Korpschef Aalst: “Agenten die met de vermeende Reus samenwerkten, zijn er niet goed van en voelen zich ook slachtoffer”

Christiaan B., de vermeende ‘Reus’ van de Bende van Nijvel, werkte voor zijn pensioen nog jarenlang bij de lokale politie van Aalst. Agenten die samenwerkten met de man zijn zeer aangedaan over de recente onthullingen rond B. “Zij voelen zich ook slachtoffer in deze zaak.”

Samen met zo’n 50 andere oud-rijkswachters ging Chris B. in 2001 aan de slag bij de politie van Aalst, na de politiehervorming. De man, die op zijn sterfbed bekende lid te zijn geweest van de Bende van Nijvel, werkte er tot 2010. Er zijn dus nog heel wat huidige agenten bij de politiezone Aalst met de vermeende ‘Reus’ hebben samengewerkt. Dat nieuws heeft er flink ingehakt bij die personen, zegt korpschef Jürgen Dhaene in De Ochtend op Radio 1.

Als politieman benadrukt Dhaene wel dat de betrokkenheid van B. bij de bende nog altijd een vermoeden is, “tot het bewijs van tegendeel”.

Door merg en been

Hoe dan ook: “Oftewel heb je er jarenlang mee samengewerkt wetende dat het mogelijk een persoon is die op u geschoten zou kunnen hebben, want we mogen niet vergeten dat er bij de laatste overval van de Bende in Aalst op de politie geschoten is”, aldus Dhaene. “Maar er is ook een aantal collega’s bij ons die op de Bende van Nijvel geschoten hebben. In het ene of het andere geval gaat dat door merg en been en is dat natuurlijk een schok voor die mensen.”

Niet kunnen slapen

Sinds zaterdag, toen het nieuws over B. bekend werd, wordt er veel over de zaak gesproken onder collega’s, zegt de korpschef nog. Zijn korps werkt ook mee met de onderzoekers en geeft hen informatie. “Een feit is dat het iets doet met ons. Er zijn verschillende mensen bij ons die er niet goed van zijn niet, die niet kunnen slapen en die het moeilijk hebben om ermee om te gaan.”

“Er zijn uiteraard slachtoffers -en het volle respect voor de slachtoffers van de Bende van Nijvel-, maar de collega’s die jarenlang met die persoon hebben samengewerkt voelen zich ook slachtoffer in die zaak”, klinkt het verder.

Herdenking

In Aalst vindt er ieder jaar op 9 november een herdenking plaats voor de slachtoffers van de aanval op de lokale Delhaize in 1985 door de Bende van Nijvel. “De herdenking zal zwaar worden. Er zullen veel mensen zijn die met veel vragen zitten. Het zal anders zijn dan de voorbije jaren.”

Bron » Het Nieuwsblad

Oprichter Groep Diane: ‘Ik dacht meteen: het zullen er toch geen van ons zijn’

Uren na de bloedigste raid van de Bende van Nijvel, op de Delhaize in Aalst in november 1985, herkent Arsène Pint, oprichter van de Groep Diane, de handtekening van zijn elitetroepen. ‘Ik heb toen gezegd: “Verdomme, het zullen er toch geen van ons zijn?”‘

De aanslag op de Delhaize in Aalst werd met militaire precisie uitgevoerd. Toenmalig rijkswachtkolonel Arsène Pint, nu 84, kwam ter plekke en linkte de gebruikte tactiek en gevechtsmethodes meteen aan die van de commando’s van zijn geesteskind, de Groep Diane. Dat herhaalt hij vandaag in Het Laatste Nieuws. ‘Opereren in drie groepen, met indringers, sluipschutters en daartussen een team dat met riotguns vernieling zaait…’

‘Diezelfde avond heb ik de toenmalige luitenant-generaal van de rijkswacht, de grote baas, opgebeld’, zegt Pint, die in de jaren 90 ook al hetzelfde zei in de onderzoekscommissie. ‘Ik zei hem dat ik een onbehaaglijk gevoel had bij wat ik gezien had.’ Hij eiste destijds een onderzoek, maar dat werd twee dagen later afgerond. Pints vermoedens bleken niet te kloppen. Later hebben de speurders die piste ook nog uitvoerig onderzocht, maar zonder resultaat.

