Opinie: We zijn geen burgers meer, maar allen potentiële criminelen of terroristen

Een groot deel van de strafrechtpolitiek in ons land verloopt via een vast stramien. Er gaat iets fout dat de publieke opinie beroert: een gevangene gaat lopen, een fraudezaak verjaart of een drugsdealer gaat ’ten onrechte’ vrijuit. Het volk reageert verontwaardigd en de media spreken schande. Om daaraan tegemoet te komen, kondigt de minister een aantal wijzigingen aan die als wind door het parlement worden gejaagd: nieuwe strafbepalingen, langere verjaringstermijnen, afschaffen van procedurewetten en ga zo maar door.

Meestal wordt eraan toegevoegd dat deze wijzigingen alvast worden doorgevoerd in afwachting van een latere grondige herziening van het hele wetboek van strafvordering, dat immers verouderd is en dat door alle voorlopige wijzigingen met haken en ogen aan elkaar hangt.

Dit vast stramien is thans gewijzigd. Op 15 januari 2015 heeft de politie na een goede samenwerking met de inlichtingendiensten een zeer geslaagde interventie gedaan, waarbij een schijnbaar zeer gevaarlijke terreurcel werd opgerold, vooraleer ze haar verderfelijke plannen ten uitvoer kon brengen.

Applaus voor de politie, het federaal parket en de staatsveiligheid. Een mens kan zich niet meer herinneren wanneer dat nog eens is gebeurd. Wat doet nu de regering? Niets anders dan voorheen: één dag later twaalf nieuwe maatregelen aankondigen. Nieuwe misdrijven invoeren, onderzoeksmethoden en informatie-uitwisseling uitbreiden, het sanctie-arsenaal verruimen.

Er is voortaan slechts één zekerheid. Goed nieuws of slecht nieuws: de wet wordt in hetzelfde tempo, zonder veel nadenken, aangepast. En dat het zonder nadenken is, is ontegensprekelijk een feit. Hoe doordacht zijn maatregelen die komen naar aanleiding van feiten die zich minder dan 24 uren eerder hebben voorgedaan?

Is er die nacht geen enkele minister geweest die de vraag stelde of het wel nodig was alles holderdebolder te willen wijzigen, net nadat gebleken was dat de bestaande diensten goed werk leveren?

Hoe ontstaat het idee om het leger in te zetten, net nadat zonder het leger succes werd bereikt in de strijd tegen de terreur? En we lijken het nog allemaal te slikken ook. Hoe anders zou het zijn mochten we op het WK Argentinië geklopt hebben en Marc Wilmots de volgende ochtend aan de verzamelde pers meedeelde dat hij twaalf nieuwe maatregelen nam om zijn spelsysteem te wijzigen.

De twaalf maatregelen die ons worden voorgehouden, zijn dermate vaag geformuleerd dat een kritische juridische analyse ervan nog voorbarig is. Niettemin rijzen ook nu al ernstige vragen. Wordt het afnemen van de nationaliteit nu een nieuwe straf die ons allemaal kan te beurt vallen? Of is dat een straf die slechts op enkelen van toepassing is? Is het de bedoeling bepaalde mensen en zo ook bepaalde problemen uit te gommen? Dat is een straf die tot de negentiende eeuw in onze contreien bestond: de burgerlijke dood. Volgens onze Grondwet kan die niet opnieuw worden ingevoerd.

Ook de maatregel die in een uitbreiding van de afluistermogelijkheden beoogt, roept vragen op. Er is vandaag geen enkel ernstig misdrijf waarvoor geen tapmaatregel kan worden bevolen. Of is het de bedoeling dat de ernst van het misdrijf er niet meer toe doet en het voortaan mogelijk moet zijn om voor ieder misdrijf telefoons af te luisteren of mails te lezen? Kan iemand mij dan uitleggen wat dat dan nog met de bestrijding van het terrorisme te maken heeft?

In ieder geval is de marsrichting duidelijk. Of de wet nu gewijzigd wordt naar aanleiding van een falen van het systeem of juist niet, het resultaat van de nieuwe wetgeving is steeds hetzelfde. Vrijheden worden ingeperkt en het repressie- arsenaal wordt uitgebreid: nieuwe misdrijven, meer en zwaardere straffen, minder bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

We hebben de invoering van de sharia niet nodig om stapsgewijs al onze vrijheden te zien verdwijnen. We zijn dan ook geen burgers meer, maar we zijn allen potentiële criminelen of terroristen. En we ondergaan gelaten het veiligheidstheater.

