Ex-minister Jos Wijninckx overleden

In Antwerpen is vrijdag de socialistische ex-minister Jos Wijninckx overleden. Hij had al jaren hartproblemen en stierf uiteindelijk op 78-jarige leeftijd. Dat bevestigt de Antwerpse sp.a-afdeling. Wijninckx was minister van pensioenen voor de toenmalige BSP van 1977 tot 1979. Tot zijn dood woonde hij in het Kempense Balen. Van 1971 tot 1990 zetelde Wijninckx ook in de senaat.

Hij was schepen in Hoboken, voor dat district bij de stad Antwerpen gevoegd werd. Later werd hij gemeenteraadslid in de stad. De ex-minister richtte samen met enkele politieke vrienden de telecom-intercommunale Integan op. Het meest bekend was Wijninckx echter als voorzitter van de senaatscommissie die begin jaren tachtig onderzoek deed naar machtsmisbruik en belangenvermenging bij de Rijkswacht.

Volgens specialisten stond die commissie model voor de werkwijze van de latere Bendecommissies en de commissie Dutroux. Tenslotte was de Antwerpse socialist, die geboren werd in Deurne, een fervent vrijmetselaar bij de loge van het Grootoosten van België in Antwerpen.

Bron » De Tijd

Federale politie is rijkswacht all over again

Seksisme! Waarom moeten Sylvie en Anja wel een stapje opzijzetten en commissaris-generaal Fernand Koekelberg niet? Het is een voor de hand liggende maar vooral naïeve vraag. Dit is nu eenmaal het leven zoals het is in het leger. Het zijn vrouwen, remember.

De politiehervorming kwam er – laat ons dat niet vergeten – omdat niemand het geflater van de goede oude rijkswacht nog langer kon aanzien. De zaak-Dutroux, de Bende van Nijvel, het Heizeldrama, het zonder pardon doodschieten van een paar brave Limburgse mijnwerkers en vul maar aan. Decennia lang leek niemand vat te krijgen op die alomtegenwoordige rijkswacht. Waren er tienduizend manifestanten, dan telde de rijkswacht er met een brede grijns duizend. Zei de procureur-generaal dat softdrugs niet langer een topprioriteit waren, dan werd het voor de rijkswacht meer dan ooit een topprioriteit.

Het korps had een eigen inlichtingendienst die, wars van wat voor democratische controle ook, politici observeerde en ficheerde. Zei een minister dat het niet goed ging, dan riep rijkswachtsyndicalist Paul Van Keer: “Aha, dan gaan wij onze dossiers over de politici eens openen!”

Het was een andere eeuw, maar het is amper tien jaar geleden. De rijkswacht stapelde de flaters verder op en wee het gebeente van wie er iets over durfde te zeggen.

Sla er de boeken van Lode Van Outrive uit de vroege jaren tachtig op na: de analyses zijn toen honderdvoudig gemaakt. Dat herhaaldelijke geflater, dat had niets te maken met pech of toeval. De rijkswacht, gendarmerie, was in oorsprong, structuur en handelen een militaire organisatie. Ze was in 1830 gecreëerd volgens een napoleontische opvatting over een krachtige en centraal gestuurde ordehandhaving, het liefst te paard. Zeer nuttig om de laatste aanhangers van Willem van Oranje of priester Daens te verjagen, zeker, maar niet echt meer van deze tijd. Zoals elk leger kende de rijkswacht een onverbiddelijke hiërarchie, die denken en twijfelen gelijkstelde met insubordinatie.

De dood van Julie en Mélissa, de 39 doden op de Heizel, de zoveelste op een bloedbad uitgelopen betoging: altijd weer klonk achteraf dezelfde uitleg. De rijkswachter-pineut van de dag had alleen maar het bevel gevolgd. Het bevel was heilig. Het bevel verving de rede. Er is trouwens nog nooit een oorlog gewonnen met een leger vol denkende soldaten.

De politiehervorming hield grosso modo in dat 1.300 rechercheurs van de gerechtelijke politie (GPP) samen met meer dan 16.000 gens d’armes zouden worden geïntegreerd in één korps. Een federale politie dus, waarbij de ex-rijkswacht de oude militaristische zeden en gebruiken van zich af zou gooien en zich ten dienste zou gaan stellen van de samenleving, en niet langer van zichzelf.

