Paul Marchal: “Ik wil de waarheid kennen”

Als een pitbull heeft Paul Marchal, vader van de vermoorde An, zich vastgebeten in het strafdossier tegen Marc Dutroux. Hij is geenszins van plan zijn prooi los te laten. Maar wie is zijn tegenstander? Al wekenlang worstelt Marchal zich door het dossier en hoe langer hij leest, des te meer vragen hij zich stelt.

Is de lezing van het dossier geen marteling? Welk nut heeft die lijdensweg?

Paul Marchal: “Ik wil de waarheid kennen. Ik wil weten wat Dutroux mijn dochter heeft aangedaan en ik wil vooral weten welke mechanismen er achter de schermen aan het werk zijn. Maar dat laatste zal niet gemakkelijk zijn. Het is keihard al die details over de ontvoering en moord onder ogen te krijgen. De onzekerheid is echter nog erger. Wij hebben op dit ogenblik geen enkele garantie dat naar de volle waarheid wordt gezocht.”

Het is reeds langer bekend dat u niet de beste maatjes bent met onderzoeksrechter Langlois. Waarom vertrouwt u hem niet?

“Er zijn vele elementen die dat vertrouwen een deuk hebben gegeven. In een persoonlijk gesprek zei hij me ooit dat hij niet geloofde dat een meisje van acht jaar verkracht kon worden. Ik voelde de grond onder mij wegzakken. Een andere vraag: waarom weigerde Langlois jarenlang een reconstructie van de ontvoering van An en Eefje te organiseren?”

“De rechtbank heeft ons nu pas gelijk gegeven, maar oordeelde dat het te laat was. Onze argumenten stonden op vijftig A4-velletjes opgesomd. Wie dan nog blijft weigeren, maakt zich verdacht.”

Welke argumenten heeft u aangehaald?

“Er duiken heel wat tegenstrijdigheden op in de verklaringen van Dutroux en Lelièvre als ze het over de ontvoering hebben. Dutroux zegt dat hij de meisjes in straat X oppikte, terwijl Lelièvre over straat Y spreekt. Bovendien werd de ontvoering volgens Langlois in straat Z gepleegd, een straat die ik niet eens kan terugvinden. Dit is slechts één punt waarvoor men anders een reconstructie zou organiseren.”

“Maar niet in dit geval. In 1997 weigerde de onderzoeksrechter een wedersamenstelling omdat het veel te druk was in Oostende. Even later was men wel bereid een hele autosnelweg bijna een dag lang af te sluiten voor de reconstructie van een ander deel in het dossier. Nu beweert Langlois dat Dutroux in feite geen misdaad pleegde toen hij An en Eefje aan de kust oppakte. Zij zouden vrijwillig in de auto zijn gestapt, want volgens Dutroux stonden ze te liften.”

In dat geval is er inderdaad geen sprake van een misdrijf, of toch?

“Wie onze dochters kent, gelooft nooit dat zij hebben gelift. Wie het dossier correct leest, moet vaststellen dat An en Eefje in geen geval autostop hebben gedaan. De dag voor hun kidnapping gingen hun vrienden naar de show van Rasti Rostelli. An en Eefje gingen niet mee, omdat de toegangsprijs te duur was.”

“Toen hun vrienden vertelden dat ze met autostop waren teruggekomen, werd An heel boos. Dat staat in de getuigenissen van die vrienden. An zei zelfs dat liften zeer gevaarlijk was, omdat men hen had kunnen ontvoeren. Ze zou dat zelf dus nooit doen.”

“Twee jongeren van hun vriendengroep werkten mee aan de show en kregen in ruil een gratis toegangskaart. Het is met die kaartjes dat An en Eefje de dag nadien ook naar de show zijn geweest. Voor hun vertrek noteerden ze allebei een telefoonnummer voor het geval ze de tram zouden missen en niet terug konden geraken.”

“Ze waren dus niet van plan om op avontuur uit te trekken. Nog een element: de straatnaam die door Lelièvre wordt genoemd, ligt op enkele honderden meters van een appartementje van mijn moeder. Het is dus best mogelijk dat de twee meisjes daar naartoe wilden gaan.”

Hadden ze hun tram misschien toch gemist?

“Daar hebben wij geen enkele aanwijzing voor. Een tiental getuigen verklaart dat An en Eefje onmiddellijk na de voorstelling de zaal hebben verlaten. Nochtans beweert Rasti Rostelli dat An eerst nog een bon ondertekende om een video-opname van de voorstelling te bestellen. Dat bewijst volgens hem dat An terug uit hypnose was. Maar die bestelbon is nergens terug te vinden in het dossier. Trouwens, An had geen 1.100 frank op zak om die band te kopen.”

Leest uw vrouw, Betty, het dossier ook?

“Neen, maar zij wil toch over sommige punten ingelicht worden. Dat praten wij dan uit. Het lezen zelf vergt zeer veel van je emoties. Je komt immers voortdurend voor nieuwe verrassingen te staan. In het dossier lees ik bijvoorbeeld dat Dutroux in zijn jeugdjaren mannen behaagde voor het geld, maar dat element is nergens terug te vinden in het moraliteitsverslag.”

“Het zou toch logisch zijn dat dit daar ook in opgenomen was. In elk geval lees ik nu al die 400.000 bladzijden om niet verrast te worden tijdens het proces. Wie dit niet doet, krijgt op dat moment zware, emotionele klappen.”

Begrijpt u de reactie van sommige mensen, die beweren dat u alleen maar in de belangstelling wil staan?

“Die reactie begrijp ik helemaal niet. Ik wil alleen de waarheid kennen. Een vader van een vermoord kind heeft toch dat recht, niet? Ik zoek geen goedkope belangstelling, want dan zou ik me nu zo niet pijnigen.”