Zo staan we nu rustig een uur buiten in de kou te wachten vooraleer we het Brusselse gerechtsgebouw binnen kunnen. Het theater zal wel overwaaien zeker. Wetten daarentegen zijn nogal blijvend van aard. En de vrijheden die erdoor worden opgeheven, komen dan ook niet snel terug.

Bron » De Morgen | Joris Van Cauter

“Taken van politie inkrimpen tot echte kerntaken”

Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) wil dat de politiemensen zich opnieuw zouden concentreren op de kerntaken, zoals veiligheid. Hij laat ook ruimte voor meer middelen voor de veiligheidshandhaving, ook in tijden van besparingen. In De zevende dag kreeg minister Jambon twee grote vragen voorgeschoteld. De eerste was het verlengen van het huidige dreigingsniveau 3 en dat tot begin februari.

Concreet betekent dat dat gewapende militairen zoals in Antwerpen nog altijd deel zullen uitmaken van het straatbeeld, ondanks het feit dat sommige mensen zich daar onveilig bij voelen.

Jambon verdedigde die inzet, want dankzij die 300 militairen die nu statische bewakingsopdrachten uitvoeren, kan de politie zich bezighouden met echt politiewerk, zoals opsporing. Het verlengen van het veiligheidsniveau 3 komt er overigens op advies van het OCAD, het centrum dat de dreiging onderzoekt voor de overheid, en Jambon heeft alle vertrouwen in dat centrum, dat volgens hem erg goed werk levert.

Minister Jambon maakte van de gelegenheid overigens gebruik om de discussie over de kerntaken van de politie opnieuw aan te zwengelen. Hij waarschuwt voor overdreven paniekgevoelens en begrijpt niet dat sommige lokale politiezones niet langer alcoholcontroles zouden uitvoeren of kinderen zouden helpen bij het oversteken van drukke wegen.

De beslissing ligt bij de lokale politiezones zelf, maar de minister wil wel dat die taken nog steeds worden uitgevoerd. Alcoholcontroles zijn er nog steeds, merkt hij op, maar dan soms wel in een andere vorm. Overigens voert de politie volgens hem nu veel te veel administratieve of logistieke taken uit die even goed door bijvoorbeeld gemeenteambtenaren zouden kunnen worden behandeld, aldus Jambon. “Als een agent gestolen goederen moet terugbrengen naar de rechtmatige eigenaar, is dat allemaal tijd die hij niet kan spenderen aan criminaliteitsbestrijding of verkeersveiligheid”, geeft hij als voorbeeld.

De minister begrijpt ook de roep van sommige politici en politiemensen dat het nu niet het ogenblik is om te besparen op veiligheid. De regering heeft een extra potje van 300 miljoen euro beschikbaar. Jambon laat eventueel ruimte voor meer investeringen in veiligheid en hij laat nu onderzoeken welke de extra noden zijn met de huidige veiligheidssituatie. Dat wil niet zeggen dat de politie die volle pot van 300 miljoen euro zal opeisen. Er kan hoe dan ook veel gebeuren door een herschikking van de taken en capaciteit binnen de politie en andere diensten, aldus Jambon.

Tot slot riep hij de coalitiepartners op om de discussies over onder meer de inzet van het leger en de begroting, niet meer in de media te voeren: “Stop met te toeteren in de media en voer die discussies aan de regeringstafel”.

Bron » VRT Nieuws

Leo Tindemans publiceerde onthullende dagboeknotities uit jaren tachtig

In 2009 publiceerde Leo Tindemans zijn dagboeken. De Morgen noemde ze “verplichte literatuur voor iedereen die interesse heeft voor de binnen- of buitenlandse politiek van de jaren tachtig”. Herlees het stuk, dat gepubliceerd werd op 18 februari 2009, hier.

Met de vuistdikke uitgave van zijn dagboeknotities als minister van Buitenlandse Zaken heeft de oude Leo Tindemans (°1922) gezorgd voor verplichte literatuur voor iedereen die interesse heeft voor de binnen- of buitenlandse politiek van de jaren tachtig. In Vlaanderen schreef tot dusver nog geen insider even openhartig en gedetailleerd over regeringsraden, partijbijeenkomsten en Europese vergaderingen.