‘Bende moordenaars gekweekt’

Chris B., die overleden ex-rijkswachter die beschouwd wordt als ‘de reus’ van de Bende van Nijvel, maakte eind jaren 70 inderdaad deel uit van de speciale interventie-eenheid van de rijkswacht. Maar B. werd begin jaren 80 uit de eenheid gezet na een schietincident. Ten tijde van de overval op de Delhaize in Aalst zat hij dus niet meer bij Groep Diane.

‘Ik heb Chris B. nooit gekend’, zegt Pint. ‘Hij moet pas na mijn vertrek aangeworven zijn.’ Het raakt de voormalige rijkswachtkolonel diep dat een ex-lid van ‘zijn’ elite-eenheid betrokken zou kunnen zijn bij de Bende van Nijvel. ‘Nu lijkt het alsof ik een bende moordenaars heb gekweekt.’

De Groep Diane is intussen verveld tot DSU, onderdeel van de federale politie. ‘Ik was en ben nog steeds fier op wat die eenheden bereikt hebben.’

Bron » De Standaard

Oprichter groep Diane: “Het lijkt alsof ik moordenaars heb gekweekt”

Oud-rijkswachtkolonel Arsène Pint had al een vermoeden, toen hij na de overval op de Delhaize in Aalst zag hoe de Bende van Nijvel te werk was gegaan. Die methode en precisie: als oprichter van de Groep Diane had hij een eliteteam klaargestoomd dat precies die zaken beheerste. Vandaag krijgt hij gelijk.

“Ik had liever geen gelijk gekregen”, vertelt Arsène Pint in een exclusief interview met Het Laatste Nieuws. De rijkswachtkolonel op rust Arsène Pint (84) wil er nog één keer over praten. Buiten, in de gure wind, komen de herinneringen aan die bloedige zaterdagavond 9 november 1985 terug.

Uit de getuigenverhoren leerde hij ter plaatse wie waar stond toen er geschoten werd. Hoe de bende had geopereerd. Als een militair commando. Pint zag de achtergebleven kogelhulzen liggen en zag afdrukken van commandoboots. “Verdomme, het zullen er toch geen van ons zijn”, zei hij. Hij had het over de Groep Diane, het eliteteam dat hij dik tien jaar eerder had opgericht.

“Ik was al jaren weg bij de Groep Diane, maar herkende dingen die ik hen bij de oprichting begin jaren 70 had geleerd”, zegt Pint. “Opereren in drie groepen, met indringers en sluipschutters. Teamleden die met riotguns van op korte afstand vernieling zaaien. Snel en bijzonder accuraat. Ik had er een onbehaaglijk gevoel bij.”

Diezelfde zaterdagavond belde de rijkswachtkolonel naar zijn grote baas, de inmiddels overleden luitenant-generaal Robert Bernaert. “Bernaert beloofde een onderzoek, datzelfde weekend. Op zondag heeft iemand al het personeel doorgelicht en alibi’s gecontroleerd. Op maandag, nauwelijks 48 uur later, zei Bernaert me dat het onderzoek negatief was.”

Rijkswachtkolonel Pint was niet de enige, maar misschien een van de belangrijkste personen die de betrokkenheid van minstens een (ex-)lid van de Groep Diane vermoedde. “Ik heb dat vele jaren later, in 1997, herhaald voor de parlementaire onderzoekscommissie rond de Bende van Nijvel.”

