Nieuwe test kan DNA binnen vier uur analyseren en vergelijken

Een nieuwe forensische test kan het DNA van verdachten binnen de vier uur testen en vergelijken met wat in databanken van politiediensten zit. Dat meldt het wetenschappelijke tijdschrift Analytical Chemistry.

De klassieke DNA-tests in laboratoria leveren meestal pas tussen 24 en 72 uur resultaat op. Dat zorgt er dikwijls voor dat verdachten terug vrijgelaten worden bij gebrek aan voldoende sluitend bewijs.

Er bestaan al snellere methoden, maar het DNA moet daarvoor telkens naar een labo. Met het nieuwe testinstrument kunnen gerechtelijke diensten bewijsmateriaal verzamelen, nog voor het aanhoudingsmandaat van verdachten verloopt.

“Via een wattenstaafje wordt mondspeeksel verzameld, gemengd met een aantal chemische stoffen en opgewarmd. Het nieuw instrument bevat chips die DNA analyseren en vergelijken met materiaal uit databanken”, aldus wetenschappers Andrew Hopwood (Birmingham) en Frederic Zenhausern (Arizona).

“Het hele proces duurt slechts vier uur, maar we hopen die tijd nog te halveren. Op die manier zouden politiediensten het DNA zelfs kunnen dubbelchecken, alvorens een verdachte moet worden vrijgelaten. Bovendien kan het toestel bediend worden met een minimum aan wetenschappelijke kennis”.

Bron » De Morgen

Killer convicted thanks to relative’s DNA

The first criminal conviction based on a new DNA technique which uses relatives’ DNA to track a suspect was made in the UK on Monday. Craig Harman of Frimley, Surrey was convicted of manslaughter and jailed for six years on the basis of “familial DNA searching”, which linked him to the crime scene via a close relative’s DNA profile.

Harman threw a brick from a bridge over a motorway which crashed through the windscreen of Michael Little’s lorry in March 2003. As the brick hit his chest, 53-year-old Little suffered a heart attack, though he still managed to steer his vehicle out of harm’s way before dying.

Police obtained a DNA profile of the assailant from blood on the brick but could not match it to anything on the UK’s national DNA database because Harman had no criminal convictions. The database holds about 2.5 million profiles of charged criminals and, since 4 April 2004, suspects who are arrested but not charged.

“It is another tool for police officers,” says Jonathan Whitaker, of the UK’s Forensic Science Service (FSS), which developed the technique. “It’s really reserved for those cases where you have got a DNA profile and no match on the database. The whole idea is to keep the momentum going and identify the offender before he does anything else. This case illustrates that really, really well.”

“There is no doubt in my mind that without this groundbreaking technique this crime would have remained undetected,” says Detective Chief Inspector Graham Hill of Surrey police.

The FSS and police used familial searching to uncover a close relative of Harman’s, who had a criminal conviction and was on the DNA database. The relative’s profile matched the DNA on the brick by 16 out of 20 points. This lead police to Harman, whose DNA gave a perfect match, and he eventually confessed to the drunken act of violence.

Familial searching comprises of two tests, Whitaker, told New Scientist. The first matches parents to children. Standard DNA profiles examine 10 markers in the DNA. Each marker has two sequences – one inherited from the mother, and one from the father. The database can be trawled to match potential parents which gives the police “a manageable list” to investigate.

Potential siblings can also be matched via the database by comparing markers. “On average, two people would probably have six or seven DNA markers in common out of 20, simply by chance,” explains Whitaker, but “with over 12 bands in common, you very, very rarely see unrelated people with that degree of similarity”.

The system was only launched for police investigations in September 2003, so data on the probability of a correct match is not yet available. Alec Jeffreys at the University of Leicester, who pioneered DNA profiling techniques, told New Scientist that the high point score in the Harman case “suggests quite a high level of matching”.

But he cautions that close relations could show a 10 out of 20 point match or lower – particularly if their markers are common in the population. “Even unrelated people start to show these sorts of matches,” he says. “If you are lucky it could give you a very strong lead straight away. If you are unlucky, you could wind up with lots of false matches.”

