“Slachtoffers van de Bende van Nijvel waren niet meer dan hinderlijke elementen”

32 jaar na de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize in Aalst zocht Pano slachtoffers op. Hun verdriet grijpt naar de keel, hun noodkreet zindert na. Ook bij Dina De Cremer, politieagente op rust. Zij ligt er nog steeds wakker van: ze wilde wel, maar mocht niet helpen.

Het waren heftige weken voor vele Aalstenaars. Dat zijn het elk jaar, wanneer de stad rond 9 november de gruwel herdenkt die de overval op de Delhaize in 1985 aanrichtte. Het staat nog zovelen in het geheugen gegrift: rond half acht ’s avonds kwamen de overvallers met veel lawaai en machtsvertoon toe, amper tien minuten en acht moorden later reden ze met gierende banden de parking weer af en verdwenen ze de duisternis in. Voorgoed, want nadien bleef het stil rond de bende: er volgden geen nieuwe overvallen meer, maar ook het onderzoek bleef lang zonder resultaat.

Schuldgevoel

Tot eind oktober dit jaar, wanneer een nieuwe doorbraak in de zoektocht naar de identiteit van de bendeleden alles weer naar boven haalde. De mogelijke onthulling van de zogenoemde reus als Christian Bonkoffsky, een politieman uit het lokale korps van Aalst, leidde tot verwarring en ongeloof bij de vele Aalstenaars die hem persoonlijk kenden. Onder hen ook Dina De Cremer, toenmalig hoofdinspecteur van de sociale dienst van de lokale politie. Ze was ten tijde van de overval in 1985 bevoegd voor het tussenkomen en bemiddelen bij jongeren en gezinnen met problemen, maar net als in heel het land stond ook in Aalst de uitbouw en precieze taakomschrijving van slachtofferhulp in zijn kinderschoenen.

Het zou kunnen verklaren waarom haar collega’s haar de avond van de overval vergaten op te roepen. Nochtans hadden ze hun handen vol aan de slachtoffers, want terwijl de parking en de Delhaize werden afgespannen voor het onderzoek, verplaatsten tientallen slachtoffers zich in shock en vol vragen naar het politiebureau een paar honderd meter verderop. Terwijl Dina nietsvermoedend op een feestje was, sloegen haar collega’s ondertussen letterlijk de deur voor de neus van de slachtoffers dicht. Woedend en met al hun vragen en verdriet werden ze zonder enig antwoord of opvang naar huis gestuurd.

Toen Dina pas een dag later vernam wat er gebeurd was, was ze kwaad en verdrietig tegelijk. Het was het begin van een knagend schuldgevoel, dat ze vandaag nog steeds met zich meedraagt.

Braakliggend terrein

Opvang hebben de slachtoffers niet of nauwelijks gehad. Naar hen luisteren, hen te woord staan: het is te weinig gebeurd. De slachtoffers schetsen een onthutsend beeld van een tijdsgeest waarin vragen uitspreken en verdriet tonen taboe was. Maar niet bij Dina, die er alles aan deed om haar afwezigheid op de avond van de overval zelf goed te maken. Ze maakte van haar nadeel haar voordeel en gebruikte het braakliggende terrein van de slachtofferhulp om zelf de lijnen uit te zetten.

Ze zocht slachtoffers en nabestaanden op, organiseerde gesprekken en probeerde een veilige omgeving te creëren waar verdriet wél getoond en vragen wél gesteld konden worden. Ook voor politieagenten die erbij waren de avond van de overval, en van wie al te vaak vergeten werd dat ook zij slachtoffer waren en de gebeurtenissen niet zomaar van zich af konden schudden. Maar Dina kreeg het deksel op de neus: het organiseren van therapeutische gesprekken was niet naar de zin van haar oversten.

Ondanks de tegenwind zette Dina haar missie stiekem voort. Via via kwamen slachtoffers te weten dat ze bij haar terecht konden en spraken ze in het geheim af. Dina ging ook zelf op zoek bij wie ze nog kon gaan aankloppen om te proberen te helpen. En ook de agenten in het politiekorps liet ze niet los. Ze kon niet anders, overal rondom haar zag ze te veel leed: sommigen zag ze dichtklappen en pas na lange tijd door een kleine aanleiding plots uitbarsten. Anderen vertrouwden haar stiekem aan het koffieapparaat toe hoe hun huwelijk eronder leed of dat werken zo moeilijk ging. Maar één ding kwam altijd en overal terug: de gebeurtenis had diepe wonden geslagen, die Dina te laat kon beginnen te helen.

