De baron is niet langer zwart

De legendarische Benoît de Bonvoisin, de baron die begin jaren tachtig de bijnaam ‘zwarte baron’ kreeg en beschuldigd werd van extreem rechtse complotten, ziet zijn naam gezuiverd. De Belgische staat is veroordeeld tot een schadevergoeding van 100.000 euro.

Hij was de duivel in hoogsteigen persoon. Geldschieter van al wat extreem rechts was, hij had banden met de CCC én de Bende van Nijvel, en werd geviseerd door de staatsveiligheid. Baron Benoît de Bonvoisin werd decennialang door het slijk gehaald. Wanneer hij op restaurant kwam, stonden mensen recht ‘omdat ze niet met een moordenaar wilden eten’. Maar de baron krijgt eerherstel: alle beschuldigingen zijn onterecht, zo heeft een Brusselse rechtbank geoordeeld.

Ze veroordeelt de Belgische staat dan ook tot het betalen van een schadevergoeding van 100.000 euro aan de edelman. De Bonvoisin was in de jaren zeventig politiek adviseur van Paul Vanden Boeynants binnen het CEPIC (Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens), een rechtse tak van de toenmalige PSC, het huidige cdH. Maar in 1981 bleek zijn rol plots geheel anders te zijn.

Het toenmalige hoofd van de staatsveiligheid, Albert Raes, vertelde in het parlement tijdens een vergadering van de onderzoekscommissie Wijninckx over ordehandhaving en privémilities over ‘contacten tussen extreem rechts en bepaalde figuren van het CEPIC’. De verklaring vond plaats achter gesloten deuren, maar de documenten werden gelekt. In de media werd gretig geciteerd uit de nota van Raes waarin De Bonvoisin omschreven werd als ‘een financier van extreem rechts in België’

De baron diende klacht in tegen Raes. Die werd nooit veroordeeld, maar uit het onderzoek bleek wel dat de nota destijds behoorlijk aangedikt zou zijn: zinnen die er in de voorwaardelijke wijs stonden werden plots affirmatief. De beschuldigingen tegen de baron konden op geen enkele manier hard gemaakt worden. In 2010 constateerde het Comité I, dat toezicht houdt op de inlichtingsdiensten in ons land, in haar jaarverslag dat de Staatsveiligheid de reputatie van De Bonvoisin doelbewust en op basis van geruchten gekelderd had.

“De belangstelling voor De Bonvoisin was legitiem”, aldus het rapport, “(…) Dit belet echter niet dat hij het mikpunt is geworden van nota’s en rapporten die bestemd waren voor de minister van Justitie om redenen die niet duidelijk zijn. (…) Deze nota’s en rapporten van de Staatsveiligheid bevatten beweringen die niet werden geverifieerd en zonder enige nuancering werden geformuleerd.” “Dat is precies wat de rechter nu ook zegt”, vat Cédric Bernès, advocaat van De Bonvoisin, samen. “Alles wat er in die nota stond was een hypothese. Niets is ooit onderzocht.”

Ziet het Comité I geen motief voor het viseren van de baron, dan staat er wel een in het boek Schurkenstaat België van de inmiddels overleden advocaat Mario Spandre. De Bonvoisin was een vertrouweling van VDB, die voor een groot stuk van de jaren zeventig minister van Defensie was. In die hoedanigheid kreeg de baron taken toevertrouwd en zou hij een strengere controle op de Staatsveiligheid bepleit hebben, tot ongenoegen van Raes.

De inmiddels 74-jarige baron was zelf gisteren niet bereikbaar voor commentaar. Hij woont teruggetrokken in een statig Brussels herenhuis en kreeg in 2008 een herseninfarct. “Zijn gezondheid is slecht”, zegt Bernès. “Heel dit dossier sleept al dertig jaar aan. Het weegt op hem.” Ook nu blijft het dossier hem bezighouden. “Hij is er dagelijks mee bezig en hij volgt alles wat in de media komt”, zegt Bernès.

“Als hij ergens in een krant ‘de zwarte baron’ wordt genoemd of er wordt gealludeerd op banden met extreem -rechts dan dienst hij meteen klacht in. Ik heb zelf zo al een tiental zaken voor het opgestart en ik moet zeggen, in 99 procent van de gevallen, zijn die succesvol. Helaas voor de baron krijgt hij meestal een morele schadevergoeding van een euro. Daar kan hij niet van leven.” Werken zat er de laatste dertig jaar immers niet in. “Hij heeft gezocht, maar hij vond geen werk”, zegt Bernès.

“Wie neemt iemand met zo’n reputatie aan? Precies daarom eisten we in de zaak tegen de staat een schadevergoeding van 6,25 miljoen euro. Dat is een schatting van het bedrag dat hij de afgelopen dertig jaar had kunnen verdienen.” De rechter zag echter alleen reden om een morele schadevergoeding uit te keren. Annemie Turtelboom (Open Vld), die als minister van Justitie aangeklaagd werd in de zaak, is niet van plan die te betalen. “We zijn in beroep gegaan”, zegt Koen Peumans van het departement Justitie, “maar inhoudelijk kan ik niks zeggen over de zaak.”

