Landuyt wil verjaring voor moorden van bendes afschaffen

Volksvertegenwoordiger Renaat Landuyt (sp.a) wil dat moorden die door bendes gepleegd zijn niet meer verjaren. Zo wil hij de speurders naar de Bende van Nijvel meer tijd geven om hun zaak uit te spitten. Tussen 1982 en 1985 doodde de Bende van Nijvel 28 personen bij verschillende overvallen.

De daders werden nooit gevonden en op 9 november 2015 verjaren deze misdaden. Dan is immers dertig jaar verstreken sinds de laatste overval, die op Delhaize in Aalst, waarbij acht doden vielen. Dan valt het onderzoek dus stil en kan niemand worden gestraft.

Het college van procureurs-generaal onderzoekt nu of de misdaden van de Bende van Nijvel kunnen worden gedefinieerd als misdaden tegen de menselijkheid. Dat soort misdaden verjaart immers nooit. Minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open Vld) zou die visie willen volgen.

Justitiespecialist Renaat Landuyt vindt dat een gevaarlijke piste: “Zelfs als het parket vervolgt voor misdaden tegen de menselijkheid in dit geval, dan is het niet zeker of de raadkamer en het assisenhof dat zullen volgen. Bovendien: we kunnen zelf de definitie van misdaden tegen de menselijkheid zomaar niet wijzigen, want het gaat om internationale verdragen.”

Landuyt ontwikkelt in een nieuw wetsvoorstel een elegantere manier om het onderzoek naar de misdaden van de Bende voort te zetten. Omdat de misdaden van de Bende van Nijvel in ieder geval moorden zijn die gepleegd zijn door een bende of een criminele organisatie, kan je natuurlijk wel de verjaringstermijn voor dit soort misdaden afschaffen. En dat doet Landuyt in zijn jongste wetsvoorstel.

Moorden van bendes verjaren dan nooit meer. Omdat een wet die de verjaringstermijn wijzigt een procedurewet is, kan ze onmiddellijk van toepassing zijn, ook op het onderzoek naar de Bende van Nijvel. “Gewone” moorden (niet in bende dus) blijven na dertig jaar verjaren.

Bron » Gazet van Antwerpen

Parket kijkt Facebookgegevens in

In 2011 is Facebook 202 keer gevorderd door de Belgische justitie om gegevens van Facebookgebruikers vrij te geven. Dat antwoordde minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (cdH) op een parlementaire vraag van voormalig gemeenschapssenator Bart Tommelein (Open VLD).

“In het raam van het bewijsonderzoek is de procureur des Konings bevoegd om al hetgeen kan dienen om de waarheid te ontdekken in beslag te nemen. Ook gegevens die in een informaticasysteem zijn opgeslagen”, aldus Milquet. Concreet kunnen identificatiegegevens en de gegevenshistoriek van sociale netwerkgebruikers onderzocht worden. In uitzonderlijke gevallen ook de inhoud van de communicatie.

Wat de binnenlandse sociale media betreft – Netlog bijvoorbeeld – kunnen politiediensten, mits een wettelijke vordering, rechtstreeks gegevens opvragen. Voor buitenlandse aanbieders – denk aan Facebook, LinkedIn, Badoo of Twitter – zijn er volgens Milquet twee mogelijkheden.

“Als er een akkoord is afgesloten met de leverancier, bijvoorbeeld Facebook, dan worden de gegevens mits een wettelijke vordering opgevraagd via de Computer Crime Unit van de federale politie. Is zo”n akkoord er niet, dan moeten de gegevens worden opgevraagd via een internationale rechtshulpverzoekcommissie.”

Voor Facebook werden 19 vorderingen genoteerd in 2010 en 202 in 2011. Voor Badoo werden 2 vorderingen genoteerd in 2011. De betrokkenen zijn daarover niet ingelicht. In landen zoals de VS kan de betrokkene wel ingelicht worden. Twitter bijvoorbeeld doet dat.