Jeffreys believes that if familial searching is to be used more in such criminal investigations “this would be a compelling argument to increase the number of DNA markers used”.

He says using familial searching to track people who have never been involved with the law raises “potentially rather thorny” civil liberty issues. For a serious crime such as Harman’s, the benefits are clear, he says, but for lesser crimes the balance between an individual’s civil rights and the need to identify a perpetrator may be less obvious.

However, Whitaker says the new technique is compliant with the UK’s Human Rights, Police and Criminal Evidence and Data Protection Acts. It can only be used for serious offences like murder or serious sexual assault with high level police authorisation.

Bron » New Scientist

Een koelkast vol speeksel en bloed

In de zaak-Loubna Benaïssa vonden speurders een tapijt met een rode vlek. Een laboratorium moest onderzoeken of het bloed of wijn was. Het staal raakte zoek. In de verkrachtingszaak van Obaix werd sperma van de dader teruggevonden op de broek van het slachtoffer. Drie labs onderzochten of het lichaamsvocht van Marc Dutroux was. Nummer één zei van niet, nummer twee beweerde dat het om bloed ging en nummer drie vond niets. De wet op de DNA-analyse in strafzaken, die eind mei in werking trad, moet een einde maken aan dergelijke wantoestanden. De Gentse hoogleraar Elfriede Van den Eeckhout betwijfelt dat. ‘Alles valt en staat met de uitvoering ervan.’

Het Laboratorium voor Farmaceutische Biotechnologie van de Universiteit Gent is alleen toegankelijk voor mensen met een badge. Die moet voor een soort lichtschakelaar naast de deuren worden gehouden. Pas wanneer een sensor de code op het plastic kaartje heeft gecontroleerd, kun je naar binnen. Bezoek is hier zeldzaam en mag alleen onder begeleiding. Dat was niet anders op 21 mei, de dag na de inwerkingtreding van de DNA-wet. Professor Elfriede Van den Eeckhout ontvangt die dag Hugo Coveliers (VLD) en zijn partijgenoot Marc Verwilghen. De laatste is op campagne. Zijn bezoek houdt verband met het liberale veiligheidsplan, dat de oprichting van een nationaal instituut voor Justitie en Veiligheid bepleit. Dat instituut zou zich moeten bezighouden met wetenschappelijk onderzoek, onder andere op het gebied van DNA-analyses in strafzaken. Het lab van professor Van den Eeckhout werd in 1996 als eerste, en enige, in België geaccrediteerd voor het uitvoeren van DNA-onderzoek in opdracht van het gerecht.

De drie onderzoeksruimten ogen steriel. De onderzoekers lijken wel chirurgen. Ze dragen doorzichtige handschoenen, witte vakkleding, haarbeschermers en mondkapjes. De mannen en vrouwen, twintigers met meestal een academische opleiding, staan gebogen over lange witte tafels met grote lampen en microscopen. Negen ijskasten zijn gevuld met bloed, speeksel, sperma en haren. Het materiaal is verpakt in verzegelde bruin-gele enveloppen en wordt bewaard bij een temperatuur van min twintig graden. De pakketjes bevatten sporen van daders van strafbare feiten.

Die daders lieten op de plaats van de misdrijven soms ook andere stille getuigen achter, te groot voor de ijskast. Dat gereedschap ligt achter slot en grendel opgeslagen in een kamer. “Wij waren vijf jaar geleden de eersten in België die behalve menselijk celmateriaal ook voorwerpen als koevoeten, schroevendraaiers en handvaten van draagtassen analyseerden”, verduidelijkt professor Van den Eeckhout. Ze noemt dat een van de voordelen van een universiteitslaboratorium. “Ik pleit altijd voor het behoud van de researchtraditie. Die moet men ons niet afnemen, anders verval je in de routine van niet-universitaire labs. Die kennen nu eenmaal niet het enthousiasme dat wij hebben. Bovendien biedt de universitaire gemeenschap veel onderzoeksmogelijkheden. Onderzoeksprojecten maken de aanschaf van gesofistikeerde apparatuur mogelijk. En het onderzoek dat ermee wordt gedaan, komt ten goede aan ons DNA-werk. Onlangs slaagden mijn mensen erin om van een vingerafdruk een DNA-profiel te bepalen, een primeur in de wetenschappelijke wereld.”

