagen en weken zullen daarover uitsluitsel geven. Pas dan kan het programma op zijn ware waarde beoordeeld worden.

Er wordt niet alleen naar nieuwe informatie gezocht, er worden ook oude onderzoekspistes afgesloten. Zo kregen we gisteren te horen dat de reus, Christian Bonkoffsky, niet de reus is. Alle berichtgeving hierover, en dat was nogal wat, is post factum beschouwd dus enigszins naast de kwestie gebleken.

In het programma gisteren viel overigens de feitelijke toon op. Nu het onderzoek bij het federaal parket zit, willen de enquêteurs blijkbaar weg van de (wilde) verhalen om zich te focussen op concrete data, figuren en materiële verbanden. We mogen hopen dat deze nuchtere toon aangehouden blijft.

Wachten op resultaat DNA onderzoek

Hoge verwachtingen zijn er ten aanzien van het lopende DNA-onderzoek in Lyon (Frankrijk). Met geavanceerde technieken kan de kleur van ogen bepaald worden, haarkleur, gelaatstint en nog veel meer. Terzijde, onderzoekers in andere dossiers vragen zich af waarom dit geavanceerde DNA-onderzoek nu plots kan in het Bendedossier terwijl zij altijd te horen krijgen dat het (in België) eigenlijk onwettig is en om die reden niet toegepast wordt.

In het programma werd over het nieuwe DNA onderzoek niet uitgeweid omdat de resultaten er nog niet zijn.

Wapenvondst: doorbraak of manipulatie?

Maar de belangrijkste informatie in het opsporingsprogramma zat wellicht in de vragen over de wapenvondst in 1986 in het kanaal Brussel Charleroi. Ook hierover is al heel veel te doen geweest en de vragen die hierover eerder al rezen, zijn er met de informatie van gisteren niet bepaald kleiner op geworden. Het lijkt een cruciaal gegeven te zijn dat potentieel een doorbraak in zich draagt.

Waarover gaat het? Tot nu toe werd aangenomen dat een dag na de overval in Aalst ( 9 november 1985) er zakken in het kanaal gegooid werden. Die aanname gebeurt op basis van twee ooggetuigen, een friturist en een buurtbewoner. In het PV is sprake van ‘verdachte bewegingen’ en dat zou onder meer te maken hebben met het verwisselen van nummerplaten en het zien drijven van een zak.

Er werd toen op basis van die informatie ook gezocht. Al zou dat volgens de speurders van de cel Delta niet echt een doorgedreven onderzoek kunnen genoemd worden. In november 1985 zal een duiker (volgens de Deltaspeurders eigenlijk een garagist die duikervaring heeft bij het takelen van voertuigen uit het water) gedurende anderhalf à twee uren zoeken, zo stellen zij. Hij vindt afgezien van een geweerkolf en scheurstroken van munitie (die weliswaar door de Bende gebruikt werd maar ook door jagers gebruikt wordt) niet veel.

Assistent duiker

In het programma gisteren werd er door de assistent van de duiker (de man zelf is overleden) gezegd dat die zoektocht wel erg degelijk werd uitgevoerd gedurende anderhalve dag. Als hij niet meer vond dan dat, is het omdat er niet meer te vinden was. Zo niet zou de duiker het ongetwijfeld bovengehaald hebben, zo zei hij. Het is een erg belangrijk gegeven in het verdere onderzoek.

Want een jaar later, in november 1986, doen speurders van de cel Dendermonde (o.l.v. onderzoeksrechter Troch) dat werk nog eens over maar dan wel, naar eigen zeggen, veel grondiger en langduriger. Op 6, 7 en 12 november zullen tien duikers van de Genietroepen uit Burcht het kanaal ter hoogte van de zwaaikom in Ronquières uitkammen. Hun vondst, de eerste dag al om 15 u., is inderdaad indrukwekkend: een mini-brandkast afkomstig van de overval op de Delhaize in Aalst, een kogelvrije vest gestolen in Temse, wapens die gediend hadden bij overvallen uit 1983 en 1985.

Volgens de onderzoekers van de Cel Delta moesten die wapens daar al een jaar gelegen hebben. Ter ondersteuning van hun stelling voeren zij aan dat geen enkele expert die nadien de voorwerpen onderzocht, melding maakte van een kort verblijf in het water. Integendeel, zo zeggen zij, het feit dat de zakken verzonken zaten in het slib, de algengroei en de corrosie bevestigen de lange duur.

Waarmee ze expliciet ook zeiden dat de onderzoekers van de cel Jumet er destijds met hun klak naar gegooid hadden. Want waarom vond de Cel Jumet niet wat de cel Delta wel vond? Het lijkt een even logische als legitieme vraag.

Ogenschijnlijk was de vondst in het kanaal destijds van doorslaggevende betekenis voor het Bende onderzoek. Er werden wapens gevonden die rechtstreeks konden worden gelinkt aan feiten van 1983 én 1985, waarmee kon aangetoond worden dat de zelfde Bende in beide periodes actief was. En, niet in het minst, op een kogelvrije vest vond men een bloedvlek. Op basis daarvan kon men een DNA-profiel bepalen. Speurders van de Cel Delta konden die pluim op hun hoed steken. Het blijft wel vreemd waarom ze halsstarrig blijven volhouden dat die gevonden spullen al een jaar in het water lagen. Alsof de vondst op zich niet waardevol genoeg is.