Sinds een jaar of tien is het een goede gewoonte dat de belangrijkste politici van het land memoires schrijven, en zeker de christendemocraten. Daar hebben ze namelijk elder statesmen te over, en sinds Gaston Eyskens zijn Memoires bij Lannoo publiceerde, hebben bij dezelfde uitgeverij ook latere premiers als Leo Tindemans, Wilfried Martens en Mark Eyskens voor ‘hun’ vuistdik volume gezorgd.

Nu komt Leo Tindemans met een tweede klepper: de publicatie van zijn dagboeken. Niet van de jaren dat hij als eerste minister het land leidde, maar toen hij van 1981 tot 1989 minister van Buitenlandse Zaken was in drie opeenvolgende regeringen-Martens. Tindemans had de gewoonte om elke avond “de dag van zich af te schrijven”. Korte tot halflange mededelingen, waar de adrenaline, de frustratie, het dedain, de kick van erbij te zijn of te beslissen, nog levendig in zitten.

Soms klinkt er ook opluchting door, twijfel, onzekerheid. Wel eens fierheid, een enkele keer geluk en dankbaarheid. “31 december 1981. In de ministerraad geef ik een korte uiteenzetting over Polen, die grote aandacht geniet. Gol feliciteert me zelfs. Hoe is het mogelijk?” En dat alles gelardeerd met korte appreciaties van de personen die hij ontmoette.

Het zijn geen volwaardige portretten, veeleer snapshots, even snel en direct als polaroid- of gsm-foto’s. Bijvoorbeeld: “4 april 1984: Bezoek aan Craxi: een niet onsympathieke man met – inderdaad – grote tanden.” Of, over een bezoek aan Thatcher: “20 september 1988. Margaret drinkt whisky voor en na de maaltijd. Ze noemt me ‘Leo’.”

De dagboeken zijn dus een verzameling notities zonder literaire ambitie, maar wel met grote hardnekkigheid neergeschreven. Oud-De Standaard-journalist Guido Boodts en historica Marie-Anne Wilssens zorgden voor een beperkte manicure en een zekere selectie van de tekst. Maar in de teksten zelf grepen ze nagenoeg niet in. De dagboekfragmenten zijn gepubliceerd zoals Tindemans ze schreef. Onaf, imperfect, maar dagvers. Geen Hineininterpretierung, zo eigen aan het genre van de memoires.

Hier en daar wilde Tindemans wat toevoegen of duiden, maar die passages staan cursief. Dat maakt dit boek kwalitatief waardevoller dan wat andere Belgische politici tot nu toe publiceerden. Een politiek testament is dus ook een accuraat (doch persoonlijk) logboek van de laatste regeringen-Martens, en van de CVP uit die periode.

Ondanks zijn staat van dienst was Leo Tindemans zelfs in zijn tijd een buitenstaander, ook omdat hij als minister van Buitenlandse Zaken vaak uithuizig was. Wat hij ziet, stemt hem meestal niet vrolijk. In zekere zin schrijft Leo Tindemans een vervolg op het bittere Een machteloos minister van Robert Van de Putte, minister van Financiën in de korte regering van Mark Eyskens (1980-1981).

Van een Van de Putte kon men nog zeggen dat hij als niet-politicus natuurlijk niet gepokt en gemazeld was tegen de rauwe zeden in de Belgische regering. Maar een politicus als Tindemans, een stemmenkanon dat bijna dertig jaar lang topmandaten bekleedde, was natuurlijk géén watje.

En toch is ook zijn beeld van het interne debat in de rooms-blauwe regeringen weinig verheffend. “6 juni 1986: Op het einde komt het tot een zware botsing tussen Gol en Verhofstadt over de bezuinigingsmaatregelen in de ministeriële kabinetten. Ze roepen nog luider dan de socialisten destijds. Voor Verhofstadt is het de eerste grote uitbarsting in de regering. Hij lijkt van streek.”

Tindemans kan niet om met de cultuur van perslekken. Het voedt zijn ingeboren wantrouwen en achterdocht, het voedt zijn minachting voor de regering, de administratie, zijn eigen partij: “2 april 1988. Buitenlandse Zaken is op hol geslagen. De eerste tekst van de werkproef over Zaïre stond in De Morgen. De nota aan Hassan II was te lezen in Gazet van Antwerpen. Wie is de verklikker?”

Leo Tindemans hoort tot een generatie die ouder is dan Wilfried Martens, en dat kleurt zijn kijk. Leo Tindemans is nog een van de Vlaamse conservatieve intellectuelen die de Neue Zürcher Zeitung las en zijn wereldbeeld erdoor liet beïnvloeden. Zijn ideeën zijn die van een overtuigde christendemocraat, een katholieke gelovige ook, en hij leefde in zijn tijd. Dat wil zeggen: tijdens het laatste decennium van de Koude Oorlog.