“Toegegeven, op het moment dat alles losbarstte, heb ik sommige zaken verkeerd ingeschat. Nu zouden de media bijvoorbeeld niet meer in mijn living mogen kamperen, toen stond ik daar allemaal niet bij stil.”

Bron » De Standaard

Grote malaise bij staatsveiligheid

Onder druk van de aanzwellende kritiek op haar dienst heeft Godelieve Timmermans, administrateur-generaal en chef van de staatsveiligheid, gisteren haar ontslag aangeboden. Minister van Justitie Marc Verwilghen (VLD), die Timmermans enkele dagen geleden in bedekte termen had uitgenodigd om op te stappen, heeft het ontslag aanvaard.

In haar ontslagbrief stelt de administrateur-generaal dat er een klimaat van wantrouwen is gegroeid tussen haarzelf, haar adjunct en het personeel, dat dat wantrouwen is ontstaan als gevolg van de uitgevoerde en al gedeeltelijk uitgelekte audit die werd besteld op vraag van het comité I, het orgaan dat in naam van het parlement toezicht op de inlichtingendiensten uitoefent. Voorts betreurt Timmermans dat de regering niet voldoende middelen ter beschikking van de staatsveiligheid heeft gesteld.

In die context meldt de topvrouw dat ze haar ambt niet langer sereen kan uitoefenen en daarom biedt ze haar ontslag aan, met ingang van 1 augustus. Minister Verwilghen heeft het ontslag aanvaard en drukte zijn waardering voor de beslissing uit. Begin deze week had Verwilghen in een interview met VTM de mogelijkheid van een vrijwillig ontslag geopperd, als alternatief voor een gedwongen ontslag.

De 49-jarige Timmermans, een Franstalige juriste met een MR-etiket (de voormalige PRL-FDF-MCC-federatie), studeerde aan de Université Catholique de Louvain. Na haar studies was ze gedurende vijf jaar advocaat om vanaf 1979 ambtenaar bij de Dienst Vreemdelingenzaken te worden. Later werd ze adviseur van de secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en vanaf 1994 adjunct van Bart Van Lijsebeth, de toenmalige administrateur-generaal van de staatsveiligheid. Toen Van Lijsebeth in 1999 benoemd werd tot procureur in Antwerpen, volgde Timmermans hem op aan het hoofd van de inlichtingendienst. Haar functie wordt tijdelijk waargenomen door adjunct-administrateur-generaal Buyse, een Vlaming met een SP.A-etiket en voormalig medewerker van de socialistische politicus Johan Vande Lanotte.

Dinsdag, tijdens de bespreking van het jaarrapport 2001 van het comité I in de parlementaire begeleidingscommissie, verzette Timmermans zich met hand en tand tegen de publicatie van dat document, dat traditioneel als parlementair stuk openbaar wordt gemaakt. Het jaarverslag leest als een blunderboek van de inlichtingendiensten en bevat harde kritiek aan het adres van de staatsveiligheid over de aanpak van dossiers zoals Tractebel, Lernout & Hauspie, het islamitische extremisme of de zaak-Poncelet (DM 3/6).

Welke argumenten Timmermans aanvoerde om de publicatie van het op dat moment al grotendeels in de media uitgelekte rapport te verhinderen, vernamen de parlementsleden niet. De argumentatie stond in een brief die door Timmermans als geheim werd geclassificeerd. Haar adjunct Buyse daarentegen had geen bezwaar tegen publicatie.

In haar jaarverslag formuleert het comité I scherpe kritiek op de werking van de staatsveiligheid. “Onderwerpen zoals Russische spionage en de opvolging van een extreem-rechtse partij werden in de voorbije jaren verwaarloosd”, stelt het verslag. Voor het falen inzake de bescherming van het wetenschappelijke en economische potentieel “verschuilt de dienst zich achter een gebrek aan technische en menselijke middelen”.

Vooral het gebrek aan managementcapaciteiten en het chaotische beleid worden de ontslagnemende chef kwalijk genomen. “De afwezigheid van een syndicaal statuut en het ontbreken van een vertegenwoordiging van het personeel van de buitendiensten ten overstaan van de directie belet elke vorm van sociaal overleg”, noteert het rapport.

De relatie tussen de staatsveiligheid en het comité I verloopt stroef: “Bepaalde onderzoeken van het comité I worden nog steeds geconfronteerd met uiterst bondige of onvolledige antwoorden van de directie van de dienst, gaande zelfs tot de weigering tot antwoord, die soms abusievelijk verantwoord wordt door het geheim van het lopende gerechtelijk onderzoek in te roepen.” Het comité ontving ook klachten over disfuncties binnen bepaalde afdelingen. “Men spreekt van clantwisten, van toenemende bureaucratisering en van onaangepaste managementmaatregelen, wat zou leiden tot het ontstaan van een klimaat van demotivatie van het personeel.”

Voorts maakt het comité I zich zorgen over het toenemende uitlekken van interne informatie van de staatsveiligheid in de pers. “Die lekken zouden het symptoom van een werkelijke malaise bij het personeel kunnen zijn.” De samenwerking met de militaire veiligheidsdienst Adiv verloopt evenmin probleemloos. “De samenwerking tussen die diensten is nog niet goed verankerd in de respectieve gewoonten en een wederzijds wantrouwen blijft bestaan.”

Het rapport besluit: “Het comité I vreest dat indien de situatie van malaise en demotivatie, zoals die nu aangevoeld wordt door het personeel van deze dienst, zou voortduren, dat de doelmatigheid zou bezwaren en zou leiden tot de verleiding om de inlichtingendiensten van de federale politie te versterken of de staatsveiligheid in die structuren op te nemen. Het comité I ziet daarin een gevaar voor de democratie.”

Bron » De Morgen