Ik daag iedereen uit om na te gaan wat er geworden is van die 1.300 GPP’ers. Waar zitten zij in het organogram van de federale politietop? Nergens. Ga kijken naar om het even welke nieuwjaarsreceptie in om het even welk arrondissement. Achteraan in de zaal, in een hoekje, vormen ze jaar na jaar in een steeds kleiner wordend groepje de ex-GPP’ers. Het feit dat velen onder hen universitair geschoold zijn, geldt binnen de federale politie zonder meer als een professionele handicap. Wie in zijn vorig leven niet een paar strepen op zijn epaulet had staan, kan het vergeten. Kijk naar de voltallige top van de federale politie en tel het aantal figuren op sleutelposities dat geen gewezen rijkswachtofficier is. U hebt genoeg aan één vinger.

Ga naar Brussel en kijk omhoog. Geen dag meer zonder politiehelikopter in de lucht. De laatste grote investering? Vier megawaterkanonnen (die helaas niet kunnen worden gebruikt vanwege te log en te gevaarlijk in niet-oorlogsgebied). Waar zit onze federale politie gehuisvest? In de oude rijkswachtkazerne in Etterbeek. Tik www.rijkswacht.be, je komt terecht op de website van de federale politie. Hoe noemt men sinds kort de agenten in opleiding? Rekruten. Wat is één van de eerste zaken die deze rekruten wordt aangeleerd? De vlaggengroet.

In zijn vorige leven als adviseur van minister Antoine Duquesne was rijkswachtkolonel Fernand Koekelberg een van de architecten van de politiehervorming. Als commissaris-generaal keek hij toe en zag dat het goed was: de ex-rijkswacht voerde een heuse ethnic cleansing door. Alle GPP’ers eruit, en rap. Het enige onderscheid tussen de rijkswacht van toen en de federale politie van vandaag zijn de naam en het logo.

Hoe sympathiek commissaris-generaal Koekelberg ze deze week ook trachtte te verkopen: de promotie van Sylvie en Anja, tegen alle regels en rede in, was een bevel. Hij had bevolen dat dat zo moest. Sylvie wou dat de politie een samenwerkingsverband sloot met de school van haar eigen kinderen. Nieuw bevel: we gaan dat doen.

Koekelberg, maandag in TerZake: “Als commissaris-generaal van de rijks… excuseer federale politie.” Dezelfde lapsus als in de toespraak bij zijn eedaflegging.

De enige die niet inziet dat deze man het imago van zijn korps naar de verdoemenis aan het helpen is, is de commissaris-generaal zelf. Ik ben ervan overtuigd dat hij echt geloofde dat hij een goede beurt maakte in TerZake, en ik weet bijna zeker dat zijn secondanten hem hebben overladen met lof. De cultuur van de federale politie zoals ze werd, biedt geen ruimte meer aan iemand die zegt: “Fernand, zoudt ge dat nu wel doen?” Dat is een schokkender vaststelling dan die over het salaris van Sylvie en Anja.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Michaux geeft uitleg bij “complot rijkswacht en politici”

Ex-BOB’er René Michaux is vandaag voor een tweede maal voor het assisenhof in Aarlen komen getuigen. Op vraag van de verdediging van Marc Dutroux gaf hij onder meer toelichting bij zijn uitlatingen eerder op televisie, na zijn eerste verhoor voor het assisenhof.

Michaux legde uit dat een journalist hem verteld had dat de politieke wereld en de rijkswachttop hadden afgesproken dat hij de zondebok moest zijn van wat misgelopen was in de zaak-Dutroux.

Bij aanvang van zijn verhoor vandaag zei Michaux dat hij vorige keer dingen “vergeten zeggen” was. Na zijn verschijning voor het hof was had hij zich herinnerd dat hij nog tal van documenten had over de huiszoekingen, onder meer persoonlijke nota’s. Michaux legde aan de hand van die documenten uit wat hij in augustus ’96 uitgevoerd heeft.

Hij antwoordde hiermee impliciet op de verwijten van procureur Bourlet eerder op het proces. Die zei onder meer dat hij niet begreep waarom de speurhond bij een huiszoeking in Marcinelle op 13 augustus ’96 niet had gemerkt dat Laetitia Delhez in het gebouw was. Ook Michaux had daar geen verklaring voor. Hij bevestigde dat, voor zover hij wist, de hond toen niet gereageerd heeft op de geur van Laetitia. Sabine en Laetitia werden pas twee dagen later uit de kooi bevrijd op aanwijzingen van Dutroux.

Wat de huiszoeking in Marcinelle van 13 december ’95 betreft, waarbij Julie en Melissa niet gevonden werden maar Michaux gefluister gehoord had, beweerde Michaux dat de slotenmaker die toen aanwezig was, wél wist dat de speurders op zoek waren naar kinderen. De slotenmaker had namelijk deelgenomen aan een voorafgaande briefing bij de rijkswacht, beweerde Michaux. De slotenmaker verklaarde eerder voor het assisenhof echter dat hij niet op de hoogte was.

Michaux maakte ook melding van een notaboekje uit ’95, dat in beslag genomen werd door het comité P. Advocaat Xavier Magnée vroeg dat het notaboekje bij het strafdossier van het assisenhof zou worden gevoegd. De assisenvoorzitter ging akkoord.

Complot tussen politieke wereld en rijkswachttop

Na zijn uitleg vroeg Magnée aan Michaux wat er aan was van het complot tussen de politieke wereld en de rijkswachttop, waarover Michaux op televisie gesproken had.

“Een journalist die getrouwd is met een woordvoerster van de rijkswacht, heeft me verteld dat er een akkoord was tussen de politieke wereld en de top van de rijkswacht om voor de parlementaire onderzoekscommissie alles op mij te laten terechtkomen. Hij had dat op een dag gehoord van zijn vrouw”, zei Michaux. “Sinds ’96 zijn de rollen omgekeerd en moet ik me constant verantwoorden.”

In tegenstelling tot wat hij op tv had gezegd, heeft Michaux vandaag geen zitting achter gesloten deuren gevraagd.

Rijkswacht ontkent

De woordvoerster van de federale politie, Els Cleemput, ontkent de complottheorie van Michaux. “Volgens hem zou er in een vergadering met politietop en politici zijn afgesproken hem als zondebok te gebruiken. Ik heb geen weet van een dergelijke vergadering en bovendien zou zo’n een afspraak een beïnvloeding betekenen van de toenmalige parlementaire onderzoekscommissie Dutroux. Iedereen die deze commissie heeft gevolgd weet dat dit onmogelijk was”, legt Els Cleemput uit.

De advocaat van de familie Lambrecks, meester Savelkoul, noemde de getuigenis van Michaux een “afleidingsmanoeuvre” was. Advocaat-generaal Jean-Baptiste Andries deed de getuigenis af als een verdedigingsmiddel voor Marc Dutroux.

Bij het verlaten van de assisenzaal liet de advocaat van Marc Dutroux, meester Magnée, verstaan dat de toenmalige rijkswacht verantwoordelijk was voor de dood van Julie en Melissa. René Michaux verklaarde aan de pers nog eens dat het ging om een gebrek aan verantwoordelijkheid in het Belgisch systeem: “De macht der gewoonte in de instellingen is dodelijk, het gaat om een samenloop van omstandigheden. De echte verantwoordelijke is de politiek. Wij maken de wetten niet”, aldus Michaux na zijn getuigenis.

Hoofdspeurder Demoulin getuigt

Op vraag van de verdediging van Michel Nihoul heeft ook hoofdspeurder Michel Demoulin opnieuw getuigd. Hij heeft een overzicht gegeven van alle elementen in het dossier die er volgens hem op wijzen dat de vier beschuldigden een criminele bende vormen.

Demoulin had het over de – weinige – aanwijzingen dat de beschuldigden zich inlieten met wapenhandel, valse kredietkaarten, valse documenten, autozwendel, drugs en mensenhandel. De speurder wees er onder meer op dat Nihoul vermoedelijk de Britse drugstrafikant David Walsh uit wraak heeft verklikt aan de BOB van Dinant.

Michel Lelièvre en David Walsh hadden voordien Nihoul gevraagd om samen met hen een zware gestolen Mercedes tot in Spanje te brengen. Lelièvre en Walsh waren toen relatief jong en het zou verdacht zijn overgekomen indien zij met z’n tweeën in zo’n auto zouden rondrijden. Eenmaal aangekomen maakte Walsh zich uit de voeten en werd enkel Lelièvre voor bewezen diensten betaald door het netwerk van autozwendelaars. Nihoul kreeg geen cent voor het transport maar verklikte Walsh wel een tijd later aan de BOB.

Bron » De Standaard

Criminoloog Cyrille Fijnaut evalueert de politiehervorming

“De Belgische politie is doodziek. De patiënt ligt op intensive care. Hij zou een nieuwe operatie moeten ondergaan, maar hij is zo verzwakt dat hij een tweede experiment misschien niet overleeft.” De beeldspraak van de politie-expert Cyrille Fijnaut spreekt boekdelen: het gaat niet goed met onze politie, ondanks de grootscheepse hervorming van 1998.

Fijnaut komt tot zijn conclusie op grond van de getuigenissen van 25 beleidsmensen bij de Belgische politie en bij Justitie: burgemeesters, procureurs, lokale korpschefs, federale politiedirecteurs, noem maar op. Op vraag van het criminologisch tijdschrift Orde van de Dag evalueerden zij de politiereorganisatie van 1998. Redacteuren van het tijdschrift verwerkten hun antwoorden en professor Fijnaut, hoogleraar criminologie in Leuven en Tilburg, las hun rapporten. “Je wordt niet bepaald vrolijk van hun conclusies”, zegt Fijnaut, die als expert optrad in de parlementaire onderzoekscommissies naar de mensenhandel en de Bende van Nijvel.

Het loopt volgens de bevoorrechte getuigen op vele fronten mis: de federale politie werkt verzuild en elk van de vijf directies probeert het laken zoveel mogelijk naar zich toe te halen. De lokale politie is met bijna 200 politiezones te versnipperd om het gemeenschappelijke belang te zien. De politieraden, die voor de democratische controle moeten instaan, voldoen niet aan de verwachtingen. En ook de nationale adviesorganen van de politie functioneren niet.

Toch één lichtpunt: de uitwisseling van gerechtelijke informatie komt steeds beter op gang. Dat was precies een van de pijnpunten die de onderzoekscommissie-Dutroux aan het licht heeft gebracht. Maar de slotsom is dat de politiehervorming geen succes is. We hebben nog steeds geen betere politie.

Een van de pijnlijke vaststellingen is dat er geen overleg en geen samenwerking bestaat tussen de federale en de lokale politie. Sommigen spreken zelfs van een nieuwe politieoorlog.

Cyrille Fijnaut: “Dat is een belangrijke vaststelling. Er is soms samenwerking, maar we weten niet hoe goed die is. De algemene indruk is nog steeds dat er geen samenwerking is, of dat die op z’n minst met grote moeilijkheden gepaard gaat. Neem nu de bijstand bij risicovoetbalwedstrijden: die regeling is zo ingewikkeld. Dat kan een normaal mens niet begrijpen.”

“En zelfs waar de samenwerking tussen de federale en de lokale politie nog relatief goed is, zoals bij gerechtelijke onderzoeken, lukt het blijkbaar niet altijd, onder meer door een gebrek aan mankracht. Daardoor is ook hier de samenwerking een twijfelachtige zaak.”

Moeten we dan niet vaststellen dat de politie operationeel tekortschiet?

“Als je leest wat die bevoorrechte getuigen zeggen, kun je niet zeggen dat de organisatie er staat. In de interviews is evenwel niet gepeild naar de mate waarin de misdaadbestrijding en de ordehandhaving tegenwoordig efficiënter worden aangepakt. Dat is de zwakte van het onderzoek, de evaluatie is naar binnen gericht.”

“Wat voor mij de lakmoesproef zou zijn, is de vraag of ernstige delicten – moord en doodslag, gewelddadige overvallen, carjackings – vandaag systematisch beter worden aangepakt en afgehandeld dan in het verleden. Want de hele politiehervorming is op gang gekomen en gerechtvaardigd door de noodzaak van een betere aanpak van dat soort misdrijven en van een betere aanpak van collectieve ordeverstoringen – denk aan het Heizeldrama.”

Het ergste laat zich vermoeden. Als de interne organisatie er niet staat, hoe kan de veiligheid van de mensen dan beter gegarandeerd zijn?

“Als je een zwakke operationele organisatie hebt, is dat een veeg teken. Bij voetbalgeweld en voor grote gerechtelijke onderzoeken kan men blijkbaar alleen met hangen en wurgen voldoende mankracht mobiliseren. Dat klinkt onheilspellend en suggereert dat de problemen niet beter aangepakt worden.”

Een systematische opvolging van de politiehervorming ontbreekt.

“Het getuigt van onbehoorlijk bestuur dat men zo’n omvangrijke reorganisatie op gang heeft gebracht zonder dat er een evaluatie in vervat zit. Om de reorganisatie eventueel bij te sturen. En uit het regeerakkoord van de nieuwe regering blijkt ook niet dat dat voor deze regeerperiode is voorzien.”

“Je kunt niet ongestraft een live experiment op een politieorganisatie uitvoeren. Want net als een patiënt op de intensive care is de kans groot dat hij sneuvelt als je enkele keren na elkaar zo’n experiment doorvoert. Dat bewijst deze reorganisatie. Ik denk niet dat de Belgische politie in staat is een tweede reorganisatie te overleven.”

Volgens de ondervraagden is de politiehervorming mislukt omdat ze overhaast en onvoorbereid is doorgevoerd. Daardoor verloopt het integratieproces chaotisch.

“Van meet af aan heb ik geprotesteerd tegen deze totale hervorming. Ik vond zo’n tabula rasa ongepast. Men verwees naar de politiehervorming in Nederland, in 1993. Maar daarbij verloor men uit het oog dat de Nederlandse rijkspolitie en gemeentepolitie vanaf 1945 systematisch naar elkaar toe zijn gegroeid. De Nederlandse politiereorganisatie van 1993 was het sluitstuk van een harmoniseringsproces van veertig jaar. En dan heeft het nog vijf jaar geduurd vooraleer de hervorming zich heeft ‘gezet’.”

En in België proberen we dezelfde hervorming in enkele jaren door te voeren?

“Ja, en hier gaat het om de samenvoeging van liefst drie politiediensten, en niet twee, zoals in Nederland. Politiediensten die bovendien op geen enkele manier geharmoniseerd waren. De drie korpsen zijn gewoon overnight op elkaar gegooid. Tja, dat is va banque spelen. Je riskeert het faillissement van het systeem, als je niet uitkijkt. In een tijd waarin veiligheid zo belangrijk beleidsthema is, was het irrationeel zo’n totale reorganisatie door te voeren.”

Hoe had de reorganisatie moeten verlopen, volgens u?

“Men had twee hervormingen op gang moeten brengen. De grootste pijn zat hem in de verhoudingen tussen de rijkswacht en de gerechtelijke politie (GP). De eerste stap had de samenvoeging van de BOB en de GP moeten zijn. Dat had in een jaar gekund. En daaromheen moest men de hele gerechtelijke politiefunctie uitbouwen. Het was al een hele boterham geweest om dat tot een goed einde te brengen.”

“Op de tweede plaats had men de weg moeten volgen die de ministers Tobback en Vande Lanotte waren ingeslagen: de integratie, aan de voet van de piramide, van gemeentepolitie en rijkswacht. Zoals in Nederland had men langzamerhand beide politiediensten moeten dwingen om samen te werken in grotere regio’s. Dat proces had gerust tien jaar mogen duren. Maar men heeft het hele politiestelsel op zijn kop gezet, en men nu zit men met de scherven.”

Als de regering de politiehervorming langdurig voorbereid had, dan was de publieke verontwaardiging over de slechte werking van de politiediensten misschien weggeëbd en dan was er wellicht niets veranderd.

“Een regering die bij haar zinnen was gebleven, had aan de bevolking duidelijk kunnen maken dat je in een tijd als deze maar beter niet met de politie begint te experimenteren. Met de twee hervormingen die ik heb geschetst, zou de regering ook applaus hebben gekregen. Maar ze heeft gekozen voor een spierballenpolitiek. En de frustratie bij de bevolking is alleen groter geworden. De mensen zien ook dat de politieorganisatie niet werkt.”

U zou op dezelfde organisatie als de huidige zijn uitgekomen, maar langzamer.

“De tijd die de Belgische regering heeft willen winnen door snel te reorganiseren, speelt ze kwijt omdat ze alles weer recht moet trekken. De politiehervorming van 1998 is in dat opzicht een onnodig kostbare, vrij domme operatie geworden.”

“Uiteindelijk weet ik niet of dit systeem met ongeveer 200 lokale politiekorpsen houdbaar is. Al de ondervraagden signaleren dat er te veel lokale korpsen zijn. Maar als je die 200 zones terugbrengt tot bijvoorbeeld 120, staat het hele systeem weer ter discussie. Dan kom je weer in een discussie over de organisatie terecht. Als je die steen uit de muur trekt, komt het hele bouwwerk misschien naar beneden.”

“Mijn advies luidt: laat het huidige systeem zoals het is, maar zet koers naar één nationale politieorganisatie via tussentijdse wetswijzigingen. Dat lijkt me verstandiger dat het huidige systeem in één klap te proberen repareren.”

De nieuwe minister van Binnenlandse Zaken, Patrick Dewael, wil precies een maandenlange discussie over de politiehervorming tot elke prijs vermijden.

“Begrijpelijk. Je brengt een cascade op gang. De Belgische regering is nu in een situatie terechtgekomen waarbij ze de gijzelaar van haar eigen oplossing is. Ze heeft zich in de onmogelijkheid gemanoeuvreerd om systematisch wijzigingen aan te brengen. Dat is toch een bizarre uitkomst.”

“In Nederland en Groot-Brittannië woedt ook een discussie over de politiehervorming en daar gaan ze regelrecht, maar stapsgewijs naar één politie, waarbij de huidige regionale korpsen uiteindelijk districten van één politieorganisatie worden. Dat kan misschien nog vijf of tien jaar duren, maar die evolutie is onvermijdelijk, ook in België.”

In België bestaat veel politiek verzet tegen de vorming van één politieorganisatie. Dat gaat terug op een diepgeworteld wantrouwen tegenover de vroegere rijkswacht.

“Dat wantrouwen is altijd dubbelzinnig geweest. Ook Louis Tobback ging als fractieleider van de oppositie behoorlijk te keer tegen de rijkswacht, maar toen hij eenmaal minister van Binnenlandse Zaken was, heeft hij gezien wat de kwaliteiten van dat korps waren. De rijkswacht was een korps dat power had. Dat korps hebben ze met de politiehervorming op het middenrif gebroken.”

De werkwijze waarop de redactie van Orde van de Dag moest terugvallen, geeft te denken: ze moest de bevraagden anonimiteit garanderen, want kritiek over de politiehervorming mag klaarblijkelijk niet.

“De politiehervorming is politiek gezien zo’n heet thema dat kritiek niet in dank wordt afgenomen. De politiemensen die aan de top zitten, kunnen het zich niet permitteren te zeggen dat ze niet werkt. Dat zou worden uitgelegd als een enorm gebrek aan loyauteit. En als de mensen die in de subtop zitten – die weten hoe de vork in de steel zit – spreken, kunnen ze hun carrière wel vergeten.”

“Dat het slecht gaat met de Belgische politie, mag je gewoon niet zeggen. De regering creëert dat taboe. Als Verhofstadt de opendebatcultuur die hij predikt liet spelen, had hij kunnen voorkomen dat 25 subtoppers in de Belgische politie en justitie het begrafenisprentje van de Belgische politie schrijven.”

Wat staat er nu te gebeuren? Wat beveelt u de beleidsmakers aan?

