Duikers zoeken in Damse Vaart naar pistool van Bende van Nijvel

Politiespeurders en duikers van de civiele bescherming zijn in de Damse Vaart aan het zoeken naar een wapen dat zou hebben toebehoord aan de Bende van Nijvel. Het wapen zou indertijd door de latere eigenaar in het kanaal geworpen zijn.

“Wij bevestigen dat er een zoeking gaande is in de Damse Vaart, nadat we info verkregen hadden”, zegt Eric Van Duyse, woordvoerder van het federaal parket. “Alle pertinente pistes proberen we te bewandelen om de zaak op te lossen.”

Het wapen werd vele jaren geleden al in het water geworpen, samen met vier laders. Het wapen zou volgens informatie van Het Laatste Nieuws lange tijd in bewaring gehouden zijn voor een lid van de toenmalige Rijkswacht uit Aalst. De toenmalige koper had gehoord dat de uzi en de laders hadden toebehoord aan de Bende van Nijvel. Hij wilde er niets mee te maken hebben en zou het in Damme hebben gedumpt. Na vele jaren stapte toch iemand naar het parket, nu wordt deze nieuwe piste onderzocht.

Het is van 2017 geleden dat er nog wapens toegeschreven aan de Bende van Nijvel werden opgedoken. In de zomer van 2017 waren het jonge magneetvissers die in het Kanaal Brussel- Charleroi bij Itter twee dozen met het opschrift “rijkswacht” uit het water visten. Er zaten behalve munitie een riot gun en een revolver in. Na onderzoek door het NICC blijkt dat er toch geen link was met de Bende van Nijvel. Vlakbij, in de zwaaikom van Ronquières, werden in 1985 zakken met wapens en spullen van de Bende bovengehaald.

De Bende van Nijvel was een groep misdadigers die in het begin van de jaren 1980 een reeks moorden, inbraken, diefstallen en overvallen pleegde. Daarbij vielen in totaal 28 doden en ruim 40 gewonden. Vooral de roofovervallen op supermarkten van de Delhaizeketen in 1985 schokten de Belgen.

Bron » De Morgen

Deze Kortrijkse wetenschapper heeft mogelijk het antwoord op talloze Belgische cold cases

Via het DNA van familieleden een moordenaar opsporen die al tientallen jaren vrijuit gaat: met die techniek vergaart biowetenschapper Sofie Claerhout al jaren faam in het buitenland. Dankzij een wetswijziging kan ze binnenkort eindelijk ook Belgische cold cases helpen oplossen.

Georges en Marie-Josephe Caeckaert krijgen op 16 maart 1991 een telefoontje dat elke ouder doet rillen: er is iets met hun dochter gebeurd. Onmiddellijk vertrekken ze naar Knokke-Heist, waar ze van de politie te horen krijgen dat ze zich op het ergste moeten voorbereiden. Op klaarlichte dag werd hun dochter Ingrid Caeckaert, nauwelijks 26, met 62 messteken om het leven gebracht aan de lift van haar appartement.

Ondanks duizenden getuigenverhoren wordt de zaak nooit opgehelderd. Vandaag, dertig jaar later, heeft het koppel er nog steeds het gissen naar wie hun dochter vermoord heeft, en waarom. Zoals de zaak-Caeckaert zijn er tientallen cold cases in ons land. Maar er is hoop. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werkt momenteel een wetsontwerp uit dat bepaalt dat het Belgische gerecht straks via DNA-onderzoek familieleden van de dader kan opsporen, om zo via een omweg bij hem uit te komen.

Dat die wet er komt, is voor een groot stuk te danken aan het pionierswerk van de Kortrijkse Sofie Claerhout. De doctor in de forensische genetica (KU Leuven) houdt zich sinds 2015 bezig met onderzoek naar een chromosoom dat ze zelf niet bezit: het mannelijke Y-chromosoom. Met Dader onbekend, haar pas uitgebrachte boek, wil ze de resterende sceptici overtuigen dat het Y-chromosoom het redmiddel kan zijn bij tal van onopgeloste moordzaken. De eerste cold case die ze in België hoopt op te lossen, is die van Ingrid Caeckaert.

Hoe leerde u over deze moordzaak?

Sofie Claerhout: “Ik was derdejaars doctoraatsstudente toen ik online op deze zaak botste. Ik las dat er een DNA-spoor gevonden was, maar dat dat tot niks leidde. Ik zag hoe de ouders uit wanhoop op Telefacts een oproep hadden gedaan. Op dat moment was ik al drie jaar bezig met verwantschapsonderzoek, en ik besefte dat we wetenschappelijk de sleutel in handen hadden om die zaak misschien op te lossen: het Y-chromosoom! Ik dacht: hoe kan het toch dat zoveel veelbelovend onderzoek gebeurt en dat we dat hier niet gebruiken?”

Hoe kan onderzoek op basis van het Y-chromosoom tot een doorbraak leiden?

“In de zaak-Caeckaert leverde het DNA tot nu toe geen doorbraak, omdat volgens de Belgische wet een DNA-spoor alleen vergeleken mag worden met dat van de verdachten of mensen die in ons land eerder veroordeeld werden. Maar we zouden dat DNA-spoor ook kunnen gebruiken om (verre) familieleden van de dader te vinden, en dat is waar het Y-chromosoom van pas komt.”

“Het Y-chromosoom is een geslachtschromosoom. Het wordt ook wel ‘the genetic wasteland’ genoemd, het genetische braakland: het bevat namelijk heel weinig informatie over je genen of je uiterlijk. Het bepaalt alleen of je een man bent en welke vaderlijke lijn je volgt. Maar wat zo handig is aan het Y-chromosoom, is dat het daardoor van vader op zoon bijna ongewijzigd wordt overgedragen. Terwijl achterneven maar 12,5 procent van hun DNA delen, is 95 procent van hun Y-chromosoom identiek. Door naar het Y-chromosoom te kijken, hoef je dus niet eens de naaste familie van de dader te vinden, het DNA van een verre achterneef kan genoeg zijn.”

Hoe komt u dan bij die familieleden terecht?

“Dat kan door een oproep te doen aan een honderdtal mannen uit de buurt om hun DNA af te geven. Daarna kunnen onderzoekers zoals ik aan de slag met het Y-chromosoom. Als we bij die DNA-samples een gelijkaardig Y-chromosoom terugvinden als dat van op de plaats delict, focussen we daarop. Door te kijken naar de kleine verschillen tussen de chromosomen, kunnen we nagaan of het om een dicht familielid, bijvoorbeeld een broer, of eerder verre familie gaat. Dat combineren we met stamboomonderzoek, waardoor we bijvoorbeeld takken van de familie kunnen uitsluiten die naar andere steden verhuisd zijn. Op die manier kun je al binnen een aantal maanden bij de dader komen, zonder dat hij zelf DNA afgegeven heeft.”

We hebben het tot nu toe alleen over mannen gehad. Kan deze techniek ook toegepast worden bij vrouwen?

“De tools die ik ontwikkeld heb, focussen specifiek op het mannelijke Y-chromosoom. Mijn toekomstige doctoraatsstudent van ons lab in Kortrijk (KULAK) zal zich deels concentreren op het DNA dat moeders aan dochters doorgeven, het zogenaamde mitochondriaal DNA. Alleen is dat DNA korter dan dat van het Y-chromosoom en is het voorlopig minder interessant om verwantschappen mee te achterhalen. Bovendien is stamboomonderzoek via vrouwelijk DNA een pak moeilijker, omdat de familienamen doorgaans de mannelijke familielijn volgen.”

“Voor de toepassing op cold cases hebben we daar dus nog een langere weg af te leggen. Maar als je de statistieken erop nagaat, zie je dat meer dan 90 procent van de moorden in België gepleegd wordt door mannen.”