Bron » De Morgen

Opinie: “Je kan geen ernstig strafdossier meer inkijken of het bulkt van de kaften met telefoontap”

De politie luistert steeds vaker verdachten af. Het doel, de criminaliteit bestrijden, heiligt echter niet alle middelen, waarschuwen Raf Jespers en Jan Fermon. Jespers is advocaat en auteur van Big Brother in Europa. Jan Fermon is advocaat. Beide heren zijn lid van het Advocaten Progress Lawyers Network.

Het rapport over 2011 van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bevestigt dat de politie steeds vaker verdachten afluistert. De cijfers spreken voor zich: 537 telefoontaps in 2001, 6.031 in 2010 en 6.671 in 2011. Een stijging jaar na jaar en een vertwaalfvoudiging op tien jaar tijd. Ook de stijging van het aantal uren dat aan het afluisteren werd besteed valt op: in 2010 nog 12.628 uren, in 2011 een goede 17.000 uren.

Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen essentieel of minstens belangrijk geweest zijn voor het onderzoek en vooral toegepast zijn bij drugsonderzoeken. Ook de Bijzondere Opsporingsmethoden (BOM) blijven hoog scoren: 1.508 verdachten werden met camera’s geobserveerd; 53 infiltraties in het criminele milieu; 761 premies betaald aan tipgevers.

De spectaculaire groei van het gebruik van opsporingsmethoden bevestigt waar kritische juristen jaren geleden voor waarschuwden, namelijk het banaliseren van het gebruik van deze methoden. Iedere dag zijn er gemiddeld 18 taps. Je kan geen ernstig strafdossier meer inkijken of het bulkt van de kaften met telefoontap. Camera’s worden om de haverklap gebruikt om verdachten te observeren. Tipgeven is een lucratieve bijjob geworden.

Volgens het rapport zou het afluisteren in 79 procent van de gevallen effectief zijn. Het probleem is dat het rapport hiervoor steunt op de eigen evaluaties van de politie, zonder dat er op dat punt onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is verricht. Over de impact van deze methoden op de privacy van de burgers of over de vraag of met minder ingrijpende methoden niet dezelfde resultaten zouden kunnen bekomen worden, rept het rapport niet.

Een efficiënte strijd tegen criminaliteit is noodzakelijk en vereist het gebruik van onderzoeksmethoden, ook met de meest geavanceerde technologie, maar dan goed overwogen en niet als een doordeweeks gebruiksobject. Het moeten uitzonderlijke methoden blijven omdat ze inbreuk maken op de privacy van de burger. We vrezen dat stilaan wordt afgegleden naar een cultuur van ‘het doel heiligt de middelen’, terwijl ‘het doel’, de criminaliteitsbestrijding, niet alle middelen heiligt.

De toename van het gebruik van de BOM-methoden (observatie, infiltratie, informanten) is ook het gevolg van het uitschakelen van de onderzoeksrechter bij deze methoden. Het parket kan hierbij sinds 2003 op eigen houtje handelen.

Informantenwerking is in handen van de politie zelf. Parket en politie hebben in het strafonderzoek niet de onafhankelijkheid die een onderzoeksrechter wel heeft. Zij zijn sneller geneigd te handelen naar het buikgevoel van politici en publiek. De Orde van Vlaamse Balies waarschuwde destijds al voor deze algemene ‘verlaging’ van de drempel om geheime onderzoeksmethoden te gebruiken.

Is Big Brother aan een opgang bezig? Om hierop te antwoorden moet het ruimere plaatje bekeken worden. De politie is een belangrijke maar slechts één van de actoren die in het geheim naar de burgers kijkt. Haar actieterrein is beperkt tot criminaliteit. Niet elke burger moet hiervan wakker liggen. Dit belet niet dat deze geheime methoden soms ook voor politieke doeleinden misbruikt worden. Naast de politie is er ook de staatsveiligheid die met haar eigen bijzondere inlichtingenmethoden een veel ruimer maatschappelijk terrein afspeurt dan de politie.

En dan zwijgen we nog over buitenlandse diensten die, zoals vorige week bleek, blijkbaar zonder veel juridische scrupules ook het Belgische internetgebeuren doorploegen. De armslag van politie en geheime diensten is het voorbije decennium wezenlijk toegenomen. We evolueren wel degelijk naar een maatschappij waar de burgers vanuit vele hoeken onder controle worden geplaatst.

Het debat over het gebruik van de geheime onderzoeksmethoden door de politie wordt in dit land nauwelijks gevoerd. Ieder jaar bij het verschijnen van dat rapport klinkt er een zucht over de privacy en daarna wordt er overgegaan tot de orde van de dag. Nochtans was er in 2003 bij de invoering van de nieuwe wet geopperd dat er jaarlijks een grondige evaluatie moest gebeuren. Niet dus. Nochtans is de rol van de politie, vooral ook wanneer zij geheime methoden hanteert, een belangrijk gegeven in een democratische maatschappij.

Laat ons hopen dat het rapport 2012, dat bedoeld is om het parlement te informeren, nu wel tot een fundamenteel debat in dat parlement en erbuiten aanleiding geeft. Een debat dat vragen stelt over de impact van de methoden op de privacy, over de efficiëntie ervan afgewogen ook tegen de kostprijs en over de reële democratische controle op het gebruik van de geheime methoden. Om morgen niet te moeten leven in een politiestaat.

Bron » De Morgen

Meerderheidspartijen vinden vergelijk over injunctierecht

De federale meerderheidspartijen hebben een vergelijk gevonden in hun discussie over het injunctierecht in de strafuitvoering, zo melden verschillende leden van de Kamercommissie Justitie. De kwestie zorgde gisteren voor een botsing tussen CD&V en justitieminister Annemie Turtelboom.

Enkele CD&V’ers trokken maandag in een opiniestuk fors van leer tegen het wetsontwerp van Turtelboom, dat sleutelt aan de strafuitvoering. Met name het artikel dat de minister injunctierecht zou toekennen in de strafuitvoering – waardoor die maatregelen zou kunnen bevelen in individuele dossiers – schoot hen in het verkeerde keelgat.

Toch blijft die regeling ook nu overeind, al zal expliciet worden ingeschreven dat het injunctierecht enkel geldt voor beroep bij cassatie en dus enkel voor procedure- of vormfouten. Dat stond al zo in de toelichting, maar niet in het artikel zelf.

CD&V vreesde dat daardoor foute interpretaties en zelfs inbreuken op de grondwet zouden kunnen opduiken. Maar inhoudelijk beroep eisen in individuele zaken zal de minister dus niet kunnen, al bestaat dergelijk beroep bij de strafuitvoeringsrechtbanken hoe dan ook niet.

Senator Rik Torfs – co-auteur van het opiniestuk – toont zich alvast tevreden met de “tegemoetkoming”. “Het blijft een niet orthodoxe uitzondering op de grondwet, maar de schade is beperkt”, oordeelt hij. Volgens de CD&V’er is door de ingreep geen sprake meer van echt “injunctierecht”, wat de maatregel voor hem louter “symbolisch” maakt.

Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke heeft echter weinig begrip voor de opstelling van CD&V. “De scheiding der machten kan niet ‘een beetje’ geschonden worden”, onderstreept hij. Artikel 151 van de grondwet voorziet slechts twee uitzonderingen voor een ministeriële tussenkomst en cassatieberoep in de strafuitvoering hoort daar niet bij.

Van Hecke zou de optie dan ook liefst geschrapt zien. “Als er echt problemen zijn, zal het parket wel zelf in cassatie gaan”, argumenteert het groene Kamerlid. Volgens hem zal bovendien sowieso wel iemand naar het Grondwettelijk Hof stappen tegen de regeling. “Als die het dan schrapt, zitten we hier binnen een jaar weer”.

Bron » De Morgen

Twee derde politietop moet weg

Twee op de drie directeursfuncties bij de federale politie moeten verdwijnen. Dat staat in een optimalisatiestudie die besteld werd door minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (cdH). Een werkgroep van tien specialisten schrijft het zwart op wit in een voorstel dat binnenlandminister Milquet gisteren op haar bord kreeg: de federale politie heeft te veel chefs en die werken te veel naast elkaar. De oplossing: minder chefs. Vandaag telt de federale politie 84 directeurs. Volgens de optimalisatiestudie moeten dat er 29 worden. Of met andere woorden: er moeten 55 directeurs sneuvelen.

“Een drastische ingreep die voor tandengeknars en traantjes zal zorgen onder de huidige leidinggevenden”, zegt Gert Cockx van de politievakbond NSPV. Hij vreest ook dat de federale politie niet langer aantrekkelijk zal zijn voor politiemensen die carriëre willen maken. Toch juicht hij het plan toe. “De werkgroep slaat de nagel op de kop: er zijn bij de federale politie te veel eilandjes die naast in plaats van met elkaar werken.”

De werkgroep stelt voor het gros van de directeurs te doen verdwijnen door in te spelen op het hervormen van de gerechtelijke arrondissementen. Vandaag zijn dat er 27 met telkens twee directeurs: een zogeheten gerechtelijk directeur en een directeur administratie. Die 27 arrondissementen moeten er straks tien plus twee worden, één per provincie en twee ‘als reserve’.”

“En elk nieuw arrondissement zal geleid worden door slechts één directeur. “Op papier ziet de oefening er niet slecht uit. Maar ik vraag me af hoe dit kan geconcretiseerd worden zonder dat het sociaal onaanvaardbaar wordt”, aldus nog NSPV-voorzitter Gert Cockx.

De woordvoerder van minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet bevestigde dat commissaris-generaal Catherine De Bolle gisteren met professor Willy Bruggeman, voorzitter van de federale politieraad, de blauwdruk van de werkgroep voorstelde op haar kabinet. Milquet vond het echter te vroeg om te reageren. Ten vroegste binnen enkele weken, als ze het voorstel voldoende heeft bestudeerd, wil de minister in haar kaarten laten kijken.

Bron » De Morgen