Buiten de lijntjes

Ondanks haar moeilijke positie als eerste vrouw in het politiekorps, die bovendien al buiten de lijntjes kleurde door stiekem (informele) therapeutische gesprekken te voeren, trok ze in een vlaag van opstandigheid haar stoute schoenen aan. Ze stuurde een nota naar de hoofdcommissaris en het schepencollege om hen om meer aandacht voor slachtofferhulp te vragen. En meteen eiste ze ook om haar bij een gelijkaardige gebeurtenis in de toekomst niet meer te passeren. Ondertussen schakelde ze ook zelf een tandje hoger. Zonder een toegepaste opleiding om op terug te vallen maar wel vanuit haar buikgevoel stelde ze actieplannen op om slachtoffers vooruit te helpen.

Dina haalde alles uit de kast om te helpen wie en waar ze maar kon. Ze besefte goed dat ze streed tegen de tijd waarin posttraumatische stoornissen zich in de hoofden van de slachtoffers nestelden. Maar ze besefte te laat dat de verantwoordelijkheid die ze zichzelf oplegde ook voor haarzelf een tol eiste. Ook zij kon het niet meer van zich afschudden, ook haar tekenden de verhalen en emoties. Toen, maar ook nu na 32 jaar weer alles bovenkomt.

Als een van de grondlegsters van slachtofferhulp vanuit de politie heeft Dina recht van spreken wanneer ze pleit voor blijvende aandacht voor de uitbouw van de sociale diensten in ons land. En net als zovele andere slachtoffers die in de Pano-reportage hun verhaal deden, hamert ze op het belang van transparantie en communicatie. Zelfs als politieagente moest Dina informatie over het onderzoek uit de krant halen en waren pv’s over de zaak niet beschikbaar voor inzage. Erkenning kreeg ze nog steeds maar mondjesmaat, elk nieuw bericht over de zaak zorgt ook nu nog voor onrustige nachten. Of hoe ook Dina, samen met zovele andere slachtoffers, ook vandaag nog gebaat zou zijn bij erkenning of opvang.

Bron » VRT Nieuws

De Bende van Nijvel zit in de ziel van de stad Aalst

Het is blijkbaar een ongeschreven irrationele wet in Aalst: tegen het sluitingsuur ga je beter niet naar Delhaize. 32 jaar geleden raakte de overval van de Bende van Nijvel de ziel van de stad, mijn stad. Nooit ging die pijn echt weg. Bij elk bezoek aan de Delhaize dwalen ook mijn gedachten af naar die noodlottige uren op een donkere zaterdagavond in november 1985. Iedereen weet nog goed waar hij was of hoe hij de momenten en dagen erna beleefde. Bij mij op school zat een meisje die haar vader verloor. Bij een vriendin werd een klasgenootje vermoord. Een jeugdvriend stond oog in oog met de overvallers.

Jo, die jeugdvriend, lag 32 jaar geleden naast David Van de Steen, in het vuur van de strijd, tijdens de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize in Aalst. David verloor zijn hele gezin. Jo kwam er ongeschonden uit. “Ik heb het kunnen plaatsen. Een heel leven lang kon ik het wegduwen maar nu komen de vragen toch prangend naar boven.”

Want enkele weken geleden raakte bekend dat de vermoedelijke reus van de bende Christiaan Bonkoffky is. Een man die vlakbij Jo woonde. Ze gingen naar hetzelfde café. Jo ziet hem zo voor zich: aan de toog, met zijn hond. Op een gegeven moment bleef Chris B. weg. “Kwam hij toen te weten wie ik was?”, vraagt Jo zich nu af. “Of heeft hij al die tijd dat hij met mij aan de toog zat, geweten dat ik het kind was waarop hij zijn loop richtte die zaterdag in 1985?” Het laat hem niet meer los.

Over emotionele schade wordt niet gesproken

Zoals Jo zijn er veel Aalstenaars. Het nieuws dat de reus van de Bende van Nijvel in Aalst zou gewoond hebben en er wijkagent was, ging als een schokgolf door de stad. Is hij dan in onze huizen binnen geweest? Lag hij op het dak van de Delhaize om de winkel te beveiligen de dag na de overval? Kwam hij in ons wijkcafé en dronken we pinten met hem?

In elk gesprek, in elke ontmoeting, kwamen de vragen naar boven. Ik ging naar de herdenking op het kerkhof in Aalst en hoorde er harde woorden. Veel vragen ook en vertwijfeling. Mijn hart ging uit naar de slachtoffers: het is onmogelijk in alle sereniteit afscheid te nemen van je vader of je zus. Omringd door hoogwaardigheidsbekleders en pers.

Verstoken van enige zinnige uitleg voor je verlies. Over die emotionele schade hadden de slachtoffers nog niet gesproken. Wel over wat fout liep in het dossier en hoe kwaad hen dat maakte. Maar wat het met hen doet als mens? Dat niet. Dus gingen we praten met mijn stadsgenoten. Voor sommigen een opluchting om voor het eerst gehoord te worden, voor anderen ook deels een overwinning van hun angst. Zij getuigen onherkenbaar.

Aalst is in het hart geraakt

Overal komt hetzelfde terug: de dag na de overval gingen we gewoon terug aan het werk, terug naar school. Thuis  werd er niet over gesproken. Een tijdsgeest en een volksaard: als we er niet over praten, gaat het vanzelf weg. Maar zo een trauma’s verdwijnen niet. Ze nestelen zich in ons brein en worden losgemaakt telkens er “nieuws” komt over het dossier. De herbeleving is dan levensecht en beangstigend. Dat emotionele leed is nooit erkend.

Aalst heeft een groot hart en dat hart is geraakt op 9 november 1985. Maar het draagt de littekens tot vandaag. Antwoorden en transparantie over de verantwoordelijken van dit onmenselijke leed. De stad schreeuwt erom. Met haar alle slachtoffers ook van andere aanslagen van de Bende.

“Elke verwerking begint met erkenning”, zegt psychiater Mark Van Bellinghen in onze Pano. Het is hoog tijd voor erkenning zodat de verwerking en het rouwen eindelijk kan beginnen. Wanneer krijgen deze slachtoffers waar ze recht op hebben? En de ziel van Aalst een pleister op een open wonde?

Bron » VRT Nieuws | Sara Van Boxstael

“Ik heb wel gezegd: wat doet dat hier in de keuken, dat lijk. Hij zei dat dat geheim was”

“Ik heb wel gezegd: wat doet dat hier in de keuken, dat lijk. Hij zei dat dat geheim was.” Het zijn de woorden van Karl Eriksson, de zoon van Bert Eriksson. Bert is jarenlang leider van de VMO, een Vlaams-nationalistische en extreemrechtse actiegroep. In onze podcast “Iemand” getuigt Karl onder meer over ‘operatie Delta’, waarbij zijn vader en zijn VMO de stoffelijke resten van Staf De Clercq hadden opgegraven, de leider van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV). De beenderen lagen bij de familie Eriksson op tafel.

“Dat was natuurlijk geen lijk, dat was een geraamte. Ik heb dat gezien natuurlijk. Dat is gewoon een deel van hoe dat het er aan toeging in dat café. Het lag in de kamer naast de living. Zijn kamer. Er stond altijd Beethoven op. Keihard”, getuigt Karl Eriksson in de podcast.

Dat café, is den ‘Odal’ in Antwerpen. Het café van zijn vader, een verzamelplaats voor rechtse Vlaams-nationalisten. Het lokaal van de VMO.

Met ‘dat geraamte’ bedoelt Karl de stoffelijke resten van Staf De Clercq, een Belgisch politicus, Vlaams-nationalist en nationaalsocialist, collaborateur tijdens WO2 en van 1933 tot zijn dood leider van de extreemrechtse Vlaams-nationalistische groepering VNV.

De VMO vindt dat De Clercq na zijn overlijden geen passende begrafenis heeft gekregen en wil die overdoen, met de nodige luister. Ze besluiten in 1978 de resten van De Clercq op te graven en een eervolle begraafplaats te geven: ‘operatie Delta’. Het zijn die resten die Karl in zijn ouderlijke huis ziet liggen.

Bert Eriksson, voluit Armand Albert, wordt geboren in Antwerpen op 30 juni 1931 als zoon van een Finse schipper en een Vlaamse moeder. Hij is een tiener tijdens de oorlog en wordt lid van de Hitlerjugend. Na de oorlog gaat hij vechten tegen het communisme in Korea. Terug in het land, sluit hij in de jaren ’50 aan bij de Vlaamse Militanten Orde (VMO).

Die organisatie was opgericht in 1950 onder meer als reactie op de repressie tegenover Vlaams-nationalisten na WO2. “Het probeerde de Vlaams-nationalistische politiek van vóór en tijdens de oorlog te continueren”, zegt historicus Bruno de Wever. De VMO had banden met de in 1954 opgerichte Volksunie.

“Maar als het Vlaams-nationalisme met de Volksunie in wat meer democratische parlementaire vaarwateren terechtkomt, wordt die organisatie eigenlijk meer een last”, zegt historicus De Wever. “De Volksunie probeert de VMO te disciplineren, maar dat lukt niet. De relatie tussen de Volksunie en VMO verzuurt helemaal. Hugo Schiltz noemt de VMO de wandluizen van de Vlaamse beweging”, verduidelijkt Bruno De Wever.

De VMO wordt in juni 1971 ontbonden. Maar enkele leden zijn het hier niet met eens en richten de organisatie opnieuw op. Op dat moment treedt Bert Eriksson op de voorgrond en wordt de nieuwe leider.

“Die nieuwe VMO is nog extremer”, zegt Bruno De Wever. “Ze gaan voluit voor een extreemrechts imago. Ze zijn anticommunistisch en voeren een strijd tegen de gastarbeiders, ontkennen de holocaust en frequenteren neofascistische netwerken”.

De gewelddadige acties van de VMO en de militaire manier waarop ze georganiseerd is, leidt in 1981 tot een proces. De VMO wordt veroordeeld als privémilitie en wordt ontbonden. Bert Eriksson brengt één jaar in de cel door.

Bron » VRT Nieuws

Stijn Coninx over Bende van Nijvel-film: “Wat er de jongste weken aan het licht kwam, wisten wij al langer”

Over een jaar komt Niet schieten in de zalen, de nieuwe film van Daens-regisseur Stijn Coninx. Daarvoor dook de filmmaker zeven jaar lang in het verhaal van de Bende van Nijvel. Al gaat de film eerder over de slachtoffers dan over de gangsters, verduidelijkte hij tijdens de FFG Talkies.

Toen anderhalve maand geleden de eerste teaser van ‘Niet schieten’ werd voorgesteld, voelde die brandend actueel aan. Regisseur Stijn Coninx – bekend van Oscarnominee Daens en de Rocco Granata-biopic Marina – begon zeven jaar geleden al aan zijn langverwachte film over de Bende van Nijvel, en na de recente onthullingen over een mogelijk bendelid staat het project weer extra in de belangstelling.

Tijdens de meest recente editie van de FFG Talkies, waarbij Film Fest Gent-directeur Patrick Duynslaegher in discussie gaat met Ben Van Alboom (chef cultuur bij De Morgen), Steven Tuffin (hoofdredacteur bij filmmagazine Vertigo) en digital storyteller Britt Valkenborghs, kwam Coninx toelichting geven over zijn project.

“Ik ben gecontacteerd door David Van de Steen, die in 1985 negen jaar was, en zijn vader, zijn moeder en zijn zus voor zijn ogen heeft zien doodgeschoten worden”, vertelt Coninx. “Hij was zelf zwaar gewond. Ik kende dat verhaal niet. Hij heeft me eind 2010 gecontacteerd.”

Zijn aangrijpende verhaal was de voornaamste motivatie om terug te keren naar enkele van de zwartste bladzijden uit onze vaderlandse geschiedenis. “Hij is verder opgevoed door zijn grootouders, die over de Delhaize in Aalst woonden. Hij heeft dat drama meegemaakt, heeft de gruwel zelf gezien. Hij was heel zwaar gewond, is meer dan 30 keer geopereerd, was bijna zijn been kwijt.”

Omgedraaid standpunt

Toch ligt de focus van ‘Niet schieten’ niet op David, maar op zijn grootouders. “Die mensen hebben onwaarschijnlijk gevochten. De grootvader ging net met pensioen in 1985, maar die mensen zijn opnieuw moeten beginnen om die jongen op te vangen”, aldus Coninx. “Ik ben in de verbeelding gekropen van die grootouders: ik heb het standpunt zo omgedraaid. Omdat het een onwaarschijnlijk verhaal is, als je dit als grootouders meemaakt – los van wie er nu achter die Bende van Nijvel zit.”

Wie had gehoopt dat ‘Niet schieten’ dus duidelijkheid zou scheppen over de gangsters achter de fameuze Bende, zal dus bedrogen uitkomen. “Zodra bekend was dat er een film van zou komen, begin 2015, werd ik spontaan gecontacteerd door mensen van het gerecht, de politie, de rijkswacht – los van degenen die ik zelf opgezocht had. Toen werd de puzzel stilaan duidelijker”, aldus Coninx.

“Ik zou uren kunnen doorgaan, daarover. Om maar te zeggen dat ik helemaal ondergedompeld was in die affaire. Wat er de laatste weken in het nieuws kwam: al die details kenden we al. En in het verhaal van de film heb ik daar natuurlijk rekening mee gehouden. Dus de film loopt nog altijd ver voor op de actualiteit.”

Coninx begrijpt nochtans dat sommigen een film verwachten over de gangsters, en niet over de slachtoffers. “Twee weken geleden hebben we daarover nog gediscussieerd, omdat we dat andere verhaal nu ook kunnen vertellen. Maar er zijn duizenden mensen die dat soort films maken, dus ik hoef dat niet te doen.”

Bron » De Morgen

Delhaize erkent gebrek aan slachtofferbegeleiding na overval in Aalst

De woordvoerder van Delhaize Roel Dekelver erkent dat de slachtoffers van de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize in Aalst in 1985, te weinig begeleiding kregen. Enkele werknemers van Delhaize getuigden daarover in een Pano-reportage.

Op 9 november 1985 pleegde de Bende van Nijvel haar laatste overval, op de Delhaize in Aalst. De tol was zwaar: 8 mensen kwamen om. In een Pano van gisterenavond getuigden slachtoffers van die overval, die nooit eerder gesproken hadden. Onder hen ook werknemers van Delhaize. Ze zeggen dat ze nooit begeleiding hebben gekregen van de supermarktketen.

“We begrijpen dat, maar je moet wel weten dat de tijdsgeest rond slachtofferhulp dan helemaal anders was”, zegt woordvoerder van Delhaize Roel Dekelver. “Psychologische begeleiding of slachtofferhulp zoals we het vandaag kennen bestond toen niet. Delhaize heeft toen wel wat begeleiding voorzien, maar eerder georganiseerd uit een soort van improvisatie”.

“De meeste mensen zeiden ook dat ze er niet meer over willen praten, en dat ze het op hun eigen manier willen verwerken”, zegt Dekelver. “Vandaag bieden we wel psychologische hulp en ondersteuning aan, en hebben we een team van mensen die die mensen te woord wil staan. Maar de meeste mensen gaan daar niet op in. Dat is hun volste recht natuurlijk.”

“Maar we hebben wel degelijk uit het verleden geleerd. Kijk naar de zuurgooier bijvoorbeeld in Antwerpen drie jaar geleden. Daar hebben we snel mensen op af gestuurd, omdat de impact van de feiten zo groot was dat het een trauma kan veroorzaken. We gaan dus proactiever om met crisissituaties.” De nieuwe onthullingen rond de Bende van Nijvel hebben oude trauma’s naar boven gebracht. Delhaize heeft daarom nu maatregelen genomen. “Er is een meldpunt opgericht, we hebben mensen beschikbaar, en er is een telefonische lijn”, zegt Dekelver.

Eerste hulpverlener in Dendermonde

Ook Stefaan Kaesteker erkent het gebrek aan begeleiding na de overval. Hij was de eerste hulpverlener die bij Slachtofferhulp aan de slag ging in het arrondissement Dendermonde. “We hadden toen te weinig deskundigheid”, zegt hij in een interview met Radio 2 Oost-Vlaanderen.

“Ik heb zelf wel met wat mensen gepraat, maar ik begrijp dat velen dat niet hebben ervaren als de nodige en gewenste hulp”, zegt Kaesteker. “We wísten op dat moment ook niet goed wat slachtofferhulp juist betekende. Dat hebben we moeten leren met de jaren. Want het gaat niet alleen om praten met de mensen, het gaat ook om mensen wegwijs te maken in het verzekeringenskluwen en het juridisch kluwen.”

Bron » VRT Nieuws