Senator Tommelein peilde ook bij de militaire inlichtingendienst ADIV naar onderzoeken binnen sociale media. “De ADIV screent de sociale media niet op systematische wijze”, antwoordde minister van Defensie Pieter De Crem (CD&V).

“Controles hebben enkel betrekking op de gegevens die toegankelijk zijn voor het publiek –open bronnen dus. Indien bij de dagelijkse controle van de publieke media (via alle dragers, dus ook internet) gevoelige informatie met betrekking tot Defensie wordt gevonden, dan wordt een veiligheidsonderzoek opgestart.”

Volgens De Crem hebben Defensie noch de ADIV een protocolakkoord afgesloten met aanbieders van de sociale media. In de periode 2009- 2011 heeft de ADIV ook geen medewerking gevorderd van Facebook & co.

Eind november 2012 berichtte De Standaard dat een aantal werknemers van de Staatsveiligheid op Facebook of LinkedIn hadden bekendgemaakt dat ze werken voor de inlichtingendienst. Het Comité I, dat de Belgische inlichtingendiensten controleert, is intussen een onderzoek gestart naar de problematiek. Senator Bert Anciaux (sp.a) vroeg minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) om een reactie.

“Een eenvoudige zoekopdracht met een zoekmachine biedt de mogelijkheid om op bepaalde sociale netwerksites personen te vinden die aangeven dat zij voor de Staatsveiligheid werken of hebben gewerkt”, bevestigde Turtelboom op 21 januari 2013. De Staatsveiligheid bevestigt noch ontkent echter of het om personeelsleden gaat die in dienst zijn.

“In deze context moet opgemerkt worden dat er een webpagina Veiligheid van de Staat bestaat op Facebook. Die is niet het werk van de Staatsveiligheid”, aldus Turtelboom. “Ik kan bovendien bevestigen dat de veiligheid van het personeel van de Staatsveiligheid niet in het gedrang is gekomen.”

Bron » MO*

“We evolueren langzaam naar een politiestaat”

Ze kunnen u in de psychiatrie laten opnemen, uit uw huis zetten of naar hartenlust uw ondergoedlade doorzoeken. En dat allemaal zonder dat er ook maar één rechter bij te pas komt. Zo ontstaat er in ijltempo een parallelle justitie.

“De uitvoerende macht wordt uitgebreid ten koste van de rechterlijke macht”, zegt voormalig vrederechter en justitiewatcher Jan Nolf. “Dat is onder meer zo in verband met gedwongen opnames in de psychiatrie. Hoewel ook dat eigenlijk de bevoegdheid van een vrederechter is, mag het Openbaar Ministerie in dringende gevallen ingrijpen.”

Nolf is niet de enige die een procureur niet meteen de aangewezen persoon vindt om dat soort beslissingen te nemen. “In elke zaak moet kunnen worden gegarandeerd dat het onderzoek zowel à charge als à décharge wordt gevoerd”, zegt strafpleiter Sven Mary. “Maar in de praktijk zien we dat het parket een doel voor ogen heeft en dus per definitie subjectief is.”

Een andere wet die de macht van de parketten anderhalf jaar geleden aanzienlijk heeft vergroot, is die op de verruimde minnelijke schikking. Daardoor kan het Openbaar Ministerie in om het even welke fase van het strafproces een minnelijke schikking voorstellen voor vergrijpen waar hoogstens twintig jaar celstraf op staat. In de praktijk gaat het vooral om fiscale en financiële misdrijven.

Niet alleen het Openbaar Ministerie trekt taken naar zich toe die eigenlijk de rechterlijke macht toebehoren. Ook de minister van Justitie doet daar gretig aan mee. Zoals onlangs nog met de verstrenging van de beruchte wet-Lejeune: wie tot meer dan dertig jaar is veroordeeld, zal voortaan minstens de helft van zijn straf moeten uitzitten. Daarmee komt Turtelboom tegemoet aan de verontwaardiging die vorig jaar in alle heftigheid oplaaide na de voorwaardelijke invrijheidstelling van Michèle Martin.