Het laboratorium van professor Van den Eeckhout is het enige universitaire lab in België dat, samen met een honderdtal algemene laboratoria, voldoet aan de Europese Beltest-criteria voor DNA-analysen. Hierdoor geniet het internationale erkenning. Die kreeg Van den Eeckhout in 1996 niet zomaar. Gedurende één jaar werd het Gentse lab getest. Samen met haar onderzoekers moest ze bewijzen dat ze een spoor kon afleiden uit menselijk celmateriaal dat door controleurs werd binnengebracht, en omgekeerd: vanuit een dossier naar de oorsprong. Ze slaagden moeiteloos.

Om haar erkenning te behouden moet Van den Eeckhout maar één ding garanderen: kwaliteit. In België is het daar volgens haar slecht mee gesteld. De voorbeelden van de bizarre DNA-onderzoeken in de zaak-Loubna Benaïssa en in de verkrachtingszaak van Obaix verbazen haar allerminst. “Ook in het onderzoek naar de Bende van Nijvel zijn ongelofelijke flaters begaan. Al stonden ze vijftien jaar geleden in de wetenschap minder ver, dat is geen excuus voor het laten sneuvelen van DNA-stalen.”

Vandaag de dag is de situatie in de ogen van de professor niet veel beter. De wet op de DNA-analyse in strafzaken moet daar verandering in brengen. DNA-profielen zullen opgeslagen worden bij het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) in Brussel. De wet voorziet in de oprichting van twee databanken: een met alle profielen die tot nu toe werden verzameld in strafonderzoeken en een met profielen van daders. Onder daders verstaat men diegenen die werden veroordeeld wegens gijzeling, aanranding, verkrachting, ontvoering van minderjarigen, doodslag, foltering of diefstal met geweld.

Van den Eeckhout vindt de databanken een goed initiatief. “Je hebt nu eenmaal een centraal bestand nodig om bestaande profielen te kunnen vergelijken met nieuwe.” Minder tevreden is ze over de manier waarop die vergelijking moet gebeuren. “De wet wijst dit toe aan één deskundige van het NICC. Hij wordt aangeduid door de koning. Dat zet alle andere experts buitenspel. Wij begonnen in 1994 als eerste met een DNA-databank en beschikken over veel profielen. Het lijkt me onverstandig die allemaal over te dragen aan Brussel. De procedure wordt op die manier veel te zwaar. Beter zou zijn de laboratoria die nieuwe stalen aanbrengen hun eigen databank te laten bijhouden. Zo kan vergelijking van DNA-profielen in één en dezelfde zaak, bijvoorbeeld diefstallen op verschillende plaatsen door één bende, gebeuren in hetzelfde laboratorium. Na afhandeling van de zaak kunnen de stalen dan gecentraliseerd worden bij het NICC. Op die manier staan ze ter beschikking van onderzoekers als zich nieuwe feiten voordoen in soortgelijke zaken. Ook in de Verenigde Staten heeft elk laboratorium zijn eigen DNA-databank, die verbonden is met een databank van de betreffende staat. Elke staat voedt zo de centrale computer met DNA-profielen bij de FBI.”

Van den Eeckhout geeft ook de voorkeur aan het Amerikaanse coderingssysteem voor het opslaan van DNA-gegevens. “Ook in België eindigt criminaliteit immers niet aan de landsgrens. Europa moet zijn DNA-gegevens standaardiseren. Een wereldsysteem gebaseerd op de Amerikaanse ervaring zou ideaal zijn. Ik vraag al een jaar om de invoering ervan in België. De Amerikanen zijn bereid mee te werken maar doen alleen zaken met buitenlandse laboratoria die in hun land officieel erkend zijn door Binnenlandse Zaken en Justitie. In België heeft alleen het NICC zo’n erkenning. Ondanks mijn aandringen zit de zaak muurvast.”

De wet laat erkenning van de laboratoria die de centrale DNA-databank bij het NICC voeden over aan de koning. Dat impliceert dat hij ook de controle van die labs regelt. Van den Eeckhout bepleit toetsing aan internationale normen. “Alle laboratoria die DNA-analysen uitvoeren zouden moeten worden gecontroleerd door een instelling die voldoet aan internationale normen als Beltest, erkend door de European Accredited Laboratories. Bij erkenning zou accreditatie door dit onafhankelijke orgaan een must moeten zijn. In de Verenigde Staten worden labs die DNA-analysen uitvoeren in strafzaken om de zes maanden gecontroleerd door een externe instantie. Aberrante resultaten zoals vastgesteld door de onderzoekscommissie-Dutroux sluit je zo uit. Ik pleit voor kwaliteit, los van communautaire of politieke overwegingen. De DNA-analyse in strafzaken heeft immers maar één bedoeling: de dader identificeren. Te allen tijde dient voorkomen te worden dat onschuldige personen op basis van verkeerde analyses achter de tralies belanden.”

Om vergissingen te voorkomen heeft elk DNA-staal in het lab van Van den Eeckhout drie coderingen: een notitienummer, een codenummer en een kleur. “Met persoonsgegevens moet je voorzichtig omgaan. We doen hier bijvoorbeeld ook DNA-analyses voor vaderschapstesten. Dat zijn geen strafzaken maar burgerlijke zaken. Die moet je strikt gescheiden houden. Hetzelfde geldt voor bloed en speeksel. Uit het eerste kun je behalve een DNA-profiel allerlei andere dingen afleiden, zoals erfelijke afwijkingen of ziekten. Vandaar dat de wetgever heeft bepaald dat DNA-profielen uitsluitend mogen dienen voor identificatiedoeleinden. Bloed mag dus niet gebruikt worden voor het afleiden van medische gegevens.”

Het meeste materiaal dat voor onderzoek bij het Gentse universiteitslab wordt afgeleverd, heeft betrekking op moorden, verkrachtingen en diefstallen. Van den Eeckhout scoort naar eigen zeggen ‘zeer hoog’ bij het identificeren van verdachten. In haar ogen is dat een gevolg van de goede samenwerking met onderzoeksrechters en politiediensten. “Zij brengen de overtuigingsstukken binnen.”

De manier waarop dat gebeurt, zag de deskundige de voorbije jaren sterk veranderen. “Voor het afleveren van celmateriaal door de speurders bestonden geen richtlijnen. Tijdens hun opleiding werd er nauwelijks aandacht aan besteed. Dat gebrek aan voorkennis bemoeilijkte de identificatieprocedure en het gerechtelijk onderzoek. Vandaar dat ik vijf jaar geleden begonnen ben met het op vrijwillige basis lesgeven aan de politiediensten.”

Die toonden zich volgens de professor goede leerlingen. “De kwaliteit van de overtuigingsstukken is enorm verbeterd. De speurders weten nu bijvoorbeeld dat ze speeksel binnen moeten brengen in koelboxen en dat ze haren niet moeten verzamelen door er plakband op te drukken maar met stofzuigertjes.” Ook bij de magistratuur kwam er verbetering inzake het omgaan met DNA-materiaal. Minister van Justitie Tony Van Parys zette volgens Van den Eeckhout een ‘uitstekend’ opleidingsprogramma op poten.

De betere kwaliteit van het binnengebrachte materiaal verhoogde ook de onderzoeksresultaten. Die waren sowieso al goed omdat Van den Eeckhout de modernste en gevoeligste onderzoeksmethoden hanteert van heel België. Volgens ingewijden weet de professor in tachtig procent van de binnengebrachte zaken de dader of daders te identificeren.

