Hoe DNA-analyse voor een doorbraak zorgde in heel wat cold cases: “Eén minuscuul druppeltje is voldoende”

Toen de Bende van Nijvel op 9 november 1985 in Aalst voor het laatst toesloeg, was de forensische DNA-analyse nog pure sciencefiction, maar amper een jaar later werd in Engeland aan de hand van die techniek een tweevoudig moordenaar geklist. “Intussen zijn de technieken zo verfijnd dat één minuscuul druppeltje speeksel volstaat om een DNA-profiel op te stellen”, zegt Jean-Jacques Cassiman, professor menselijke genetica van de KU Leuven.

Op 31 juli 1986 verdween in het graafschap Leicestershire een 15-jarig meisje dat twee dagen later dood werd teruggevonden. De zaak geleek op die van een ander 15-jarig meisje dat drie jaar eerder op identieke manier werd verkracht en gewurgd. Een seriemoordenaar, kopten de kranten.

Op hetzelfde moment was geneticus Alec Jeffreys erin geslaagd om een DNA-profiel uit cellen te extraheren. Toen een 17-jarige verdachte op basis van deze analyse onschuldig bleek, vroegen de speurders DNA-stalen van 5.000 mannen uit de omgeving. Een jaar later bleek een 27-jarige bakker de dader. Dat had even geduurd omdat de dader zijn beste vriend met een vervalste pas naar de DNA-analyse had gestuurd. Een grote bek op café deed hem alsnog de das om.

Tien jaar later, in 1996, werden in het forensisch instituut van de Universiteit Gent de eerste DNA-analyses gedaan. “We waren een van de eerste labo’s in het land die zich daarmee bezig hield”, zegt professor Dieter Deforce. “Tegenwoordig doen we zo’n 1.000 tot 1.500 gerechtelijke analyses per jaar en er zijn intussen al heel wat positieve matchen uitgekomen die ook tot veroordelingen hebben geleid. Dat gebeurt altijd in de context waarin de politie een aantal verdachten kan identificeren van wie dan doelgericht een staal wordt afgenomen.”

“Daarnaast is er een nationale DNA-databank waar verdachten staan opgenomen voor eerder gepleegde feiten. In die databank, die wordt beheerd door het Nationaal Instituut voor Criminaliteit en Criminologie, staan zo’n 50.000 tot 100.000 profielen, mensen maar ook sporen die werden gevonden op de plaats van een misdrijf.”

Seriemoordenaar Stephaan Du Lion belandde in die databank toen hij werd veroordeeld voor een inbraak bij zijn vorige werkgever. De glazenwasser kon op die manier worden gelinkt aan de moord op Ariane Mazijn en bekende vorig jaar nog drie andere moorden.

Vingerafdruk volstaat

Inmiddels is de DNA-analyse danig geëvolueerd. “Onderzoekers hebben steeds minder nodig om een DNA-profiel op te stellen”, zegt Jean-Jacques Cassiman. Dat was vroeger wel anders: toen had je relatief veel bloed of speeksel nodig maar vandaag gebruikt men veel gevoeligere technieken.

Vandaag volstaat een druppeltje: als iemand praat, vliegt er altijd wat speeksel uit de mond, soms nauwelijks met het blote oog zichtbaar. Tegenwoordig kan je ook uit een vingerafdruk een DNA-profiel opmaken. Een huidschilfer? Daar zit niet veel bruikbaar materiaal in, maar als je er voldoende van hebt, kan het weer wel.”

“We kunnen tegenwoordig ook op basis van een onbekend DNA-profiel, waarbij geen verdachten in beeld komen, fenotypische kenmerken gaan bepalen, zoals oogkleur en haarkleur”, zegt Deforce. “Maar in ons land ontbreekt de wettelijke context en zijn daar ethische vragen rond. In Nederland mag het dan weer wel. Die massascreens zijn bij ons trouwens ook niet mogelijk. Waarmee we ook mee bezig zijn, is het uitvoeren van DNA-analyse op chip. Het idee is daar dat politiediensten op de plaats van het misdrijf met deze technologie heel snel een DNA-profiel kunnen bepalen, binnen een half uur bijvoorbeeld. Daar zijn we mee bezig, maar dat is nog toekomstmuziek, natuurlijk.”