De rechters van de denktank Magistratuur en Maatschappij zijn ervan overtuigd dat er nog ontelbare voorbeelden te vinden zijn en dus organiseren ze in het najaar een studiedag over het fenomeen van de parallelle justitie.

“Op dit moment zijn we een inventaris aan het opmaken”, zegt voorzitter Pierre Lefranc. “Ons buikgevoel zegt ons dat er veel meer gevallen zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. Veel komt wellicht doordat men tegenwoordig vooral wil dat er snel wordt gehandeld, snel recht wordt gesproken ook.”

Toch is het niet alleen de gerechtelijke achterstand die aan de basis van al die bevoegdheidsverschuivingen ligt. Minstens even belangrijk is de publieke opinie. En die wil dezer dagen vooral dat gevaarlijke mensen veilig worden opgeborgen vóór ze iets kunnen uithalen.

“Ja, de man in de straat heeft enkel nog oog voor straffen”, zegt Mary. “Maar gelukkig voor ons allemaal is rechtvaardigheidsgevoel nog net iets anders dan wetten en rechterlijke procedures.”

Bron » Knack

De baron is niet langer zwart

De legendarische Benoît de Bonvoisin, de baron die begin jaren tachtig de bijnaam ‘zwarte baron’ kreeg en beschuldigd werd van extreem rechtse complotten, ziet zijn naam gezuiverd. De Belgische staat is veroordeeld tot een schadevergoeding van 100.000 euro.

Hij was de duivel in hoogsteigen persoon. Geldschieter van al wat extreem rechts was, hij had banden met de CCC én de Bende van Nijvel, en werd geviseerd door de staatsveiligheid. Baron Benoît de Bonvoisin werd decennialang door het slijk gehaald. Wanneer hij op restaurant kwam, stonden mensen recht ‘omdat ze niet met een moordenaar wilden eten’. Maar de baron krijgt eerherstel: alle beschuldigingen zijn onterecht, zo heeft een Brusselse rechtbank geoordeeld.

Ze veroordeelt de Belgische staat dan ook tot het betalen van een schadevergoeding van 100.000 euro aan de edelman. De Bonvoisin was in de jaren zeventig politiek adviseur van Paul Vanden Boeynants binnen het CEPIC (Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens), een rechtse tak van de toenmalige PSC, het huidige cdH. Maar in 1981 bleek zijn rol plots geheel anders te zijn.

Het toenmalige hoofd van de staatsveiligheid, Albert Raes, vertelde in het parlement tijdens een vergadering van de onderzoekscommissie Wijninckx over ordehandhaving en privémilities over ‘contacten tussen extreem rechts en bepaalde figuren van het CEPIC’. De verklaring vond plaats achter gesloten deuren, maar de documenten werden gelekt. In de media werd gretig geciteerd uit de nota van Raes waarin De Bonvoisin omschreven werd als ‘een financier van extreem rechts in België’

De baron diende klacht in tegen Raes. Die werd nooit veroordeeld, maar uit het onderzoek bleek wel dat de nota destijds behoorlijk aangedikt zou zijn: zinnen die er in de voorwaardelijke wijs stonden werden plots affirmatief. De beschuldigingen tegen de baron konden op geen enkele manier hard gemaakt worden. In 2010 constateerde het Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingsdiensten in ons land, in haar jaarverslag dat de Staatsveiligheid de reputatie van De Bonvoisin doelbewust en op basis van geruchten gekelderd had.

