Louis Tobback over de Bende van Nijvel: “Iemand heeft hier de doofpot gehanteerd”

“Als er tien man meegedaan heeft met die Bende, dan hou je dat niet stil zonder hulp van hogerhand.” Een complot tegen België wil Louis Tobback (79) nog altijd niet vermoeden achter de Bende van Nijvel. “Maar er hing wel een autoritair sfeertje, waarin sommige extremisten op slechte gedachten konden worden gebracht.”

Geen betere gids voor de trip down memory lane naar ’s lands loden jaren 80 dan Louis Tobback. Toen hij in 1988 minister van Binnenlandse Zaken werd, was de uitvoering van de aanbevelingen van de eerste onderzoekscommissie over de Bende van Nijvel een van zijn hoofdopdrachten. Van een mogelijke doorbraak in het onderzoek schrikt hij bijna dertig jaar later niet meer op.

“Mijn eerste reactie was: ach, we hebben al zoveel doorbraken gehad”, vertelt Louis Tobback in zijn burgemeesterskabinet aan het Leuvense station. “Tot ik de gelijkenis zag tussen de robotfoto en de foto van de man die nu wordt aangewezen als Bende-lid. Toen leek het plots toch allemaal wat ernstiger.

“En nu zitten we met Koen Geens, de zittende minister van Justitie (CD&V), die in de Kamer verklaart dat er tijdens het onderzoek gemanipuleerd is. Zelfs als er geen doorbraak is, lijkt me dat voldoende reden om te onderzoeken waarom de minister dat zegt.”

Bent u verbaasd over die verklaring? Berichten over manipulatie zijn zo oud als het onderzoek zelf.

“Nu zegt een minister het, en dat is toch wat anders. Ik behoud me het voorrecht om me te verbazen over zo’n uitspraak zonder concrete bewijzen. Het is niet omdat iedereen wat roept, dat het daarom per se waar is. Ik moet u niet herinneren aan de afloop van de zaak Notaris-X? (zaak van vermeend kindermisbruik, red.) Daar bleek uiteindelijk ook niet veel van aan. Als de minister het woord ‘manipulatie’ in de mond neemt, hoop ik dat hij op steviger ijs staat.”

Hoe herinnert u zich die zogenoemde loden jaren, waarin de Bende-aanvallen plaatsvonden?

“Het waren op z’n minst speciale tijden. Denk aan Gladio, het stay-behindnetwerk dat hier samen met de CIA de guerrilla zou organiseren, in het geval de Russen zouden binnenvallen. Er is ons lang gezegd dat dat een verzinsel was, maar het heeft dus wel degelijk echt bestaan. Dat netwerk werd bemand met mensen die mentale verzorging behoefden. Die waren zich in alle ernst aan het voorbereiden op het verzet in het geval de Russen op 24 uur aan de Rijn zouden staan.

“U moet zich dat even voorstellen: daar zaten types tussen die hier in het Meerdaalwoud gingen trainen in radiocommunicatie. Die dachten dus echt dat Brezjnev van de ene dag op de andere de chef kon worden in Brussel. Rare tijden, hoor. NAVO-mensen gingen naar Taiwan om daar, als de wind goed stond, ballonnen op te laten richting China met anticommunistische boodschappen. Ze hingen aan die ballonnen dan pakjes nylonkousen opdat de vrouwen op het Chinese vasteland de boodschappen zouden meenemen naar huis.

“Een zekere paranoia was toen de norm. Een sfeertje waarin mensen die – hoe zal ik het beleefd zeggen – mentaal uitgedaagd worden, goed konden gedijen. In Lier heeft men in het grootste geheim een heuse atoomschuilkelder gebouwd onder de Grote Markt. In die bunker stond een fiets waarop je moest trappen om elektriciteit te krijgen. Duurzame energie avant la lettre.”

Nu kunt u ermee lachen, maar dacht u nooit: opletten of het loopt echt fout met de rechtsstaat?

“Het was zeker niet alleen om te lachen. Het was ook de periode van de plaatsing van de kernraketten in België (1985, red.) en de betogingen daartegen, of van de CCC. Voor sommigen was elke socialist per definitie verdacht. Daarvoor heeft Martens toen generaal Robert Close nog van zijn kabinet laten verwijderen. Die had samen met een aantal anderen gesuggereerd dat Karel Van Miert een spion van de Stasi was omdat hij getrouwd was met een Oost-Duitse. Hij noemde Van Miert een landverrader. Dat is de context waarin zo’n Bende van Nijvel kon ontstaan. Van overal doken extreemrechtse nare mannetjes op zoals zo’n Madani Bouhouche of Robert Beijer.”

Maar de politiek nam die signalen niet au sérieux?

“Het was de periode van het zogenoemde malgoverno. Dit soort maatschappelijke kwesties kwam niet op de radar van de regering omdat die volledig benomen werd door de ontsporende begroting en communautaire miserie. Door de mislukking van het Egmontpact in oktober 1978 kwamen we terecht in een lange periode van politieke stuurloosheid. Leg me nu alstublieft niet in de mond dat Leo Tindemans verantwoordelijk was voor de aanslagen van de Bende van Nijvel (lacht). Maar door die stunt van Tindemans, waardoor alle partijen buiten de zijne zich bedrogen voelden, kreeg je jaren van instabiliteit.

“Die eerste regeringen-Martens hielden amper een jaar stand, met tussendoor ook nog een half jaartje Eyskens… Toen doken er mensen op die zeiden: ‘Dit land is naar de vaantjes, we gaan hier eens orde op zaken zetten. We plegen een staatsgreep en alles wordt beter.’ Dat was de context waarin ik in 1988 zelf als minister terechtkwam op Binnenlandse Zaken, of wat er nog van overbleef. Dat was toen een moment van regimecrisis.”

U trof een puinhoop aan?

“Geen puinhoop, maar een lege doos. In de vorige regering had Jean Gol (Franstalig liberaal justitieminister, red.) het volledige veiligheidsbeleid naar zich toegetrokken. De uitrusting van de Groep Diane, de snelle Golf GTI’s… Dat was de signatuur van Gol. Mijn voorganger, Charles-Ferdinand Nothomb (PSC, christendemocraat, red.) , was daar allemaal niet bezig. Het enige wat hem interesseerde, was dat hij elke ochtend de vlaggen van de toen nog negen Belgische provincies aan de masten kon laten hijsen.

“Als minister bestond mijn hoofdopdracht er in de conclusies van twee onderzoekscommissies uit te voeren: een over de Bende, een ander over het Heizeldrama. In de twee dossiers stond falen van politie en justitie centraal.”

Ook Justitie?

“Om hooligans te kunnen bestraffen met een tijdelijk stadionverbod, had je snelle, administratieve sancties nodig. Voor de magistratuur was dat over hun dood lijk. Zij en zij alleen mochten vervolgen en veroordelen. Dat heeft tot 1998 geduurd vooraleer die GAS-boetes er door kwamen. En nu zitten we in het andere uiterste. Straks moeten burgemeesters nog moordenaars berechten. Dan is de rechtsstaat voorbij. En let op: er zijn burgemeesters die daar blij mee zijn, hè.

“Hetzelfde zag je ook na de Bende-onderzoekscommissie. Wij konden de aanbevelingen zo goed als volledig uitvoeren, zolang we niet op het terrein van Justitie kwamen. Justitie heeft nog anderhalve aardschok extra nodig gehad voor het wilde hervormen. Zelfs de affaire-Dutroux was onvoldoende. Pas na de carnavaleske ontsnapping van Marc Dutroux uit de rechtbank in Neufchâteau zag Justitie in dat het zo niet langer kon.”

Waarom wil of wilde Justitie niet hervormen?

“Territoriumdrift. De procureur-generaal beschouwde zichzelf als autoritaire monarch in zijn eigen rechtsgebiedje. Niemand had zich daarmee te moeien, ook geen federaal procureur. Er mocht geen parkeerboete passeren, zonder dat hun diensten ze gekeurd hadden.”

“Na 1988 zijn de politiediensten volledig hervormd, bij Justitie was dat altijd met de rem op. Het controlecomité op de politie – het Comité P – kregen we direct ingevoerd, maar het Comité I voor de inlichtingendiensten: o la la. Zelfs de CIA legt verantwoording af in het Congres, maar de Staatsveiligheid, die was te belangrijk om zich door het parlement te laten controleren. Omdat de Staatsveiligheid dus bij ons onder Justitie valt, en niet onder Binnenlandse Zaken. Een anomalie, uniek in de beschaafde wereld.”

Waarom is dat zo’n probleem?

“Omdat het een tang op een varken is. Justitie heeft geen uitstaans met de Staatsveiligheid, en vice versa. De Staatsveiligheid heeft geen justitiële of politionele opdracht. Ze wint inlichtingen in om de openbare orde van het land te waarborgen. Als ze te horen krijgen dat er hooligans uit Amsterdam op komst zijn naar Brugge om te vechten tegen die van den Antwerp, dan moet ze dat aan de bevoegde politiediensten melden.

“De Staatsveiligheid vindt het natuurlijk best zo. Ze horen bij Binnenlandse Zaken, maar die hebben niks te zeggen aan hen, en Justitie is niet met ze bezig. Dus kunnen ze doen wat ze willen.”

Heeft dat enige rol gespeeld in het Bende-dossier?

“Minstens onrechtstreeks, omdat dat hele dossier aan elkaar hangt van de guerres des flics: BOB tegen gerechtelijke politie tegen staatsveiligheid… Tja, dat komt ervan. Toen ik minister was, had je een bijna open oorlog tussen de BOB van de rijkswacht en de Staatsveiligheid onder Albert Raes. Die bespioneerden elkaar, in plaats van de Bende of de CCC! Elke sturing ontbrak. Misschien is de rijkswacht ooit een staat in de staat geweest, maar de Staatsveiligheid is het vandaag nog altijd.”

“Niemand neemt verantwoordelijkheid. Het Heizeldrama was geen ongeluk. Het is kunnen gebeuren door een gebrek aan vooruitzicht. Dat is een zware verantwoordelijkheid. Die avond zat de burgemeester van Brussel in de hoofdtribune, net als de commandant van de rijkswacht en wellicht wat magistraten. Alleen minister Nothomb (PSC) zat er niet, want die wist wellicht niet dat voetbal met elf tegen elf gespeeld wordt. Wie heeft het gelag mogen betalen? De majoor van de rijkswacht op het terrein en nog wat ondergeschikten. De rest mocht blijven zitten.”

“Hetzelfde zag je in de zaak-Dutroux en hetzelfde lees ik nu al dertig jaar over de Bende: de speurders doen dit verkeerd of ze verknoeien dat… Neen, hè. In ons rechtssysteem mag zo’n speurder geen blad papier verleggen zonder dat de procureur of onderzoeksrechter het weet. Hebben er al veel procureurs of onderzoeksrechters hun verantwoordelijkheid opgenomen over wat daar misgegaan is? Ik geloof het niet. Het is altijd iedereen zijn schuld, behalve die van Justitie.”

Voor welke fout zou Justitie dan verantwoordelijkheid moeten opnemen?

“Ik ben geen kenner van het onderzoek, maar het is toch een beetje raar dat het publiek nu om zo te zeggen tegelijk met de procureur de gelijkenis ontdekt tussen een robotfoto en een ernstige verdachte. Was ik procureur geweest, dan had ik het mogelijke nieuws over die robotfoto’s van nabij gevolgd. Wat is er sinds 1998 gebeurd met die robotfoto’s?”

“Die guerre des flics ging erover welke dienst wat mocht onderzoeken. De magistratuur had daar de lijn moeten trekken. Dus dragen zij de verantwoordelijkheid voor wat er met het onderzoek naar de Bende van Nijvel is misgelopen.”

Is dat falen te wijten aan onkunde of aan kwade wil?

“Goldfinger bestaat niet. Ik ga niet mee in het James Bond-verhaal waarbij de Bende van Nijvel werd aangestuurd door een schurk die ergens in een geheime, onderzeese schuilplaats met een Siamese kat op zijn schoot dit allemaal bekok­stoofd heeft, teneinde werelddominantie te verwerven. Ik geloof niet in zulke complotten. Maar er hing wel een autoritair sfeertje, waarin sommige extremisten op slechte gedachten konden worden gebracht. Er was op z’n minst wel een bepaald begrip voor zulke attitude binnen bepaalde kringen.”

Zit er een netwerk achter de Bende van Nijvel?

“Als er tien man meegedaan heeft met die Bende, dan hou je dat niet stil zonder hulp van hogerhand. Kijk naar de moorden op de communist Julien Lahaut en de Congolese leider Patrice Lumumba. Zoiets valt niet volledig geheim te houden.”

“Het gaat hier om vijftien aaneengeregen feiten met in totaal bijna dertig doden. Ik geloof niet in complotten, maar iemand heeft hier de doofpot gehanteerd. Als je zo vaak het risico loopt om gepakt te worden, met zoveel daders: dan moet je vroeg of laat tegen de lamp lopen. Tenzij degenen die je moeten zoeken, je niet willen vinden. Als de Bende geen hulp kreeg, dan is hun voortdurende ontsnapping een ongelooflijke krachttoer.”

Blijft de vraag: wie heeft wat in de doofpot gestoken?

“Dat is zoals met lekken uit een politieke partij. De dader is de man die je het minst verwacht. Het lijkt mij dat je moet zoeken in het Brusselse wereldje. En niet alleen bij de rijkswacht, maar ook in het gerechtelijke milieu en dat van de Staatsveiligheid.”

Nu moet de naam Paul Vanden Boeynants vallen.

“Allee, we gaan het wel serieus houden, hè. Dat is nu echt een dooddoener: als we niet meer weten wie het gedaan heeft, kun je het nog altijd op VDB steken. Er wordt dan gezegd dat Vanden Boeynants meedeed aan orgieën. Ik heb hem nooit anders gekend dan als geheelonthouder. Die dronk geen druppel alcohol. (grijnst) Om aan een orgie mee te doen is dat toch een handicap, neen?”

Had de Bende van Nijvel in haar opzet kunnen slagen?

“De voedingsbodem creëren voor een staatsgreep? Welke staat zou je hier moeten grijpen? Begin er maar eens aan in België. (grijnst)”

De demilitarisering van de rijkswacht was uw werk. Omdat het een rechtse, staatsgevaarlijke club dreigde te worden?

(verstoord) “Met die termen kan ik niks. Voor sommige extreemlinksen ben ik ook rechts. Ben je rechts omdat je gesteld bent op openbare orde en omdat je die wilt handhaven? Het interesseert mij niet op welke partij soldaten of agenten stemmen, zolang ze de democratische rechtsstaat maar respecteren. Was het leger van de Spaanse republiek maar wat ‘rechtser’ geweest, dan waren ze niet in totale anarchie onder de voet gelopen door de buitengewoon gedisciplineerde troepen van de fascist Franco.”

Was de rijkswacht betrokken bij de Bende van Nijvel?

“Dé rijkswacht? Dat geloof ik niet. Dat er leden van de rijkswacht betrokken waren bij de Bende, dat lijkt nu stilaan vast te gaan staan. Maar is die ‘rekrutering’ van bendeleden dan via de rijkswacht gelopen? Dat is weer wat anders. Het onderlinge verband kan elders liggen. In schietclubs, in extreemrechtse kringen. De Bende heeft een overval gepleegd op een rijkswachtkazerne om aan wapens te raken voor hun raids. Dus wie zegt dat dé rijkswacht dit allemaal heeft uitgedacht en opgezet, vliegt zeer kort door de bocht.”

Wilfried Martens schreef in zijn memoires: ‘Een normvervaging tastte de veiligheidsdiensten aan in de jaren tachtig.’

“Dat hangt af van de normen van Wilfried Martens. De rijkswacht die ik aantrof, leefde volgens de regels die aangeleerd werden op de rijkswachtschool. Natuurlijk zaten er een aantal extreemrechtse sujetten binnen de rijkswacht. Alle pijlen worden nu plots op de elitegroep Diane gericht. Maar Bouhouche en Beijer zaten bij de BOB van Brussel. Vandaar dat ik zeg: niet te gauw meeroepen met het koor.”

Er was geen probleem met de werking van de politie?

“Toch wel. Juist daarom hebben we bij de rijkswacht en de gemeentelijke politie een nieuwe cultuur en een opleiding binnengebracht. In die periode werd je in Leuven nog agent omdat er een plaats open was en iemand in het schepencollege je naam op tafel legde. Als je door het medisch onderzoek kwam en groot genoeg – je moest 1,70 m meten – kon je beginnen. ’s Anderendaags kreeg je een armband en mocht je een week met een oude flik mee door de stad lopen. In die week bestelde men dan een uniform. En de week daarna liep je zelf door de stad, in uniform en met een wapen. Meestal waren die agenten daar zelf nog bang voor.”

U blijft mild voor de rijkswacht. Toch moest u in 1998 zelf opstappen op Binnenlandse Zaken na de dood van Sémira Adamu, omdat de rijkswacht-top geen vin verroerde. Ook daar: geen verantwoordelijkheid.

“Daar vergist u zich. Ik had uiteraard rechtstreeks niets te maken met de dood van dat meisje, maar ik was de politiek verantwoordelijke. Voor mij was het vanzelfsprekend dat ik zelf zou opstappen. En dat ontslag maakte het mogelijk dat er ook verderop in de ketting sancties genomen konden worden. Dat is gebeurd.”

Vindt u het een goed idee om militairen permanent op straat te zetten in de grote steden en zo de facto een nieuwe rijkswacht te creëren?

“Absoluut niet. Als je vindt dat de bevolking beter beschermd moet worden, werf dan meer politie aan. Met die soldaten op straat creëer je wel een sfeertje: ‘’t Is erg hè mensen, terreur! We worden bedreigd!’ Je houdt daarmee de angst in stand. Wat sommigen waarschijnlijk goed uitkomt. En langs de andere kant toon je: kijk eens wat voor dikke bicepsen ik heb.”

“Iedere minister van Binnenlandse Zaken zou het vandaag waarschijnlijk heel interessant vinden om militairen op straat te zetten. Maar de moed bestaat er niet in om een stad propvol gewapende soldaten te zetten. De moed bestaat erin die soldaten daar weg te halen als ze niet meer nodig zijn.”

Volgens de regering hebben ze hun nut al bewezen.

“Electoraal is dat natuurlijk lonend. Je jaagt de mensen eerst angst aan, en dan zeg je: ‘Ik bewaak jullie, want je bent bang.’ Terwijl goed bestuur betekent dat je de mensen die angst uit hun hoofd praat en in plaats daarvan meer geld uittrekt voor de aanleg van bijvoorbeeld fietspaden. In een aantal steden vallen daar meer doden mee dan door terrorisme.”

Kan er morgen een nieuwe Bende van Nijvel opduiken? En zal die weer vrijuit gaan?

“Zet vijf fantasten samen en die kunnen opnieuw veel miserie veroorzaken. Wat dat betreft verschilt de nieuwe terreur niet zo veel van de oude.”

“België is niet hocus pocus een perfect land geworden. Een kalasjnikov koop je naar het schijnt zo op de zwarte markt. Als een bende daarmee dood en verderf wil zaaien, kan dat ook nu nog. Of ze vrijuit gaan of niet hangt af van de wil om ze te vangen. Dat is niet veranderd sinds de jaren 80.”

Bron » De Morgen

Politici zijn zo (on)machtig als ze willen

Behalve voor de nabestaanden van haar slachtoffers, dreigt de Bende van Nijvel stilaan de allure van een gezelschapsspel te krijgen. Het is mogelijk om de talloze losse eindjes in het officiële onderzoek te verbinden aan evenveel hypothesen, speculaties, complot- en andere theorieën, en omgekeerd, zonder dat ooit zeker is of het verband wel klopt. De eventuele identificatie van Chris B. als ‘De Reus’ maakt daar allerminst een uitzondering op. Zodat de waarheid uiteindelijk weleens in het volle daglicht verborgen zou kunnen liggen: iedereen kan ze zien, maar ze is onzichtbaar doordat er zoveel mist en ruis rondhangen. De ‘manipulatie’ waarover zelfs minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nu spreekt, kan vele vormen aannemen.

Tegenover de driestheid van de Bende (en, wellicht, haar opdrachtgevers) staat echter de aarzeling en de bescheidenheid van de politiek in die tijd – of toch van sommige politici. In de jaren tachtig bleef een regering, gemiddeld, geen anderhalf jaar overeind. Maar er is een andere kant aan die vaststelling. Tegenover die indruk van instabiliteit en politieke onmacht staat het feit dat al die tijd dezelfde man premier van het land was, de christendemocraat Wilfried Martens – op een kort intermezzo na, toen diens partijgenoot Mark Eyskens, wachtend op het vallen van de blaren, op de winkel paste.

Nog andere politici bleven, ondanks de beperkte houdbaarheid van de coalities, lang op post. De liberaal Jean Gol – die van de staat niet veel verwachtte, behalve dat die met de spierballen kon rollen – bleef ruim zes jaar lang minister van Justitie en vicepremier. De christendemocraat Charles-Ferdinand No­thomb was bijna vijf jaar lang minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier. En als hij voortijdig vertrok, was dat niet omdat hij geen politieke verantwoordelijkheid nam voor het falen van het veiligheidsbeleid, in zijn geval het Heizeldrama, maar vanwege een misrekening in de vaudeville rond de benoeming van een burgemeester in Voeren. Het is even veelzeggend dat het kabinet dat in dat decennium het langst overeind bleef, de christendemocratisch-liberale regering Martens-Gol, regeerde met volmachten. Al mocht dat toen zo niet heten. Men werd verzocht te gewagen van ‘bijzondere machten’.

De politiek toonde zich niet al te ongerust over misdaad en terreur. In zijn memoires brengt Jean-Luc Dehaene (CD&V), toen minister van Sociale Zaken, de Bende van Nijvel niet eens ter sprake. Omtrent veiligheid meldt hij wel dat het verhitte debat rond de plaatsing van atoomraketten in België, die op massaal verzet bij de vredesbeweging stuitte, ertoe leidde dat zijn huis, op bevel van Nothomb, door ‘rijkswachters met de mitraillette in aanslag’ werd bewaakt – tegen wie eigenlijk?

De regering diende zich eerst zelf bedreigd te voelen, voor ze de dreiging ernstig nam. ‘Pas toen de politieke overheid in het najaar van 1984 zelf het doelwit werd van de CCC-terreur,’ aldus Martens in zijn herinneringen, ‘kregen wij meer oog voor het ontspoorde misdaaddossier.’ En, meldt hij nog, zelf wilde hij, als jurist met scrupules, niet ingrijpen tegen die ‘ontsporing’, omdat ‘het mij aan een wettelijke basis ontbrak’. En ook omdat hij, erkende hij, toen vooral oog had voor de weinig populaire sociaaleconomische ‘beslommeringen’ van zijn kabinet.

Niettemin, aldus Martens, belette dat ‘zijn’ minister van Justitie Gol, nochtans ook een ervaren jurist, niet om zich wel degelijk over het dossier te buigen, goeddeels in zijn eentje, en de rest van de regering, de premier inbegrepen, erbuiten te houden. Had dit alles, zoals Martens het zich in zijn memoires herinnerde, vooral te maken met de CCC, hij meldt ook dat Jean Gol ‘in het geheim het Anti­terreurcollege oprichtte, dat de door veiligheidsdiensten gevoerde acties inzake terrorisme moest coördineren’. Maar dat gebeurde al ruim een jaar voor de CCC hun eerste bom lieten ontploffen. Een proactieve minister kan efficiënt zijn, zeker als zijn premier de golf van misdaad en terreur slechts kan duiden als ‘een diepe morele crisis’ – en om de vrede in de coalitie te bewaren, zijn fractie ‘mobiliseert’ om te beletten dat het parlement de zaak zelf zou uitspitten via een onderzoekscommissie.

Dan is het – o, speculatie – misschien geen toeval dat de Bende van Nijvel haar laatste en bloedigste overval pleegde, in Aalst, terwijl de regering demissionair was en Martens al een nieuwe rooms-blauwe coalitie in de steigers had staan. Toen hij even later, op 14 februari 1986, zijn zesde kabinet rond had, maakte dat, omgerekend, 200 miljoen euro extra budget vrij voor veiligheid, nieuwe middelen die, zoals altijd, vooral de rijkswacht ten goede kwamen, onder meer om Golf GTI’s aan te kopen.

Dat gebeurde in een tijd waarin het van de modale burger haast doodsverachting vergde om gewoon boodschappen te gaan doen in het warenhuis. Tien jaar later, in 1995, zond de openbare omroep een Panorama-uitzending die brandhout maakte van het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Daarin bracht toenmalig Kamerlid Tony Van Parys (CVP), nog een ervaren jurist, later eventjes minister van Justitie, met enige verbijstering in zijn stem in herinnering hoe vanzelfsprekend en noodzakelijk mensen het in die ‘loden jaren’ vonden om bij hun bezoek aan het warenhuis gewapende politiemannen en rijkswachters aan te treffen – en hoe geruisloos dat tot de normaliteit was gaan behoren.

Voorbij alle speculaties en complottheorieën over het recente verleden klinkt dat laatste vandaag weer erg vertrouwd. Alles went.

Bron » De Standaard | Marc Reynebeau

De blinde jaren tachtig

Paul Goossens stond in 1985 aan de Delhaize in Aalst die door de Bende van Nijvel was overvallen. In die tijd hadden politici het vaker over de begroting dan over het aantal doden van de Bende.

November 1986. Plots stond ze op de redactievloer van De Morgen: de politie. En wat voor politie. Onder leiding van superflik in wording Glenn Audenaert en een bevallige assistente gooide een blits team alle kasten open en snuffelde het in elk dossier dat het in handen kreeg. Huiszoeking heet dat. De bende van Audenaert was op zoek naar een fraudedossier over het ECC-tennistoernooi waar de krant een tijd voordien over had bericht. Ze waren met veel, speurden naarstig en lieten de palavers met de redactie aan de chef en zijn assistente over. Na één uur was de klus geklaard. De hoofdredacteur werd wegens verzet en protest aangehouden en één document werd in beslag genomen. Daarna heb ik nooit nog iets over het dossier gehoord. Over Audenaert daarentegen des te meer.

De branie en de zelfverzekerdheid waarmee Audenaert toen zijn job klaarde en het lef waarmee hij iedereen van repliek diende, intrigeerden. Een huiszoeking op een kranten­redactie, het was geen routineklus. Zeker niet omdat de krant net failliet was verklaard, onder curatele stond en de huiszoeking als een revanchisme van de politie geïnterpreteerd kon worden. De krant had in die kringen een reputatie en telde er, door het onverzettelijk speuren van Walter De Bock, meer vijanden dan vrienden. Met een ongeziene culot lachte Audenaert het allemaal weg. Er zijn vissen die zich pas in troebel water lekker voelen. Hij was zo’n flik. Eén die veel over het eigen huis wist en besefte dat die kennis een opportuniteit was. Zeker in een land waar alles wat met justitie, politie- en veiligheidsdiensten te maken had, evenveel staten in de staat waren.

Het was de tijd dat ministers van Binnenlandse Zaken eindeloos konden tafelen, want de job was nauwelijks meer dan een baan in bijberoep. Een afscheidscadeautje voor de verdienstelijke partijzeloot. Van 1981 tot 1987 was het Charles-Ferdinand Nothomb, die met het Heizeldrama in 1985 op onnavolgbare wijze zijn onkunde etaleerde, vervolgens weigerde ontslag te nemen en na vervroegde verkiezingen dezelfde portefeuille opeiste en kreeg. Voor lieden als een Audenaert is zo’n minister een hapje.

Martens’ masterplan

De politieke figuur die met de jaren tachtig vereenzelvigd wordt, is Wilfried Martens. Slechts heel even was hij in dat decennium geen premier en hoewel hij jurist van vorming was, valt zijn afwezigheid in de grote justitie-, politie- en terreurdossiers van die tijd op. Martens had een andere agenda, een economische, en daar moest alles voor wijken. Om de Belgische concurrentiepositie te herstellen, voerde Martens de laatste devaluatie van de Belgische frank door,werd de heilige index opgeschort, werden de lonen bevroren en werd met volmachten geregeerd. Het ‘masterplan’ was in Poupehan bedacht en een werkstuk van Martens’ kabinetschef Fons Verplaetse, vakbondsleider Jef Houthuys en de baas van de christelijke spaarkas BAC, Hubert Detremmerie.

Alles was ondergeschikt aan het herstelplan, zelfs de vete tussen Martens en Leo Tindemans werd enkele jaren onder het tapijt geveegd. Het hielp, bij de verkiezingen van oktober 1985 haalde CVP 49 zetels, een winst van zes. In de nieuwe rooms-blauwe coalitie werd de lijn doorgetrokken. Onder invloed van nieuwkomer Guy Verhofstadt ging het opnieuw over cijfers. Niet over het aantal doden van de Bende van Nijvel, wel over de begrotingstekorten.

Geheim netwerk? Sensatie!

Het Bendedossier bleef jarenlang etteren omdat zowel de Vlaamse als Franstalige toppolitici ervoor terugschrokken om het echte kwaad te ‘benoemen’. Halsstarrig bleven ze de kwestie depolitiseren. Terwijl de parlementaire onderzoekscommissie en de media getuigenissen en feiten opdiepten dat het om veel meer dan een raid van criminelen ging, bleven de regeringstop en de bevoegde ministers angstig op de vlakte. Dat er misschien reden was tot groot alarm, omdat het zenuwcentrum van de staat mee in de slag zat, was een bedenking, die in hoge regeringskringen als bijna subversieve agitprop werd weggewuifd.

Als de politici van de jaren tachtig al knielden voor een dogma, sloeg het op de neutraliteit van orde- en veiligheidsdiensten. Alsof die boven en buiten de politiek opereerden. Dat in geheel West-Europa met de steun van de CIA en de Navo een geheim stay behind-netwerk opereerde dat door rechtse diehards werd gestuurd, werd door de weldenkende Wetstraat als sensatie weggeblazen. Zoveel blindheid heeft waarschijnlijk alles met het hypocriete en gekooide denken van de Koude Oorlog te maken.

Eind jaren 70 zag ik samen met Walter De Bock een politieke thriller van Sidney Pollack, Three days of the condor. Een beklemmend verhaal met veel doden over een interne afrekening binnen de CIA. Ik maakte mij ervan af met de bedenking dat het slechts fictie was en dat het alleen in de VS mogelijk was. De Bock had daar zijn twijfels over. Op zaterdagnacht 9 november 1985 stonden we beiden aan de Delhaize in Aalst. De Bock was toen heel zeker dat het geen overval was, wel een aanslag. Toen durfde ik hem al nauwelijks tegenspreken, vandaag zeker niet.

Bron » De Standaard | Paul Goossens

Belangrijker dan schuld en boete

Minister van Justitie Koen Geens is duidelijk niet van plan de mogelijke politieke fall-out van de jongste ontwikkelingen in de zaak-Bende-van-Nijvel te onderschatten. Het netelige en onvoorspelbare dossier kan meer dan dertig jaar na de feiten nog altijd ontploffen en daarbij willekeurige slachtoffers maken. Ook al waren alle huidige betrokkenen bij het onderzoek, hijzelf incluis, destijds twintigers of zelfs nog kinderen en kregen ze een ‘besmeurde erfenis’ toegespeeld.

Zijn uiteenzetting gisteren in de bevoegde kamercommissie bewaakte een delicaat evenwicht. Hij riep enerzijds op het hoofd koel te houden, ‘wars van inefficiënte emoties’. Anderzijds erkende hij vrankweg dat er ‘pogingen tot manipulatie zijn geweest’, dat (ex-)politiemensen betrokken kunnen zijn geweest bij de moorden en dat de kans bestaat dat de daders de staat zelf als mikpunt hadden.

Met een gedetailleerde beschrijving van recente onderzoeksdaden ontmijnde Geens subtiel de indruk dat het ‘nieuwe spoor’ rond de beruchte reus van de Bende slechts door druk via de media de vereiste aandacht had gekregen. Dat nieuwe onderzoek, maakte hij duidelijk, leverde vooralsnog niets bruikbaars op. Toch benadrukte hij dat het een ‘interessant spoor’ blijft en bood hij elke uitbreiding van mensen en middelen aan die de onderzoekers nodig zouden achten.

Wat hij niet vermeldde, was ook opvallend: de suggestie dat het onderzoek beter weggehaald wordt uit Charleroi, bracht de minister niet eens ter sprake. De logica daarachter is dat zoiets alleen tot tijdverlies zou leiden, net nu er voor het speurwerk nieuwe energie is losgemaakt. Terecht, maar zo stak Geens wel zijn nek uit voor de huidige generatie speurders die in ondankbare omstandig­heden op het complexe en onafzienbare dossier blijven werken, en verbindt hij zijn lot aan hen.

Sluw als hij is, ontwaarde hij wel een groeiend draagvlak voor zijn hangende wetsontwerp over spijtoptanten. Kroongetuigen zouden daardoor, in ruil voor niet-vervolging, met hun informatie naar voren kunnen komen. Het momentum dat ontstaan is door de jongste gebeurtenissen, kan die controversiële regeling in een stroomversnelling brengen. Dat is een goede zaak, zowel voor de nabestaanden als voor de samenleving. Ook al betekent het dat schuldigen mogelijk vrijuit gaan.

Niets is in deze zaak erger dan de blijvende onzekerheid over wat er zich in de jaren tachtig juist heeft voorgedaan. Weten is na al die jaren belangrijker dan schuld en boete.

Bron » De Standaard | Bart Sturtewagen

Bende van Nijvel geen cadeau voor Koen Geens

‘Elke steen moet worden omgedraaid’, zei minister van Justitie Koen Geens (CD&V) gisteren over het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Maar veel kan Geens niet doen.

Het valt op hoe lang het stil is gebleven in de regering, na de onthullingen over de ‘Reus’ van de Bende van Nijvel. Het land is weer even helemaal in de ban van de grootste misdaadgolf die ons land in de 20ste eeuw heeft gekend, en die na 35 jaar onderzoek in een waas van mysterie gehuld is gebleven.

Met de onthullingen op zijn sterfbed van Christiaan B. dat hij de Reus was, lijkt het onderzoek in een stroomversnelling te zijn beland, maar ze tonen vooral aan hoe dit land, en met name justitie en politie, vierkant draait. ‘Het is alvast geen toonbeeld van de blakende gezondheid waarin de winkel van Geens zich bevindt’, merkte een regeringsbron een beetje cynisch op.

Omdat er weinig of geen eer mee te halen valt, voelt niemand in de regering zich geroepen om in de schijnwerpers te staan. Premier Charles Michel (MR) zwijgt in alle talen. Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) hield het bij een korte reactie dat de problemen van toen niet kunnen worden gelinkt aan de politie van nu. Voor de rest wil Jambon zijn collega Geens niet voor de voeten lopen, is te horen op zijn kabinet.

De minister van Justitie hield het maandag, na overleg met het college van procureur-generaals, nog bij een korte persmededeling, waarin hij opriep om het geheim van het onderzoek te respecteren. Gisteren kon hij voor het parlement niet anders dan toch een woordje uitleg te geven. Maar makkelijk was zijn boodschap niet. Want eigenlijk zei Geens dat de onthullingen van de Reus ‘ongetwijfeld interessant’ waren en dat ‘elke steen moet bovenkomen’, maar dat het misschien toch weer wat voorbarig is om te denken dat er een doorbraak is in het onderzoek.

Volgens informatie van de Luikse procureur-generaal Christian De Valkeneer werd in 2000 een speekseltest afgenomen bij de rijkswachter die de Reus zou zijn en zijn toen ook diens vingerafdrukken genomen. Maar een vergelijking met de vingerafdrukken uit het dossier was negatief. Een genetische analyse leverde dit jaar al evenmin resultaat op.

Geens gaf wel toe dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel is misgelopen. Een aantal onderzoeksstrategieën hebben niet genoeg opgeleverd en er zijn volgens de minister pogingen geweest om het onderzoek te manipuleren. ‘Te veel is geschied, te veel is onopgehelderd’, klonk het straf. Maar daar bleef het bij. Geens kondigde niet aan dat hij het onderzoek een nieuwe impuls wil geven. Een overheveling van het dossier van Charleroi naar Vlaanderen, zoals de N-VA voorstelt, vindt de minister alvast geen goed idee.

Meer dan wat bijkomende manschappen voor het onderzoek beloven, deed Geens niet. Achteraf nuanceerde hij ook zijn eigen woorden over de manipulatie van het onderzoek. ‘Het ging om de manipulatie van een plastic zak die in het kanaal van Ronquières geworpen was. De zak bleek later in het water gesmeten te zijn dan eerst was aangenomen. Dat is een publiek geheim, lijkt me. Maar meer kan ik echt niet zeggen’, verduidelijkte Geens in De wereld vandaag op Radio 1.

Volgens onderzoeksrechter Martine Michel heeft iemand de speurders inderdaad op een dwaalspoor willen brengen. Nooit is daar opheldering over gekomen, zoals het ook nooit duidelijk is geworden wat de Bende van Nijvel dreef en wie de opdrachtgevers waren. Er zijn allerlei theorieën, want de buit stond niet in verhouding met het bloedige parcours van de moordende overvallen op acht warenhuizen, die in 1985 even abrupt stopten als ze begonnen waren.

Ook Geens lijkt niet bij machte om het onderzoek recht te trekken en de waarheid alsnog naar boven te halen.

Bron » De Tijd | Wim Van De Velden