Dat soort verwantschapsonderzoek wordt al jaren toegepast in het buitenland. Toch kloppen buitenlandse speurders vaak aan bij uw lab voor hulp. Wat doen jullie anders?

“Verwantschapsonderzoek op zich is inderdaad niks nieuws. Maar samen met mijn promotor heb ik een aantal tools ontwikkeld die het proces minder duur en tijdrovend kunnen maken. De eerste is CSYseq, waarmee we in detail het Y-chromosoom van honderd mannen tegelijk kunnen detecteren. Met Ysurnames, een andere tool, kunnen we vervolgens berekenen hoe groot de kans is dat de dader dezelfde familienaam draagt als de DNA-match uit het onderzoek. En met YMrCA, een soort verwantschapsrekenmachine, kunnen we berekenen hoeveel generaties tussen de dader en het familielid uit het onderzoek zitten.”

De Nederlandse politie heeft, onder meer met jullie hulp, al verschillende cold cases opgelost die tientallen jaren vastzaten.

“Inderdaad. Tien jaar geleden hielp professor Ronny Decorte met analyses van DNA-stalen in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd verkracht en gewurgd werd in het Friese dorpje De Westereen, JL). Door die zaak werd de Nederlandse wetgeving rond verwantschapsonderzoek aangepast.”

“Zelf was ik betrokken bij het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen (die als elfjarige jongen in 1998 verdween op een jeugdkamp en een dag later dood werd teruggevonden, JL). Twintig jaar later, in 2018, kwam er een verwantschapsonderzoek waarbij meer dan 21.000 mensen werden opgeroepen om een DNA-staal af te geven. Uiteindelijk werd de dader Jos B. in Spanje ontdekt.”

In het buitenland kwam er dankzij verwantschapsonderzoek een doorbraak in tal van cold cases, maar in ons land is het nog altijd niet toegelaten. De frustratie daarover is voelbaar in uw boek.

“Eigenlijk is het absurd. Ik doe al jaren onderzoek met binnenlands geld, maar door de verouderde DNA-wetgeving kan ik het voorlopig enkel gebruik toepassen om buitenlandse cold cases te helpen oplossen.”

“Er was een moment dat ik twijfelde of ik er gewoon mee moest stoppen, of blijven doorbomen tot de wetgeving ook bij ons zou veranderen. Het is het tweede geworden.” (lacht)

Verschillende landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, hebben inmiddels een grote DNA-databank waaruit ze kunnen putten. Moet ons land daar een voorbeeld aan nemen?

“Het Verenigd Koninkrijk is op dat vlak inderdaad een pionier. Het houdt het DNA bij van iedereen die ooit veroordeeld werd, of het nu kwam door te snel te rijden of een handtas te stelen. In 2003 loste het VK als eerste wereldwijd een moord op door DNA-verwantschapsonderzoek. Ze hebben inmiddels een databank van bijna 7 miljoen mensen, en daardoor ook heel weinig cold cases.”

“Ook bij ons gingen al stemmen op om de DNA-databank aanzienlijk uit te breiden (procureur-generaal Yves Liégeois zei in 2013 dat iedereen vanaf de geboorte in een DNA-bank zou moeten zitten, JL) Maar eigenlijk is dat niet nodig. Dankzij onze methode op basis van het Y-chromosoom kunnen we ook met veel minder DNA-sporen tot de dader komen.”

Het wetsontwerp van minister Van Quickenborne schrijft voor dat bij een onopgeloste moordzaak vrijwilligers geronseld kunnen worden om DNA af te geven. Na het onderzoek zou hun DNA weer vernietigd worden. Is dat ook hoe u het ziet?

“Inderdaad. Het is echt de bedoeling om case per case te bekijken, want de groep mannen die bijvoorbeeld voor de zaak-Caeckaert opgeroepen wordt, helpt ons niet noodzakelijk veel verder voor een andere moordzaak in Brussel. Ik denk dat dat ook het vertrouwen van mensen zal opkrikken. In de Nederlandse onderzoeken nam vaak 90 procent van de mensen die een oproep kregen deel aan het onderzoek. Dat toont dat mensen gemotiveerd zijn om hun steentje bij te dragen om een moordzaak in hun buurt op te lossen, maar ze moeten er ook op kunnen vertrouwen dat je daarna hun DNA niet bijhoudt.”

Lijk je niet automatisch verdacht als je liever niet meewerkt aan zo’n onderzoek? In buitenlandse voorbeelden zagen we al dat speurders mensen die niet ingingen op zo’n oproep nadrukkelijker opvolgden.

“Dat gebeurt alleen in een latere fase van het onderzoek. De eerste fase is louter vrijwillig. Pas als de politie na heel wat onderzoek een specifiek persoon oproept om DNA af te staan en die persoon verzint telkens een excuus, dan wordt die als verdacht bestempeld.”

“Je moet je natuurlijk ook bedenken wat het alternatief is. Bij de moord op lerares Mieke Verlinden (die thuis met 101 messteken door een ex-leerling vermoord werd, JL) werden honderden ex-leerlingen als verdacht bestempeld, gewoon om aan DNA-onderzoek te kunnen doen. Het heeft gewerkt: de dader werd gevonden. Maar volgens mij is honderden mensen als verdacht bestempelen toch nog een pak verregaander.”

Een ander heikel punt: het DNA-spoor van de dader bevat informatie over diens afkomst. Hoe communiceer je daarover?

“Het DNA vertelt ons inderdaad welke afkomst de dader heeft. Bij de moord op Marianne Vaatstra gingen de dorpsbewoners er meteen van uit dat een asielzoeker de schuldige moest zijn, omdat ze vlak bij het asielzoekerscentrum gevonden werd. Maar uit het DNA-onderzoek bleek dat de dader van Noord-Europese origine was. Bij de moordzaak op Milica van Doorn werden dan weer alleen mannen opgeroepen die Turkse roots hadden en in 1992 in Kogerveld woonden, waardoor ze aan 133 vrijwilligers genoeg hadden.”

“Het is belangrijk om voorzichtig te zijn in de communicatie. Het is niet omdat iemand Turkse roots heeft, dat die persoon er vandaag Turks uitziet. En als onderzoek erop wijst dat de dader de familienaam Claerhout heeft, gaan we geen grote oproep in de media doen dat alle mensen met de naam Claerhout zich moeten aanmelden. Dat gebeurt allemaal achter de schermen. Voor dat soort zaken moet er een ethische commissie komen, en op dat vlak hebben we al veel geleerd uit buitenlandse voorbeelden.”

Waar focust uw onderzoek nu op?

“We doen op dit moment onderzoek om slaagkansen van zo’n verwantschapsonderzoek te berekenen. Bijvoorbeeld: hoeveel kans op slagen heeft het in een dorp, in een (middel)grote stad, in een wereldstad, of in zaken die zich op meerdere plekken afspelen?”

“Maar daarnaast hoop ik vooral eindelijk mijn onderzoek in België te kunnen toepassen. Ik ben al acht jaar aan het ijveren om de wet te veranderen. Dat lijkt nu eindelijk te gebeuren, maar ik ga pas tevreden zijn zodra ik een onderzoek kan opstarten, te beginnen met de moordzaak van Ingrid Caeckaert.”

Het lijkt alsof de zaak-Caeckaert bijna een persoonlijke missie geworden is. Wat grijpt u zo aan in die zaak?

“Ik weet zelf hoeveel pijn het doet om iemand dierbaar te verliezen. Enkele jaren geleden verloor ik in korte tijd twee goede vriendinnen, aan diabetes en kanker. Plots werden ze uit mijn leven weggerukt en dat raakt me tot vandaag. Ik denk dat ik daardoor gevoeliger geworden ben voor de dood. En ik kan me voorstellen dat het onmenselijk is om iemand te verliezen, te weten dat er een verantwoordelijke is en er nooit achter te komen wie het deed of waarom.”

“Toen ik over Ingrid Caeckaert las, besefte ik voor het eerst dat ons onderzoek een verschil kan maken in het oplossen van dergelijke moordzaken. Oop den duur voelde ik me ook persoonlijk verbonden met Ingrid. We hebben allebei West-Vlaamse roots. Op het moment dat ik over haar zaak hoorde, was ik 26, even oud als zij gebleven is. Inmiddels heb ik de ouders meermaals ontmoet en zijn we alweer vijf jaar later. Het wordt nu echt tijd dat we ermee aan de slag kunnen.”

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo. Meer informatie over haar onderzoek vindt u op de website van CSY-Leuven: www.csy-leuven.be

Bron » De Morgen

Delhaize d’Alost : la dernière attaque des tueurs du Brabant, huit morts et les mêmes questions. Qui ? Pourquoi ?

Le samedi 9 novembre 1985, il est un peu plus de 19h30 lorsqu’une voiture s’arrête sur le parking du Delhaize. Trois hommes armés quittent le véhicule. Deux clients qui se trouvaient dans leur voiture et qui les ont aperçus n’ont pas le temps de quitter leur emplacement, ils sont aussitôt abattus. Parmi ces premières victimes, un père et sa fillette ainsi que le père d’Iréna Palsterman, qui elle se trouve dans le magasin avec son petit frère.

Tandis qu’un des auteurs reste sur le parking pour faire le guet, les deux autres se dirigent vers l’entrée du magasin où ils tirent encore sur plusieurs clients qui sortent du tourniquet avec leur caddie. La volonté des agresseurs est clairement de tuer, plusieurs victimes déjà blessées sont achevées au sol. Un carnage totalement inexplicable pour de simples voleurs.

Des hommes qui affrontent la police

Les quelques témoins qui sont parvenus à observer l’attaque évoquent trois hommes habillés comme des militaires, deux sont équipés d’un riot-gun, le troisième d’un pistolet-mitrailleur.

Ils ont pris soin de dissimuler leur visage et font preuve tout au long de l’attaque d’un sang-froid hors norme, l’un d’eux au moment de quitter le parking, marchant calmement à côté du véhicule de fuite avant d’y monter par le hayon arrière sous les yeux des policiers présents sur les lieux. Malgré les coups de feu échangés, tout semble pour eux tout à fait sous contrôle.

Iréna Palsterman avait 20 ans, pour elle impossible d’oublier

“Cela reste inscrit dans la mémoire même si au fil des années, cela devient un peu plus vague. Lors d’auditions plus récentes, je n’étais plus en mesure de donner autant de détails sur ce que j’ai vu et entendu “. Accompagné de Diederik, son jeune frère, Iréna se trouve dans le magasin lorsque les tueurs pénètrent à l’intérieur :”Ce dont je suis sûr à 100%, c’est qu’il s’agissait de francophones”.

Elle ignore encore à ce moment que son père figure parmi les premières victimes. Des détails fournis aux enquêteurs immédiatement après les événements, elle ne se souvient plus : ” Ces événements restent malgré tout gravés dans la mémoire, je vis tous les jours avec ce moment terrible et la culpabilité car c’est moi qui ai demandé à notre père de nous accompagner au Delhaize”. L’émotion reste perceptible dans ses propos : “Mon cerveau sait que ce n’est pas ma faute, mais cela reste quelque chose de très lourd à porter “.

Des familles meurtries sur plusieurs générations

Pour les proches d’Iréna également, cet événement tragique a tout bouleversé. Lors de l’attaque, elle était mère d’un bébé de trois mois. On peut imaginer aisément l’impact par la suite sur la vie familiale : ” Tourner la page, c’est impossible sans réponse ! J’aimerais tellement savoir d’ici deux ou trois ans ce qui s’est passé. Connaître la vérité de mon vivant pour que cela ne pèse pas en héritage sur ma famille, mes enfants et petits-enfants”.

Se donner les moyens d’aller le plus loin possible

Après 37 ans d’enquête infructueuse et de nombreuses frustrations vécues dans les relations avec les autorités judiciaires, Iréna Palsterman veut encore croire à une élucidation avant 2025.

Elle a confiance dans l’équipe d’enquête actuelle et place son espoir dans les progrès de la science criminalistique : ” l’ADN de parenté offre de nouvelles opportunités, un peu à la manière d’un GPS qui permet à partir d’une trace relevée sur une scène de crime d’orienter vers un groupe de personnes biologiquement très proche de l’identité ADN de l’auteur”. Ce qui peut mener à une identification via ses proches.

Dans ce contexte, permettre à l’enquête de continuer jusqu’à une période proche de la prescription comme le propose le ministre de la Justice Vincent Van Quickenborne serait une bonne nouvelle pour les victimes : “il ne faut pas oublier qu’avec la crise ” corona “, les enquêteurs ont perdu quasi deux ans, de plus sur le plan de la science, par rapport aux 37 années écoulées, on ignore ce qui sera possible dans un, deux ou trois ans”.

Les auteurs probablement dans le dossier d’enquête

Après trente-sept ans d’enquête, différentes pistes ont été explorées pour tenter d’identifier les auteurs d’une violence sans pareil au regard d’un butin modeste mis en balance avec le bilan humain : 8 morts à Alost pour moins de 20.000 euros d’argent liquide, les chèques étant inutilisables. Mais 28 morts sur l’ensemble des faits imputés aux tueurs entre 1982 et 1985.

Face à ce constat, le mobile pourrait se trouver ailleurs que dans le vol commis. L’hypothèse d’un racket paraissant dans ce contexte plausible même si la chaîne Delhaize l’a toujours nié jusqu’ici. Principal argument en faveur de cette thèse, la succession de trois attaques de Delhaize dans une période de six semaines, un délai très court et la découverte durant l’année 84 d’une valise avec des armes, de fausses cartes d’identité et un écrit sur lequel on peut lire “Jacques L, boss de Delhaize, 250.000 actions de 5000”, ce qui démontre que des gens peu fréquentables s’intéressaient à ce que ce “boss de Delhaize” pesait en actions ou à d’éventuelles transactions de titres.

De plus, il apparaît que cet administrateur de Delhaize sera responsable l’année suivante (1985) de la gestion d’une filiale du groupe aux USA. L’ensemble de ces éléments figurent au dossier et sont connus des enquêteurs de même que les éléments de contexte qui permettaient d’exercer sur l’intéressé et son entourage un éventuel chantage.

Le nom d’un officier supérieur de gendarmerie apparaît dans ce contexte, ce qui pose aussi des questions sur d’éventuelles complicités au sein de l’ex-gendarmerie, comme de savoir si cet officier a pu exercer une influence sur l’enquête.

Trois attaques similaires, même mode, mêmes suspects

Avant l’attaque d’Alost deux attaques étrangement similaires se sont déroulées le vendredi 27 septembre 1985 à Braine-l’Alleud et Overijse. Dans la même soirée à une demi-heure d’intervalles, deux Delhaize ont été attaqués de la même manière par trois suspects présentant les mêmes caractéristiques physiques qu’à Alost. Avec chaque fois, un lourd bilan humain là aussi : trois morts à Braine l’Alleud et cinq morts à Overijse, dont un jeune de 14 ans.

Pour les partisans du racket, le nombre croissant de victimes, 3-5-8 et la fin rapide des attaques après Alost, laisse supposer que quelque chose a pu se passer après la dernière attaque du 9 novembre 1985 qui aurait conduit les auteurs à mettre fin aux attaques.

Profil des suspects : crime organisé ou terrorisme

Les indices et témoignages recueillis au cours de l’enquête vont orienter les enquêteurs vers deux milieux différents : d’abord celui de la criminalité organisée, lié au banditisme, à la prostitution, au racket, au milieu du jeu et à divers trafics comme la drogue, les armes et la traite d’êtres humains.

Ensuite un milieu lié à l’extrémisme violent, intéressé à démontrer l’incapacité des forces de l’ordre à faire face à la violence, et par ce biais chercher à susciter dans la population un appel à plus de sécurité, c’est la piste de la “déstabilisation” qui a conduit par exemple en Italie à l’attentat de la gare de Bologne. De nombreux devoirs d’enquête concernant ces différents volets d’enquête ont été réalisés en Belgique et à l’étranger notamment en France, Italie, Espagne pour tenter de consolider ces différentes pistes.

Certaines ont mené vers des individus présentant un profil capable de mener des actions comme celles des attaques menées sur les Delhaize. Toutes ces personnes sont identifiées sans qu’on sache pour l’heure lesquelles sont considérés comme suspects pour des faits liés aux tueries.

D’anciens mercenaires proches du SAC

Se retrouvent notamment parmi ces suspects, d’anciens mercenaires français proches du SAC, une organisation politique issue du Gaullisme et qui recrutait dans les milieux criminels. Plusieurs de ces “barbouzes” ont effectué des séjours en Belgique, s’entraînant même au tir chez nous, dans la période des attaques. Ils sont connus pour des faits criminels graves dont des attaques de grandes surfaces. Parmi les noms connus, on trouve le chef de bande des Borains, Adriano Vittorio, qui avant de défrayer la chronique en Belgique, était impliqué dans le SAC Marseillais.

Ou d’anciens militants du WNP, une organisation belge regroupant de jeunes militants incités à commettre des actes illégaux en croyant servir l’Etat et la lutte contre le communisme ; certains affirmant même avoir été utilisés pour effectuer des repérages sur les parkings de grandes surfaces en Région bruxelloise.

Jusqu’ici, rien ne permet d’affirmer que ces différentes pistes ont été nourries par de nouveaux éléments d’enquête et permettront d’aboutir à des inculpations. Depuis la reprise en main de la communication par le parquet fédéral, le “no comment” est devenu la règle. “Circulez, rien à voir” donc, ce qui ne veut pas dire qu’il ne reste plus rien à découvrir.

Bron » RTBF

Ontwerp van herdenkingsmonument voor de slachtoffers van de Bende Van Nijvel in Aalst is klaar

Supermarktketen Delhaize heeft een ontwerp voorgesteld voor een monument om de slachtoffers van de overval van de Bende van Nijvel op hun winkel in Aalst te herdenken. Woensdag 9 november zal het 37 jaar geleden zijn dat de supermarkt werd overvallen en er 8 doden vielen. Er is al jaren sprake van een monument voor de slachtoffers. Nu zijn alle vergunningen in orde om het te beginnen bouwen. Het wordt een monument met veel groen rond.

De winkel waar de schietpartij heeft plaatsgevonden in 1985 is intussen helemaal nieuw. Het monument komt op de parking die aansluit op het Osbroekpark. Het is er niet alleen voor de slachtoffers van de overval in Aalst, legt woordvoerder Ine Tassignon uit: “Het is er voor alle slachtoffers van de overvallen, niet alleen voor deze in Aalst.

Het wordt een gedenkplek met een monument omringd door groen. “Het is een achthoek met acht zijden. Elke zijde staat voor 1 van de 8 dodelijke slachtoffers die in de winkel in Aalst is gevallen. Die ontsluiten een grond waar Ginkgo biloba’s groeien, dat is een Japanse boom die al het langst op aarde leeft en symbool staat voor overleving en hoop.”

De supermarktketen deed een beroep op landschapsarchitect Bas Smets om het herdenkingsmonument te ontwerpen. Bas Smets maakte eerder al de herdenkingsmonumenten voor de slachtoffers van de aanslagen in Brussel op de luchthaven en in de metro in 2016.

Al lang sprake van monument

De stad Aalst en Delhaize spreken al langer van een herdenkingsmonument, “maar het was een complex dossier waar veel verschillende partijen bij betrokken waren. De vergunningsprocedure loopt volop en we verwachten dat de herdenkingsplaats volgend jaar toegankelijk zal zijn voor het publiek.

Bron » VRT Nieuws