Bouhouche

Christiaan Bonkoffsky, de man die nu omschreven wordt als de Reus, heeft hij nooit gekend. “Die moet bij de Groep Diane zijn gekomen toen ik al weg was. Het verbaast me dat die ‘knul’ in contact stond met Bouhouche en Beijer. Ze waren verantwoordelijk voor de moord op een FN-handelsvertegenwoordiger, ze zaten ten tijde van de Bende achter een wapendiefstal bij de Groep Diane.”

“Ik ben ervan overtuigd dat ze betrokken waren bij de aanslag op een rijkswachtkolonel in Brussel. Ik heb toen nog gevraagd of ik de resten van hun bom mocht onderzoeken, omdat de ontmijners bij onze groep absolute top waren op dat vlak. Dat is me geweigerd.”

“Maar Bouhouche en Beijer waren extreem gevaarlijk, terwijl die Reus een mislukt ex-lid van de Groep Diane was. Begin jaren 80 buitengesmeten uit het elitekorps omdat hij per ongeluk een schot loste.”

Verdwijnen

De familie van Christiaan Bonkoffsky zegt dat hij moést verdwijnen uit het eliteteam, opdat de Bende van Nijvel de man kon rekruteren.

“Daar gelooft u toch niks van?”, vraagt Arsène Pint. “Een politieman die ‘per ongeluk’ zijn wapen afvuurt en zegt dat hij niet wist dat het geladen was, klopt niet. Als je dan zo blundert, dan moet je buiten. Hij is mogelijk achteraf gerekruteerd door de Bende van Nijvel.”

Ondanks alles steunt Arsène het eliteteam nog altijd. “Mijn hart bloedt als ik de verhalen nu lees”, zegt hij. “Ik heb die groep op vraag van de overheid opgericht omdat het land er nood aan had. Een team dat altijd en overal kon ingrijpen. Hoe vaak hebben ze mensenlevens gered? Ook al was ik er niet meer toen déze man ingelijfd werd, het lijkt er wel op alsof ik een bende moordenaars gekweekt heb. En dat doet me pijn.”

Er moeten nog bendeleden ontmaskerd worden en de kans bestaat dat Christiaan Bonkoffsky niet de enige rijkswachter was. “Het zal langzaam maar zeker allemaal uitkomen”, zegt Pint. “Ik zou het vreselijk vinden als er mensen bij betrokken zijn die ik zou kennen. Maar het wordt hoog tijd dat ze hen ontmaskeren. Allemaal.”

Bron » De Morgen

De rijkswacht als ‘duistere macht’?

De parlementaire bendeonderzoeken konden het niet ontkennen: uit de onderzoeken bleek dat er ‘een duistere macht’ achter de feiten zat. Maar noch de parlementaire noch het gerechtelijk onderzoek konden tijdens de dertig voorbije jaren ontdekken wie die duistere macht uitoefende.

In andere soortgelijke moorddossiers is dat intussen wél gebeurd: de moorden op Julien Lahaut en op Patrice Lumumba werden ‘gecommanditeerd’ door hetzelfde ‘establishment’ en uitgevoerd door gelijkaardige parallelle netwerken.

Bovendien kwam de waarheid in deze dossiers niet door één of ander officieel onderzoek naar boven: zonder wetenschappelijk onderzoek en onderzoeksjournalistiek was het ook daarin bij ‘een duistere macht’ gebleven. Dat onze justitie de laagste score haalt in een bevraging naar de geloofwaardigheid van onze instellingen hoeft dus niemand te verwonderen. Er moet ook een andere les uit getrokken worden: laat ons niet naïef zijn.

Mededelingen

In zijn interpellatie in het parlement verklaarde de justitieminister dat hij enkel kan ter kennis brengen wat de procureurs-generaal hem voorschrijven. Daardoor weten wij nu dat de identificatie van de reus en de mogelijke piste van de ontwrichting van de staat ‘een interessante piste is’.

De parlementairen luisterden er naar alsof het een begrafenistoespraak was. Zijn er dan geen vragen waarop kan worden geantwoord zonder het onderzoek te schaden of de rechten van de betrokkenen in het gedrang te brengen? De piste van Chris(tiaan) B. uit Dendermonde, alias Bonno, is reeds heel wat langer gekend dan vandaag. Tien jaar na de feiten kwam Bozidar Junior ermee naar buiten. Hij werd opnieuw ondervraagd en haalde de foto van de man uit een line-up. De man op de foto was een rijkswachter. Maar Bozidar Junior werd afgewimpeld.

“De speurders die zich ontfermden over de Bende van Nijvel hebben er onderzoek naar gedaan en zeiden mij dat hij niets met die feiten te maken had”, zegt hij. Sindsdien heeft hij niets meer gehoord (VRT-nieuws, 23 okt 2017).

Volgens Het Nieuwsblad dook de naam van de intussen overleden ex-rijkswachter al in 1999 op in het onderzoek, nadat de speurders een jaar eerder een tweede reeks affiches hadden verspreid met robotfoto’s van de Bendeleden.

Enkele van de 1.300 tips die toen binnenkwamen, zouden gewezen hebben op de sterke gelijkenis tussen robotfoto nummer 19 en C.B. Bovendien matchte zijn profiel, onder meer als voormalig lid van de elite-eenheid van de Groep Diane.

Twee vragen

Het is de opdracht van het parket en de onderzoeksrechter om de bewijzen te verzamelen en de daders te vatten. Daarover gaat de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek. Er is evenwel nog een andere opdracht: er voor te zorgen dat er geen ‘disfuncties’ ontstaan of voortbestaan in de werking van de openbare diensten.

Dat is ook de verantwoordelijkheid van de justitieminister. Het is nu niet alleen de vraag wie de moorden heeft begaan of wat er de bewijzen van zijn. Het is ook de opdracht van de parlementairen om de justitieminister te interpelleren over zijn bevoegdheid: wat hebben de speurders gedaan met de informatie die zij reeds langer hadden over ‘de reus’? Welke gevolg is daaraan gegeven, welke onderzoeksopdrachten werden uitgevoerd?

Onderzoeksrechter

De verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk onderzoek ligt bij de onderzoeksrechter. In de andere moorddossiers, de zaak Lahaut en het Lumumba-dossier is gebleken dat de onderzoeksrechter niet alle informatie kreeg waarover de enquêteurs beschikten, wat grotendeels verklaart waarom er in de onderzoeken geen vooruitgang werd gemaakt.

Het maakte zelfs de kern van de problematiek uit in het Dutrouxonderzoek: het comité P paste zijn verslag aan om de bekentenissen van de rijkswachters over het achterhouden van de operaties Othello en Décimes voor onderzoeksrechter Doutrèwe verborgen te houden.

Er zijn overigens ook nog heel wat andere dossiers waarin ‘disfuncties’ van de rijkswacht voor de onderzoeksrechter werden verborgen of onderzoek daarover werd onmogelijk gemaakt: de operaties Antwerp Tower en Rebel en het geheim politiesamenwerkingsakkoord tussen de rijkswacht en de Turkse overheden.

Vraag is dus wat aan onderzoeksrechter Martine Michel over de piste van de reus werd ter kennis gebracht. Reden te meer dat deze onderzoeksrechter van bij het begin aandacht had voor de piste van de ontwrichting en zij het lastig heeft gehad om niet van het dossier te worden gezet.

Radicale Maatregelen

Het is alsof wij nu plots wakker worden: wat was de rol van de rijkswacht in een mogelijke ontwrichting van de staat? Zijn wij dan al die tijd doof en blind gebleven voor wat dit korps zelfs openlijk heeft verklaard? Dat werd zeer duidelijk in de toespraak die de Luitenant-generaal-korpsoverste Willy De Ridder hield op een colloquium dat op 7 en 8 oktober 1994 op het hof van cassatie werd gehouden met als titel ‘Een eigentijds Openbaar Ministerie.’