“Ik zou die test van de operationaliteit van de politie laten doen. Als ik regeringsleider was, zou ik niet rustig slapen als ik niet de zekerheid had dat het politiebestel adequaat functioneert bij ernstige delicten en bij zware, gewelddadige ordeverstoring. Want ik denk dat de Belgische politie, ondanks de hervorming, wel nog iets kan. Maar je moet er zeker van zijn. Afhankelijk van wat de test oplevert, zou ik bijsturen.”

Wie moet die test uitvoeren?

“Ik zou de test laten uitvoeren door derden, met de politie erbij. Ik hou niet van mensen die van buitenaf komen aanvliegen en even komen zeggen hoe het moet. Je moet de test laten uitvoeren door vakmensen. Mensen uit de Belgische politie – want de Belgische politie heeft nog altijd vakmensen – en politiemensen uit andere landen van Europa, die weten hoe politiekorpsen in crisistoestanden moeten functioneren. Dat ben je als beleidsmaker tegenover de bevolking verplicht.”

Bron » De Standaard | Filip Verhoest

BOB’ers bij politie laten weer van zich horen

De 1.400 oud-rijkswachters die werken bij de gerechtelijke diensten van de federale politie eisen hetzelfde statuut als de voormalige leden van de gerechtelijke politie. “Toen de VLD nog in de oppositie zat, beloofde ze dat alle gerechtelijke rechercheurs hetzelfde loon voor hetzelfde werk zouden krijgen, ongeacht of ze van de BOB of de GP kwamen. Wij herinneren de Vlaamse liberalen nu aan die eis”, zegt Franz Vandelook, commissaris in Brussel.

Een van de hoekstenen van de politiehervorming van 1998 was de integratie van de Bijzondere Opsporingsbrigades van de rijkswacht met de gerechtelijke politie bij de parketten. De hevige concurrentie tussen beide politiediensten was onder meer de oorzaak voor het mislukken van het onderzoek naar de Bende van Nijvel.

Momenteel maken de oud-BOB’ers ongeveer de helft uit van de gerechtelijke opsporingsdiensten bij de federale politie. Met de oud-GP’ers voeren ze de onderzoeken uit tegen belangrijke vormen van criminaliteit zoals mensenhandel, terrorisme, drugs en home- en carjackings enerzijds – een specialisatie van de vroegere rijkswacht – en oplichting, fraude en witteboordencriminaliteit anderzijds – een actieterrein van de voormalige GP.

Onder oud-minister van Justitie, Melchior Wathelet, kregen de GP’ers in 1991 een bijzonder gunstig financieel statuut. Ze kregen daardoor bij de politiehervorming van 1998 vlotjes een statutaire benoeming. De oud-BOB’ers daarentegen kregen geen benoeming, maar een “aanstelling”, een niet onbelangrijk verschil.

Franz Vandelook: “Daardoor verliezen wij alle rechten bij bijvoorbeeld een overstap naar de lokale politie. En kunnen wij geen promotie maken, terwijl de GP’ers na zes jaar benoeming kunnen promoveren. Wij doen hetzelfde werk. Dat werk wordt algemeen gewaardeerd: politici pakken vaak uit met onze resultaten. Maar we krijgen niet hetzelfde statuut. Dat is niet langer aanvaardbaar.”

De politiecommissaris erkent dat het in deze budgettaire situatie utopisch is dat de oud-BOB’ers hetzelfde – hoger – loon krijgen als de mensen van de gerechtelijke politie. “Maar we willen dezelfde rechten op het gebied van mobiliteit en promotie.”

De oud-rijkswachters zeggen “op menselijk vlak” geen probleem te hebben met de voormalige GP-leden. Toch geeft hun actie aan dat de cultuurverschillen tussen rijkswacht en gerechtelijke politie is de huidige politieorganisatie niet zijn verdwenen. Dat was nochtans het opzet van de politiehervorming. De oud-BOB’ers kaarten hun grieven aan, omdat vandaag nieuwe onderhandelingen starten over de rechtspositie van de politiemensen, na een uitspraak van het Arbitragehof. Dat verbrak delen van de wet waarin de rechtspositie van politiemensen is geregeld.

Bron » De Standaard