Bron » Het Laatste Nieuws

De snelste weg naar een gerechtelijke dwaling

De kritiek op de verhoormethode Reid is terecht, zegt Pieter Tersago. Maar ook zonder manipulatieve technieken kan je veel informatie uit een verdachte krijgen.

Een Amerikaans bedrijf, gespecialiseerd in verhoortechnieken, klaagt de makers van de Netflix-serie When they see us aan ­wegens laster en eerroof (DS 17 oktober). John E. Reid & Associates pikt het niet dat zijn verhoormethode in de true crime­serie wordt gelinkt aan de valse bekentenissen en de daarop volgende onterechte veroordeling van vijf ­jongemannen voor de verkrachting en zware mishandeling van een vrouw in Central Park, New York.

In de wetenschappelijke literatuur worden deze casus en andere voorbeelden van gerechtelijke dwalingen op basis van valse bekentenissen nochtans druk besproken om aan te tonen hoe de Reid-verhoor­methode het risico op afgedwongen bekentenissen kan verhogen. De methode kan zelfs onschuldige verdachten zover brengen om misdaden te bekennen die ze niet gepleegd hebben.

Valse bekentenissen zijn een van de belangrijkste oorzaken van rechterlijke dwalingen. Valse bekentenissen zijn contra-intuïtief. Waarom zou je onterecht bekennen een ernstig misdrijf te hebben gepleegd en jezelf op die manier blootstellen aan zware gevangenisstraffen? Ook juryleden en professionele strafrechters worstelen met die vraag, zodat de ­bekentenissen doorgaans wel als bewijs worden gebruikt.

Vooral jongeren of verdachten met een verstandelijke beperking of zwakkere persoonlijkheid trappen in de sluwe valstrik van de politie
Als je de Reid-methode bekijkt, wordt dit snel duidelijker. Om te beginnen wordt door de politie­verhoorders al een eerste overtuiging over de schuld van de verdachte gevormd. Dit gebeurt op basis van het dossier, maar ook op basis van een voorgesprek waarbij er vragen worden gesteld die een bepaald gedrag van de verdachte kunnen uitlokken – gedrag dat de Reid-hand­leiding als typisch voor een schuldige verdachte beschouwt.

Feiten verbloemen

Is de verhoorder ervan overtuigd dat de verdachte schuldig is, dan starten de verhoorders de formele ondervraging. Het enige doel is een bekentenis te verkrijgen. In de negen omschreven stappen van de Reid-techniek zijn er drie cruciale fasen.

Eerst tracht je de verdachte zo veel mogelijk te isoleren. Contact met familie en ook met een advocaat wordt zo veel mogelijk vermeden. De verdachte wordt urenlang verhoord. Je tracht de verdachte het gevoel te geven dat hij er alleen voor staat.

Vervolgens sla je de verdachte om de oren met beschuldigingen en confronteer je hem met­ bewijzen – zelfs valse. Zijn ontkenningen worden stelselmatig onderbroken en je tracht hem duidelijk te maken dat zijn schuld vaststaat en ontkennen geen enkele zin heeft.

De derde fase treedt in werking als je de verdachte op die manier volledig in de hoek hebt gedreven. Je probeert hem ervan te overtuigen dat bekennen niet de slechtste optie is en zelfs een uitweg uit die benarde verhoor­situatie biedt. Uitdrukkelijke beloften zijn, ook in de VS, verboden. Maar door de feiten te minimali­seren of te verbloemen en te rationaliseren, kunnen ze de verdachte de indruk geven dat die minder zwaar zijn dan gedacht en dat hij, zeker als hij bekent, mild zal worden behandeld en bijvoorbeeld zal worden vrijgelaten.