Namen van personen of dossiers worden niet genoemd. De DNA-analyse behoort tot het gerechtelijk onderzoek en valt dus onder de geheimhoudingsplicht. Van den Eeckhout werkt naar eigen zeggen in veel ‘eigenaardige’ dossiers. Een ervan had betrekking op een dievenbende die opereerde in het hele land. Zonder namen te noemen laat de professor een assistent tonen hoe ze de bendeleden identificeerden. Doorzichtige sheets op een overhead-projector tonen DNA-profielen. Verdachten werden ontmaskerd door speeksel op blikjes frisdrank, flesjes bier, kauwgom, sigarettenpeuken, mondkapjes en zelfs een wattenstaafje. Speurders vonden de overtuigingsstukken na inbraken en diefstallen in Gent, Dendermonde, Turnhout, Ieper en Doornik. Vergelijking van de DNA-stalen leerde dat de plegers van de feiten dezelfde waren.

Van den Eeckhout legt uit dat het bewijsmateriaal standaard wordt onderzocht op zeven ‘fragmenten’. In de Verenigde Staten zijn dat er dertien. Dat aantal houdt verband met de grootte van het land. Het testen op meerdere punten moet zekerheid geven over de verdachten. Die willen de schuld nogal eens afschuiven op een familielid. Het fenomeen blijkt zich vooral voor te doen bij bendes bestaande uit allochtonen. “Die hebben vaak veel broers. Om uit te maken wie de schuldige is, moeten meer fragmenten worden onderzocht. DNA-profielen van broers en zussen vertonen immers veel gelijkenis. Maar identiek zijn ze alleen bij eeneiige tweelingen.”

Een dergelijk onderzoek kan enkel gebeuren als het gerecht beschikt over speeksel van het betreffende familielid. Die kon de afname daarvan tot eind mei weigeren. De wet op DNA-analyse in strafzaken bepaalt dat een onderzoeksrechter wangslijmvlies of haarwortels mag afnemen zonder toestemming van de betrokkene. Voorwaarde is wel dat er aanwijzingen zijn dat de persoon een directe band heeft met de gepleegde feiten. Daarop moet bovendien een gevangenisstraf staan van vijf jaar of meer.

Voor de identificatie via DNA-analyses ontvangt Van den Eeckhout gemiddeld drieduizend frank per staal. De vergoeding valt onder de rubriek ‘gerechtskosten’ en wordt betaald door het ministerie van Justitie. De identificatieprocedure verloopt vrij vlot. “Vandaag binnengebracht, morgen antwoord”, stelt de professor. Ze gaat dan uit van ideale omstandigheden. Dringende zaken strooien soms roet in het eten. Als er meerdere dossiers tegelijk binnenkomen en allemaal even dringend zijn, zit de deskundige met een probleem. “Theoretisch gezien volstaat 48 uur. Het onderzoek ook daadwerkelijk afronden binnen die termijn veronderstelt meer mensen en middelen. Dat is een zaak voor de politiek.”

Diezelfde politiek bepaalt de uitvoering van de kersverse DNA-wet. Ze werd op papier toegekend aan de koning. Die moet regelen hoe de sporen van celmateriaal worden behandeld, afgenomen, bewaard, onderzocht en vernietigd. Hij beslist ook over de wijze waarop een tegenonderzoek wordt uitgevoerd, over de opslag van de DNA-profielen in de databanken en over de erkenning van laboratoria die het NICC ‘voeden’ met celmateriaal.

Van den Eeckhout vreest dat de gang van zaken de kwaliteit van de DNA-analyses niet ten goede zal komen. “Koning Albert moet rekening houden met Vlamingen en Walen, met rechts en links. Terwijl Oostenrijk, Groot-Brittannië en Duitsland hun erkenningsnorm al standaardiseren, gaat België de zaak regelen via koninklijke besluiten. Ik blijf erbij: je moet een internationale norm hebben als richtlijn. DNA-analyses in strafzaken maken per slot van rekening het verschil tussen iemand binnen of buiten de gevangenis.”

‘Onlangs slaagden mijn mensen erin om van een vingerafdruk een DNA-profiel te bepalen, een primeur in de wetenschappelijke wereld”De kwaliteit van de overtuigingsstukken is enorm verbeterd. De speurders weten nu dat ze haren moeten stofzuigen en er geen plakband op drukken’

Bron » De Morgen