Politieagent Zicot vrijgesproken van autozwendel met Dutroux

Politieman Georges Zicot is vrijgesproken in de zaak van de autozwendel tussen 1990 en 1995 waarin ook Marc Dutroux betrokken was. De rechtbank van Nijvel oordeelde hem enkel schuldig aan twee valse facturen bij garagehouders in Charleroi en de daaruit voortvloeiende oplichting van de fiscus.

Hij kreeg daarvoor geen straf omdat de rechtbank oordeelde dat de zogenaamde “redelijke termijn” verstreken is en de feiten dus al te oud zijn.

Marc Dutroux zelf, die vandaag niet naar Nijvel kwam, is schuldig geoordeeld aan diefstal en heling van de Iveco-vrachtwagen van Fabricom die bij Zicots tipgever was geparkeerd. De rechtbank sprak hem vrij voor bendevorming met de andere beklaagden. Omdat hij al tot levenslang werd veroordeeld door het hof van assisen in Aarlen, kreeg Dutroux een opslorping van straf.

Politieman Zicot, die nu speurder is bij de federale politie in Brussel, werd samen met Marc Dutroux en zes andere beklaagden vervolgd voor heling, schriftvervalsing, oplichting, corruptie en bendevorming.

Bron » De Standaard

Manipulaties rond benoeming chef staatsveiligheid

Het Comité I ontdekte het bestaan van ‘een georganiseerde actie’ van een journalist en enkele leden van de staatsveiligheid, ‘met als doel zich te verzetten tegen de kandidatuur van een van de kandidaten voor de functie van administrateur-generaal van deze dienst’. Het jaarverslag gewaagt van ‘disfuncties die onverenigbaar zijn met de goede gang van zaken van een dergelijke dienst in een rechtsstaat’.

Na het vertrek van Godelieve Timmermans, die in de zomer van 2002 ontslag nam als administrateur-generaal van de staatsveiligheid, ging de regering op zoek naar een opvolger. De twee grootste kanshebbers waren Jean-Claude Leys en Koen Dassen. Leys, de vroegere Brusselse onderzoeksrechter die bekendheid verwierf met zijn ophefmakend onderzoek naar de KB Lux-fraude, leek aanvankelijk de gedoodverfde winnaar. Maar uiteindelijk werd Dassen, voormalig kabinetschef van minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (MR), de nieuwe chef van de staatsveiligheid.

Terwijl de strijd nog volop woedde en de ministerraad de beslissing voor zich uitschoof, publiceerde het weekblad Le Soir Illustré enkele zeer goed gedocumenteerde artikels over Leys en vooral over diens relatie met zijn ‘schoonzoon’ Eric Van de Weghe, een gewezen informant van twijfelachtig allooi, die gewerkt heeft voor de staatsveiligheid en de Amerikaanse geheime diensten. Het weekblad kreeg prompt een dagvaarding van Leys wegens laster en eerroof aan zijn broek. Het gerucht ging ook dat Leys problemen had bij het verkrijgen van een veiligheidsmachtiging, wat een absolute vereiste is voor de job bij de staatsveiligheid.

In haar jongste jaarrapport publiceert het Comité I een verslag over deze heikele kwestie, een verslag dat al drie jaar oud is en nooit werd besproken of goedgekeurd door de parlementaire begeleidingscommissie. Toch vindt het Comité het “opportuun” om dit oude verslag alsnog te publiceren, met het laconieke argument “dat er belangrijke vaststellingen zijn gedaan en dat principiële vragen altijd actueel zullen blijven”.

Le Soir Illustré had onder meer gemeld dat agenten van de sectie georganiseerde criminaliteit van de staatsveiligheid nog steeds contacten onderhielden met Van de Weghe, “ondanks het feit dat de hiërarchie van deze dienst elk contact met hem had verboden gezien zijn gebrek aan betrouwbaarheid”. Dat plaatste de kandidatuur van Leys natuurlijk “in een slecht daglicht”.

Het Comité I probeerde na te gaan of agenten van de staatsveiligheid contact hadden gehad met de pers en of deze contacten tot doel hadden de belangen van een van de kandidaten te schaden. Achttien leden van de staatsveiligheid werden ondervraagd, maar het Comité stootte op “abnormale moeilijkheden” om duidelijke informatie te verkrijgen over de zaak. Niettemin besluit het Comité dat “er aanwijzingen zijn van een georganiseerde actie, waarvan een van de componenten zich binnen de staatsveiligheid bevond”, met als doel zich te verzetten tegen de kandidatuur van Leys.