Deze methode werkt. Althans, veel verdachten leggen bekentenissen af. Maar jammer genoeg dus ook onschuldige verdachten. Vooral ­jongeren of verdachten met een verstandelijke beperking of zwakkere persoonlijkheid, maar ook volwassen, psychisch gezonde verdachten trappen in de sluwe valstrik van de politie. Zij willen weg uit die benarde, stresserende verhoorsituatie. Zij gaan ervan uit dat verder onderzoek zal aantonen dat ze onschuldig zijn. Bekennen is dan de snelste vluchtweg.

Helaas betekenen bekentenissen vaak het einde van het onderzoek. Bekentenissen gelden in de ogen van de jury en strafrechters als een sterk bewijsmiddel en kunnen leiden tot de veroordeling van onschuldige ­verdachten, ook wanneer zij hun afgedwongen bekentenis later intrekken.

De kritiek op de Reid-methode is meer dan terecht en wordt ondersteund door jarenlang wetenschappelijk onderzoek. In veel landen is er ook van afgestapt. In plaats daarvan kwam de (informatie verzamelende) verhoormethode. Bekentenissen zijn niet langer het doel van het verhoor. Het woord is vooral aan de verdachte. Hem wordt gevraagd zijn relaas te geven. Pas daarna zal hij op neutrale, onbevooroordeelde wijze dieper worden bevraagd en worden geconfronteerd met tegenstrijdigheden met andere bewijsmiddelen.

En in België?

Rechtspsychologisch onderzoek toont aan dat je ook zonder de manipulatieve, dwingende technieken van de Reid-methode in staat bent veel informatie en zelfs bekentenissen van de verdachte te verkrijgen. Hoe meer informatie de verdachte geeft, hoe beter die kan worden ­onderzocht en getoetst aan andere bewijsmiddelen die het onderzoek oplevert. Het risico op valse bekentenissen is zo kleiner, zonder dat een verder strafonderzoek of een veroordeling onmogelijk wordt gemaakt. Zowel vanuit juridisch als vanuit rechtspsychologisch perspectief geniet deze verhoormethode veruit de voorkeur.

Of in België onschuldigen zijn veroordeeld op basis van een valse bekentenis, weten we niet zeker. Maar het risico is niet uit te sluiten. Hoewel de basisverhoortechniek bij ons aansluit bij de informatie verzamelende verhoormethode, komen in de Belgische verhoorhandleidingen ook minimaliserende verhoortechnieken, geïnspireerd door de Reid-methode, aan bod. En mijn doctoraatsonderzoek, dat ik dit jaar afrondde, leert dat ook in de Belgische verhoorlokalen dergelijk verhoortechnieken worden gebruikt.

Strafrechters krijgen ook geen volledig beeld van het verhoor, omdat verhoren in België zelden volledig audiovisueel worden opgenomen. Ze krijgen vooral kennis van het verhoor via het proces-verbaal, en dat is altijd een samenvatting door de verhoorder. Dubieuze verhoortechnieken worden daar niet steevast in opgenomen, zodat strafrechters het risico op afgedwongen valse bekentenissen niet zorgvuldig kunnen beoordelen.

Sinds 2012 hebben verdachten het recht op bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. De advocaat kan de verdachte adviseren, ingrijpen wanneer zulke verhoortechnieken worden aangewend en de strafrechter daarop attent maken. Het is dan van belang dat de advocaat weet waar de gevaren liggen en tijdens het verhoor actief durft op te treden. Maar bij advocaten ontbreekt daarover vaak de kennis en het lef. Dat is des te problematischer omdat mijn onderzoek uitwijst dat strafrechters ervan uitgaan dat het verhoor correct is verlopen als er een advocaat aanwezig was en die geen opmerkingen maakt.

Vanuit de gedeelde intentie van politie, advocaten en strafrechters om alleen schuldigen te veroordelen en gerechtelijke dwalingen te vermijden, is het te hopen dat deze bijdrage een stimulans mag zijn om de verhoorpraktijk en -beoordeling in België naar een hoger niveau te tillen en niet lichtzinnig om te springen met bekentenissen als bewijs.

Bron » De Standaard | Pieter Tersago

Commissie wil dat speurders meer info mogen halen uit DNA-onderzoek: “Laat hen ook haar-, oog- en huidskleur van dader lezen”

Speurders moeten bij een onderzoek naar een moordenaar of een dief de haar- en huidskleur uit het DNA van de dader kunnen aflezen. Dat is technisch mogelijk, maar is vandaag wettelijk niet toegelaten. Het is een van de wetswijzigingen die wetenschappers binnen de DNA-commissie willen voorleggen aan de toekomstige federale regering.

Als speurders DNA van de dader op de plek van een misdaad vinden, mogen ze nu alleen een DNA-profiel opmaken – een persoonlijke code, zeg maar, om die dan te kunnen vergelijken met een verdachte. Het geslacht van de dader mogen ze ook kennen, maar daar stopt het. Nochtans kunnen wetenschappers eigenlijk véél meer informatie uit DNA halen. Zo zouden ze in een labo kunnen voorspellen wat de natuurlijke haarkleur van de dader is, de kleur van zijn ogen, zijn huidskleur, of hij sproeten heeft en de kleur van zijn wenkbrauwen. Ze kunnen inschatten of hij eerder stijl dan wel krullend haar heeft, of hij kaal wordt, en zelfs de manier waarop hij kaal wordt.

“Alleen, vandaag mogen we dat niet uitzoeken”, zegt Gert De Boeck, operationeel directeur van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), dat forensisch onderzoek doet voor het gerecht.

Mentaliteitswijziging

De Evaluatiecommissie voor DNA-onderzoek, waar naast het NICC ook het federaal parket, de federale politie en drie wetenschappers in zetelen, heeft de opdracht de minister van Justitie te adviseren over DNA-onderzoek in strafzaken. Zij pleit ervoor de regels rond zulk onderzoek te herbekijken. “De laatste grote aanpassingen in de wet over DNA-onderzoek dateren al uit 2011”, zegt De Boeck, voorzitter van de commissie.

“Er is een mentaliteitswijziging nodig. Nu gebruiken we forensisch onderzoek veelal om te bevestigen wat we al weten. De politie zoekt de dader, en achteraf verzamelen we met DNA bewijslast. De uitdaging is om het forensisch onderzoek al van bij de start te betrekken. Zo zou het kennen van de haarkleur kunnen helpen om bijvoorbeeld een groep uit te sluiten, of om net te weten te komen tot welke groep de dader behoort. Als de politie verschillende verdachten heeft, zou het interessant zijn te weten dat de dader blond is. Vandaag verhindert de wet ons om te kijken in het coderende DNA van een mens, waar die informatie zit.” In buurlanden Nederland, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn dat soort onderzoeken wel toegelaten.

Familieleden

Daarnaast stellen de wetenschappers ook voor om familiale zoekingen mogelijk te maken. “Het gebeurt dat het DNA van een onbekende dader geen match oplevert met dat van veroordeelden en verdachten die zijn opgenomen in de databanken van het NICC. Maar de databanken kunnen soms wel bepaalde mensen suggereren die mogelijk familie zijn van de dader”, zo vertellen medewerkers van het NICC in een reportage in onze weekendbijlage NU.

De technologie kan de speurders dus op weg zetten naar de dader. “Alleen mogen we dat niet rapporteren aan het gerecht. De wet voorziet dat niet.” De Evaluatiecommissie wil het gerecht daarom de mogelijkheid geven om wél actief na te gaan of een onbekende dader familie is van een veroordeelde of een verdachte, om zo zijn identiteit te achterhalen. De commissie werkt aan een memorandum daarover. Ze wil dat binnen enkele weken kunnen overhandigen aan de minister van Justitie, en hoopt dat de politieke onderhandelaars die een nieuwe regering zullen vormen er rekening mee zullen houden.

Bron » Het Nieuwsblad

In de VS doen ze het al, in België straks ook? Hoe speurders moorden oplossen dankzij familieleden

Lossen speurders straks moorden op dankzij de hulp van stamboomspecialisten en archieven? In de VS konden rechercheurs één van de ergste seriemoordenaars ooit klissen door zijn DNA te koppelen aan zijn stamboom. Wetenschappers spreken over een revolutie in het misdaadonderzoek. Ook in België willen onderzoekers graag méér doen met DNA.

Het was een blonde, blanke atletisch gebouwde man die zijn slachtoffers binnensmonds schunnig­heden toegromde. Veel meer kon de Amerikaanse politie eigenlijk niet vertellen over de onbekende seriemoordenaar die ze al sinds de jaren 70 en 80 op de hielen zaten en die ze de Golden State Killer waren gaan noemen.

Twaalf jaar lang zaaide de killer angst in de staat Californië. Het begon met enkele inbraken in 1974, waarbij hij vrouwen begluurde en hun ondergoed meegriste. Er zouden honderden inbraken volgen, meer dan 50 verkrachtingen, en uiteindelijk 13 moorden. Tot hij er in 1986 plots mee ophield en verdween.

44 jaar lang zou de killer uit de handen van justitie blijven. Nochtans had het gerecht al die tijd zijn DNA in handen, uit zijn speeksel en sperma. Maar omdat de moordenaar nooit bij een andere misdaad tegen de lamp was gelopen en hij dus in geen enkele databank zat, leverde het nooit een match op.

Tot één creatieve speurder er in 2018 in slaagde om dat obstakel te omzeilen. Onderzoeker Paul Holes liet zich inspireren door een techniek die adoptiekinderen gebruiken om hun biologische ouders terug te vinden: ‘genetische genealogie’. Hij maakte gebruik van de commerciële DNA-databank GEDmatch, waar al duizenden Amerikanen vrijwillig hun DNA hadden afgestaan omdat ze hun stamboom wilden opstellen. De Golden State Killer, voor alle duidelijkheid, had dat niet gedaan. Maar toen Holes het DNA van de moordenaar bij de databank binnenbracht, zag hij dat er tien andere mensen in zaten die verre familie van hem waren. Héél verre familie: ze deelden dezelfde over-over-overgrootvader.

Samen met genealoge Barbara Rae-Venter stelde hij een stamboom op met 25.000 mensen. Het leidde hen naar één verdachte: ex-agent Joseph DeAngelo (73), die dit keer wél door zijn DNA ontmaskerd werd.

Al drie cold cases zijn in de Verenigde Staten met deze methode opgelost. De grootste stap voorwaarts bij het oplossen van misdaden sinds de ontdekking van DNA zelf, zo vinden Amerikaanse wetenschappers en journalisten. “Over 20 jaar zullen we op dit moment terugkijken, en zeggen: Dáár is het allemaal begonnen.”

Werkloze ramenwasser

Ook in België werden de afgelopen jaren een aantal cold cases onverwachts opgelost. “Er zijn de afgelopen jaren technisch gezien grote stappen vooruit gezet”, zegt Vanessa Vanvooren, hoofd van het DNA-labo bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). Hier brengen de speurders hun bewijsmateriaal binnen om er een DNA-profiel van te laten maken. “Terwijl we vroeger een grote plas bloed nodig hadden om dat profiel op te maken, hebben we nu genoeg aan één haartje.”

Eve Poppe (38). Eerder deze maand kreeg haar familie te horen dat zij in 1997 door Stephan D.L. vermoord werd. Zijn DNA gaf de doorslag FOTO: IF
Eerder deze maand kregen de zussen en de schoonbroer van Eve Poppe uit Antwerpen eindelijk te horen wie haar in 1997 vermoord had. Een onbekende man was die dag haar appartement binnengedrongen, om haar te verkrachten en vervolgens te vermoorden met een touw en een mes. Eén klein haartje dat de moordenaar had achtergelaten, kwam hem duur te staan.

Stephan D.L., een werkloze ramenwasser, werd enige tijd geleden opgepakt na een banale inbraak. Tot zijn stomme verbazing kon zijn DNA hem na al die tijd nog aan de moord linken.

“De methodes die we nu gebruiken, zijn al vrij succesvol”, zegt Bieke Vanhooydonck, gerechtelijk deskundige bij de DNA-databanken van het NICC. “Als wij het DNA van een onbekende dader binnenkrijgen, levert dat in één op de vijf gevallen een match op – soms ook met een onopgeloste zaak. Bij die matches kunnen we uiteindelijk op 83% een naam kleven.”

Toch dringt het NICC aan op een uitbreiding van de wet. Ze willen DNA een andere rol in het strafrecht geven. Er moet een ommeslag gemaakt worden, vindt Vanhooydonck. “Nu dient DNA enkel als bewijslast. De speurders zoeken een verdachte, en wij moeten met DNA aantonen of hij de dader is, of niet. Terwijl ons DNA-onderzoek zelf speurders naar een dader kan leiden.”

“Wij mogen enkel het profiel van iemand opstellen – zeg maar ­iemands persoonlijke code, en het geslacht”, zegt Vanessa Vanvooren. “Eigenlijk kan DNA ons veel meer vertellen: haar- en oogkleur van de dader, huidskleur, kleur van de wenkbrauwen, of zelfs de manier waarop iemand kaal wordt. Wetenschappers in de VS experimenteren zelfs met een robotfoto uit DNA. Maar voorlopig vallen die resultaten tegen.”

“De wet uit 1999 verhindert dat wij dat allemaal bekijken. In Nederland mag dat bijvoorbeeld wel. De Belgische wet zegt dat wij niet in het ­‘coderende deel’ van een mens ­mogen kijken. Om de privacy van verdachten te beschermen. De laatste jaren staat dat ter discussie: waarom mag een getuige wel een verdachte beschrijven, en een wetenschapper niet?”

“Dit zou de politie kunnen helpen om een dader op te sporen, maar het mag niet dienen als bewijslast. ­Iemand mag niet in de cel belanden, enkel en alleen omdat hij ros haar heeft. De politie moet op het einde van de rit nog andere bewijzen kunnen voorleggen. Maar als je twaalf verdachten hebt, is het handig te ­weten dat de dader ros haar heeft.”

Door stamboomonderzoek te combineren met DNA-profielen, konden Amerikaanse speurders ook de moordenaar identificeren die in 1985 in het Bear Brook-natuurpark in New Hampshire twee tonnen achterliet, met daarin de lichamen van een vrouw en drie kinderen. De DNA-stamboom leidde hen naar Terrence Rasmussen, een moordenaar die al onder een valse naam in de gevangenis bleek te zitten. Hij werd The Chameleon Killer genoemd, omdat hij zo veel met aliassen werkte.

Zo’n onderzoek kan ook steeds sneller. Terwijl genealoge Barbara Rae-Venter in 2018 nog 10.000 uren nodig had om de stamboom van ­Joseph DeAngelo te maken, deed ze dezelfde oefening dit jaar al in 100 uur. Doordat steeds meer mensen hun DNA in zo’n databank nalaten, worden de familiebanden korter.

Een andere genealoog boog zich dit jaar over het lichaam van een onbekende vrouw, die in 1981 dood was aangetroffen in een greppel in Ohio. Terwijl de politie al 37 jaar naar haar naam zocht, vertelde een DNA-stamboomonderzoek al na vier uur dat ze Marcia King heette. Haar moordenaar is nog niet gevonden.

Algoritme zoekt familie

Lossen we straks in België ook moorden op, met behulp van stamboomonderzoekers? Op z’n minst een interessante denkoefening, zo vindt het NICC, maar ze hebben hun voorbehoud. Vanessa Vanvooren: “De onderzoekers in de VS gebruiken een commerciële databank. ­Willen we dat wel? Hoe controleer je als overheid welke gegevens daarin zitten? Hoe ga je fraude tegen? Wat als je buurman straks zijn DNA opstuurt, maar jouw naam opgeeft? Er is geen enkele controle.”

Een zoektocht naar familieleden in de bestaande drie databanken van het NICC zou in principe wel kunnen. In principe, want de wet voorziet het niet. “Het gebeurt dat het DNA van een dader geen match oplevert, maar dat de databank zelf wel enkele mensen suggereert die mogelijk familie van de dader zijn”, zegt Vanhooydonck. Het gaat dan om ­familieleden van de eerste graad: een vader, een zoon of een broer. “Maar wij mogen dat niet rapporteren aan het gerecht. De wet voorziet dat niet.”

“We zijn al langer voorstander van een wetswijziging, waarbij familiale zoekacties toegelaten zouden worden”, zegt Bieke Vanhooydonck. “Een moordenaar zoeken via zijn ­familieleden die al in een databank zitten, daar moeten we over durven na te denken.”

Het NICC wil deze wetswijzigingen voorleggen aan de nieuwe federale regering.

“Er moeten niet méér mensen in onze databanken”, vindt Vanhooydonck. “Van iedereen het DNA bij de geboorte afnemen, is niet nodig. Er moeten grenzen zijn aan het inzamelen van DNA. We kunnen beter inzetten op betere zoekmethodes, of de huidige methodes verbreden. Daarmee alleen al kunnen we een grote stap vooruit zetten.”

56.000 misdadigers in databank

De sporen die speurders aantreffen, komen terecht in de ­labo’s van het Nationaal Instituut voor ­Criminalistiek en Criminologie (NICC) voor DNA-onderzoek. “Uit alle biologische weefsels kunnen wij in principe erfelijk ­materiaal ­halen”, zegt Bieke Vanhooydonck. “In de ­praktijk zijn het ­vooral bloed, speeksel, ­sperma, haartjes en huidcellen die we krijgen. Zelfs uit een ­vingerafdruk kunnen we DNA ­halen.”

In de praktijk gebeuren de meeste DNA-analyses om inbraken en diefstallen op te ­lossen. Er zijn drie databanken: in de databank ­‘Veroordeelden’ zitten bijna 54.000 profielen van personen die definitief door een rechter veroordeeld zijn. De databank ‘Criminalistiek’ bevat ongeveer 2.200 profielen van verdachten, en nog eens bijna 58.000 profielen van sporen die bij een misdaad zijn gevonden. Sinds 2018 is er ook een databank met het DNA van ­vermiste personen, waar nu al 156 profielen inzitten. Als de politie een DNA-staal van een verdachte of van een onbekend slachtoffer binnenbrengt, worden die met ­alle drie de databanken vergeleken.

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Nu er weer wordt gezocht naar verdwenen geldkoerier: wat blijft er over van lichaam dat al 37 jaar begraven ligt?

Speurders zijn op dit moment aan de Van Praetbrug in Brussel aan het graven. Ze zijn op zoek naar het lichaam van Francis Zwarts, een geldkoerier die in 1982 spoorloos verdween. Maar wat kan er na 37 jaar nog gevonden worden? Wetsdokter Werner Jacobs en archeoloog Wim De Clercq zijn ervan overtuigd dat het belangrijke informatie over de cold case kan opleveren. Drie vragen over de opgravingen in de zaak-Francis Zwarts

1. Kan er na 37 jaar nog iets gevonden worden?

Dat hangt heel erg af van de grondsoort waarin het lichaam destijds begraven werd, zegt zowel Werner Jacobs (bekend van de Canvas-docuserie “Misdaaddokters”) als Wim De Clercq (UGent-professor Archeologie).

“Bepaalde grond – kleigrond bijvoorbeeld – bewaart veel beter dan andere soorten grond”, weet Jacobs. Hoe komt dat? “Bij een natte of net een heel droge bodem kunnen weinig bacteriën hun werk doen”, legt professor De Clercq uit.

Maar omdat de moord intussen 37 jaar geleden is, verwachten beide experten dat er naast het skelet niet veel kan overblijven van het lichaam van het slachtoffer, zelfs niet als het destijds in plastic verpakt zou zijn.