Als minister maakt hij nog wel de opmars van Solidarnosc mee, maar net niet meer de Val van de Muur. Europa is nog beperkt tot West-Europa, met West-Duitsland. Bonn in plaats van Berlijn.

Die tijdgeest schemert door in zijn dagboeken: die grauwe jaren tachtig, toen de binnenlandse agenda gedomineerd werd door een torenhoge werkloosheid, een grimmige economische crisis, een wanhopige desolaatheid, die nog versterkt wordt door aanslagen van de CCC en de Bende van Nijvel. (“9 november 1985. Roofoverval in Aalst. Warenhuis onder vuur genomen. Al zeven doden. Wat gebeurt er in dit land?”)

Zoals zovelen toen kiest Tindemans kamp. Tegen de progressieve en linkse krachten, zowel hier als veraf. Hij is dus even nijdig op de sandinisten in Nicaragua als op de vredesbetogers in België. “31 maart 1982. In de CVP menen naïevelingen dat wij ‘open’ moeten praten met de contestatiebewegingen die het goed menen. Hebben ze dan niets van de diepere grond van dit alles begrepen? De katholieke scholen worden bewerkt. Schoolgaande jongeren, soms nog geen vijftien jaar oud, ondertekenen gestencilde teksten over Guatemala, over Zaïre, over El Salvador. Welke gevolgen zal dat hebben op de geestesgesteldheid van deze jonge mensen?”

Tindemans ontwaart er communisten en – in Vlaanderen – socialisten achter. Een man als oppositieleider Louis Tobback ligt hem niet, menselijk noch politiek, een antipathie die trouwens wederkerig was, en is. Of De Morgen en haar hoofdredacteur Paul Goossens: in principe te mijden.

“18 november 1985: Ik sta vandaag een interview toe aan De Morgen over de conferentie van Genève, de ontmoeting tussen Gorbatsjov en Reagan. Mijn kabinetschef overtuigde me het te aanvaarden. ‘U kunt niet blijven weigeren’, was zijn mening. De redactie heeft beloofd correct te zijn en geen commentaar tussen mijn antwoorden te schrijven.”

Maar de ergste mensensoort van allen zijn de Judassen van de goede zaak: de progressieve katholieken. “In eigen land moedigen een paar bisschoppen me wel aan (inzake El Salvador, wp), maar ze hoeden zich ervoor in het openbaar stelling in te nemen. Het terrein wordt bezet door leden van Pax Christi, van het Interpastoraal Beraad en wat weet ik nog. Zoals Robert Houben het soms uitdrukt: ‘Ze hebben moeite met een kleine catechismus, maar ze willen ons op alle andere gebieden zeggen hoe het zou moeten.’ In De Standaard is het een ex-priester die (de christendemocratische president, wp) Duarte in het verdomhoekje wil duwen.

Tindemans geloofde in zijn politiek. Het is dus fout om Leo Tindemans voor te stellen als een ‘opportunistische’ of ‘laffe’ atlantist, een mannetje dat graag aan het handje van de Amerikanen liep. Tindemans was atlantist, maar niet omdat hij moest of niet anders durfde. Hij was atlantist omdat hij dat vrijwillig wilde, omdat hij dat tot in het diepste van zijn wezen wás. En dat zijn partij stilaan minder atlantisch werd, ofwel uit overtuiging ofwel omdat het modieus was ‘moderner’ en ‘opener’ te zijn, dat verdriette hem zeer.

Al in de jaren tachtig herhaalde hij talloze malen zijn vrees dat een slechte ideologische basis, het miskennen van het wezen van de christendemocratie de oorzaak zou worden van de electorale verkruimeling van de CVP. “17 januari 1984. Ik denk na over het CVP-congres. Zullen we onze verdediging opgeven en eenzijdig ontwapenen? Dus toch liever rood dan dood? (…) Is dit het einde van de beschaving? Der Untergang des Abendlandes? En waar staat de christendemocratie? Zullen we net dat prijsgeven wat zin en betekenis aan het leven geeft? Tegenover marxisme, leninisme, liberalisme of nationalisme moeten we onze beginselen en houding in ere herstellen of we zijn de armste, tijdelijk nog bestaande politieke partij in Vlaanderen.”

Of ook: “14 maart 1982. Congres van de CVP. Frank Swaelen wordt tot voorzitter gekozen, ik krijg een wereldbol en het congres eindigt roemloos. Welke ziekte heeft deze eenmaal zo bloeiende beweging getroffen? Wie aandachtig de amendementen leest die op de ontwerpresoluties werden ingediend, kan zich rekenschap geven van de verwarring in de geesten, het gebrek aan beginselen, de afwezigheid van een vaste lijn. Hoe moet dit aflopen?”

“2 mei 1984: Gesprek met Herman Van Rompuy. (…) Ik had hem niet zo ontmoedigd verwacht. Hij heeft het over weggaan. Het studiecentrum bestaat praktisch niet meer en de partij is opnieuw een standenpartij geworden, oordeelt hij. Aan het woord is de knapste kerel van zijn generatie!”

Die Koude Oorlog bepaalt de actieradius van Tindemans, maar beperkt die ook. Omdat Zaïre – zo heette Congo toen – in het westerse kamp zit, is het even ondenkbaar dat België Mobutu zou laten vallen. Hoe corrupt zijn regime ook is. Tindemans aanvaardt dat, de Zaïrezen weten dat, en rammelen met de Belgen waar en wanneer ze kunnen.

Of: “17 juli 1982: ’s Namiddags komt een telefoontje. Ik moet Kengo bellen. Die weet me te vertellen dat Mobutu zeer opgewonden is. Hij beschouwt namelijk de uitnodiging om naar België te komen (die hij eiste!) als een provocatie.” Of: “3 november 1988. Hotel Intercontinental. Voordracht van Martens. Degene die hem inleidt, zegt dat hij hoopt dat Martens de stammentwisten in België zal overwinnen. Applaus. Ze lachen met ons.”

Samengevat: deze dagboeken zijn een goudmijn voor wie interesse heeft voor de jaren tachtig. De bril van Tindemans was gekleurd, met lenzen die elk rood wegfilterden, maar toch keek hij scherp. Ook naar partijgenoten: Dehaene, Eyskens en Martens zullen slikken als ze lezen hoe Tindemans hen observeert en neersabelt. Net zoals hij doet met Europese kopstukken, en af en toe ook eens met zichzelf.

“30 december 1984. De laatste tijd ben ik vaak terneergeslagen. Is het omdat ik moeilijk aansluiting krijg bij de generatie Martens-Nothomb-Gol? Is het omdat het politieke leven zo baadt in mediocriteit? Is het omdat ik ouder word, is het een eerste verschijnsel van het gewicht der jaren? Is het omdat in mijn partij nog zo weinig geestdrift te bespeuren valt en mij meer dan eens de beroemde magische zin van Simón Bolívar te binnen schiet: ‘Ik heb de zee beploegd’?”

Nog dit: Tindemans’ boek bulkt van kleine maar betekenisvolle onthullingen. Hij beschrijft bijvoorbeeld hoe Jean Gol schaamteloos de Israëlische kaart trok in het Midden-Oostenconflict. Gol was van Joodse afkomst. Dat zou niet relevant mogen zijn, behalve als Tindemans diens herhaalde tussenkomsten openbaart.

Bijvoorbeeld: “11 september 1986. Gol vertrouwt me toe: ‘Ik krijg regelmatig rapporten uit Israël (van politieke aard).’ Plots beseft hij dat zijn bekentenis de Belgische minister van Buitenlandse Zaken aan het schrikken kan brengen en hij haast zich eraan toe te voegen: ‘à titre personnel, bien entendu, pour mon information.'” Zijn dit aanwijzingen van interferenties van de Israëlische ambassade – of zelfs van de Mossad – in de interne werking van de Belgische regering?”

Bron » De Morgen

Uitgemergelde justitie blijft op streng dieet

Overwerkte magistraten, griffiers met een burn-out en een berg aan onbetaalde facturen. Justitie hangt in de touwen en toch vindt de regering dat het vet nog niet van de soep is. Het gapende begrotingsgat moet koste wat het kost dicht, maar het besparingsmantra van de federale regering dreigt de hoeksteen van de democratie onderuit te slaan.

Van alle Europese lidstaten geeft België na Luxemburg het minste geld uit aan justitie: amper 0,7 procent van de totale overheidsuitgaven. Het Europese gemiddelde ligt op 2,2 procent. En er moet nog af, vindt de regering. Personeelskosten moeten op vier jaar met 10 procent dalen, werkingskosten met 20 procent.

De gevolgen zijn nu al, nog voor de besparingen, voelbaar. Een tijdje geleden schafte de rechtbank in Antwerpen een correctionele kamer af, in januari zal het Antwerpse hof van beroep ook een van haar kamers sluiten. Er is namelijk te weinig personeel.

Nochtans heeft de Hoge Raad voor Justitie al in oktober kandidaten voorgedragen om de kamer te bemannen, alleen, die benoeming is pas gisteren door de koning ondertekend. Pas na de publicatie ervan in het Staatsblad en de eedaflegging zal de kamer het werk weer kunnen hervatten.

Ondertussen stapelt het werk zich op. In Hasselt moet een van de vredegerechten al geruime tijd rondkomen op halve kracht: drie medewerkers in plaats van zes. “In Gent, Brugge en Brussel is de situatie even erg,” zegt Serge Dobbelaere, voorzitter van Ceneger, de Nationale Federatie van de Griffiers bij de Hoven en Rechtbanken. Sommige griffies in Brussel sluiten uit protest zelfs op vrijdagnamiddag.

In de magistratuur is de situatie niet veel beter. Volgens Jan Geysen, voorzitter van de Vereniging van Magistraten, zijn er zo’n 150 vervangingsplaatsen in te vullen, terwijl de minister onlangs amper 21 vacatures heeft opengesteld.

“Zo krijg je kaders die met haken en ogen aan elkaar hangen. En loop je het risico om de beste krachten kwijt te spelen aan de beste plaatsen. Waar het erg is wordt het erger, en waar het goed is, wordt het beter.” Strafpleiter Filip Van Hende noemt vooral het laattijdig betalen van tolken en gerechtsexperts rampzalig: “Wij zien experts die zaken laten aanslepen omdat ze niet betaald worden, met nog grotere vertragingen tot gevolg.”

Magistraten, advocaten en griffiers beseffen dat geen enkele sector aan de besparingen kan ontsnappen. Ze zijn bereid hun deel te slikken, en werken zelf voorstellen uit om justitie efficiënter te laten functioneren. Vorige week nog riepen een aantal topmagistraten op om het hof van assisen af te schaffen wegens omslachtig, tijdrovend en duur.

Minister Geens zette in november de deur op een kier om assisenzaken te beperken tot passionele misdrijven. Van Hende is blij dat een jurist als Geens aan het roer van justitie staat, maar vindt een afschaffing van assisenhoven te ver gaan. “Een gerechtelijke procedure afschaffen met als enig ernstig argument dat het te duur is, betekent dat je aan de poten van de rechtsstaat begint te zagen.”

Maar de grootste winst ligt in de informatisering, valt bij magistraten, advocaten en griffiers te horen. En daar wringt het schoentje, al een hele poos. “De software waar wij mee moeten werken is oubollig,” zegt Van Hende. “Er is zelfs geen zoekmachine om digitale assisendossiers mee te raadplegen.”

Eind januari stelt minister Geens zijn globaal justitieplan voor aan de regering. De vraag is maar of de opgelegde besparingen niet te diep in het vlees snijden en, zoals partijgenoot en minister van Werk Kris Peeters in De Tijd aangaf, justitie niet verlammen.

Bron » De Morgen

Geens gaat trager besparen dan de rest

Als de opgelegde lineaire besparingen doorgevoerd worden, kan Justitie onmogelijk functioneren wegens te weinig personeel. Minister Koen Geens (CD&V) wil het apparaat overeind houden via een kunstgreep: hij gaat eerst minder, en vervolgens meer besparen dan zijn collega’s. Dat bericht De Standaard vandaag.

Alle overheidsdiensten moeten besparen op personeel: 4 procent in 2015, telkens 2 procent in de drie jaren nadien. Voor Justitie is dat een ramp. “Justitie is een logge tanker, die de soepelheid ontbeert om zo’n schok te doorstaan”, luidt het.

Ook de minister beseft dat en heeft daarom een plan uitgedokterd om zonder extra geld – want dat is er niet – zijn departement door de besparingen te loodsen. In plaats van onmiddellijk 4 en vervolgens telkens 2 procent te besparen, wil hij de regering voorstellen om voor Justitie een uitzondering te maken en een ander ritme goed te keuren.

In 2015 bijvoorbeeld 1 of 2 procent, en de daaropvolgende jaren stelselmatig meer. Bedoeling is dat de totale besparing op vier jaar tijd dezelfde blijft, maar draaglijker.

Bron » De Morgen