Hoe onafhankelijk zijn onze rechters?

Een grootschalige Europese studie geeft een grimmig beeld van onze rechtbanken. 30 procent van de Belgische rechters vindt dat de bevorderingen bij Justitie niet objectief gebeuren. 17 procent vindt dat rechtszaken beïnvloed worden door de media. 3 procent voelde al ongeoorloofde druk, zoals omkoping of bedreiging.

Het Europese netwerk van Hoge Raden voor de Justitie (ENCJ) had grote plannen: een doorlichting van de Justitie in de EU die de onafhankelijkheid van onze rechters moest doorlichten. 6000 rechters in 22 landen passeerden de revue: een unicum. De studie geeft een bijzondere kijk op wat rechters zelf denken over hun beroep en hun werking.

De rechters werd gevraagd om een uitgebreide vragenlijst in te vullen waarmee hun gevoel van onafhankelijkheid werd getest. Daarnaast werd onderzocht in welke mate ze vinden dat ze rekenschap moeten afleggen aan de overheid en de samenleving. In België vulden 291 rechters, of 12 procent van het totale aantal, de vragenlijst in. Professor Benoit Allemeersch (KU Leuven) vindt het onderzoek alvast razend interessant en zeker representatief.

Laten we met het goeie nieuws beginnen. Slechts een kleine minderheid van de Belgische rechters (3 procent) antwoordde positief op de vraag of ze de voorbije twee jaar onder zware druk werden gezet om een vonnis of arrest in een bepaalde richting te vellen. Drie procent is misschien niet veel, vindt professor Allemeersch, ‘maar het betekent wel dat ongeveer negen ondervraagde rechters die ongeoorloofde druk wél ondervonden’.

Die druk kan allerlei vormen aannemen. Het kan een opmerking in de gang zijn van de korpschef of een advocaat, of een telefoontje van een politicus. Zo moest huidig SP.A-voorzitter John Crombez zich verantwoorden voor een gesprek dat hij had met een jeugdrechter in een zaak van kindergeweld. Hij werd nadien vrijgesproken door de deontologisch raad van het Vlaams Parlement. Belangrijk: Allemeersch benadrukt dat de negen rechters alleen aangeven dat ze onder druk werden gezet, niet dat ze aan de druk toegaven.

Enveloppe onder tafel

Maar erevrederechter Jan Nolf vreest dat de druk en de invloed van externen op rechters groter is dan de cijfers laten vermoeden: ‘Omkoping van rechters en pogingen daartoe komen zeker ook voor.’ Hij heeft weet van één omgekochte rechter, en sterke vermoedens van anderen. ‘Vroeger gebeurde de omkoping op een lompe manier, met een enveloppe onder tafel. Tegenwoordig zijn er discretere manieren om een rechter een vonnis of arrest in je voordeel te laten vellen. Ik moet oppassen met wat ik zeg, maar er zijn voorbeelden bekend van rechters die op kosten van een advocaat een dure skireis maken. Kan dat? Ik vind van niet. Je mag niet vergeten dat sommige rechters ook advocaten kunnen aanstellen voor bepaalde functies. Enige schroom in de omgang lijkt me gepast.’

In heel wat Europese landen komen corruptie en bedreiging van rechters veel vaker voor dan in ons land. 14 procent van de Spaanse rechters en 13 procent van de Italiaanse gaven toe bedreigd te zijn. In Albanië loopt dat zelfs op tot een kwart van de rechters. In februari 2015 maakte de Spaanse krant El País bekend dat negen rechters en vijf officieren van Justitie in totaal 230.000 euro aan steekpenningen hadden ontvangen van een ICT-bedrijf.

De rechters moesten van het ENCJ een score geven van 0 tot 10 om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in hun land te beoordelen. Belgische rechters gaven een score van 8,7. Niet slecht, maar hun collega’s in Nederland en Denemarken kwamen uit op respectievelijk 9,1 en 9,8. Er is bij ons dus ruimte tot verbetering, geven onze rechters toe.

Tony Van Parys, voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ), leest in het onderzoek vooral dat rechters in België goed en onafhankelijk hun werk kunnen doen. ‘Dat zit in de grondwet, maar ook in de cultuur. Maar dat 3 procent van de rechters ongeoorloofde druk ervaart, blijft natuurlijk onaanvaardbaar. Jammer dat we niet weten over welke zaken het gaat. Als een rechter strafbare feiten pleegt en we weten het, dan kan het parket een gerechtelijke procedure opstarten.’

De HRJ kan ook een audit of doorlichting doen van een rechtbank als er bijvoorbeeld vermoedens zijn van slechte werking. Het gebeurde recent bij de rechtbank van koophandel in Brussel en bij de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen. De HRJ deed voorstellen om de werking te verbeteren. Dwingend zijn die adviezen niet, maar na de twee audits zijn er volgens Van Parys wel interne maatregelen getroffen.

Politieke benoemingen

Aan Belgische rechters werd ook gevraagd of de benoemingen gebeuren op basis van andere criteria dan kennis en ervaring. Bijna een kwart van de rechters (23 procent) antwoordt daar positief op. 31 procent twijfelt, en slechts 45 procent ontkent het stellig. België doet het hier veel slechter dan bijvoorbeeld Denemarken, waar geen enkele rechter zegt dat dit gebeurt, en ook in Nederland is het een zeldzaamheid (3 procent).

Naast de benoemingen gebeuren ook promoties niet helemaal objectief, zo blijkt. 30 procent van de Belgische rechters vindt dat er andere criteria spelen dan kennis en ervaring. Slechts 36 procent vindt dat bevorderingen volkomen objectief gebeuren. Ter vergelijking: in Denemarken antwoordt amper 1 procent van de rechters dat ze gepromoveerd worden op basis van niet-objectieve criteria, in Groot-Brittannië 7 procent, en in Nederland 11 procent. Spanje is wat dit betreft de slechtste leerling van de klas: 84 procent van de Spaanse rechters vindt dat de promoties in hun land niet objectief gebeuren.

Benoemingen en promoties gebeuren onder meer op voordracht van de korpschef van een rechtbank. Je kunt de korpschef vergelijken met de ceo van een bedrijf. De voordracht gaat naar de Hoge Raad voor de Justitie, en nadien wordt dat advies bekrachtigd door de minister van Justitie. Professor Allemeersch vindt de onderzoeksresultaten over benoemingen en bevorderingen verontrustend.

‘Eigenlijk zijn er nauwelijks objectieve parameters voor bevorderingen’, zegt hij. ‘Veel hangt af van de korpschef en de HRJ. Zo kan het gebeuren dat een slecht functionerende rechter weggepromoveerd wordt naar een beter betaalde job bij bijvoorbeeld het hof van beroep, zodat de korpschef een hardwerkende en ambitieuze jonge rechter in zijn of haar plaats kan aanstellen. Omgekeerd komen sterke kandidaten soms niet in aanmerking om redenen die weinig te maken lijken te hebben met hun kwaliteiten en prestaties.’

Jan Nolf lacht bij de vraag over de benoemingen op basis van objectieve criteria. ‘Ach, ik ben ook politiek benoemd. Hoe kan het anders? De HRJ, het hoogste orgaan van Justitie, is zelf het resultaat van louter politieke benoemingen. Omdat voorzitter Tony Van Parys uit de CD&V-familie komt, moet er aan de Franstalige kant een vrijzinnige zitten. De traditie van politieke benoemingen druppelt gewoon van de HRJ naar beneden.’ Voor een goed begrip: slechts de helft van de 44 leden van de HRJ is politiek benoemd, door de Senaat. De andere helft wordt verkozen door de collega-magistraten.

Nolf vindt dat de HRJ slecht werk levert bij de benoemingen en promoties. De minister van Justitie weigert bijna nooit benoemingsadviezen van de HRJ, maar toen Annemie Turtelboom (Open VLD) minister van Justitie was, weigerde ze twee voorstellen omdat de HRJ tot tweemaal toe een advocaat voordroeg voor benoeming die veroordeeld was wegens een vluchtmisdrijf.

Ria Mortier, voorzitter van de Nederlandstalige benoemingscommissie binnen de HRJ, vraagt zich vooral af waarom de rechters twijfelen aan de objectiviteit, en welke andere criteria volgens hen dan wél doorslaggevend waren. ‘Dat interesseert me meer. De HRJ heeft niet alle promoties en benoemingen in de hand – over interne promoties wordt bijvoorbeeld door het korps zelf beslist -, maar wij doen binnen onze bevoegdheden alles om ze zo objectief mogelijk te laten verlopen. We doen bijvoorbeeld de selectie van jonge juristen die via een stage toegang krijgen tot de magistratuur.’

‘We organiseren zware examens. Het slaagpercentage ligt laag, want we leggen de lat hoog. Schriftelijke examens worden bovendien anoniem verbeterd. Pas na deliberatie kunnen we de naam van een kandidaat koppelen aan een examennummer. Een tweede proef is mondeling. Daarbij zijn er ook psychologische tests, want magistraten moeten meer zijn dan kenners van het recht. Ze moeten ook over sociale vaardigheden beschikken.’

Wie geslaagd is, kan zich kandidaat stellen om bijvoorbeeld rechter te worden. De benoemingscommissie kiest de meest geschikte kandidaat. Geeft ervaring de doorslag? Ria Mortier: ‘Nee. Het is een van de criteria die meespelen, maar niet altijd hét doorslaggevende argument, want dan zouden jongere kandidaten nooit benoemd raken.’

Een kandidaat kan pas benoemd worden door de commissie als hij of zij tien van de veertien leden kan overtuigen. Een commissielid kan dus niet in z’n eentje een benoeming van, bijvoorbeeld, een politieke vriend doordrukken. Elke beslissing moet ‘Raad van State-bestendig’ zijn, benadrukt Mortier, want iedereen kan daar zijn niet-benoeming aankaarten. De huidige benoemingscommissie, die van start ging in 2012 en bevoegd blijft tot 2016, heeft voor 471 Nederlandstalige vacatures 2107 kandidaten gehoord. ‘Slechts 11 kandidaten die niet werden geselecteerd zijn naar de Raad van State gestapt, en maar in één geval werd onze beslissing vernietigd’, zegt Mortier.

Tony Van Parys benadrukt dat net door de oprichting van de HRJ in de nasleep van de zaak-Dutroux er een einde is gekomen aan politieke benoemingen bij Justitie. ‘Ik denk dat de antwoorden in de ENCJ-studie voor een groot stuk gebaseerd zijn op perceptie van de toestand vroeger. Oké, we moeten kritisch blijven en onze werking tegen het licht blijven houden. Maar structureel durf ik te zeggen dat er nu geen politieke benoemingen meer gebeuren bij Justitie.’

Invloed van de media

Slechts een kleine minderheid van de Belgische rechters denkt dat de media helemaal geen invloed hebben op de rechtsgang. 17 procent is daar zeker van, de rest twijfelt. In Denemarken ontkent 95 procent van de rechters dat media het werk van een rechtbank kunnen beïnvloeden, in Nederland denkt 8 procent dat de pers wél een invloed heeft op hun werk.

Erevrederechter Jan Nolf vermoedt dat vooral rechters in assisenzaken en strafzaken ermee te maken krijgen. ‘Maar ik zou het willen omkeren: misschien is het net goed dat de media invloed hebben. Kijk naar de zaak van Jonathan Jacob (de jongeman die overleed in een politiecel in Mortsel als gevolg van overdreven geweld door het bijstandsteam van de politie, nvdr. ). Zonder het werk van de media zouden de feiten niet aan het licht zijn gekomen. Als de HRJ in een rapport schrijft dat het grootste gevaar voor de onafhankelijkheid van Justitie niet corruptie is en niet politieke beïnvloeding, maar wel de werking van de media, dan gaat mijn hoofd duizelen.’

Wordt de onafhankelijkheid van rechters gerespecteerd door de overheid, vroeg de Europese studie ook. 12 procent van de Belgische rechters vindt van niet, 63 procent vindt van wel. In Denemarken antwoordt driekwart van de rechters positief op de vraag, in Nederland 67 procent.

Jan Nolf raadt jonge collega’s af om naar recepties te gaan waar politici aanwezig zijn, laat staan naar de traditionele bals van de burgemeester. ‘Op die plekken wordt een vertrouwelijkheid geschapen tussen magistraten en politici. De vertrouwelijkheid kan de onafhankelijkheid van de rechter in gevaar brengen. Het begint met een pintje en op het eind van de avond trekt een politicus aan je mouw die nog snel “iets” wil vragen of ophelderen. Rechters worden in het ENCJ-onderzoek ook gewaarschuwd voor de gevaren van sociale media. Ze dringen erop aan dat rechters wegblijven van die fora en geen meningen plaatsen op Facebook of Twitter. Maar ik lees in de studie van het ENCJ helaas geen waarschuwing om weg te blijven van evenementen met politici.’

Volgens professor Benoit Allemeersch kunnen de rechters in ons land voldoende onafhankelijk werken, maar er is nog werk te doen. Hij noemt twee voorbeelden: de financiering, en het management van rechtbanken. Bijna driekwart van de Belgische rechters klaagt over een gebrek aan financiële onafhankelijkheid. In Nederland is driekwart van de rechters daar net tevreden over.

‘Nu gebeurt de financiering van de rechtbanken volledig door de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie. Een rechter die papier voor zijn printer nodig heeft, moet dat beleefd vragen aan de FOD in Brussel. Hij is financieel volledig afhankelijk. Gelukkig is er beterschap op komst, want minister van Justitie Koen Geens (CD&V) werkt aan een systeem van enveloppefinanciering. Elke rechtbank krijgt dan een afgesproken bedrag of enveloppe, en mag zelf beslissen wat daarmee gebeurt. Zo krijgen rechtbanken meer manoeuvreerruimte en kunnen ze meer eigen accenten leggen. Het zal ook de transparantie bij Justitie ver- hogen. Nu is het bijvoorbeeld onmogelijk om na te gaan hoeveel geld gaat naar de rechtbanken en hoeveel naar de parketten.’

Tony Van Parys vindt het nieuwe systeem een grote stap vooruit. ‘Vanaf 2016 kunnen rechtbanken autonoom beslissen hoe ze de financiële middelen willen gebruiken, zonder het aan de FOD te vragen. De vraag is: zijn de rechtbanken daar klaar voor? Wij hebben binnen de HRJ vaak vastgesteld dat er een gebrek is aan managementcultuur in de magistratuur, aan zin voor een bedrijfsmatige aanpak van de organisatie. Als rechtbanken straks meer autonomie krijgen, worden ze ook verantwoordelijk voor het beheer en het beleid. Een van de absolute voorwaarden is dat ze bijgestaan zullen worden door topmanagers.’

Zullen voorzitters van rechtbanken, die tot nog toe geen rekenschap hoefden af te leggen, de autoriteit aanvaarden van een manager – een niet-jurist dus? Van Parys denkt het wel. ‘Veel korpschefs van de nieuwe generatie zijn vragende partij om dit in te voeren, maar zij willen wel de baas blijven. Het vraagt een heel andere manier van denken aan de rechtbanken. Noem het gerust een omwenteling.’

Pesterijen onder magistraten

Ook met het management van de rechtbanken kan het beter, zegt professor Allemeersch. 29 procent van de rechters blijkt ontevreden over de manier waarop hun rechtbank gemanaged wordt. ‘De cultuur bij Justitie wordt bepaald door hiërarchie. Er heerst geen bedrijfscultuur zoals bij ondernemingen: je vindt er minder teamvergaderingen, want veel rechtscolleges houden het bij algemene vergaderingen. Magistraten werken solitair. In Groot-Brittannië is het anders, daar bestaat nauwelijks een hiërarchie tussen magistraten. En in Nederland is teamoverleg voor magistraten de normaalste zaak van de wereld.’

Jan Nolf vindt dat een korpschef rechters kan maken en kraken. ‘Zo brengen ze de onafhankelijkheid van Justitie in het gedrang. De korpschef kan de vonnissen sturen doordat hij beslist welke zaken in welke kamer en door welke rechter worden behandeld. Belgische rechters hebben alles te zeggen over mensen die in de beklaagdenbank van hun rechtbank zitten, maar niets over de manier waarop ze moeten werken. Daarover beslist de korpschef. Rechters worden bestuurd als een bende kleuters. Dat zou beter op een meer collegiale manier gebeuren.

(windt zich op) Schrijf maar op: nergens anders op de arbeidsmarkt wordt zo veel gepest als in de Belgische rechtbanken. Magistraten en rechters pesten elkaar het bloed van onder de nagels. Vriendjes krijgen van korpschefs makkelijke zaken, de ingewikkelde zaken gaan naar degenen die een lesje moeten krijgen.’ In het onderzoek van het ENCJ zegt zo’n 70 procent van de Belgische rechters dat zijn of haar onafhankelijkheid werd beïnvloed door een verandering van functie, sectie of rechtbank. Nolf: ‘Dat kun je in veel gevallen ook lezen als een verkapte tuchtmaatregel.’

Toch vindt professor Allemeersch het op zich niet slecht dat de korpschef beslist welke zaken door welke rechtbank worden behandeld. ‘De voorzitter van de rechtbank kent zijn kamers, en iedereen heeft zijn specialisatie. Hij kan dat ook zeer autonoom doen, hij kan zo inderdaad de zaken sturen, zeker in mediatieke dossiers. Hij kan ook de samenstelling van een kamer veranderen, naargelang van de aard van de zaak. Het is belangrijk daarover transparant te zijn. In de zaak-Fortis, bijvoorbeeld, heeft de HRJ vragen gesteld over de toewijzing van de zaak, omdat ze werd toegekend aan de kamer die daarvoor niet de meest logische keuze was. Ook de Raad van Europa heeft haar bezorgdheid geuit over dit gebrek aan transparantie, maar tot nog toe heeft België daar weinig mee gedaan.’

Verantwoording afleggen

Benoit Allemeersch zegt dat Belgische rechtbanken weinig rekenschap afleggen in vergelijking met hun buitenlandse tegenhangers. ‘De rechterlijke macht staat op haar onafhankelijkheid. Heel terecht, maar dat betekent niet dat rechtbanken geen verantwoording hoeven af te leggen. Heel wat rechters cumuleren, bijvoorbeeld. Daar is op zich niets mis mee, want je moet rechters niet opsluiten in hun rechtbank. Maar waarom kunnen die bijkomende mandaten niet geregistreerd worden in een databank zoals Cumuleo, waar politici al hun betaalde en niet-betaalde functies en mandaten moeten aangeven?’

Enkele jaren geleden moest toenmalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) op een parlementaire vraag antwoorden dat ze ‘geen flauw idee had’ hoeveel rechters cumuleerden en welke functies ze cumuleerden. In Nederland, daarentegen, kun je op de website rechtspraak.nl gewoon de naam van een rechter intikken en vind je al zijn betaalde en niet-betaalde functies. ‘Dat kan belangrijk zijn als je bijvoorbeeld voor de rechter moet verschijnen bij een geschil over de aan- of verkoop van een woning. In zo’n geval is het interessant om te weten of de rechter lid is van een tuchtkamer van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars.’

Allemeersch vindt ook dat rechters en magistraten zich te weinig verantwoorden voor hun arbeidsprestaties. Sommige magistraten werken zich te pletter, anderen doen het wel héél rustig aan, en daar bestaat weinig controle op. In de enquête van het ENCJ valt het Allemeersch op dat een erg klein aantal rechters (16 procent) af en toe opmerkingen krijgt van hun overste om hun zaken binnen een redelijke termijn af te handelen. ‘Dat is het laagste percentage in Europa, na Bulgarije, Albanië en Roemenië. Ik weet niet of je tot dat groepje wilt behoren. In Nederland antwoordt 44 procent van de rechters dat ze daarop aangesproken worden, in Zweden 38 procent. Het betekent niet dat hun onafhankelijkheid wordt bedreigd, wel dat ze verantwoording moeten afleggen voor de kwaliteit van hun werk. In ons land gebeurt dat te weinig. Hier laat men rechters te veel hun zin doen. De onafhankelijkheid van Justitie is belangrijk, maar ze is niet absoluut.’

Burn-out

Dat Belgische rechters weinig rekenschap moeten of willen afleggen, mag blijken uit twee voorbeelden. Net als andere werknemers kunnen ook rechters ziek worden of een burn-out krijgen. Het grote verschil is dat rechters niet gecontroleerd mogen worden door een arbeidsgeneesheer, want dat zou hun onafhankelijkheid in het gedrang kunnen brengen. In West-Vlaanderen is een geval bekend van een advocaat die bij gebrek aan talent niet aan de bak kwam. Hij vroeg en kreeg van een vorige minister van Justitie een benoeming tot vrederechter. De man velde één vonnis, en zit sindsdien al enkele jaren ziek thuis.

Ook opvallend: rechters en magistraten hebben geen formele vakantieregeling. Dat betekent dat sommige rechters gedurende de twee maanden gerechtelijk verlof vakantie nemen, terwijl veel anderen doorwerken om de gerechtelijke achterstand op te halen. Professor Allemeersch vindt het jammer dat daar geen formele regels voor bestaan. De adviesraad van de magistratuur heeft een voorstel klaar om het sociaal statuut van de magistraten te verbeteren, inclusief een vakantieregeling, maar er groeit verzet omdat de beroepsgroep vreest dat haar onafhankelijkheid wordt bedreigd.

‘Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen onafhankelijkheid en onverantwoordelijkheid’, vindt Jan Nolf. De rechterlijke onafhankelijkheid is heilig en onaantastbaar, maar dat betekent niet dat rechters en magistraten wereldvreemd moeten zijn en dat ze geen rekenschap hoeven af te leggen aan de samenleving.

Nolf: ‘Justitie krijgt veel geld. Daar moeten rechters goed mee omspringen. En dan moet je niet doen zoals de Brusselse rechtbankvoorzitter Luc Hennart. Toen Marc Dutroux enkele jaren geleden moest worden ondervraagd, kon hij kiezen: met de rechtbank naar de gevangenis in Nijvel gaan, waar Dutroux opgesloten zit, of een heel veiligheidskorps optrommelen omdat hij zijn show per se in zijn eigen rechtbank wilde opvoeren. Hij koos voor het laatste, en dat kostte de samenleving 50.000 euro. Dat heeft niets meer te maken met onafhankelijkheid, maar met onverantwoordelijk gedrag.’

Het grootste gevaar voor Justitie zijn niet de media of de politiek, maar het gebrek aan zelfkritiek binnen het apparaat, vindt Jan Nolf. ‘Als de media kritiek uiten, wordt die weggelachen. En als iemand zoals ik zich kritisch uitlaat over de slechte gang van zaken binnen Justitie, wordt hij weggezet als een onwetende nestbevuiler. Zo kom je geen stap verder.’

Bron » Knack

Topman terreurbestrijding stapt op na kritiek

André Vandoren (65), de topman van het anti-terreurorgaan Ocad, legt zijn mandaat neer. Hij lag onder vuur sinds in juli een kritisch rapport over zijn dienst in het parlement werd besproken.

André Vandoren staat sinds 2008 aan het hoofd van het Ocad, voluit het ‘coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse’. Zijn mandaat bij het Ocad liep normaal tot eind 2016, maar hij liet vorige week in een brief aan de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken weten dat hij eind dit jaar al weg gaat. Vandoren schrijft dat hij weggaat om ‘persoonlijke redenen’.

De anti-terreurorganisatie Ocad – een dienst die uniek is in Europa – heeft als taak om op basis van inlichtingen die het krijgt van diensten zoals politie, inlichtingendiensten en douane, te analyseren hoe ernstig de terroristische en extremistische dreiging in ons land is. De dienst bestaat sinds 2006 en werd de jongste jaren door verschillende politici vermeld als één van de belangrijkste verwezenlijkingen in ons land op het vlak van de bestrijding van terreur.

Het Comité P en het Comité I – de diensten die de politie- en inlichtingendiensten controleren – stelden in juli aan het parlement echter een kritisch rapport over de werking van het Ocad voor. De dienst zou te veel in het vaarwater van de Staatsveiligheid en de Militaire Veiligheidsdienst (ADIV) komen en Vandoren werd een eigengereide houding verweten. Zo werden er vragen gesteld bij zijn nauwe contacten met verschillende buitenlandse veiligheidsdiensten.

De ministers van Justitie Koen Geens (CD&V) en van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) bevestigen het ontslag van Vandoren. Ze wilden niet zeggen of het kritische rapport daar voor iets tussen zit. Vandoren zelf ontkende gisteren tegenover De Standaard dat zijn plotse ontslag iets te maken heeft met het rapport.

Bron » Het Nieuwsblad

Ocad-topman André Vandoren stapt op

André Vandoren (65) stopt voortijdig als topman bij het coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (Ocad). Dat heeft hij laten weten in een brief aan zijn voogdijministers Koen Geens van Justitie (CD&V) en Jan Jambon van Binnenlandse Zaken (N-VA), zo melden De Standaard en Het Nieuwsblad.

André Vandoren staat sinds 2008 aan het hoofd van het Ocad. Zijn mandaat liep normaal tot eind 2016, maar in een brief aan de bevoegde ministers laat hij weten dat hij eind dit jaar al weggaat “om persoonlijke redenen”. “Het werk bij Ocad is de laatste jaren alleen maar zwaarder geworden. Het was tijd om weg te gaan”, zo zegt hij.

De kranten benadrukken dat het parlement in juli nog een kritische audit besprak, waarin Vandoren onder meer het verwijt kreeg dat hij en zijn dienst te vaak op het terrein van politie en inlichtingendiensten kwamen.

Maar Vandoren ontkent dat zijn ontslag daar iets mee te maken heeft. Vandoren keert nu terug naar het parket-generaal van Brussel, waar hij nog één jaar zal werken alvorens met pensioen te gaan.

Bron » Het Laatste Nieuws

“Ik zie Vrouwe Justitia liever dan zij mij”

“Ik weet dat het wantrouwen bij de rechters zeer diep zit, en dat ik een zware bewijslast heb om dat te herwinnen. Maar geloof me, ik kan niet harder werken dan ik nu al doe.” Voor het eerst werd minister Koen Geens (CD&V) zelfs emotioneel tijdens een gesprek.

Ik heb nooit eerder zoveel rechters zo wanhopig hun nood weten uiten dan in deze reeks. En ze hebben overschot van gelijk, vrees ik, na een tijdje te hebben meegelopen.

Koen Geens: “Wij besteden nochtans aan de hele rechterlijke orde nu al 1 miljard euro, en hebben ook per capita niet minder magistraten dan de ons omringende landen. In Neder­land geeft men 1,5 miljard uit. In beide cijfers is het moeilijk om de exacte kost en aanrekening van de gebouwen te kennen. Per hoofd van de bevolking is dat niet zo’n groot verschil. Het recht groeit wel vrijwel parallel met de economie: één procent groei betekent bijna één procent meer geschillen. Dus die belofte wil ik aangaan: dat je van de besparingen moet omschakelen naar een systeem waarbij je, samen met de verzelfstandiging, naar een budget gaat dat re­ke­ning houdt met de index plus de reële economische groei, wil je een goede rechtspraak blijven verzekeren.”

“Dat sluit niet uit dat je je moet blijven afvragen wat je kerntaken zijn, en wat je minder zou kunnen doen. Er zijn, ik noem maar iets, duizenden zaken die vandaag de rol van de rechtbank bezetten, die misschien veel beter met een bemiddeling buiten de rechtbank zouden kunnen worden opgelost.”

Wat mensen boos maakt, is de lineaire aanpak van de besparingen: evenveel in rechtbanken waar men nu al kopje onder gaat, als in rechtbanken waar het gevaar voor een burn-out heel erg klein is.

“Middelen moeten worden verschoven in functie van de echte werklast, dat lijkt me een correcte benadering: maar wie is beter geplaatst om die te meten, in te schatten, en toe te wijzen dan de rechterlijke macht zelf? Dan is verzelfstandiging toch net een antwoord op hun kritiek?”

Als het budget groot genoeg is, en het geen oefening wordt, zoals ze allen vrezen, om alleen maar de miserie te moeten verdelen, en onderling te gaan vechten voor de verdeling van een magere koek.

“I hear them loud and clearly. Ik begrijp perfect dat ze nu al decennia met een politiek van schaarse middelen moeten leven, en ze voelen zich zo dikwijls bedrogen dat ze nu de nieuwe minister niet geloven. Ik begrijp dat ze met mij voorlopig alleen een verstandshuwelijk zien zitten, en dat ik aan een zware bewijslast zal moeten voldoen vooraleer Vrouwe Justitia mij even graag zal zien als ik haar. Ik zal mijn best doen.”

“Maar je kunt niet verwachten dat ik in tien maanden recht­trek wat sedert de Tweede Wereldoorlog is scheefgegroeid. Als we de derde macht een toekomst willen geven, dan is die verzelfstandiging echt nodig. Ik begrijp het wantrouwen, maar ik heb dit jaar al wel 820 vacatures open of opnieuw open verklaard, en 300 tijdelijken aangeworven, ik heb alle tijdelijken verlengd…”

De 450 aanwervingen die u onlangs aankondigde, zijn in overgrote meerderheid geen bijkomende mensen, maar mensen die nu al werken binnen justitie, en eindelijk mogen postuleren voor de job die ze nu al doen. Dat is bijna de mensen treiteren, vind ik.

“Dat waren vervangingen, ja. Maar ik heb daar helemaal geen hoera­stemming rond gecreëerd. Ik kan er ook niet aan doen dat een journalist dat opmerkt in Het Staatsblad en daar een stuk over schrijft. Maar daarnaast zijn er nu wel 300 volledig nieuwe tijdelijke jobs open verklaard.”

Je kunt in tien minuten uitleggen waarom je een rood licht genegeerd hebt, maar tien minuten krijgen om een nieuwe bezoekregeling te vragen voor je kinderen die regelmatig een tik krijgen van de nieuwe partner van je ex: dat is om frustraties vragen. Nochtans is dat de realiteit van de familiekamers geworden.

“Nochtans zijn de meeste familie­rechters dan weer tevreden met de nieuwe procedure rond minnelijke schikkingen, die zaken oplost voor ze bij hen kunnen komen. Zo kun je bij ieder type rechtbank dingen vinden die daar eigenlijk beter niet zouden terecht­komen. Altijd opnieuw moet je je dan eerst afvragen: is al het werk dat je doet echt nodig, of kunnen we dat buiten je zittingzaal houden? Want als je daarin slaagt, heb je meer tijd voor de zaken die overblijven, en spaar je ook nog middelen uit. Dat lijkt me een betere strategie dan steeds maar meer zaken in de rechtbank toe te laten, waarvan de rechters ook niet goed weten wat ze daar komen doen.”

Goed, maar in afwachting daarvan ben ik als burger de afgelopen maanden wel bang geworden om ooit mijn zaak voor een rechtbank te moeten brengen: het zal op een drafje moeten gebeuren voor een oververmoeide rechter. Of dat een kwaliteitsvol vonnis zal opleveren… Ik twijfel daar oprecht aan.

“Oké, maar je zult dat alleen kunnen oplossen als je focust op wat prioritair is, als je leert bondig en efficiënt te zijn, en je middelen optimaal inzet. Waarom zou je bijvoorbeeld niet het systeem van de alleenzetelende rechter veralgemenen, in plaats van voor sommige kamers met drie rechters te blijven zetelen?” (Het Wets­ontwerp Burgerlijk Proces­recht, de zogeheten Pot­pourri 1, waar­in dit is opgenomen, werd donderdag aangenomen in het parlement, red.)

Dat is een beetje de redenering dat negen vrouwen ook in een maand een baby zouden moeten kunnen baren. De drie rechters schrijven na hun beraad elk een derde van de vonnissen, dus ze apart laten zetelen levert hooguit 10 procent winst op, schatten ze.

“Wij denken dat het 30 procent oplevert, maar zelfs 10 procent is niet niets, toch?”

Er zijn ook dingen die ze zelf als besparing zien: het afschaffen van assisen levert u morgen 34 extra magistraten op.

“Ik ben het daar helemaal mee eens, het staat ook opgenomen in mijn tweede wetsontwerp, dat nu terugkomt van de Raad van State. In die voorstellen zitten trouwens heel wat voorstellen die vanuit de magistratuur komen. Ik ga het dus doen: assisen drastisch reduceren. Maar ik kan er ook niet aan doen dat al die ideeën door de regering moeten, voorbij de Raad van State, de Commissie Justitie, de plenaire vergadering, en dat kost zijn tijd. Maar ik denk niet dat je veel ministers gaat vinden die al zoveel wetgeving op de plank hebben liggen als ik.”

In België wordt recht­gesproken in 257 gerechtsgebouwen, in Nederland in 30.

“En waar hebt u dat gegeven gevonden? Toch in mijn justitieplan? Enfin. Wacht nu even. (staat op, loopt boos het kantoor uit, komt terug met een dossier) Hier kijk: 7 augustus, masterplan voor een modern beheerd gebouwenplan van de rechterlijke macht. Enfin, je mag mij veel verwijten, maar niet dat ik niet bezig ben. Ik ga dat rationaliseren, ja. Dus kom niet zeggen dat ik niets doe, ik werk ongeveer dag en nacht, ik kan écht niet beter of sneller. (even stil) Excuus voor deze uitbarsting, maar u lokt mij uit.”

Beroepsmisvorming, ook mijn excuses.

“Voor de vredegerechten, die de meerderheid van die gebouwen gebruiken, pleit het regeer­akkoord voor het fuseren van sommige kleine en onderling nabijgelegen vredegerechten, of voor een herlocatie van vredegerechten naar andere overheidsgebouwen, dan spaar je weer een gebouw uit.”

“Dat ligt overigens gevoeliger bij sommige betrokken politici dan bij de vrederechters zelf. In het Vlinderpaleis in Antwerpen zetelen zeven vrederechters voor zeven kantons, elk met een griffie. Is het doodzonde om daar één grote en meer flexibele griffie voor te organiseren?”

“In veel eengemaakte rechtsgebieden blijven er desondanks vijf of meer zittings­plaatsen voor de eerste aanleg. Bij wijze van voorbeeld: in het eengemaakte rechtsgebied West-Vlaanderen blijft men recht­spreken in Oostende, Kortrijk, Brugge, Ieper en Veurne. Daar is ruimte voor verbetering, denk ik dan. Ik heb u net het masterplan voor de gebouwen laten zien, maar de inhoud is een primeur voor de regering. Ik garandeer u dat het geen makkelijke discussie zal worden.”

De vrederechters schermen dan weer met het argument van de laagdrempelige nabijheids­justitie.

“Die nabijheid apprecieer ik ten zeerste en moet blijven. Anderzijds heb ik nog nooit iemand weten binnenkomen in het Universitair Ziekenhuis van Leuven om geholpen te worden die als eerste opmerking had: ‘Amaai, dat was ver om hier te geraken.'”

Nee, maar waarschijnlijk is hij wel doorverwezen door de huisarts in zijn wijk.

“Oké, maar de advocaat is de eerste lijn. En mensen hebben niets tegen het grote ziekenhuis, omdat ze er binnen de tien minuten ingeschreven zijn, de pijltjes kunnen volgen naar waar ze in dat grote complex moeten zijn, en hun afspraak altijd met een marge van hooguit een half uur wordt nageleefd.”

“Terwijl wij met zoveel gebouwen zitten dat er geen personeel genoeg is om al die mensen wegwijs te maken, er geen pijlen getrokken worden omdat zoiets de veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen, je dus ook verdwaalt, maar dat is niet eens zo erg want je zaak begint doorgaans toch niet op het afgesproken uur. En daar sta je dan, voor het eerst in je leven in een rechtbank, op van de zenuwen want je bent je auto al niet kwijtgeraakt en je vindt de zaal niet. Ook daar is veel ruimte voor verbetering.”

Een ander heikel punt: rechts­pleging wordt zo duur dat het alleen nog voor de absoluut min­vermogenden en voor de rijken te doen blijft. Voor de lagere middenklasse is justitie een luxe­product geworden.

“Dat gevaar dreigt, net daarom dat we op termijn wel naar een vorm van verplichte rechts­bijstands­verzekering zullen moeten evolueren, zoals dat vandaag al min of meer in Duitsland bestaat, en bij ons in de ziekte­verzekering. Maar daarvoor zal nog veel weerstand bij de bevolking moeten worden weggewerkt. Een fiscale incentive zou daarbij kunnen helpen. Daarover werd gesproken bij de regeringsvorming.”

“We moeten ook tot barema’s komen voor bepaalde procedures. Je weet nu wat een doktersbezoek of een bevalling je kost, maar niet wat de rekening van je advocaat zal zijn, want die rekent vandaag zijn prestaties min of meer per uur aan. Vandaag associeert men de vrije keuze van advocaat met een vrije vast­stelling van ereloon. Maar mijn arts, die ik ook vrij kies, houdt zich meestal wel aan conventies en prijs­afspraken. Waarom zou dat niet in de advocatuur kunnen? Er zullen zelfs meer zaken zijn.”

Rechters hebben vaak het gevoel dat ze in een theater meedraaien. Hoog­opgeleide mensen denken er hard na of ze iemand een jaar of twee jaar cel gaan geven, om vervolgens vast te stellen dat er niets met hun uitspraak gebeurt.

“Ik heb gisteren nog tot bijna middernacht vergaderd met de mensen die de wijzigingen aan het wetboek van strafvordering en het wetboek van strafrecht voorbereiden. Op de nieuwe straffenschaal zullen er geen straffen onder het jaar meer mogelijk zijn. In een jaar kun je niets leren in de gevangenis, enkel dingen af­leren.”

Dan nog is er geen garantie dat die uitgevoerd worden. Vandaag gebeurt niets onder de drie jaar, tenzij soms een tijdje enkelband.

“Het heeft inderdaad weinig zin straffen uit te spreken als je ze niet uitvoert. Maar het heeft ook geen zin om mensen dan maar in voorhechtenis te laten zitten, zoals nu te vaak gebeurt. Die zitten daar ’te wachten’ op hun proces en komen dus niet in aanmerking voor integratie of vorming binnen de gevangenis. Inmiddels zit meer dan 30 procent van onze gevangenen in voorhechtenis, en teken ik per maand een tiental gevallen, waarvan een zestal met schadevergoedingen, voor mensen die, zo blijkt achteraf, onschuldig in voorhechtenis hebben gezeten.”

“Ik zeg niet dat men dat systematisch gebruikt als een soort voorafname op de straf, vanuit het idee ‘dan hebben ze dat tenminste gehad’, maar het gebeurt naar mijn smaak soms toch, en wellicht te veel.”

“Dus waarom niet een beperking opleggen: u zit in voorlopige hech­tenis voor feiten waarop bij schuld maximaal vijf jaar staat? Dan kunt u niet langer dan vier maanden vastgehouden worden voor u uw proces krijgt. Dan volgt uw proces sneller. En krijgt u daar dan vijf jaar, dan gaan we die straf ook kunnen uitvoeren, want er zit niet langer iemand met voorlopige hechtenis in uw cel. Lijkt u dat ook niet logischer?”

Bron » De Morgen

Justitieminister Geens: “Ik heb mijn 83 kilo tot nu toe goed gebruikt”

Verschillende rechters luiden deze week de alarmbel in de reeks ‘Desmet op justitie’ van De Morgen-journalist Yves Desmet. Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) pareerde vanavond in De Afspraak de kritiek: “Mijn spreuk is weinig beloven, alles geven. Het weinige dat ik beloofd heb, heb ik gedaan.”

“Ik heb daarstraks heel wat mensen horen afdraaien over wat ministers van Justitie allemaal al aan hervormingen hebben beloofd. Mijn spreuk is weinig beloven, alles geven. Ik heb tot nu toe het weinige dat ik beloofd heb gedaan.” Minister Geens zegt daarbij onder andere dat hij de besparingen bij justitie op één procent heeft kunnen houden, in plaats van vier procent, en dat hij 147 miljoen euro aan achterstand in betalingen heeft opgehaald.

Verschillende rechters luiden deze week de alarmbel in de reeks ‘Desmet op justitie’ van De Morgen-journalist Yves Desmet. Toch blijft de beslissing om lineair te besparen op alle departementen overeind. Of Geens niet genoeg gewicht heeft om zijn collega’s te overtuigen dat dat een heel moeilijk verhaal is bij justitie? “Laat me alvast zeggen dat ik mijn 83 kilo tot nu toe goed heb gebruikt”, antwoordt Geens, waarna hij zijn verwezelijkingen nogmaals opsomt.

“Ik probeer duidelijk te maken dat we niet lineair moeten besparen in de magistratuur als we voldoende solidair kunnen zijn.” Met een nieuw wetsontwerp hoopt de minister in de toekomst niet de kaders, maar de budgetten te laten bepalen wie wat krijgt. “Er zijn plaatsen waar men te veel heeft, en er zijn plaatsen waar men te weinig heeft. Ik wil dat dat schuift en ik ga dat niet doen met kaders, maar met budgetten.”

Vorige week zat Yves Desmet samen met rechter Hans De Waele in De Afspraak. De Waele haalde aan dat minister Geens bij een bezoek aan de rechtbank koudweg had gezegd dat er niet voldoende geld is om het wettelijk kader in te vullen. “Dat is de uitvoerende macht die de wet naast zich neerlegt.”

“De wettelijke kaders beantwoorden niet meer aan de werkelijkheid en de noden”, pareert Geens. “Ik heb veertien bijkomende magistraten gevacateerd in Gent, omdat de noden dat verantwoorden. Maar we gaan in de toekomst niet meer de middelen toewijzen op basis van verouderde kaders, maar wel op basis van de reële noden.”

Bron » De Morgen