Het Comité stelde dat Van de Weghe midden jaren negentig in contact trad met de staatsveiligheid. Maar na minder dan een jaar besloot toenmalig administrateur-generaal Bart Van Lijsebeth een einde te maken aan de relatie, “gezien de betrouwbaarheid van deze informant sterk in vraag werd gesteld en er vastgesteld werd dat hij de diensten manipuleerde en ze soms zelfs tegen elkaar uitspeelde”.

Die beslissing, die enkel mondeling werd meegedeeld aan de betrokken agenten, werd door bepaalde agenten “blijkbaar niet goed begrepen”. “Sommige leden van de staatsveiligheid vinden het jammer dat de directie hen de mogelijkheid van samenwerken met personen met een gerechtelijk dossier verbiedt, zeker in de materie van de georganiseerde criminaliteit”, noteert het Comité I, dat wel begrip kan opbrengen voor dit standpunt.

“Het is redelijkerwijs niet mogelijk om informatie te bekomen over netwerken van georganiseerde criminaliteit zonder in contact te treden met personen die het milieu frequenteren en hierdoor mogelijk strafrechtelijke veroordelingen hebben opgelopen.”

Of Le Soir Illustré in contact stond met deze agenten, kon het Comité I niet achterhalen. Toch vermeldt het verslag dat hun betrokkenheid bij een manipulatie om een van de kandidaten via persartikels te destabiliseren “meer dan een loutere hypothese was” en dat er binnen de staatsveiligheid “een strijd tussen clans werd gevoerd, die verhevigd werd door de nakende benoeming van een nieuwe administrateur-generaal”.

Die rivaliteit tussen verschillende clans binnen de inlichtingendienst was volgens het Comité een onderdeel van “een klimaat van willekeur, angst en demotivatie”, dat geleid heeft tot een algemene malaise bij de staatsveiligheid. Met zijn waarschuwing voor “het opduiken van oude demonen” verwijst het Comité I naar de jaren tachtig, toen de staatsveiligheid verscheurd werd door interne twisten en rivaliteiten.

Nog doller is het verhaal hoe de twee kandidaten (dus ook Dassen, de huidige chef van de staatsveiligheid) hun veiligheidsmachtiging van het niveau ‘zeer geheim’ hebben gekregen. De enquête voor de toekenning van die machtiging van de hoogste veiligheidsgraad werd afgehaspeld in vijf dagen, terwijl de wet voor dit type onderzoeken een termijn bepaalt van zes maanden. Het gevolg was dat, in het geval van Leys, het mogelijk bestaan en verloop van twee disciplinaire onderzoeken die tegen hem liepen, niet eens werd onderzocht.

De facto werd het onderzoek voor de veiligheidsmachtigingen bovendien toevertrouwd aan de toenmalige adjunct-administrateur-generaal van de staatsveiligheid, die nota bene zelf ook kandidaat was voor de hoogste functie. “Niet de meest opportune wijze van werken als men het criterium van de onafhankelijkheid van de betrokken partijen neemt”, meent het Comité I, dat zich ook verbaast “over het schrijnend gebrek aan nauwkeurigheid, zowel op juridisch als op het praktisch vlak, waarvan blijk werd gegeven in de laatste fase van een delicate en dringende opdracht.”

Bron » De Morgen

Oorlog tegen terreur drijft geheime diensten in ‘grijze zone’

De wereldwijde war on terror onder leiding van de Verenigde Staten heeft ook gevolgen voor de Belgische inlichtingendiensten. Zij staan onder toenemende druk van de Amerikaanse autoriteiten om snelle resultaten te boeken in de strijd tegen het islamitisch extremisme.

Het gevolg daarvan is dat de Belgische diensten in bepaalde dossiers de draad kwijt zijn, ongeoorloogde methoden gebruiken en verzeilen in een juridisch niemandsland: een grijze zone tussen het klassieke inlichtingenwerk en de vervolging van strafbare feiten. Dat terrein is exclusief voorbehouden voor het gerechtelijk apparaat, zodat er “verwarring” dreigt te ontstaan tussen de taken van politiediensten en die van de inlichtingendiensten.

Die evolutie staat, aan de hand van een reeks concrete dossiers, beschreven in het jongste jaarverslag van het Comité I, het orgaan dat namens het parlement toezicht uitoefent op de werking van de staatsveiligheid en de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid (ADIV) van het leger.