Maar de assistent van de duiker getuigde gisteren dat op 6 november 1986 er ’s morgens ook al op dezelfde plek gezocht werd. De vraag daartoe hadden ze gekregen van drie mannen, een Nederlandstalige, twee Franstaligen, die zich verplaatsen in een Renault 4. De duiker haalt een jutezak boven waarop de drie mannen zeiden ‘OK. We hebben wat we zochten.’

De drie mannen verdwijnen met de jutezak en meer dan dat weten we niet. Wie zijn die drie mannen? Wat komen die ’s morgens zoeken op dezelfde plek waar in de namiddag ook zal gezocht worden? Wat zat er in die jutezak? En waar is die gebleven?

Het was een even vreemde als bevreemdende getuigenis over die jutezak.

Want als het de bedoeling was dat die zakken met wapens zouden gevonden worden, waarom zou er dan snel snel nog een andere zak moeten verdwijnen?

Een boemerang

Maar terug naar de eigenlijke wapenvondst. Wat in wezen een succesverhaal is, keert merkwaardig genoeg als een boemerang terug en dreigt erg hard aan te komen in kringen van de Dendermondse speurders.

Die boemerangbeweging werd al ingezet door de parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende in 1997. Zij vroegen zich af op basis waarvan de cel Dendermonde eigenlijk besloten had om opnieuw te gaan zoeken op een plaats waar al gezocht was? Welke nieuwe informatie hadden zij dan wel en waar zit die informatie in het dossier vervat in een PV? Professoren Fijnaut en Verstraeten hadden in hun monnikenwerk bij het doorploegen van het volumineuze dossier immers geen enkel rechterlijk bevel tot dreggen teruggevonden.

Bovendien, zo stelden zij vast, hadden de speurders van de Cel Delta in dit verband een aantal initiatieven genomen waarvan de magistraten noch vooraf noch achteraf werden ingelicht.

De eerste kiemen van de manipulatietheorie rond de wapenvondst werden dus hier gelegd. Het leidde toen al tot een afzonderlijk onderzoek waarbij een confrontatie werd georganiseerd tussen speurder Philippe Vermeersch (cel Delta) en speurder Achten (rijkswacht). Die laatste zou pas veel later toegeven dat hij de fameuze informatie gaf op basis waarvan opnieuw gezocht werd in het kanaal. Voor de speurders van de cel Delta is daarmee het bewijs geleverd dat er van manipulatie geen sprake is en dat de informatie via normale politionele uitwisseling tot bij hen is geraakt.

Er is iets vreemds aan de hand

Maar echt overtuigen doet dat bewijs niet. In mei 2013, op een zoveelste vergadering met de nabestaanden van de slachtoffers, zei onderzoeksrechter Martine Michel, geflankeerd door de procureur van Charleroi, Pierre Magnien, het zo:

‘De commissie die in 1997 in het parlement de misdaden van de Bende onderzocht, heeft de conclusie getrokken dat er iets vreemds aan de hand was met de wapenvondst van november 1986 in het kanaal van Ronquières. Wij hebben met de hulp van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) ontdekt dat ze gelijk hadden.’

Uit dat NICC onderzoek moet blijken dat het materiaal onmogelijk al een jaar in het water gelegen kan hebben. Dat bewijst men aan de hand van de corrosie op een metalen brandkoffertje en vooral op de impact van het water op papieren cheques.

In het programma gisteren bevestigde de woordvoerder van het federaal parket die stelling nog eens. Bovendien zou uit verfijnd wetenschappelijk onderzoek blijken dat die spullen maximaal 6 à 7 dagen in het water hebben kunnen liggen, wellicht slechts 24 à 48 uur.

Het woord ‘manipulatie’ viel opnieuw. Wie heeft die spullen in het water gegooid? Wie had die spullen in zijn bezit? Wist de persoon die de spullen in het water gooide dat er kort daarop op die plek zou gezocht worden? Waarom houden de speurders o.l.v. onderzoeksrechter Troch vol dat die spullen er al een jaar moesten gelegen hebben? Kortom, wie en waarom geeft iemand op een dienblad bewijzen van de Bende?

Manipulatie, manipulatie en nog eens manipulatie

Want als er gemanipuleerd is, wat is dan de bedoeling van deze manipulatie? Wordt er vanuit de onderzoekers zelf gemanipuleerd of worden zij op hun beurt gemanipuleerd door externen die hen bewust voeden met informatie?

De publiek geuite beschuldigingen van manipulatie leidden in 2013 tot een onderzoek naar de onderzoekers. Alle speurders van de Cel Delta die bij de wapenvondst betrokken waren, werden niet bepaald vriendelijk ondervraagd door de collega’s in Charleroi. Het zette enorm veel kwaad bloed bij de speurders uit Dendermonde. Ze voelden zich zwaar geschoffeerd en pikten het niet dat ze als verdachten behandeld werden.

Maar los van de (klein-)menselijke kantjes van het verhaal, die deels ook terug te voeren zijn tot een heuse guerre des flics, zal het nu vooral kwestie zijn van uit te zoeken wie er aan de touwtjes van de manipulatie trekt.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans