‘Ik zou hem zo graag in de ogen kunnen kijken en vragen: waarom’

Emmy Sosnowski is de weduwe van de in 1989 vermoorde dokter Wybran. Van Justitie of Buitenlandse Zaken kwam er nog altijd geen telefoon, maar boosheid is haar vreemd. ‘Ik ben al drie dagen exclusief aangewezen op de media. Dat telefoontje, dat zal er wel komen, neem ik aan. Na achttien jaar wachten, steekt het niet op een paar dagen.’

Er is iets in de berichten vanuit Marokko dat Emmy Sosnowski (58) het gevoel geeft dat dit het is, dat piekeren niet meer hoeft. Volgens wat vanuit Marokko doorsijpelt, bekende Abdelkader Belliraj zowel de moord op haar man Joseph Wybran, op 3 oktober 1989, als die op imam Abdullah al-Ahdal, zeven maanden eerder in de grote moskee van Brussel.

De imam had zich kort voor zijn dood gedistantieerd van de fatwa tegen Salman Rushdie. Wybran was voorzitter van het Coördinatiecomité van Joodse Organisaties in België, dé Joodse leider bij uitstek in ons land eigenlijk. Ook hij werd tot ver buiten de eigen kring gewaardeerd voor zijn openheid en zin voor dialoog.

“Ik heb het nu niet over ballistische sporen of daderprofielen”, zegt Emmy Sosnowski. “Wat zo opmerkelijk was, toen al, was dat ze allebei vertegenwoordigers waren van een gemeenschap die heel nadrukkelijk de verzoening predikte. Zij waren wijze, gematigde mannen die openstonden voor de wereld, voor andere geloofsovertuigingen. Ze waren zo gematigd dat ze hinderden, blijkbaar. Al die jaren heb ik het zo opmerkelijk gevonden: die executies, zo kort na elkaar, van twee mannen die vanuit een totaal verschillende achtergrond zoveel met elkaar gemeen hadden.”

Hoopte u nog op een ontknoping?

Emmy Sosnowski: “Ergens heb ik altijd gevoeld dat deze dag er ooit zou komen. Ik klampte me vast aan die hoop en bande de vrees dat ik zou sterven zonder het ooit te weten.”

U had nooit echt veel vertrouwen in het in Brussel gevoerde onderzoek.

“Dat is een groot woord. Het ging gewoon niet vooruit, het leidde tot niets. Tout et n’importe quoi werd beschouwd als mogelijk spoor. Er zijn onderzoeken gevoerd naar collega-artsen in het Erasmusziekenhuis, waar mijn man werkte. De geringste onenigheid werd uitvergroot tot mogelijk motief.”

“Ik heb alle mogelijke theorieën zien ontstaan en geen enkele leek me ooit plausibel. Dus nee, dan heb je er na een tijdje geen goed oog meer in. Op zeker moment is namens de Joodse gemeenschap in België 5 miljoen frank uitgeloofd voor informatie die kon leiden naar de daders. Dat geeft een idee. We hebben dat geld nooit vrij moeten maken.”

U lijkt erg overtuigd dat met Belliraj eindelijk de schuldige gevonden is, terwijl het eigenlijk nog altijd wachten is op het eerste officiële stuk uit Marokko.

“U hoort mij het woord schuldige niet gebruiken. Ik ben geen rechter en als nabestaande ben je slecht geplaatst om oordelen te vellen. Als ik zal oordelen, dan zal ik dat doen aan het eind van een proces, waarvan ik hoop dat het er ooit komt. Er valt een last van me af, nu, omdat de informatie coherent klinkt.”

“Geen van de vele sporen en theorieën die ik de voorbije achttien jaar heb zien passeren was gekoppeld aan een aannemelijk klinkend motief. Nu zie ik dat motief wel. Het was, begrijp ik, geen geïsoleerde daad, het had niet te maken met vijandigheid tegen de persoon van Joseph Wybran. Deze daad was gericht tegen verdraagzaamheid.

“Het is nu vooral wachten, wachten. Graag zou ik een naam zien, en een gezicht. En een antwoord krijgen: waarom? Wat heeft u tot deze gruwelijke daad kunnen brengen? Ik hield zielsveel van mijn man. Ik heb zeven jaar van mijn leven met hem mogen delen. Een veelvoud van jaren is inmiddels verstreken, maar ik denk nog elke dag aan hem.”

Liep het onderzoek naar de moord nog?

“In principe wel, het is nooit afgesloten. Dat betekent dat als de verdachte wordt uitgeleverd er alsnog een proces kan komen. Wellicht is de cruciale datum 3 oktober 2009, twintig jaar na datum. Ik weet ook wel: men krijgt zoiets niet geregeld in twee dagen. Wat ik vooral hoop, is dat justitie niet nog eens achttien jaar voorbij laat gaan voor ze deze man uitgeleverd krijgt. Het lijkt me essentieel dat alle middelen worden ingezet opdat dat proces er nog kan komen.”

“Voor mij heeft al wie in België is geboren, welk geloof hij ook heeft en uit welk land zijn ouders ook komen, recht op een eerlijk proces. Ik hoop echt dat als deze man officieel wordt beticht hij zal kunnen beschikken over een correcte verdediging. Zodat we kennis kunnen nemen van alle argumenten en er maximale openheid komt over wat die dag op die parking is gebeurd.”

“De symboliek en betekenis van deze moorden mag echt nooit worden vergeten. Dit was een dubbele aanslag op verzoening, op gematigdheid. Er zit niet zoveel kwaadheid in mij, ik zie mezelf vrij van elk gevoel van revanchisme naar zo’n proces toeleven. Al wat ik wil, is begrijpen. Ook een proces kan een vorm van dialoog zijn.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

“Vrouw terreurleider heeft niets te maken met aantijgingen”

De vrouw van Abdelkader Belliraj, de Belgisch-Marokkaanse inwoner van Evergem die de leider zou zijn van het terreurnetwerk dat werd ontmanteld in Marokko, heeft niets te maken met de zes moorden waarvan haar man verdacht wordt. Dat zegt de advocaat van de familie, meester Abderrahim Lahlali. De raadsman kan alleen via de media vaststellen dat Abdelkader Belliraj bekentenissen afgelegd zou hebben, maar hij wacht op het resultaat van een rogatoire commissie naar Marokko.

Abdelkader Belliraj wordt volgens de Marokkaanse overheid verdacht van zes moorden, die tussen 1986 en 1989 in België werden gepleegd. “Mijn cliënten zijn samen sinds 1991. Ik beklemtoon dat zijn echtgenote dus zeker niets te maken heeft met de aantijgingen van feiten eind de jaren ’80. Over de andere beschuldigingen tegen haar echtgenoot kan ik me nog niet uitspreken.”

“Ik heb nog geen dossierstukken kunnen inzien, maar ik verneem dat er een rogatoire commissie naar Marokko gestuurd zal worden. Ik kan alleen uit de berichtgeving van de pers vaststellen dat meneer Belliraj bekentenissen afgelegd zou hebben, maar daar heb ik geen verdere informatie over”, zegt Lahlali.

De vrouw van Abdelkader Belliraj is in de eerste plaats bezorgd om het welzijn van haar drie minderjarige kinderen, aldus de advocaat. De kinderen gaan in Evergem naar school. Mevrouw Belliraj vraagt aan de media om hen met rust te laten, meldt Lahlali.

Bron » De Morgen

Belgische speurders klaar om naar Marokko te gaan

De Belgische autoriteiten wachten op groen licht van de Marokkaanse collega’s om zo snel mogelijk een Belgische delegatie speurders naar Marokko te sturen. Een rogatoire commissie moet ter plaatse informatie verzamelen over de Belgisch-Marokkaanse terreurverdachten. Dat meldt het federaal parket.

Uitleveringsverdrag

België heeft een uitleveringsverdrag met Marokko en moet eerst een akkoord bereiken met de Marokkaanse autoriteiten alvorens een rogatoire commissie kan vertrekken. De Belgische autoriteiten moeten op hun beurt bepalen welke magistraten aan de rogatoire commissie deelnemen.

Dossier openen

Het federaal parket sluit daarbij niet uit dat er in België een dossier wordt geopend dat dan gelinkt wordt aan het terreurnetwerk van Abdelkader Belliraj. De Belgisch-Marokkaanse leider van het terreurnetwerk dat begin deze week werd ontmanteld in Marokko, en die verdacht wordt van zes moorden in België tussen 1986 en 1989, zou onder meer een vertegenwoordiger van de Joodse gemeenschap en twee moslims hebben vermoord die zich hadden verzet tegen de fatwa tegen Salman Rushdie.

Delegatie

De Belgische delegatie zou vermoedelijk bestaan uit leden van de federale politie van Brussel, onderzoekers van de sectie terrorisme en politieagenten die met de dossiers zijn belast. De datum waarop de delegatie vertrekt, ligt nog niet vast. Daarop is het wachten op een akkoord van de Marokkaanse autoriteiten.

Bron » De Morgen

Terrorist pleegde politieke moorden

De in Marokko gearresteerde Belg Abdelkader Belliraj (51) zou bekentenissen hebben afgelegd over de dubbele moord in de grote moskee van Brussel in 1989, over de executie van de Joodse arts Joseph Wybran en de moord op een lid van de Saoedische ambassade, datzelfde jaar. Het waren telkens uitgesproken politieke moorden waarvoor justitie bijna 19 jaar lang in het duister tastte.

Zowel de executie van de erg gematigde imam Abdullah al-Ahdal en zijn bibliothecaris als die van dokter Wybran gaven in 1989 aanleiding tot verontwaardigde reacties en ook jarenlange strafonderzoeken waarbij kosten noch moeite werden gespaard. Maar ze leverden niks op. Er waren vermoedens dat beide moordpartijen, en ook die op de medewerker van de Saoedische ambassade, door één groep waren gepleegd. En die lijken nu te worden bevestigd.

Volgens de Marokkaanse regering bekende Belliraj zes tussen 1986 en 1989 in België gepleegde moorden, waarvan het bij twee nog steeds gissen is naar namen van slachtoffers. Belliraj zou na 1989 zijn overgeschakeld op acties die er vooral op waren gericht moslimterreur elders in de wereld te financieren. Op de lijst van 32 verdachten prijken naast die van Belliraj de namen van nog twee andere Belgen, onder wie Abdellatif Bekhti.

Hij werd als enige tot 20 jaar cel veroordeeld voor betrokkenheid bij een spectaculaire geldoverval op een depot van Brink’s Ziegler in Luxemburg op 17 april 2000. Er werd toen 17,5 miljoen euro buit gemaakt. De man werd in 2003 uit een Luxemburgse gevangenis bevrijd door een gewapend commando. De bende, zo lijkt het nu, herhaalde het kunstje op 24 november 2005 met een diamantroof bij FedEx op de luchthaven Brucargo in Zaventem.

Het Marokkaanse ministerie van Binnenlandse Zaken linkt de groep rond Belliraj aan Al Qaida en zegt dat ze nog meer overvallen pleegde waarbij de buit, vaak goud en juwelen, versmolt en verkocht werd om vanuit België de internationale terreur te financieren. De Belgische politiediensten werden compleet verrast door de berichten uit Marokko. Belliraj was bij de Gentse politie enkel bekend voor wat wordt omschreven als “een mineur feit”.

Hij woonde al jaren in een rustige villawijk in Evergem en liet op niemand een bijzondere indruk na. Het federaal parket opende gisteren pas een onderzoek en hoopt eerstdaags een rogatoire commissie naar Marokko te kunnen sturen. “Om de wettelijke procedure te volgen, moeten we toegang hebben tot het dossier en de originele verklaringen”, zegt Lieve Pellens van het federaal parket. In speurderskringen is te horen dat “alle redenen aanwezig zijn om dit zeer ernstig te nemen”, maar rijzen ook vragen over hoe de Marokkaanse autoriteiten zo snel en zo vlotjes bekentenissen zeggen te hebben verkregen.

“Het is moeilijk voorstelbaar dat als Belliraj echt aan het hoofd zou staan van een groep met zo’n palmares, hij al na één simpele ondervraging door de knieën zou gaan”, aldus een speurder. “We hebben geen zicht op de ondervragingstechnieken in Marokko, maar het is wel sterk.” Gisteren vond een vergadering plaats tussen het federale en het Brusselse parket, waarbij allereerst werd onderzocht in hoeverre de moorden uit 1989 nog niet zijn verjaard. In het geval van Wybran zou dat nog niet het geval zijn.

Familie en sympathisanten bleven nog jaren het parket aanvuren tot meer onderzoek en richtten een steunfonds op waarbij een royale som werd uitgeloofd voor de gouden tip. Over de moord in de moskee is minder duidelijk in hoeverre het parket de nodige stappen zette om de verjaring af te wenden. Van een uitlevering van Belliraj aan België is volgens het federaal parket voorlopig nog geen sprake.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Allebei gematigd, allebei geëxecuteerd

In 1989 werden zowel de eerste vertegenwoordiger van de moslim- als van de Joodse gemeenschap in België geëxecuteerd. Door dezelfde dader, zo lijkt het nu. Maar Abdullah al-Ahdal en Joseph Wybran hadden nog iets anders gemeen. Ze waren allebei buitengewoon gematigd.

Het blijft wachten op concretere gegevens over wat de bekentenissen van Abdelkader Belliraj tegenover de Marokkaanse politie precies inhouden, maar kennissen van dokter Joseph Wybran en imam Abdullah al-Ahdal zijn hoopvol. ‘Het wordt na negentien jaar echt tijd voor waarheid.’

Het is bijna niet te vatten. Negentien jaar lang zou Belliraj erin zijn geslaagd om het vanuit zijn huisje in Doornzele allemaal te doen buiten het zicht van politie en gerecht. Een eindeloze reeks overvallen waarbij de buit moest dienen voor heilige oorlogen, elders in de wereld. Maar vooral: de moordpartijen die in 1989 de regering tot crisisberaad en de oprichting van nationale crisiscellen bewogen.

Brussel, de grote moskee aan het Jubelpark, woensdag 31 maart 1989, iets voor zessen ’s avonds. De enige getuige was een kind van tien dat drie mannen met bivakmutsen zag wegrennen en in een bestelwagen duiken. In zijn kantoor werd het lijk ontdekt van de Saoedische imam Abdullah al-Ahdal (37), in een aanpalende ruimte dat van zijn bibliothecaris Saleh Ben Mohamed Bahri (48). De imam was geëxecuteerd met een nekschot, afgevuurd met een 7,65 mm. Bahri bevond zich wellicht op het verkeerde moment op de verkeerde plaats.

Jarenlang beten speurders zich de tanden stuk op het raadsel. “Men had twee hypothesen”, zegt Johan Leman, destijds goed bevriend met de imam. “Het was de tijd van de door de Iraanse leider Khomeini uitgesproken fatwa tegen schrijver Salman Rushdie. Drie weken voor de moord had de imam voor ophef gezocht door zich daar in een interview met La Libre Belgique openlijk van te distantiëren. Al-Ahdal was geen fan van Rushdie, maar zag de hele commotie vooral als gratis publiciteit voor een slecht boek. Hij was een eigentijdse, open moslim. Hij kreeg vaak het verwijt te veel academicus te zijn en te weinig te luisteren naar wat ‘leeft’ onder de moslims in België.”

Vijf dagen voor de moord had een Arabische stem in een dreigtelefoon aangekondigd wat zou gebeuren. Al-Ahdal had een klacht ingediend wegens doodsbedreiging, maar de daders sloegen toe tussen twee politiepatrouilles in. In speurderskringen werd op zeker ogenblik gedacht aan een Arabische vleesmaffia. “De imam, dat weet ik nog goed, had problemen met de wijze waarop vanuit de moskee certificaten werden afgeleverd om vlees halal te verklaren”, zegt Leman. “Sommigen verdienden daar veel geld mee, en hij wilde een coherenter systeem.”

Tot vandaag vraagt Leman zich af hoe het zou zijn als Abdullah al-Ahdal er nog zou zijn. “Hier hadden we nu iemand die het echt meende met die gematigde, eigentijdse islam. Een gedoe als met de Moslimexecutieve zoals we het uiteindelijk hebben gekend, die verkiezingen, de fraude: ik geloof nooit dat het onder al-Ahdal had gekund. In die tijd stond men er te weinig bij stil hoe bijzonder die man was. Hij was heel timide, zocht nooit echt de aandacht.”

Anderlecht, 3 oktober 1989, de parking van het Erasmusziekenhuis van de ULB. Net voor hij in zijn wagen wil stappen wordt de Joodse dokter Jospeh Wybran van dichtbij met een 7,65 mm neergekogeld door een man op een brommer. Ook hier: veel hypothesen, nooit een concreet spoor. Wybran was een erg gerespecteerde medicus, hij lag in de vroege jaren tachtig in het Erasmusziekenhuis aan de basis van één van de eerste centra waar werd gewerkt aan gespecialiseerde opvang van hiv-patiënten. Op zijn begrafenis verscheen de halve federale regering.

Een jaar voor zijn dood was Wybran voorzitter geworden van het Coördinatiecomité van Joodse Organisaties in België. Na de moord werd gedacht aan een verband met zijn prominente rol in de strijd tegen plannen voor een karmelietessenklooster naast het concentratiekamp in Auschwitz. Toen de aanslag twee dagen na de moord vanuit Beiroet werd opgeëist door de onbekende islamitische groep Soldaten van de Waarheid, dachten veel van zijn sympathisanten aan een smakeloze grap. Het concept moslimterreur was in 1989 nog niet echt ingeburgerd.

Omdat het Brusselse parket naar hun mening de moed wat al te snel had opgegeven loofden sympathisanten en familieleden begin jaren negentig een fortuin uit voor de gouden tip, maar dat bracht vooral veel fantasten op de been. “Als wordt bevestigd wat we nu horen, dan zaten wij dus fout”, zegt Jean-Louis Vanherweghem, ex-collega en mee bezieler van diverse manifestaties waarmee de Joodse gemeenschap al bijna 19 jaar lang de herinnering aan Wybran levendig tracht te houden.

In Anderlecht is een straat naar hem genoemd, aan de ULB een auditorium. “Veel mensen binnen de Joodse gemeenschap in België wachten al lang op antwoorden”, zegt Vanherweghem. “Ergens hopen we dat er snel bevestiging komt van de berichten uit Marokko. Men wil dit kunnen afsluiten, kunnen begrijpen.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck