In veel terugblikken op de ‘loden jaren’ 80 ontbreekt de specifieke politieke, sociale en economische context. Hoe zag de maatschappij er toen uit en heeft de ‘strategie van de spanning’ iets uitgehaald? Een overzicht.
Met de mogelijke ontmaskering van één van de leden van de Bende van Nijvel komt de piste van de ‘strategie van de spanning’ weer op de voorgrond. Achter de bloederige raids uit de jaren 80 zat geen criminele bende die louter uit was op geldgewin, maar een extreemrechts netwerk met vertakkingen bij de toenmalige rijkswacht, justitie en de politiek. Een netwerk dat de instellingen wou destabiliseren en een angstklimaat creëren.
Dat klimaat zou het dan makkelijker moeten maken om de samenleving in een rechtse richting te duwen. Het is een piste die door een eerste generatie onderzoeksjournalisten als Walter De Bock en Herwig Lerouge naar voor werd geschoven.
Op 6 april 1981 viel de vierde regering van Wilfried Martens (CVP, zoals de CD&V toen heette). Martens IV had nauwelijks een half jaar aangemodderd. Een verrassing was dat niet. Sinds 1977 had geen enkele regering het langer dan een jaar uitgehouden. Maar er is wel een verschil. De eerste twee regeringen van Martens en de regeringen daarvoor van Tindemans struikelden over communautaire kwesties.
Martens III en IV vielen uit elkaar na strubbelingen over het herstelbeleid. De crisis van de jaren 70 had ook in België zwaar toegeslagen. Lange rijen voor de stempellokalen (werklozen moesten toen nog elke dag een stempeltje gaan ophalen), oude industrieën in grote moeilijkheden en de economische groei die een duik nam.
Wilfried Martens zag maar één oplossing: de bevolking moest ‘zware en pijnlijke offers’ brengen. En dat lukte niet met een regering waar de socialistische partijen deel van uitmaakten. “Een saneringsbeleid kon je toen met de socialisten niet voeren, en ik was de enige die de moed had gehad daaruit lessen te trekken”, zei hij daarover ooit in Humo.
Martens leunde even enkele maanden achterover en keek van aan de zijlijn hoe zijn partijgenoot Mark Eyskens begon aan de laatste kwakkelregering van die jaren. De regering gleed acht maanden later uit op een conflict over de financiering van de noodlijdende Waalse staalindustrie.
Verraad
De CVP kreeg een klap in de nieuwe verkiezingen maar op 14 december 1981 kon Martens toch een nieuwe regering voorstellen. De socialisten werden aan de kant geschoven. De christendemocraten gingen in zee met de liberalen en de regering zou met volmachten regeren. Martens V werd aangekondigd op een woelige persconferentie. De BRT-journalist Daniël Buyle vroeg toen aan Martens “of hij geen verraad pleegde aan zijn jeugdidealen”. Het was een verwijzing naar de jonge Martens die in 68 geijverd had voor progressieve frontvorming, een samenvloeiing van de linkse krachten binnen de socialistische en christelijke bewegingen. Het leverde Buyle een degradatie op en later – na een nieuwe aanvaring met de CVP – zelfs een definitief ontslag.
In Humo blikte Martens later terug op die persconferentie. “Ze begrepen al niet dat ik meewerkte aan een regering met liberalen, mét volmachten – toen kon ik nog niet zeggen dat ik die nodig had om een devaluatie te kunnen doordrukken – en dan was ik ook nog eens de verrader die het omroepmonopolie zou doorbreken”, zei hij.
De devaluatie van de Belgische frank met 8,5 procent kwam er begin 82. Later volgden ook nog drie indexsprongen. Tussen 81 en 85 zagen de Belgische werknemers daardoor 8,7 procent van hun koopkracht in rook opgaan. Martens V verdubbelde ook het inschrijvingsgeld aan de universiteiten en verlaagde de uitkeringen. Maar naast een besparingsoperatie op de rug van werknemers en mensen die leven van een uitkering was het ook een herverdeling van arm naar rijk. In diezelfde periode steeg het aandeel van de 1 procent rijksten in de inkomens met 15 procent.
Racisme
De vijfde regering van Martens was om nog een andere reden revolutionair. Voor het eerst maakte er een partij deel van uit die een anti-migratiecampagne had gevoerd. In de communicatie van de PRL, de Franstalige liberalen, waren de arbeidsmigranten en hun kinderen een ‘probleem’ geworden. In 1974 was er al een migratiestop afgekondigd, maar Martens voegde daar enkele racistische maatregelen aan toe. Zo mochten burgemeesters weigeren om niet-Belgen in te schrijven en werden de mogelijkheden tot gezinshereniging beperkt.
Daarboven op kwam nog één dossier dat al aansleepte sinds het einde van de jaren 70. De Amerikaanse overheid wou kernraketten plaatsen in België. In december 1979 had VAKA (Vlaams Aktiekomitee tegen Atoomwapens) daar een eerste keer tegen betoogd. Die aanvankelijke kleine beweging zou uitgroeien tot één van de grootste protesten ooit in België. Op 23 oktober 1983 stapten 400.000 mensen door Brussel. Het was al lang donker toen de laatste betogers aan het traject konden beginnen.
Bijna een half miljoen mensen die op een zondag naar de hoofdstad komen om te betogen tegen een Navo-engagement. Er zal in die tijd wel voor minder zenuwachtigheid ontstaan zijn binnen de cirkels van de Amerikaanse veiligheidsdiensten die toen nog verwikkeld waren in een Koude – maar heel verbeten – Oorlog met de Sovjet-Unie. Op 7 november 1990 gaf toenmalig minister van Defensie Guy Coëme (PS) toe dat er ook in België een geheim “Gladio-leger” actief was geweest. Als er ooit Russisch-gezinde (of anti-Amerikaanse) regeringen aan de macht zouden komen in Europese landen moesten die stay behind-netwerken in het verzet gaan.
Op 17 maart 1985 betoogden nog eens 200.000 mensen tegen de plaatsing van de raketten. Ze wisten toen niet dat de raketten al onderweg waren naar België. Martens had de tegenstand van de arbeidersvleugel van zijn partij aan de kant geschoven. Zijn minister van Buitenlandse Zaken Le Tindemans zei daar later over dat ‘het niet aan de wijkmeesters van de KWB, de bodes van de mutualiteit of de getrouwde onderpastoors is om de wereldpolitiek te bepalen’.
Hindernissen
Dat aan de kant schuiven van het zogenaamde middenveld was een vast onderdeel van de strategie van Martens V. “Gelukkig was mijn regering ditmaal van heel wat hindernissen ontdaan. Al van bij het begin had ze zich formeel losgekoppeld van de sociale partners, die niet langer het sociaaleconomisch beleid zouden bepalen. ‘De regering zal regeren’ was ons devies”, schreef Martens in zijn memoires.
Hindernissen noemde Martens de vakbonden en andere sociale bewegingen en hij zette daarmee een punt achter de naoorlogse periode van sociaal overleg en pacificatie. Dat was trouwens pas het begin van een lang proces. Een proces dat verdergezet werd in de regeringen-Verhofstadt (met de nadruk op het primaat van de politiek) en in het huidige confrontatiemodel van de regering-Michel.
De rakettenbetogingen waren het niet het enige protest waar Martens V mee te kampen kreeg. De socialistische vakbond organiseerde in 1982 drie 24-urenstakingen. Maar vooral de herfst van 1983 werd woelig. Bij de openbare diensten werd toen meer dan 10 dagen gestaakt. De staking begon bij het spoor, maar verschillende privébedrijven sloten zich aan. In 1986 kreeg het ABVV in haar eentje zelfs 250.000 betogers op straat tegen het Sint-Annaplan, de grote besparingsronde van Martens VI (deze keer met de jonge Verhofstadt in een glansrol als minister van Begroting).
Om het ACV los te weken uit het vakbondsfront had Martens toen de toenmalige voorzitter Jef Houthuys opgenomen in het selecte gezelschap dat tussen 1982 en 1987 regelmatig samenkwam in Poupehan. De latere voorzitter van de Nationale Bank, Fons Verplaetse, had daar een vakantiehuisje. Martens logeerde er met Houthuys en Hubert Detremmerie, de voorzitter van de bank BAC (later Bacob en nog later opgegaan in Dexia).
Jongerenmarsen
Nog een opmerkelijk protestfenomeen uit die jaren waren de Jongerenmarsen. In 1982 en 1984 trokken tienduizenden jongeren de straat op om de stijgende werkloosheid aan te klagen. Het waren telkens woelige betogingen met stevige confrontaties met de ordediensten.
Zo zagen de jaren er uit tussen 1982 en 1985, tussen de eerste en de laatste aanslag van de Bende van Nijvel: veel historisch grote betogingen, veel sociale onrust en het begin van het neoliberale beleid in België. Ook een regering die enkel geobsedeerd was door de begroting en de winstcijfers van bedrijf en zich weinig aantrok van de rest van de samenleving en instellingen.
In die jaren konden massale betogingen niet beletten dat de raketten er kwamen, dat de uitkeringen daalden en de werkloosheid bleef stijgen, dat er gehakt werd in de openbare diensten en in de lonen. Wat toen nog experimenteel was – racistische politieke campagnes, neoliberale recepten, de commercialisering van de media met de beslissing om het monopolie van de openbare omroep af te breken – is nu gemeengoed. De trouw van België aan de Navo werd ook nooit meer zo algemeen en zo scherp in vraag gesteld als toen.
Als het de bedoeling was van de broodheren achter de Bende van Nijvel om België in een meer rechtse richting te sturen en om het protest een klap toe te dienen, dan kunnen zij – als ze nog leven – niet helemaal ontevreden terugkijken op de loden jaren.
Die hele gewelddadige periode leverde ook nog een andere duidelijke winnaar op. De Rijkswacht, in wier middens de daders gezocht moeten worden, kreeg in 1986 8 miljard Belgische frank extra toegewezen. Dat budget moest onder meer dienen om zware wapens aan te kopen zodat de agenten op zouden kunnen tegen het kaliber van de gangsters. Ook op dat vlak lijkt de strategie van de spanning perfect gewerkt te hebben.
Bron » De Wereld Morgen | Christophe Callewaert