“De belangstelling voor De Bonvoisin was legitiem”, aldus het rapport, “(…) Dit belet echter niet dat hij het mikpunt is geworden van nota’s en rapporten die bestemd waren voor de minister van Justitie om redenen die niet duidelijk zijn. (…) Deze nota’s en rapporten van de Staatsveiligheid bevatten beweringen die niet werden geverifieerd en zonder enige nuancering werden geformuleerd.” “Dat is precies wat de rechter nu ook zegt”, vat Cédric Bernès, advocaat van De Bonvoisin, samen. “Alles wat er in die nota stond was een hypothese. Niets is ooit onderzocht.”

Ziet het Comité I geen motief voor het viseren van de baron, dan staat er wel een in het boek Schurkenstaat België van de inmiddels overleden advocaat Mario Spandre. De Bonvoisin was een vertrouweling van VDB, die voor een groot stuk van de jaren zeventig minister van Defensie was. In die hoedanigheid kreeg de baron taken toevertrouwd en zou hij een strengere controle op de Staatsveiligheid bepleit hebben, tot ongenoegen van Raes.

De inmiddels 74-jarige baron was zelf gisteren niet bereikbaar voor commentaar. Hij woont teruggetrokken in een statig Brussels herenhuis en kreeg in 2008 een herseninfarct. “Zijn gezondheid is slecht”, zegt Bernès. “Heel dit dossier sleept al dertig jaar aan. Het weegt op hem.” Ook nu blijft het dossier hem bezighouden. “Hij is er dagelijks mee bezig en hij volgt alles wat in de media komt”, zegt Bernès.

“Als hij ergens in een krant ‘de zwarte baron’ wordt genoemd of er wordt gealludeerd op banden met extreem -rechts dan dienst hij meteen klacht in. Ik heb zelf zo al een tiental zaken voor het opgestart en ik moet zeggen, in 99 procent van de gevallen, zijn die succesvol. Helaas voor de baron krijgt hij meestal een morele schadevergoeding van een euro. Daar kan hij niet van leven.” Werken zat er de laatste dertig jaar immers niet in. “Hij heeft gezocht, maar hij vond geen werk”, zegt Bernès.

“Wie neemt iemand met zo’n reputatie aan? Precies daarom eisten we in de zaak tegen de staat een schadevergoeding van 6,25 miljoen euro. Dat is een schatting van het bedrag dat hij de afgelopen dertig jaar had kunnen verdienen.” De rechter zag echter alleen reden om een morele schadevergoeding uit te keren. Annemie Turtelboom (Open Vld), die als minister van Justitie aangeklaagd werd in de zaak, is niet van plan die te betalen. “We zijn in beroep gegaan”, zegt Koen Peumans van het departement Justitie, “maar inhoudelijk kan ik niks zeggen over de zaak.”

Bron » De Morgen

Opinie: “Je kan geen ernstig strafdossier meer inkijken of het bulkt van de kaften met telefoontap”

De politie luistert steeds vaker verdachten af. Het doel, de criminaliteit bestrijden, heiligt echter niet alle middelen, waarschuwen Raf Jespers en Jan Fermon. Jespers is advocaat en auteur van Big Brother in Europa. Jan Fermon is advocaat. Beide heren zijn lid van het Advocaten Progress Lawyers Network.

Het rapport over 2011 van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bevestigt dat de politie steeds vaker verdachten afluistert. De cijfers spreken voor zich: 537 telefoontaps in 2001, 6.031 in 2010 en 6.671 in 2011. Een stijging jaar na jaar en een vertwaalfvoudiging op tien jaar tijd. Ook de stijging van het aantal uren dat aan het afluisteren werd besteed valt op: in 2010 nog 12.628 uren, in 2011 een goede 17.000 uren.

Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen essentieel of minstens belangrijk geweest zijn voor het onderzoek en vooral toegepast zijn bij drugsonderzoeken. Ook de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM) blijven hoog scoren: 1.508 verdachten werden met camera’s geobserveerd; 53 infiltraties in het criminele milieu; 761 premies betaald aan tipgevers.

De spectaculaire groei van het gebruik van opsporingsmethoden bevestigt waar kritische juristen jaren geleden voor waarschuwden, namelijk het banaliseren van het gebruik van deze methoden. Iedere dag zijn er gemiddeld 18 taps. Je kan geen ernstig strafdossier meer inkijken of het bulkt van de kaften met telefoontap. Camera’s worden om de haverklap gebruikt om verdachten te observeren. Tipgeven is een lucratieve bijjob geworden.

Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen effectief zijn. Het probleem is dat het rapport hiervoor steunt op de eigen evaluaties van de politie, zonder dat er op dat punt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is verricht. Over de impact van deze methoden op de privacy van de burgers of over de vraag of met minder ingrijpende methoden niet dezelfde resultaten zouden kunnen bekomen worden, rept het rapport niet.

Een efficiënte strijd tegen criminaliteit is noodzakelijk en vereist het gebruik van onderzoeksmethoden, ook met de meest geavanceerde technologie, maar dan goed overwogen en niet als een doordeweeks gebruiksobject. Het moeten uitzonderlijke methoden blijven omdat ze inbreuk maken op de privacy van de burger. We vrezen dat stilaan wordt afgegleden naar een cultuur van ‘het doel heiligt de middelen’, terwijl ‘het doel’, de criminaliteitsbestrijding, niet alle middelen heiligt.

De toename van het gebruik van de BOM-methoden (observatie, infiltratie, informanten) is ook het gevolg van het uitschakelen van de onderzoeksrechter bij deze methoden. Het parket kan hierbij sinds 2003 op eigen houtje handelen.

Informantenwerking is in handen van de politie zelf. Parket en politie hebben in het strafonderzoek niet de onafhankelijkheid die een onderzoeksrechter wel heeft. Zij zijn sneller geneigd te handelen naar het buikgevoel van politici en publiek. De Orde van Vlaamse Balies waarschuwde destijds al voor deze algemene ‘verlaging’ van de drempel om geheime onderzoeksmethoden te gebruiken.

Is Big Brother aan een opgang bezig? Om hierop te antwoorden moet het ruimere plaatje bekeken worden. De politie is een belangrijke maar slechts één van de actoren die in het geheim naar de burgers kijkt. Haar actieterrein is beperkt tot criminaliteit. Niet elke burger moet hiervan wakker liggen. Dit belet niet dat deze geheime methoden soms ook voor politieke doeleinden misbruikt worden. Naast de politie is er ook de staatsveiligheid die met haar eigen bijzondere inlichtingenmethoden een veel ruimer maatschappelijk terrein afspeurt dan de politie.

En dan zwijgen we nog over buitenlandse diensten die, zoals vorige week bleek, blijkbaar zonder veel juridische scrupules ook het Belgische internetgebeuren doorploegen. De armslag van politie en geheime diensten is het voorbije decennium wezenlijk toegenomen. We evolueren wel degelijk naar een maatschappij waar de burgers vanuit vele hoeken onder controle worden geplaatst.

Het debat over het gebruik van de geheime onderzoeksmethoden door de politie wordt in dit land nauwelijks gevoerd. Ieder jaar bij het verschijnen van dat rapport klinkt er een zucht over de privacy en daarna wordt er overgegaan tot de orde van de dag. Nochtans was er in 2003 bij de invoering van de nieuwe wet geopperd dat er jaarlijks een grondige evaluatie moest gebeuren. Niet dus. Nochtans is de rol van de politie, vooral ook wanneer zij geheime methoden hanteert, een belangrijk gegeven in een democratische maatschappij.

Laat ons hopen dat het rapport 2012, dat bedoeld is om het parlement te informeren, nu wel tot een fundamenteel debat in dat parlement en erbuiten aanleiding geeft. Een debat dat vragen stelt over de impact van de methoden op de privacy, over de efficiëntie ervan afgewogen ook tegen de kostprijs en over de reële democratische controle op het gebruik van de geheime methoden. Om morgen niet te moeten leven in een politiestaat.

Bron » De Morgen