‘Hij zei dat hij een van de overvallers van Dekaise was’: een ex-advocaat spreekt over het begin van de Bende

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In deze 6-delige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: nu hij geen advocaat meer is, denkt ex-advocaat Etienne Delhuvenne vrijuit te kunnen spreken over de draaideurcrimineel die hem in oktober 1982 in vertrouwen nam. ‘Hij vertelde me dat hij deelnam aan de overval bij Dekaise.’

De uitgebrande VW Santana van de overvallers van wapenwinkel Dekaise (zie DM 20/8 voor het verhaal van die overval) wordt diezelfde avond om 22.30 uur teruggevonden in de Tumulidreef in Watermaal-Bosvoorde. Dat is 7,1 kilometer rijden van het kruispunt waar rijkswachters Bernard Sartillot en Roland Campinne elf uur eerder in Hoeilaart in een vuurgevecht verwikkeld raakten met hen.

Bernard Sartillot: “Er zat, bleek achteraf, een kogelgat in de radiator. Ik had goed geschoten.”

Er lijkt maar één verklaring mogelijk voor hoe de Santana voorbij de overal in de regio opgeworpen wegversperringen kan zijn geglipt: hij moet overdag ergens zijn verstopt. De gestolen wapens moeten zijn overgeladen in een andere wagen, waarna iemand ’s avonds met de Santana is weggereden om hem in brand te steken. Iemand is de bende komen depanneren.

Jonge rebel

We praten met Etienne Delhuvenne (70) op het terrasje van een nachtwinkel in Laken. We hebben hem even bevrijd uit het woon-zorgcentrum waar hij zich al twee jaar opgesloten voelt. Het contrast met de topadvocaat die hij ooit was, onder meer van gangster Patrick Haemers, kan niet groter zijn. In 1982 had Delhuvenne een kantoor aan de Guldendallaan in Sint-Pieters-Woluwe. Om hem te spreken te krijgen, moest je een afspraak maken.

Etienne Delhuvenne: “Ik heb die dag, 30 september 1982, op mijn kantoor een afspraak met zakenman Jean-Luc Piavaux. De afspraak is om twee uur ’s middags. Ik ga kijken. De wachtkamer is leeg. Jean-Luc komt pas om kwart voor drie opdagen. Hij zegt dat er iets tussen is gekomen. De broer van zijn secretaresse heeft deelgenomen aan een overval. De jongen heeft Jean-Luc gevraagd om een dringende lift naar de Welgelegenstraat in Elsene. Hij legt me uit dat hij dat heeft gedaan en daardoor vertraging opliep. De broer van die secretaresse heette Bruno Vandeuren.”

Begin jaren ’80 geldt voor Belgische mannen de militaire dienstplicht. Bruno Vandeuren, geboren op 20 juli 1962, had daar geen zin in. “Het statuut van gewetensbezwaarde was hem geweigerd”, zegt zijn halfzus.

De jonge Bruno trekt het leven in als rebel without a cause. Zijn vader heeft hij nooit gekend. De nieuwe partner van zijn moeder verstoot hem en hij groeit op in een home in Schaarbeek waarover later meldingen komen van seksueel misbruik. Op zijn zeventiende vlucht hij naar Spanje. Op 14 maart 1980 belandt hij een eerste keer in de gevangenis wegens desertie, een vergrijp dat hem twee jaar cel zal kosten.

Hij is amper een paar maanden vrij, of in oktober 1980 wordt hij alweer opgesloten. “Wegens onbeschoftheid en de diefstal van 24 lege bierbakken”, post zijn halfzus in 2014 op een onlineforum. Als Bruno op 25 augustus 1981 wordt vrijgelaten uit de gevangenis van Vorst, zit hij daar vier dagen later al terug. Op 26 maart 1982 wordt hij wéér aangehouden en op 14 september van dat jaar – twee weken voor de roof bij Dekaise – ontsnapt hij uit de gevangenis van Saint-Hubert. Hij duikt onder bij zijn halfzus, de secretaresse van mijnheer Piavaux.

Een foto van een foto toont een blonde jongen met een twijfelende snor. De gevangenis is voor Bruno uitgedraaid op een stoomcursus misdaad. “Hij heeft zich toen bekwaamd in het kraken van sloten van BMW’s”, zegt een jeugdvriend.

Als de ene cliënt drie kwartier te laat komt, heeft dat repercussies voor de volgende. In de wachtkamer bij Delhuvenne zit die dag rond drieën Francis Dossogne met z’n vingers te tokkelen. Dossogne is privédetective en leider van de extreemrechtse groep Front de la Jeunesse (FdJ).

Etienne Delhuvenne: “Ik laat Dossogne binnen en zeg: ‘Sorry, mijn vorige cliënt was wat later omdat hij iemand moest gaan helpen in verband met een overval.’ Veel meer denk ik niet tegen Dossogne te hebben gezegd.”

Dossogne is naast detective en FdJ-leider ook informant bij de gerechtelijke politie (GP) in Brussel. Van bij Delhuvenne rept hij zich daarheen. Dossogne blijkt achteraf niet de enige te zijn die denkt info te hebben die kan leiden naar de ontmaskering van de moordenaars van agent Claude Haulotte. In haar boeken Beetgenomen (2013) en Het complot van de stilte (2022) reconstrueert Humo-journaliste Hilde Geens hoe Vandeuren tegenover zeven mensen zijn betrokkenheid bij de Dekaise-overval claimt en hoe vier politiediensten zich op het spoor gooien. Toch zal zijn alibi voor 30 september 1982, aangereikt door een 18-jarig vriendinnetje, nooit fatsoenlijk worden onderzocht.

De Welgelegenstraat in Elsene, de plek waar Bruno Vandeuren dringend naartoe moest, is een zijstraat van de Louizalaan. Daar bevindt zich parkeergarage Beau Site. Er zijn 400 garageboxen. De Brusselse stadspolitie houdt er geregeld controles, want het is een transitplek voor gestolen auto’s. Toevallig doet de politie dat ook op de avond van de Dekaise-overval. Ze houdt een minibusje met een gestolen Honda-brommer staande. De bestuurder, een Vietnamees genaamd Ton Quang Lôc, wordt ingerekend. De passagier naast hem zet het op een lopen. Het is Bruno Vandeuren.

Lôc is een kennis en zakenpartner van rijkswachter Robert Beijer, in die tijd de vaste partner van Madani Bouhouche in wie de collega van Sartillot tijdens de achtervolging een van de drie Dekaise-overvallers herkende. Hoewel ze in dienst zijn bij de rijkswacht, de huidige federale politie, zijn Bouhouche en Beijer in 1982 bezig met het uitbouwen van een eigen misdaadkartel met een enorme logistiek van gestolen wagens, wapens en valse documenten. Om die spullen te verbergen, huurt Bouhouche sinds 10 september 1981 in garage Beau Site onder een valse naam box 179.

Vanuit Pattaya betwist Robert Beijer per mail dat hij Vandeuren ooit zou hebben gekend: “En ik ben zo goed als zeker dat ook Bouhouche hem nooit heeft gekend. Weet u hoeveel boxen er waren in Beau Site? Dat alleen al kan dit toeval verklaren. Ton Quang Lôc heb ik later pas ontmoet, toen hij me kwam vragen of hij bij ARI (detectivebureau van Bouhouche en Beijer, na hun exit bij de rijkswacht, DDC) in dienst kon komen. Op de vraag van de Staatsveiligheid, denk ik. Lôc was een betaalde informant van de Staatsveiligheid.”

Bruno’s Biecht

Volgens oude politierapporten is de Santana op de ochtend van de overval vertrokken vanuit een café in Diegem, De Pomp, uitgebaat door Willy V.C. Daar zouden de wapens ’s namiddags naartoe zijn gebracht. “Bruno was goed bevriend met de zoon van V.C.”, zegt een kennis. “Die zoon is later door de politie doodgeschoten in Molenbeek.” Zijn halfzus zegt: “Bruno was de dag van Dekaise tot de middag bij mij. Daarna is hij naar de Pomp gegaan.”

In Beetgenomen citeert Geens een 20 pagina’s lang verslag van de Brusselse politieman Lucien Vermeir: “Het ging niet meer over de overval zelf, maar over het transport van de buit. Vandeuren zou de wapens in een vermoedelijk gestolen BMW vervoerd hebben in opdracht van Willy V.C.”

Bruno Vandeuren loopt na de arrestatie van Lôc niet ver. Hij wordt op 1 oktober 1982 ’s morgens vroeg in verband met de Honda opgepakt in de woning van zijn halfzus.

Etienne Delhuvenne: “Een paar dagen later staat Jean-Luc Piavaux daar weer. Bruno Vandeuren heeft geen advocaat. Of ik dat wil worden? Ik ga hem opzoeken in de gevangenis. De jongen doet opschepperig. Hij heeft het over een achtervolging, dat er is geschoten. Hij zegt dat hij de chauffeur was en begint over zijn stuurkunsten: ‘Ik ben de beste! Mij krijgen ze niet!’ Natuurlijk wil ik graag van hem horen wie die twee anderen waren, en wie er had geschoten. Je bent advocaat en je denkt: hoe kan ik zijn rol minimaliseren? Vandeuren noemt R., iemand die hij heeft gekend uit zijn tijd in een home, en een Vietnamees, Ton Quang Lôc. Vandeuren zegt me dat hijzelf agent Claude Haulotte heeft neergeschoten en dat R. het genadeschot gaf, achter het oor. Hij legt me ook uit dat hij als beloning een bij Dekaise gestolen pistool heeft gekregen.”

“Ik zeg: ‘Mijn beste, zou het niet beter zijn als je een verklaring aflegt bij de politie? Op een dag gaan ze je vinden en dan sta je er veel slechter voor.’ Vandeuren zegt: ‘Nee, dat durf ik niet, ik heb schrik van R., die is stapelgek.’ Hij vertelt me dat ze ooit samen Russische roulette hebben gespeeld en R. de trekker maar bleef overhalen.”

40 jaar na datum later tonen we Bernard Sartillot de foto van Bruno Vandeuren. “Zegt me niks”, antwoordt hij. “Helemaal zeker kun je na zoveel jaren natuurlijk niet zijn, maar deze persoon was er volgens mij niet bij.”

Het kantoor van Jean-Luc Piavaux bevindt zich in Ukkel. Als de Santana enkele kilometers voorbij Hoeilaart is verstopt, is het daarna volgens Google Maps al snel twee uur te voet. Was Bruno Vandeuren bij Dekaise (10.30 uur) dader, zoals hij zelf beweert, of depanneur achteraf? In beide scenario’s bezit hij unieke kennis over het ontstaan van de Bende van Nijvel.

Taxichauffeur

Halfweg oktober 1982 wordt Delhuvenne op een vrijdagavond ontboden in de lokale rijkswachtkazerne. “Daar zitten veertig mannen rond de tafel”, vertelt hij. “De kapitein spreekt mij toe. Hij wil dat ik de naam van mijn cliënt verklap. Ik zeg: ‘Ik ben advocaat, ik heb beroepsgeheim.’ Hij neemt me apart, zegt dat dit een staatszaak is, dat ik móét praten. ‘Wie waren de opdrachtgevers van Vandeuren?’ Ik zeg: als u weet dat het Vandeuren is, dan hebt u het antwoord op uw vraag toch al?’”

Op 12 oktober wordt Vandeuren ondervraagd door twee leden van de BOB Brussel (rijkswacht) onder leiding van adjudant Guy Goffinon. Hij ontkent, zoals hij dat tegenover de BOB zal blijven doen. Elders blijft hij opscheppen. Als hij op 17 november 1982 wordt getransfereerd naar de gevangenis van Sint-Gillis raakt hij in gesprek met Jean Bultot, de directeur daar. Bultot zal in 1985 zelf in beeld komen als verdachte in het Bende-onderzoek. De man zal tot zijn dood – zomer 2021 – zijn onschuld blijven uitschreeuwen, en beweren dat er vals bewijsmateriaal tegen hem is gecreëerd omdat hij de aandacht van justitie trachtte te vestigen op Vandeuren.

In zijn memoires beschrijft Bultot hoe Vandeuren hem bij hun eerste ontmoeting zo aansprak: “Ja, ik was het die Dekaise aanviel. Dekaise had geld gekregen om een bepaalde klus te klaren, hij voerde die niet uit. We zijn er naartoe gegaan om spullen terug te halen. Als je een opdracht accepteert, moet je die uitvoeren. Het spijt me voor die agent, maar die stierf omdat hij een stuk ongeluk probeerde te verdedigen.”

Twee onderzoekscommissies in het parlement bogen zich in de jaren tachtig en negentig over de Bende van Nijvel. In haar laatste eindverslag beveelt de commissie ‘bijkomend onderzoek’ naar Delhuvenne en “de waarachtigheid van de verklaringen van Bruno Vandeuren”. De advocaat is in 1983 nog aan de tand gevoeld door onderzoeksrechter Pierre Hennuy. Volgens het verslag schermt hij ook dan met zijn beroepsgeheim. Hij zegt: “Ik heb niets meer te zeggen.”

Maar dat was toen, en dit is nu, op een krukje voor een sjofel nachtwinkeltje in Laken. De ex-advocaat draagt een short, hem geschonken door een vriend die tijdens de hittegolf ook een ventilator voor hem regelde. Veel netwerk heeft de eens zo gevierde advocaat zo te zien niet meer.

Etienne Delhuvenne: “Niet zo lang na die convocatie bij de rijkswacht krijg ik een brief van een Bergense advocaat. Hij laat weten dat hij de nieuwe advocaat is van Vandeuren. Ik heb mij verder niet opgedrongen.”

Op 12 januari 1983 wordt in Bergen het lichaam van Constantin Angelou aangetroffen in de koffer van zijn taxi, een Mercedes 220. De 58-jarige taxichauffeur heeft vier dagen eerder een klant opgepikt aan het Flageyplein in Elsene. Angelou is geliquideerd met meerdere nekschoten uit een .22.

De kogels zijn afgevuurd met dezelfde FN long rifle waar drie weken eerder in Beersel José Van Den Eynde mee is gedood. Hij wordt zo, na Claude Haulotte, nummer 2 op de dodenlijst van de Bende van Nijvel. Constantin Angelou is nummer 3. Vandeuren zelf zal in 1988 worden vermoord, waarover meer in deel 5 van deze reeks.

Etienne Delhuvenne: “Het is me jaren later pas opgevallen. Die taxi, met het lijk van die Angelou erin, is achtergelaten pal voor de deur van het kantoor van de nieuwe advocaat van Bruno Vandeuren.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

Deze rijkswachter reed als enige ooit de Bende van Nijvel klem: ‘Eén van de daders heb ik herkend’

Op 30 september 1982 pleegde de Bende van Nijvel haar eerste roofmoord in Waver. In een 6-delige reeks gaat De Morgen op zoek naar nieuwe puzzelstukjes in het grootste Belgische criminele enigma ooit. Vandaag: oud-rijkswachter Bernard Sartillot (80) reed als enige politieman ooit de Bende klem. ‘Een van de drie daders heb ik herkend.’

“Je hebt daar eigenlijk niet zoveel last van”, zegt Bernard Sartillot (80) over de 72 loden balletjes in zijn onderrug. “Het menselijk lichaam bouwt rond elk balletje een vetlaag en op den duur vergeet je ze. Behalve bij de radioloog, waar ik laatst moest zijn. Al die apparaten begonnen te piepen en die arts riep: ‘Wat is dit?!’ Tegenwoordig melden politiemensen zich voor het minste ziek, of komt er een psycholoog. In onze tijd bestond dat allemaal niet. Ik heb drie dagen in het ziekenhuis gelegen. Drie maanden later was ik weer aan het werk. Mijn collega Roland Campinne, die twee kogels ving, ook. Hij is enkele jaren geleden overleden.”

De loden balletjes zitten er op 30 september exact 40 jaar. Nog steeds is het een raadsel wie ze heeft afgevuurd, al heeft Bernard Sartillot zelf meer dan sterke vermoedens. Hij brengt zijn oude dag met zijn echtgenote door in een flatje in Waver langs de N4, de Route Nationale die Brussel met de Ardennen verbindt. Dat is ook de weg waar het die dag in 1982 allemaal begon.

De overval

Begin jaren 80 is de wapenverkoop in België nauwelijks gereglementeerd. De 27-jarige ingenieur Daniel Dekaise heeft zijn winkeltje in 1979 geopend in de Brusselsestraat, hartje Waver. De beenhouwer etaleert verderop in de straat worsten en koteletten, Dekaise doet dat met vuurwapens. Hij wordt onder experts beschouwd als een genie. In zijn atelier freest hij op verzoek van de klant geluidsdempers voor wapens, die de fabrikant niet voorzag.

Het is iets na 10.35 uur als in de kleine rijkswachtkazerne van Waver, zo’n 800 meter verder, de dienstradio knettert.

Bernard Sartillot: “Roland en ik waren rechercheurs bij de BOB (Bewakings- en opsporingsbrigade, red.) en zaten achter onze schrijfmachines processen-verbaal te tikken. We hoorden op de radio roepen: ‘Hold-up bij Dekaise!’ We vertrokken, en op weg naar de garage viel mijn oog op een rij machinegeweren die daar klaarstond. We hadden er beter een meegepakt, maar dat besef kwam pas achteraf. Wij waren geen interventieploeg. Soms denk ik wel: hoe anders had het kunnen lopen? We hadden enkel onze pistolen bij ons, simpele 7.65’s. We hadden zelfs geen reserveladers meegenomen.”

Een intern bericht van het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) van de rijkswacht beschrijft op 1 oktober 1982 de feiten: ‘Twee gewapende individuen, de een met een pistool, de ander met een jachtgeweer, gaan de wapenwinkel binnen waar de wapenhandelaar en twee klanten aanwezig zijn. De daders halen diverse wapens uit de etalage en ladenkasten. Zij knippen de telefoondraden door.’ Dat is wat misdadigers in pre-gsm-tijd doen: telefoondraden doorknippen zodat de politie niet kan worden gebeld.
In een zeldzaam interview (te vinden op YouTube) vertelt Daniel Dekaise in 1986: “Er kwam een man binnen, die trok meteen een pistool en richtte het op mijn gezicht. Hij zei: ‘Je beweegt niet meer.’ Het ging heel snel. Hij werd gevolgd door een tweede man met een jachtgeweer. Hij sloeg me daarmee in mijn gezicht, en ook de klanten. Volgens mij hebben ze zo geslagen dat we niets meer konden zien, in het gezicht en op de neus. Het begon overal te bloeden. We werden tegen de grond gegooid. Ze zeiden dat ik niet mocht kijken.”

De ene overvaller draagt een bivakmuts, de andere niet. Daniel Dekaise moet de sleutels van zijn etalagekasten afgeven. Een van de klanten hoort een dader in het Frans roepen: “Schiet als ze bewegen.” Dekaise raakt bewusteloos en ontwaakt later in het ziekenhuis.

Het jachtgeweer zal vier jaar later – letterlijk – boven water komen bij de nadien veel besproken wapenvondst in Ronquières. Het blijkt een eendenroer te zijn, een 7 kilo wegende tweeloop. Het is ontworpen om langs de rand van een rivier een regen hagelpatronen af te vuren op een zwerm wegvliegende eenden. Van het wapen zijn door de Fabrique d’Armes Unies de Liège (FAUL) slechts zeventien stuks gebouwd.

Het exemplaar dat is gebruikt bij de overval bij Dekaise is op zaterdag 13 maart 1982 gestolen in een wapenwinkeltje in de Adolphe Saxstraat in Dinant, zo wordt later duidelijk. Als de speurders het opvissen, blijken zowel de loop als de kolf van het geweer te zijn afgezaagd. Over de reden kan alleen worden gespeculeerd. De meest logische aanname is dat de FAUL zo makkelijker kon worden gedragen. Een andere zou kunnen zijn dat de drager van dit gigantisch wapen er bedreigender uitziet dan met wat voor ander wapen ook, ook al hoeft een lading hagel niet noodzakelijk dodelijk te zijn.

Een voorbijganger ziet vanaf de straat hoe een man met bakkebaarden en een snor geknield bovenop Daniel Dekaise is gaan zitten en de FAUL op hem richt. De man rent naar een garage om de politie te bellen, maar voor hij dat kan doen komt agent Claude Haulotte van de gemeentepolitie van Waver de straat ingereden. De agent is net terug van de schietles en heeft slechts een paar kogels meer over in zijn pistool. Net op dat ogenblik rennen de twee overvallers naar buiten. Haulotte stapt uit en voor hij verder iets kan doen, wordt hij in het hoofd geraakt door een 7.65-kogel, blijkbaar afgevuurd vanuit een blauwe Volkswagen Santana, de op straat klaarstaande vluchtwagen van de daders.

Een van de twee overvallers stapt op de gevallen agent af en executeert hem van dichtbij. Een van de drie mannen verplaatst de combi en stapt in de Santana.

De 33-jarige Claude Haulotte zal de geschiedenis ingaan als het eerste dodelijke slachtoffer van de Bende van Nijvel, al komt zijn naam pas vier jaar later op de officiële lijst te staan. Op grond van de getuigenis van een passant worden robotfoto’s verspreid van een van de daders. Er is achteraf discussie over de kwaliteit, en of hij wel of niet een bril droeg.

Bergop

Overval bij Dekaise. Meer info hebben Bernard Sartillot en Roland Campinne niet als ze het straatje van de kazerne uitrijden. Die geeft uit op de N4.

Bernard Sartillot: “Aan het kruispunt draai ik links, de N4 op. Meteen zien we hem. Een blauwe wagen die voor ons met hoge snelheid links de Brusselsestraat uitschiet. Ik roep: ‘Daar heb je ze!’”

Sartillot en Campinne rijden met een R4’tje. Dat is een klein voorwielaangedreven autootje dat wordt herinnerd vanwege de atypische versnellingspook ter hoogte van het stuur. De regering bestelde in 1970 duizenden van deze autootjes in de Renault-fabriek in Vilvoorde. Voor de rijkswacht en voor de Regie voor Telegrafie en Telefonie (RTT), het latere Proximus. Eerder met het oog op werkgelegenheid in Vilvoorde dan als doordachte keuze voor meest performante wagen.

De beige R4’tjes van de BOB behoren tot de culturele iconen van die tijd. Ze worden gespot voor- en achteraan elke betoging en op elk muziekfestival. Ze dragen geen zwaailicht of politielogo, ze worden verondersteld anoniem te zijn. Toch worden ze in die tijd door velen in een oogopslag herkend als politievoertuig. De maximumsnelheid van een R4 is in theorie 120 kilometer per uur. Veel R4’tjes van de rijkswacht hebben in 1982 al tot 150.000 kilometer op de teller en halen amper nog 100.

De VW Santana, blijkt later, is in de nacht van 10 op 11 mei 1982 gestolen in de VW-garage Sint-Veroon-Brichau aan de Bergensesteenweg in Lembeek. De daders hoefden enkel in te breken en de sleutel van het haakje te halen. In 1982 is een Santana een zeldzaamheid op Belgische wegen. De eerste exemplaren zijn nog maar net geleverd. Het nieuwe model, vol met voor die tijd nieuwe technische snufjes, haalt 148 per uur.

Bernard Sartillot: “Na ongeveer drie kilometer zag ik hem niet meer. Roland, die op de passagierszetel zat, ving wel nog een glimp op. Ter hoogte van de Mercedes-garage riep hij: ‘Hij is rechtdoor gegaan!’ De daders waren op weg naar Brussel langs de oude baan, en niet langs de E411. Op onze radio hoorden we dat onze oversten bezig waren met het opwerpen van wegversperringen op alle op- en afritten van de autosnelwegen. We vernamen toen pas dat er bij de overval een politieman was gedood en er nationaal alarm was afgekondigd. Daardoor meldde op de radio de ene ploeg na de andere zich. En wij, die het dichtst achter de daders zaten, raakten er op de radio niet meer door. Iedereen riep: ‘Wij komen ter plaatse.’ Wij konden geen contact meer maken, hoe vaak we ook probeerden.”

Vuurgevecht

Met de moord op Claude Haulotte demonstreert de Bende van Nijvel voor het eerst haar handelsmerk. Anders dan klassieke misdaadbendes deinst ze er niet voor terug om het vuur te openen op de politie, en later ook op kinderen.

Bernard Sartillot: “De Santana, dat hadden we gezien, had Franse nummerplaten. Maar nu waren we hem kwijt en reden we op goed geluk over de oude baan Overijse binnen. Daar gebeurde het. Opeens kwam die Santana uit het niets weer tevoorschijn, deze keer met Belgische nummerplaten. Hij reed pal voor ons. De daders moeten ergens in Overijse een schuilplaats hebben gehad om de nummerplaten te vervangen. Doordat ze zich niet langer opgejaagd voelden, reden ze trager. Ze mengden zich gewoon in het verkeer. We zijn achter hen blijven rijden, door de kleine straatjes van Overijse en Hoeilaart. Blijkbaar herkenden zij onze anonieme wagen niet. Nu konden we hun gezichten zien, we zaten vlak achter hen. Ze waren met z’n drieën, zagen we nu.”

“Opeens roept Roland: ‘Zeg, dat is precies Bouhouche!’ Madani Bouhouche was in die tijd rijkswachter bij de drugssectie bij de BOB in Brussel. Een collega van ons dus. Hij en z’n vaste partner Robert Beijer hadden een aparte status. Ze deden allemaal dingen met wapen- en drugstrafieken die voor ons ondenkbaar waren. Ik weet het, dat klinkt nu gek, maar Roland dacht op dat moment gewoon dat het Bouhouche was. Hij kende die (de twee voerden ooit samen een drugsonderzoek, DDC). Het was een overval op een wapenwinkel, en wij kenden ook Dekaise vrij goed. Van Bouhouche en Beijer wisten we dat die constant wapens verhandelden, niet altijd even legaal, en dat ook zij Dekaise kenden.”

Bouhouche en Beijer combineren in die jaren de job van wetsdienaar met die van topcrimineel. Ze plegen meerdere moorden en wapendiefstallen. Ze hebben op 26 oktober 1981 ook een moordaanslag gepleegd op hun eigen overste, majoor Herman Vernaillen, nadat die hen liet verwijderen uit de BOB. Bij hem thuis, in Hekelgem. Bouhouche ‘assisteert’ achteraf bij het ballistische onderzoek. Vernaillen zelf zegt 37 jaar later tijdens een lezing: “Dé manier om de Bende nooit te vinden is natuurlijk de daders zelf het onderzoek te laten voeren.”

Bouhouche en Beijer zullen de aanslag op Vernaillen jaren later bekennen, zodra de zaak juridisch is verjaard. Hetzelfde gebeurt met de wapenroof bij de speciale eenheden (SIE), op nieuwjaarsdag 1982.

Bouhouche kende Dekaise vrij goed. Als hij meer dan tien jaar later tijdens zijn proces wordt aangesproken op zijn mogelijke betrokkenheid bij de overval in Waver, zegt hij: “Dekaise zou me toch direct hebben herkend?”

Bernard Sartillot: “Honderd procent zeker is het natuurlijk nooit. Ik kan enkel navertellen wat Roland tegen mij zei, en wat hij later ook heeft herhaald tegenover de onderzoekers. Wij hadden op dat moment ook geen half idee wat hij en Beijer in die periode verder nog allemaal uitspookten.”

Het is 10.50 uur als aan het kruispunt aan de Biesmanslaan met de Koldamstraat in Hoeilaart het licht op rood springt. De Santana komt tot stilstand achter een rij wachtende voertuigen, maar laat voor zich wat ruimte.

Bernard Sartillot: “Ik zag mijn kans. Ik gooide de R4 dwars over het wegdek en reed de Santana klem. Roland en ik zijn uitgestapt en toen iedereen is beginnen schieten. Zij beschoten ons van achter de Santana. Ik mikte op hun radiator, zoals ons dat in de opleiding was aangeleerd. Ik heb toen het gezicht van de man op de passagiersstoel in me opgenomen. Hij stond maar enkele meters van me. En jaren later heb ik hem ook herkend. Over Bouhouche kan ik niks zeggen, ik heb zelf maar twee van de drie gezichten in m’n geheugen zitten en van één van de drie ben ik zeker. Dat was de enkele jaren later vermoorde FN-wapeningenieur Juan Mendez-Blaya.”

De buit

Met een lekke radiator zal de motorkap van de Santana na ongeveer zeven kilometer gaan stomen en de motor door oververhitting stilvallen. Nadat de twee BOB’ers al hun kogels hebben weggeschoten, kunnen ze enkel nog schuilen.

Bernard Sartillot: “In mijn pistool zaten maar zeven kogels, en met één ervan heb ik hun radiator doorboord. Normaal had ik ter plekke moeten zijn gedood. Achteraf zagen we overal kogel- en hagelinslagen op onze R4, op huisgevels. Roland is geraakt door twee kogels. Ik ving mijn hagelbolletjes. De daders zijn dan weggereden richting Brussel. Door het rood.”

Bernard Sartillot is niet de enige die kan navertellen hoe het voelt om van dichtbij met een FAUL-eendenroer te worden beschoten. Dat kan ook David Van de Steen, die het op 9 november 1985 bij de allerlaatste raid van de Bende van Nijvel in Aalst als joch van 9 op zich gericht krijgt, en sindsdien bij de radioloog dezelfde uitleg moet doen.

Op killersbrabant.be wordt de buit van de wapenroof in Waver geïnventariseerd. Twee Colt-pistolen kaliber 45, een Long Colt-revolver, vier Smith & Wessons, twee Rüger-revolvers, een Bernardelli-pistool, een Beretta-machinegeweer, een FN-pistool kaliber 22, twee gedemilitariseerde Enfield-revolvers, een Schmeisser-machinegeweer en twee Ingram-machinegeweren type M10. Er is die dag bij Dekaise ook een hoop munitie gestolen.

Ex-Bendespeurder: “Daar, in Waver, bewapent de Bende van Nijvel zich. In de jaren 80 is er nog geen sprake van DNA of bewakingscamera’s. Het meest bewijskrachtig in een klassieke moordzaak, is ballistiek. De misdaadwereld is zich daarvan bewust en altijd op zoek naar ‘propere’ wapens, wapens die niet eerder zijn gebruikt bij een misdrijf. Dat leek ons de logica achter de overval bij Dekaise.”

Na de mysterieuze liquidaties van de 70-jarige José Vanden Eynde in Beersel (23 december 1982) en van taxichauffeur Constantin Angelou overvalt de Bende van Nijvel op 11 februari 1983 haar eerste Delhaize in het Waals-Brabantse Genval. De daders maken 692.384 frank buit, zo’n 17.000 euro. Er wordt geschoten, en op de vloer teruggevonden kogelhulzen kunnen achteraf worden gelinkt aan een bij Dekaise gestolen Rüger-revolver, kaliber 357.

Ex-speurder: “Die revolvers en die pistolen, dat was bijvangst. Die moesten ons afleiden van het ware doel van de overval: de twee Ingrams. Dat zijn de zogenaamde riotguns die in de jaren daarna altijd in één adem zouden worden genoemd met de Bende van Nijvel. Behalve die ene Rüger en een van de Ingrams is voor zover we weten geen van de bij Dekaise gestolen wapens achteraf gebruikt. Met die ene Ingram werd bij de laatste drie aanslagen geschoten. De drie grote, die de mensen zich het meest herinneren: Overijse, Eigenbrakel en Aalst.”

Ook Daniel Dekaise zelf lijkt ervan uit te gaan dat de overvallers uit waren op zijn Ingrams. De visie van de later erg discreet geworden wapenhandelaar wordt weergegeven in een synthesenota van de BOB van Waver op 14 juli 1983. Dekaise vertelt de speurders hoe hij in zijn atelier een prototype geluidsdemper heeft ontwikkeld voor Ingrams. Hij heeft een eerste prototype in mei 1982 getoond aan wapenhandelaren Willy Pourtois en Willy Van Baelen.

De twee heren, altijd net in het pak, verhandelen in volle Koude Oorlog alles waar geld aan te verdienen is, zowel in de Amerikaanse als de Russische invloedssfeer. Bazooka’s, telegeleide bommen en eventueel ook uranium. “Van Baelen is teruggekeerd met twee Libanezen die oorlogswapens wensten te bekomen”, zegt de nota. “Pourtois voorziet een bestelling van 250 geluidsdempers voor de Ingram.”

Later, zo gaat de nota verder, is er in de lobby van het Sheraton-hotel aan het Rogierplein in Brussel een ontmoeting geweest tussen Dekaise, Pourtois, Van Baelen en een Amerikaan genaamd Robert Gray, vermoedelijk een agent van de CIA. Die legt daar 1.000 dollar op tafel voor de aanschaf van vijf Ingram-machinepistolen. Pourtois zal die aanleveren en aan Dekaise bezorgen, zodat hij er zijn prototype verder mee kan perfectioneren.

De overhandiging van de vijf Ingrams volgde volgens Dekaise slechts enkele dagen voor de overval. Pas die ochtend, donderdag 30 september, heeft hij ze alle vijf ingeschreven in zijn wapenregister. Nog volgens de nota herinneren twee aanwezige klanten zich dat een van de daders op zeker ogenblik riep: “We hebben wat we zochten.”

Slechts een hoogst beperkt aantal mensen was op de hoogte van de aanwezigheid van de erg zeldzame Ingrams in het kleine winkeltje in Waver. Het is een vraag die vandaag nog steeds door het hoofd spookt van de voltijds met een gewapende bodyguard door het leven gaande Daniel Dekaise: wie zette de Bende op het spoor van zijn Ingrams?

Bernard Sartillot: “Mijn collega’s en ik hebben altijd het gevoel gehad dat Daniel Dekaise niet alles heeft verteld. Het was een gesloten wereldje, dat van de wapenhandel. Het federaal parket heeft nu nog drie jaar voor het Bendedossier definitief verjaard zal zijn. Of ik nog geloof in de opheldering? Ja, je moet altijd blijven hopen.”

Bron: De Morgen | Douglas De Coninck

Jean-Jacques Cassiman (79) overleden: dankzij zijn DNA-onderzoek werden tal van cold cases opgelost

Jean-Jacques Cassiman heeft op 79-jarige leeftijd de strijd tegen kanker verloren. De charismatische geneticus was een van de grondleggers van het forensisch DNA-onderzoek in ons land.

Na een studie Medische Wetenschappen aan de KU Leuven behaalt Cassiman in 1967 zijn diploma. Meteen daarna trekt hij naar Stanford University waar hij vijf jaar bijkomende onderzoek doet naar de menselijke genetica, iets wat toen nog in de kinderschoenen stond. Terug in België start Cassiman zijn carrière bij het Centrum Menselijke Erfelijkheid van de KU Leuven.

Zelf zei Cassiman daarover tegenover wetenschapsblad EOS: “Toen ik op het Centrum begon, had erfelijkheidsonderzoek niet veel meer om het lijf dan een stamboom maken van ouders die een kind hadden met een afwijking.” DNA-tests zoals we die vandaag kennen en slechts een druppeltje speeksel of een haarlok nodig hebben om iemand te identificeren bestonden destijds nog niet. Pas in 2003 ontrafelden wetenschappers voor het eerst het volledige menselijke genoom.

Bende van Nijvel

De grote doorbraak komt er in 1985, in hetzelfde jaar dat de Bende van Nijvel voor het laatst toeslaat. Britse wetenschapper Alec Jeffreys slaagt er voor het eerst in om een DNA-profiel te extraheren uit menselijk cellen. Meteen gaat Cassiman bij hem in de leer. Cassiman ziet groot potentieel in de technologie en richt in 1988 het eerste forensische DNA-labo van ons land op aan de KU Leuven. Op die manier is Cassiman (on)rechtstreeks verantwoordelijk voor het oplossen van tal van moordzaken.

Professor Ronny Decorte is momenteel hoofd van het labo en heeft 20 jaar lang nauw samengewerkt met Cassiman. “Wij waren de pioniers in België, het forensisch onderzoek in ons land heeft alles aan Jean-Jacques te denken”, zegt hij. “De uitvinding van PCR-toestellen in 1985 was baanbrekend. Vandaag kennen we deze technologie van de coronatest. PCR-tests worden ook ingezet om met slechts een heel kleine hoeveelheid DNA, bijvoorbeeld van een bloedspoor, een dader te identificeren”, voegt Sofie Claerhout, onderzoekster in het labo van Decorte, eraan toe.

In 1998 worden alle tot dan toe bekende verdachten van de Bende van Nijvel opgeroepen voor een DNA-onderzoek. Cassiman slaagde er in DNA terug te vinden op een sigarettenpeuk uit de auto van een door de Bende vermoorde taxichauffeur. Tot een doorbraak kwam het echter nooit. In tal van andere cold cases slaagde Cassiman er wél in om het verschil te maken. De zaak-Pándy is één van de meest spraakmakende voorbeelden.

Cold Case opgelost: Hongaarse seriemoordenaar en Kortrijkse roofmoord

De Hongaarse dominee András Pándy verhuisde in 1985 naar België. Pándy vermoordde begin jaren ‘90 zijn twee ex-vrouwen en vier kinderen en stiefkinderen. Bovendien verkrachtte hij drie van zijn dochters. Seriemoordenaar Pándy loste hun lijken op in een bad met ontstoppingsmiddel. Op enkele beenderen na, zoals vingerkootjes en een dijbeen, waren de lichamen opgelost. Het was dankzij DNA-onderzoek van Cassiman dat werd aangetoond dat Pándy effectief een kind had verwekt bij één van zijn dochters, wat de doorbraak was voor zijn veroordeling in 2002.

Wetenschapper van het volk

Cassiman drukte niet alleen zijn stempel op het forensisch onderzoek, maar “leerde zijn volk DNA kennen”, klinkt het bij geneticus Maarten Larmuseau. “Hij was een voorbeeld voor me en opeens mocht ik als jonge onderzoeker nauw met hem samenwerken”, zegt Larmuseau.

“Hij stapte bewust uit zijn ivoren toren en legde op zeer toegankelijke manier feilloos de complexiteit van DNA uit aan een breed publiek. Zijn impact reikt heel wat verder dan de wetenschap, hij mengde zich in het publieke debat op een manier waar veel academici vandaag nog veel van kunnen leren.”

Bron » De morgen

‘Ik heb de slachtoffers niet kunnen geven waarop ze hoopten’

Vijftien jaar heeft hij aan het hoofd gestaan van het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Maandag gaat Eddy Vos (67) met pensioen. ‘Het dossier van de Bende kun je nooit helemaal van je afzetten.’

‘Mijn ouders en grootouders waren missionarissen of rijkswachters. Ik denk dat ik voor mezelf de juiste keuze heb gemaakt door voor de rijkswacht te kiezen’, zegt ­Eddy Vos lachend. Zijn voorliefde voor de recherche leverde hem dossiers van allerlei aard op, onder andere moorden. Tot hij in 1996 de vraag kreeg om de nieuwe onderzoeksploeg rond de Bende van Nijvel mee op te starten.

Waarom toezeggen, terwijl iedereen zijn tanden op dat dossier leek stuk te bijten?

‘Ik ben nooit aan iets begonnen zonder de overtuiging dat ik het tot een goed einde kon brengen. Dat was met dit dossier niet anders. De vraag kwam bovendien van ­gewezen parketmagistraat Bart Van ­Lysebeth, die toen aan het hoofd stond van de Staatsveiligheid en met wie ik meermaals had samengewerkt. Wij hebben heel wat middelen gekregen: pc’s, het dossier werd als eerste in ons land ingescand, en de groep telde tot een honderdtal mensen. Dat motiveert.’

Wat was uw opdracht precies?

‘Ik moest in eerste instantie nagaan of de zaak-Mendez (Juan Mendez was vertegenwoordiger voor wapenfabrikant FN in ­Latijns-Amerika, hij werd in januari 1986 vermoord, red.) en de rijkswachters ­Bouhouche en Beyer, van wie de namen ­genoemd werden bij zijn dood, iets te ­maken hadden met de feiten van de Bende van Nijvel. Ik heb daarna andere, rechts­gezinde rijkswachters onder de loep genomen en hun eventuele connecties met ­geheime diensten nagetrokken. Het onderzoek bestond uit twee luiken: mijn groep onderzocht de politieke piste, mijn collega Lionel Ruth onderzocht de mogelijke ­betrokkenheid van het klassieke banditisme.’

Er waren wellicht momenten van hoop en teleurstelling?

‘Natuurlijk. We vonden in 2009 in Elouges een geraamte, waarvan wij dachten dat het aan een overleden Bendelid toebehoorde. Uiteindelijk bleek het afkomstig van een man uit de tijd van de Merovingers. Of toen we in 2000, toen we op zoek waren naar de mogelijke betrokkenheid van ­geheime diensten, de archieven mochten inkijken van de vroegere Stasi, de inlichtingendienst van Oost-Duitsland. Plots doken daar steekkaarten op naam van potentiële verdachten in het Bendeonderzoek op. Maar ook van slachtoffers. De hoop op een doorbraak was van korte duur: de Stasi had die namen gewoon geplukt uit afgeluisterde telefoongesprekken van Interpol.’

Jullie hebben nieuwe onderzoeksmethodes gebruikt die soms werden afgedaan als wanhoopspogingen.

‘Toen ik erbij kwam, liep het Bendeonderzoek al vijftien jaar, zonder resultaat. Er was het assisenproces tegen de gangsters van de zogenaamde ‘filière boraine’ in 1988. Dat proces is met een vrijspraak geëindigd. Wij zijn na 1996 vol voor het DNA-onderzoek gegaan, dat profielen heeft ­opgeleverd waarmee vandaag nog altijd ­gewerkt wordt. Die techniek stond nog in de kinderschoenen. We hebben de polygraaf gebruikt. En we hebben hypnose ­gebruikt om mensen beter te laten herinneren wat ze destijds beleefd hadden. Dat gaf spectaculaire resultaten: sommige ­getuigen herbeleefden de moordpartijen zo intens dat ze in shock raakten. Dankzij de hypnose hebben wij enkele robotfoto’s op de bekende gele affiches samengesteld. Het opvallende eraan was dat die beelden precies overeenstemden met de beschrijving van de verdachten zoals die ten tijde van de feiten werden opgetekend.’

Jullie hebben er ook profilers bij ­gehaald.

‘Ze hebben ons veel nieuwe inzichten gegeven. Ze stelden zich de vraag waarom de daders zoveel materiële aanwijzingen ­hebben achtergelaten, terwijl daders dat normaal niet doen. Ik vergelijk het met een goochelaar: hij trekt de aandacht op een bepaald punt, terwijl het belangrijke elders plaatsvindt. Is de aandacht van de speurders door de daders bewust in een bepaalde richting gestuurd, terwijl de oplossing ergens anders gezocht moest worden? Ik denk van wel. De daders lieten tientallen voorwerpen achter die niets met de feiten te maken hadden, maar tot lang en nutteloos onderzoekswerk hebben geleid.’

‘De profilers hebben ons ook aangespoord om te gaan denken zoals de daders. Zo hebben we hun “geografische comfortzone” kunnen afbakenen: de plaats waar de daders altijd op terugvallen, omdat ze die beter kennen dan hun achtervolgers. Al die elementen samen hebben een lijst van potentiële daders opgeleverd. Zuiver door onderzoek dus, niet vanuit een vooringenomen standpunt.’

Toch hebben jullie het spinnenweb niet kunnen ontwarren?

‘Helaas niet. Een onderzoek leidt meestal tot een hypothese, maar het is niet omdat je een hypothese hebt dat je de persoon ­geïdentificeerd hebt die de trekker heeft overgehaald. Ik sta nog altijd achter de ­resultaten van ons onderzoek van toen en blijf overtuigd van mijn werkhypothese (wat die is, wil Vos niet kwijt, red.). Maar in 2012 kwam er, samen met een nieuwe ­leiding en andere onderzoekers, een andere visie op het dossier. Ik zag het niet zitten om opnieuw dezelfde pistes te onderzoeken, waarvan ik, terecht of niet, overtuigd was dat ze tot niets zouden leiden.’

Wat is er nog niet gebeurd in dit dossier?

‘Misschien de speurders bijeenbrengen, die afzonderlijk aan de verschillende grote dossiers gewerkt hebben die ter sprake kwamen tijdens het jarenlange onderzoek: de aanslagen van de CCC, de grote gangsterbendes, de uiterst rechtse groeperingen, noem maar op. Maar natuurlijk ook de speurders die in het verleden al aan het Bende­dossier gewerkt hebben. Elke onderzoeker houdt daar wel een buikgevoel aan over. Zonder snelle doorbraak is het over drie jaar over and out … (dan verjaart het dossier, red.).’

Zal u dit dossier ooit van u kunnen afzetten?

‘Na het Bendehoofdstuk heb ik onderzoeken gevoerd in het militaire milieu in ­binnen- en buitenland. De evacuatie in ­Afghanistan samen met de Special Forces vorig jaar heeft een diepe indruk nagelaten. Ook in die materie heb ik mijn draai gevonden. Maar een dossier zoals dat van de Bende kun je nooit helemaal van je ­afzetten. Dat ik er het sluitstuk niet van heb kunnen afleveren, had ik liever anders gezien. Ik heb de slachtoffers de antwoorden niet kunnen geven waarop ze hoopten.’

‘Maar ik ben er niet door gefrustreerd en het zal mijn leven na mijn pensioen niet bepalen. Je kunt maar geven wat je kunt, en dat heb ik gedaan. Ik duim nu voor de magistraten en collega’s die blijven zoeken naar een antwoord op het raadsel van de Bende van Nijvel.’

Bron » De Standaard

De nieuwe hobby van Marc Dutroux: “Moordzaken oplossen”

Marc Dutroux heeft een nieuwe manier gevonden om zijn tijd door te brengen terwijl hij een levenslange gevangenisstraf uitzit: moordzaken oplossen. Dat zegt zijn advocaat Bruno Dayez in de kranten van Sudpresse. De veroordeelde seriemoordenaar zou een lijst van 40 zaken opgesteld hebben.

Dutroux zit al 26 jaar achter tralies en heeft beslist om nu zelf rechercheur te gaan spelen. Hij voert vanuit de gevangenis zijn eigen onderzoek naar allerlei zaken. “Hij heeft veertig personen opgelijst die vermoord of volgens hem op verdachte wijze overleden zijn en legt linken met het netwerk waarvan hij naar eigen slechts een klein deeltje was”, zegt advocaat Bruno Dayez.

Het gaat onder meer om de Bende van Nijvel, maar om welke zaken nog kon Dayez niet zeggen. De advocaat beweert wel dat inspecteurs Dutroux zijn komen ondervragen over de Bende van Nijvel. “Enkele maanden geleden”, zegt Dayez. Daarvan vonden de kranten die de advocaat interviewden geen enkel bewijs en geen enkele bevestiging. Het was in ieder geval geen succes, zegt Dayez nog. “Dutroux was verward en zijn betoog te onsamenhangend.”

Daarnaast is Dutroux ook “zijn eigen waarheid” aan het neerschrijven, zegt Dayez. “Dat is zijn grote droom: de waarheid aan het licht brengen. In een boek bijvoorbeeld. Af en toe laat hij me iets lezen.”

Bron » Gazet van Antwerpen