De generaal zei toen: ”De procureur des konings is niet bij machte om de leiding van de opsporing als dusdanig op zich te nemen. Hij is daar niet geschikt voor. Hij kan, benevens op de wettelijkheid, alleen maar toezicht uitoefenen op de volledigheid en de degelijkheid van de opsporingen.”

”Welke richting men hier ook uitgaat, het principe volgens hetwelk de onderzoeksrechter het onderzoek leidt en controleert, heeft in de praktijk niet alleen onvoldoende uitwerking, maar vernauwt ook het onderzoekspotentieel van een politiedienst in die mate dat de onderzoeksrechter slechts met bepaalde onderzoekers wenst te werken.”

“Als zou blijken dat er na de geschetste ingrepen die alle te realiseren zijn binnen de vigerende wetgeving, er toch geen beterschap komt inzake de opsporing en vervolging, dan zal naar meer radicale ingrepen moeten worden uitgezien.”

Hadden zijne koninklijke hoogheid de kroonprins en de andere hoogwaardigheidsbekleders die op het colloquium aanwezig waren dan niet begrepen wat de generaal voorhield?

Dat indien de procureur zijn bevoegdheden in de opsporing en de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek zouden behouden er moest worden uitgezien naar andere ‘radicale maatregelen’? Zoveel als de overname door de rijkswacht van de grondwettelijke opdrachten en bevoegdheden van de rechterlijke macht in het vooronderzoek.

En zijn die intussen niet reeds in uitvoering? Is de rijkswacht intussen niet de federale politie geworden die alle andere diensten, de lokale uitgezonderd, heeft opgeslorpt? Heeft de rijkswacht intussen door de wet op het politieambt niet de mogelijkheid gekregen om zijn eigen verzelfstandigde en geheime opsporing uit te bouwen en toe te passen? Was de rijkswachtoperatie al of niet met bijzondere methoden niet onder eigen bevel en buiten het gezag van de onderzoeksmagistratuur gegroeid?

Niet zo duister

Als je naast elkaar zet wat wij aan informatie hebben over ‘de duistere macht’ is deze heel wat minder duister dan wordt voorgehouden. Dat de waarheid kan komen van een wetenschappelijke benadering is duidelijk aangetoond door het voortreffelijke werk door het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (CEGESOMA) naar de moord op de communistenleider Julien Lahaut.

Wie de waarheid wil kennen over wat toen mogelijk was en is kunnen gebeuren moet absoluut de boeken over de moord lezen. In het laatste deel van Emmanuel Gerard, Widukind De Ridder en Françoise Muller wordt het verpletterende geheim van ‘la Belgique à papa’, zoals Knack- redacteur Walter Pauli het noemde, toegelicht.

Deze revelatie over de moord is veel meer dan een spannende politieroman. Het is de weergave van wetenschappelijk onderzoek naar een politieke moord die gepleegd werd door een uit het verzet tegen het nazi-regime voortkomende organisatie, minstens met medeweten van de hoogste gezagsdragers, en gefinancierd door de haute finance, waarbij het gerechtelijk onderzoek, door de werking van de organisatie, vakkundig kon worden belemmerd.

Dat ook de goede onderzoeksjournalistiek de waarheid dient werd o.m. bewezen door het volgehouden onderzoek van wijlen Walter De Bock over de moord op André Cools. Het heeft heel lang geduurd vooraleer zijn piste over de betrokkenheid van politiekers door het gerechtelijk onderzoek werd aanvaard.

En ook in de bendedossiers leverde Walter De Bock belangrijke bijdragen die allen de piste van de ontwrichting van de staat dienden. Reden waarom zijn verhoor, zoals dat van de wetenschappers in de Gladio-commissie die het naoorlogse verzetsnetwerk Stay Behind onderzocht, hoewel die reeds op de agenda stonden, nooit is doorgegaan.