“Als het lichaam 10 à 15 jaar geleden begraven zou zijn, zou er nog iets kunnen overblijven van de zogenoemde weke weefsels”, maar na bijna 40 jaar denkt Jacobs dat de speurders nog weinig van het lichaam zullen vinden, buiten het skelet.

2. Kunnen speurders nog iets afleiden uit het skelet?

Dat mogelijk alleen het skelet gevonden wordt, betekent echter niet dat dit geen interessante informatie kan opleveren, zegt dokter Jacobs. “Een skelet is voor speurders een dankbaar object omdat het een hard materiaal is, dat honderden en soms zelfs duizenden jaren lang bewaard kan blijven.”

“Omdat men hier van een gewelddadig overlijden uitgaat, is de kans groot dat er op het skelet sporen terug te vinden zijn van de manier waarop hij om het leven is gebracht”, gaat Jacobs verder. “Dat kan gaan van kogelgaten, tot krassen van een mes en breuken – als het slachtoffer doodgeslagen zou zijn.”

“Let wel”, voegt Jacobs eraan toe, “je kan perfect iemand met een mes doodsteken of met een kogel doodschieten zonder dat de kogel een bot raakt en dan zal je daarvan natuurlijk ook geen sporen meer zien op het skelet. Maar de kans dat een gewelddadige misdaad sporen achterlaat, is reëel. En als die sporen toentertijd op het skelet zijn achtergelaten, kunnen we die na 37 jaar zeker nog herkennen.”

Professor Jan Tytgat (KU Leuven) voegt eraan toe dat toxicologen ook nog informatie over het overlijden kunnen vinden in botten, tanden en zelfs haren van lijken. Zo kunnen na jaren nog sporen gevonden worden van druggebruik of geneesmiddelen of vergiftiging.

3. Kan de opgraving naast het skelet nog andere sporen blootleggen?

Zeer zeker, verzekeren beide experts. Maar hiervoor moeten de speurders heel voorzichtig graven en goed kijken wat er allemaal in de grond zit.

“Als het lichaam van Zwarts effectief begraven ligt waar de speurders nu zoeken, zullen ze dat zien aan de bodem”, zegt professor De Clercq. “Als je een kuil graaft, verstoor je namelijk de natuurlijke bodem en dat laat sporen na die het geoefende oog van forensische speurders of archeologen snel ziet. Als je een rechthoekige put maakt, zal dat altijd een rechthoekige verkleuring in de grond achterlaten.”

Eenmaal de speurders aan het graven zijn, zullen ze heel voorzichtig moeten kijken wat ze allemaal vinden in de bodem. “Zo kunnen ze voorwerpen vinden die destijds in de kuil gegooid werden, om ervan af te zijn. Een moordwapen bijvoorbeeld”, zegt professor De Clercq. “De context waarin de begraving is gebeurd is heel belangrijk en dat kunnen we vaak afleiden door wat we tijdens het graven vinden.”

Maar naast voorwerpen die opzettelijk in de kuil werden gegooid kunnen ook spullen die toevallig in de kuil geraakt zijn belangrijke informatie geven over de context. Zo kunnen bijvoorbeeld sigarettenverpakkingen of -peuken geheimen verklappen. En stuifmeel dat rondvloog tijdens de begraving verklappen in welk seizoen de feiten hebben plaatsgevonden.

Dokter Jacobs heeft tot slot nog een anekdote over iets dat ongemerkt is achtergebleven bij een lijk. “Ik heb het ooit meegemaakt dat er naast een slachtoffer dat we hadden teruggevonden een tand lag, maar na onderzoek bleek die niet van het slachtoffer te zijn”, vertelt de wetsdokter.

“Achteraf is gebleken dat het slachtoffer begraven werd op de plek waar eerst nog een vechtpartij had plaatsgevonden en het slachtoffer waarschijnlijk nog een vuistslag had gegeven aan de dader. Jaren later is er in die zaak een verdachte in verband gebracht met de zaak, die inderdaad een tand bleek te ontbreken. Dus rond het skelet kunnen zeker nog sporen liggen die aan het misdrijf gerelateerd zijn.”

Bron » VRT Nieuws