In het verslag over 2004 signaleert het Comité I opnieuw een reeks disfuncties, die het politieke debat over de rol van de inlichtingendiensten kunnen voeden. De Amerikaanse druk is merkbaar in onderzoeken naar Belgische burgers van wie vermoed wordt dat ze te maken hebben met gevaarlijke vormen van moslimfundamentalisme, zoals de dossiers rond de Antwerpenaar Saïd M’Daouchi (die verdacht wordt van banden met Hamas) en rond het echtpaar Sayadi-Vinck uit Putte (dat verdacht wordt van financiering van Al-Qaeda).

De druk vertaalt zich ook in een sterke toename van het aantal veiligheidsmachtigingen dat de inlichtingendiensten, sinds de aanslagen van 11 september 2001 in de VS, moeten afleveren. Die toename is vooral merkbaar in de Antwerpse haven en in de nucleaire sector.

“De staatsveiligheid verklaarde dat de Amerikaanse vragen om samenwerking na de aanslagen van 11 september sterk in aantal zijn toegenomen”, meldt het jaarrapport. “Bijgevolg zag deze dienst zich genoodzaakt prioriteiten vast te stellen. Vanwege de directie kwam er niet de minste duidelijke richtlijn of strategische keuze met betrekking tot de manier waarop de staatsveiligheid de vele vragen om samenwerking van de Amerikaanse diensten moest verwerken.”

Voorts meent het Comité I dat het “onvermijdelijk” is geworden dat er een wettelijke en deontologische regeling komt die de inlichtingendiensten toelaat bijzondere opsporingstechnieken te gebruiken, zoals het afluisteren van telefoongesprekken, het schaduwen en het gebruik van informanten. “Elke controle op het inwinnen van informatie met behulp van speciale technieken is vandaag moeilijk en onzeker bij gebrek aan een dergelijk wettelijk kader”, waarschuwt het Comité I.

Een strenger wettelijk en reglementair kader zou ook de “onaangepaste” geheimhoudingscultuur van de inlichtingendiensten kunnen veranderen, meent het Comité I. De interne disfuncties die het Comité I vaststelt, zijn immers het gevolg van het feit “dat sommige leden van deze diensten een achterhaalde en ongepaste cultuur van het geheim trouw blijven, die erin bestaat in een gesloten systeem te leven en deze verzuiling met alle mogelijke middelen in stand te houden, soms ten nadele van de dienst zelf en van zijn efficiënte werking”.

Bron » De Morgen

Politieman George Zicot vrijgesproken

Politieman George Zicot is vrijgesproken in de zaak van de autozwendel tussen 1990 en 1995. Daarin was ook Marc Dutroux betrokken. De rechtbank van Nijvel oordeelde hem maandagnamiddag enkel schuldig aan twee valse facturen bij garagisten in Charleroi, en de daaruit voortvloeiende oplichting van de fiscus.

Hij kreeg daarvoor geen straf omdat de zogenaamde ‘redelijke termijn’ verstreken was en de feiten dus al te oud waren. George Zicot, die nu speurder is bij de Federale politie in Brussel, reageert opgelucht. “Ik begin opnieuw te leven. Ik hou al twaalf jaar vol dat ik niets met Dutroux te maken heb, maar niemand heeft me totnogtoe geloofd.”

Bron » Gazet van Antwerpen

Topgangster Habran aangehouden

De gerechtelijke dienst van het arrondissement Luik heeft topgangster Marcel Habran en zes anderen opgepakt. Ze worden verdacht van betrokkenheid bij de overval op een geldtransport van Brink’s Ziegler in januari 1998 op de E40 in Borgworm. Bij de overval kwamen twee geldkoeriers om het leven.

De feiten dateren van 12 januari 1998. In de jaren die daarop volgden, vonden verscheidene arrestaties plaats, waaronder die van Marcel Habran. Habran werd samen met enkele van zijn medeplichtigen in november 2003 weer in vrijheid gesteld. Hij heeft zelf altijd beweerd dat er geen enkel bewijs tegen hem was. Het lijkt er nu echter op dat de onderzoekers toch een aantal nieuwe, belangrijke elementen op het spoor zijn gekomen die tegen Habran en zijn handlangers spreken.

Naast Habran werden Joël Schrayen, Serge Fastre, Claude Kremer en Jean Renson opgepakt. Van de twee overige arrestanten is de identiteit nog niet bekendgemaakt. Alle zeven verdachten werden ter beschikking gesteld van de Luikse onderzoeksrechter Danielle Reynders.

Bron » De Tijd