Dat is ook in het bendeonderzoek gebeurd. Manipulatie die door onderzoeksrechter Martine Michel werd ontdekt over de in Ronquières gevonden overtuigingstukken is niet de enige poging tot destabilisering. Deze was reeds van bij het begin van het onderzoek aanwezig. Het eerste parlementair onderzoek stelde vast dat het parket een overmatige druk had gehad op de onderzoekspistes en de onderzoeksstrategie van de onderzoeksrechter.

Wat nu?

Hebben ook de andere parlementaire onderzoeken niet te maken met dezelfde ‘duistere macht’? Zowel het Panamaschandaal als de Kazachgate vertonen dezelfde gemene kenmerken.

In de Kazachgate gaat het over het grote geld dat werd verdiend met de verkoop van gevechtshelikopters of de megafraude in de diamant, waaronder ook bloeddiamant, het betaalmiddel voor al wat onheus is.

Onder het grote geld dat in Panama werd verscholen is er ook heel wat van verdachte afkomst. Of wij het niet konden geweten hebben? Je moet geen overjaarse communist zijn om het te beweren.

Eisenhouwer in zijn afscheidsrede: ”In the councils of government, we must guard against the acquisition of unwarranted influence, whether sought or unsought, by the military-industrial complex. The potential for the disastrous rise of misplaced power exists and will persist”.

Wat gaat er gebeuren indien na de strafrechter (afkoopwet) ook de onderzoeksrechter (hervomingsplan) moet verdwijnen? Laat ons niet naïef zijn: zolang ‘de duistere macht’ mag voortbestaan, zal die blijven voortwerken.

Als diegene die er de uitspattingen moet van onderzoeken, de onderzoeksrechter, en diegene die het moet bestraffen, de strafrechter, vervangen worden door diegenen die onder het gezag van het systeem werken, het openbaar ministerie, kan het enkel nog erger worden.

En het gaat heus niet alleen over justitie: welk vliegtuig wordt de vervanger van de F16? Wordt dat de F-35 bommenwerper van het Amerikaanse Lockheed-Martin of het Rafale multirole-gevechtsvliegtuig van het Franse Dassault?

Wat hebben wij nodig? Een multirole jager of een vliegtuig dat enkel de atoombom kan vervoeren? Is ook daarin duistere macht, ‘the disastrous rise of misplaced power’, niet doorslaggevend?

Bron » Apache | Walter De Smedt

Hoe belangrijk is die nieuwe bekentenis over de Bende?

De bekendmaking dat C.B. in zijn laatste levensdagen aan zijn broer opbiechtte dat hij betrokken was bij de bende, heeft een lawine aan nieuwsberichten teweeggebracht. Maar wat heeft de man werkelijk gezegd en wat is de betekenis daarvan? Journalist Dirk Leestmans zoekt het uit.

C.B. heeft in de weken voor zijn dood een gesprek gehad met zijn broer. Dat gesprek gebeurde dus niet op zijn sterfbed, de man overleed overigens in alle eenzaamheid, wel in de periode voorafgaand aan zijn dood.

Het is ook geweten dat C.B. een ernstig alcoholprobleem had, al zou hij op het moment van zijn bekentenis wel nuchter geweest zijn.

Element 1 – een bekentenis

C.B. zou gezegd hebben dat hij iets te maken had met de bende en dat ook de groep Diane er iets mee te maken had. Dat zijn even onthullende als vage uitspraken.

Voor het eerst heeft een oud-rijkswachter in een gesprek met een familielid iets gezegd over zijn betrokkenheid bij de bende. Maar meer dan dat is er ook niet gezegd.

C.B., die nooit bepaald de reputatie had een grote prater te zijn, heeft geen enkele indicatie gegeven op welke manier hij dan wel betrokken was, bij welke feiten, op welk moment, in opdracht van wie, geïnspireerd door wie of wat… niets van dat alles.

C.B. heeft ook nooit van zichzelf gezegd dat hij de reus was. Die interpretatie is achteraf door anderen gemaakt.

Element 2 – mank lopen

Het klopt dat C.B. bij de rijkswacht kwam in 1972 en volgens onze informatie toetrad tot de groep Diane in 1977. Daar zou hij bij gebleven zijn tot 1979.

C.B. werd bij de groep Diane aan de deur gezet door een schietincident. Dat ontslag frustreerde hem sterk, temeer omdat hij het gevoelen had dat hij bij dat schietincident ‘erin was geluisd’. Hij voelde zich gekrenkt in zijn beroepseer en het feit dat zijn vader ook een beroepsmilitair was gespecialiseerd in het herstellen van wapens, maakte dat dat extra gevoelig lag.

Anderzijds bleef C.B. nadien erg trots op zijn ex-lidmaatschap van de groep Diane. Ondanks het schietincident kreeg hij later, als eerbetoon, wel een horloge van het Speciaal Interventie-Eskadron en dat is hij al die jaren trots blijven dragen. De man pakte later ten aanzien van collega’s ook graag uit met zijn ex-lidmaatschap van de elitetroepen.

Het klopt ook dat C.B. bij een oefening op 26 september 1985 zijn voet verzwikte. Om die medische reden kreeg hij ongeveer twee maanden verlof. Die verlofperiode valt samen met de aanslagen in Eigenbrakel en kan dus verklaren waarom, dixit getuigen, een van de daders mankte.

Anderzijds is er dus ongeveer een periode van 6 jaar tussen het Diane-lidmaatschap van C.B. en de feiten van de bende waarmee hij op basis van zijn mank lopen in verband wordt gebracht. In de hypothese dat de groep Diane betrokken is bij de aanslagen, wijst de rol van C.B. erop dat het zou gaan om ex-leden.

In deze hypothese wordt dan vooral gekeken naar andere ex-Dianeleden, met name Martial Lekeu en Christian Amory, die de voorbije jaren al werden genoemd in het dossier. Zo verklaarde Lekeu ooit zelf dat er rijkswachters betrokken waren bij de Bende van Nijvel.

Element 3 – de robotfoto

De broer van C.B. ontmoette na diens dood Marc Van Damme, een gemeenschappelijke vriend. Marc Van Damme hoort het verhaal aan en voelt zich bevestigd in de verklaring die hij in 1989 deed.

In dat jaar meende hij C.B. te herkennen op een van de robotfoto’s op de opsporingsaffiches die toen massaal verspreid werden. Marc Van Damme deed daarvan toen aangifte maar hoorde van zijn tip nadien niets meer.

Precies omdat hij geen vertrouwen had in de politiediensten (men had geen gevolg gegeven aan zijn tip) contacteerde Marc Van Damme nu David Van De Steen. Het is David Van De Steen die op zijn beurt de politiediensten dan inlichtte. De robotfoto vertoont inderdaad opvallende gelijkenissen, zeker ook als je ze naast de inmiddels bekende carnavalsfoto legt. O.a. het montuur van de bril valt op.

Anderzijds was dat montuur in die jaren erg in de mode en bovendien konden rijkswachters toen gebruikmaken van de diensten van het militaire hospitaal, inclusief een gratis bril. Dat verklaart waarom tal van rijkswachters in die periode met hetzelfde montuur rondliepen.

Dat de robotfoto opvallende gelijkenissen vertoont is zeker zo, maar in het omvangrijke bendedossier zijn er nog mensen wier foto naast diezelfde robotfoto nr. 19 wordt gelegd en ook daar zijn er opvallende gelijkenissen.

Conclusie

De bekentenis van C.B. heeft ontegensprekelijk waarde in het lang aanslepende bendeonderzoek. Dat het onderzoek daardoor een nieuwe dynamiek krijgt, is op zich al een goede zaak.

Al valt het nog af te wachten waar die dynamiek ons zal brengen.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans