Militaire veiligheid krijgt meer armslag dan staatsveiligheid

Belgische militairen krijgen meer mogelijkheden om bij crisissituaties in het buitenland afluisteroperaties uit te voeren. Het voorstel van minister van Defensie André Flahaut (PS) om de militaire veiligheidsdienst in staat te stellen alle vormen van communicatie af te luisteren, is gisteren goedgekeurd door de ministerraad. Met de kritiek van de Raad van State, die het wetsontwerp in strijd acht met het internationaal recht (DM 02/09), en van de commissie voor de bescherming van de privacy hield de regering geen rekening.

Premier Verhofstadt verdedigde gisteren de beslissing met het argument dat “de maatregel werd genomen in uitvoering van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie-Rwanda”. Kenners weten dat de Belgische blauwhelmen destijds bijvoorbeeld niet in staat bleken om het telefoonverkeer van en naar de haatzender Radio Mille Collines af te luisteren. Het voorontwerp van Flahaut is precies bedoeld om de veiligheid van onze eigen troepen en die van bondgenoten tijdens opdrachten in het buitenland te verzekeren, alsook ter bescherming van de in het buitenland verblijvende Belgen.

Momenteel mag de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de krijgsmacht (Adiv) uitsluitend militaire radiocommunicatie in het buitenland onderscheppen. Die bevoegdheid wordt nu uitgebreid tot het afluisteren van alle moderne communicatiemiddelen, zoals gsm’s, elektronische post via internet, communicatie per satelliet, eventueel in combinatie met “geavanceerde cryptografische middelen”. Meteen krijgt de Adiv meer bevoegdheden dan zijn burgerlijke tegenhanger de staatsveiligheid, die momenteel nog geen afluisteroperaties mag uitvoeren.

Vooral de groene staatssecretarissen Eddy Boutmans (Agalev) en Olivier Deleuze (Ecolo) hadden grondige bezwaren tegen het voorstel. Ze wisten de beslissing een week uit te stellen en enkele kleinere toegevingen uit de brand te slepen. Maar in het huidige klimaat van antiterrorisme als gevolg van de aanslagen van 11 september is het niet makkelijk om tegen de stroom in te roeien, zo valt te vernemen in de omgeving van de groene bewindslieden. Minister Flahaut stelt dat sinds 11 september “de nood aan samenwerking tussen de verschillende inlichtingendiensten groter is geworden”.

De eerste tekst van Flahaut voorzag dat de chef defensie (de nieuwe benaming van de stafchef van het leger) de controle heeft over afluisteroperaties. “De Adiv legt ieder jaar, bij het begin van de maand december, voor toelating aan de chef defensie een lijst voor met organisaties of instellingen die het voorwerp zullen uitmaken van interceptie van hun communicaties tijdens het komende jaar”, aldus het voorstel. “Deze lijst vermeldt voor iedere interceptie de motivering en de voorziene duur. Binnen de vijf werkdagen neemt de chef defensie een beslissing en deelt deze mede aan de Adiv.”

De militaire veiligheid maakt vervolgens de jaarlijkse lijst over aan het Comité I, het orgaan dat namens het parlement de inlichtingendiensten moet controleren. In de uiteindelijke tekst die door de ministerraad werd goedgekeurd, is het niet langer de chef defensie maar de minister van Defensie, de politieke verantwoordelijke dus, die zijn toelating moet geven voor het afluisteren.

Met de bezwaren van de Raad van State, die opwierp dat de tekst in strijd is met het internationaal recht en met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, houdt ook de definitieve tekst echter geen rekening. Ook het nochtans vernietigende advies van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levensfeer, legt de regering naast zich neer. Elke vorm van afluisteren van communicatie is volgens dit advies “een inbreuk op het privé-leven van het individu en een schending van het briefgeheim” en is enkel mogelijk onder strikte voorwaarden.

“Het feit dat de intercepties voornamelijk gericht zijn op communicatie die in het buitenland wordt verstuurd, geeft de Belgische staat niet het recht om aan deze principes te ontsnappen”, stelt het advies. “Het is evident dat dergelijke communicatie bestemd kan zijn voor een Belgische burger. Zelfs indien het afluisteren in het buitenland gebeurt en enkel buitenlandse burgers worden geviseerd, blijft de Belgische staat gebonden aan de verplichtingen van de Europese Conventie.”

Bron » De Morgen

Duquesne richt nieuwe veiligheidsdienst op bij Binnenlandse Zaken

Minister van Binnenlandse Zaken Duquesne wil in de schoot van het ministerie van Binnenlandse Zaken een nieuwe veiligheidsdienst oprichten. Dat heeft hij in de Senaat verteld. Een uitgebreide ‘federale directie voor openbare veiligheid’ moet de zogenaamde antiterroristische gemengde groepering vervangen, die zich louter richtte op terrorismebestrijding.

In de federale directie, die meer bevoegdheden zal krijgen dan de antiterrorismecel en alle aspecten van de openbare orde onder de loep nemen, zetelen vertegenwoordigers van verschillende diensten: de federale politie, de staatsveiligheid, de militaire inlichtingendienst, de algemene rijkspolitie, de Dienst Vreemdelingenzaken, het federale parket en een vertegenwoordiger van Buitenlandse Zaken.

Duquesne sluit niet uit dat de directie aangevuld kan worden met experts. De nieuwe federale directie zal in geval van noodsituaties niet enkel met de minister van Binnenlandse Zaken, maar ook met diens collega van Justitie in contact staan. De directie moet een soort kruispunt worden, waar informatie vanuit de verschillende veiligheidsdiensten samenvloeit. Volgende week is een overleg gepland met minister Verwilghen.

Duquesne verklaarde verder dat er een nieuwe task force werd opgericht binnen de Dienst Vreemdelingenzaken, waarin de staatsveiligheid, Justitie en Buitenlanse Zaken vertegenwoordigd zijn. Het is de bedoeling de stromen buitenlanders beter te controleren.

De minister zei ook verheugd te zijn dat er na de aanslagen in New York een grotere politieke consensus bestaat voor de uitbreiding van de staatsveiligheid en om een nieuwe wet op de telefoonaftap mogelijk te maken.

Bron » De Morgen

Geen terrorist te bespeuren, maar antiterreurdiensten tuimelen over elkaar

Niet minder dan vijf politie- en inlichtingendiensten houden zich in ons land bezig met de bestrijding van terrorisme. Volgens de senaatscommissie Binnenlandse Zaken is dat te veel van het goede, temeer omdat hun werk “overlappingen” vertoont. Bovendien ontbreekt het aan coördinatie en aan een centraal aanspreekpunt voor buitenlandse antiterreurdiensten.

“De samenwerking met de Belgische diensten brengt ons soms in een lastig parket”, vertelde Rafaël Martinez, attaché Binnenlandse Zaken bij de Spaanse ambassade in Brussel, aan de senaatscommissie. “Wanneer ik van de diensten in Madrid verneem dat er een verdacht persoon zal aankomen, neem ik contact op met álle bevoegde Belgische diensten. Maar het gebeurt dat men zoveel tijd verliest, dat de betrokkene reeds opnieuw verdwenen is voor men tot observatie kan overgaan.”

Bij de federale politie bestaat er sinds de recente politiehervorming de dienst Terrorisme en Sekten, een dienst op federaal niveau die de gerechtelijke onderzoeken coördineert. Voor een deel heeft die dienst dezelfde opdrachten en bevoegdheden als de Antiterroristische Gemengde Groep (AGG), beter bekend onder het Franse letterwoord GIA, die al bestaat sinds 1984 en eveneens coördinerend optreedt. Daarnaast is er de dienst Terrorisme en Openbare Orde (Terop), een operationale eenheid van de gedeconcentreerde federale politie in Brussel, die zowel werkzaam is op het terrein als op het vlak van het verzamelen van inlichtingen. Ten slotte zijn ook nog de Staatsveiligheid en de militaire veiligheidsdienst betrokken bij de bestrijding van het terrorisme.

“Al die bevoegdheidsoverlappingen zijn natuurlijk niet bevorderlijk voor de efficiëntie”, meent VLD-senator Paul Wille. “In verscheidene diensten worden bijvoorbeeld dezelfde analyses gemaakt, wat tijdverlies is en de kwaliteit van de informatie in het gedrang kan brengen.” Samen met commissievoorzitster Anne-Marie Lizin (PS) stelde Wille gisteren het terrorismeverslag van de senaatscommissie voor, gebaseerd op een studiedag die de senaat over het onderwerp organiseerde.

In hun rapport vragen de senatoren de oprichting van een gespecialiseerde eenheid voor de bestrijding van het terrorisme, al dan niet bestaande uit (leden van) de huidige diensten. Volgens rapporteur Wille is minister van Binnenlandse Zaken Antoine Duquesne (PRL) zich van het probleem bewust en wil hij er op korte termijn iets aan veranderen. Een mogelijkheid is het afschaffen van een van de twee coördinerende diensten. “Als de regering in de komende weken geen initiatief neemt, moet het parlement zijn verantwoordelijkheid nemen”, meent Lizin.

Bij de start van het Europese voorzitterschap oordeelde de senaatscommissie het nuttig om de doeltreffendheid van het bestaande instrumentarium kritisch door te lichten. “Tenslotte is antiterrorisme voor twee lidstaten, Ierland en Spanje, dagelijkse kost”, weet Lizin. “De specifieke positie van Brussel moet ons doen nadenken”, waarschuwt Wille. “Na New York vind je in Brussel de grootste concentratie van VIP’s. De link naar terrorisme ligt voor de hand.”

Alle bestaande Belgische diensten pleiten voor meer personeel en bijkomende technische mogelijkheden, zoals het afluisteren van telefoongesprekken en de toegang tot bepaalde gegevens. De senaatscommissie is niet ongevoelig voor hun argumenten, maar stelt “dat er geen enkele vorm van toezicht wordt uitgeoefend op dat soort activiteit”. Bijzondere technieken kunnen volgens de commissie enkel via een wettelijke regeling en controle, bijvoorbeeld door het Comité I, het orgaan dat in opdracht van het parlement de inlichtingendiensten controleert.

Bron » De Morgen

Wetgever regelt opvragen persoonsgegevens door inlichtingendiensten

Bestond er tot voor kort onduidelijkheid over het opvragen van persoonsgegevens door de militaire inlichtingendienst, sinds vorige maand weten alle betrokkenen waar ze aan toe zijn. Twee Koninklijke Besluiten bepalen uitdrukkelijk wie de informatie mag opvragen, met welk doel en op welke manier dat dient te gebeuren. Binnenkort volgt een soortgelijke regeling voor informatieverzoeken van de staatsveiligheid.

De besluiten hebben betrekking op het meedelen door de gemeenten van informatie uit het rijks-, bevolkings- en vreemdelingenregister aan de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht, in de volksmond de militaire inlichtingendienst. Zijn taken en bevoegdheden werden eind vorig jaar vastgelegd in een organieke wet. Hij bevat volgens een bron bij Defensie vier opdrachten. Die hebben betrekking op het inwinnen van informatie over elke activiteit die een bedreiging vormt of kan vormen voor de onschendbaarheid van het Belgisch grondgebied, voor de militaire veiligheid en -systemen en voor veiligheidsonderzoeken.

Om die opdrachten naar behoren te kunnen uitvoeren bepalen de twee KB’s dat gemeenten de inlichtingendienst op zijn verzoek informatie moeten meedelen uit de registers met gegevens van natuurlijke personen. Zijn dat het bevolkings- of vreemdelingenregister, dan wordt de informatie schriftelijk verstrekt, enkel aan agenten van de inlichtingendienst. Gaat het om gegevens uit het rijksregister, dan gebeurt de uitwisseling van informatie niet meer schriftelijk maar krijgt de chef van de dienst zelf toegang. Hij kan agenten aanwijzen die hetzelfde voorrecht genieten. De informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor het opgegeven doel.

De KB’s worden binnen de militaire inlichtingendienst beschouwd als de eerste verdienste van de kersverse generaal-majoor José Michaux. Al doen ze in feite niets anders dan de bestaande praktijk vastleggen, toch waren er volgens een ingewijde op bepaalde punten grijze zones die vragen opriepen. “De KB’s maken daar een einde aan. Ze zijn goed voor zowel de dienst als voor de burgers”, reageert hij. “Iedereen weet nu waar hij aan toe is.”

De man herinnert eraan dat de Raad van State zich in het verleden herhaaldelijk uitsprak over het ontbreken van een wettelijke regeling voor het opvragen van informatie uit voornoemde registers door inlichtingendiensten. Een belangrijke materie, omdat met het verstrekken van de gegevens telkens een inbreuk wordt gemaakt op de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 1992, die ook de verwerking van persoonsgegevens regelt.

Bron » De Morgen

Regering wil geheimhouding wettelijk regelen

In het parlement wordt de laatste hand gelegd aan een wetsontwerp waardoor voor het eerst sommige overheidsdocumenten kunnen worden bestempeld als vertrouwelijk, geheim of zeer geheim. De regering wil zelf bepalen welke criteria de veiligheidsdiensten hiervoor zullen hanteren. ‘Zo’n doofpotbepaling heeft in ons land nooit eerder bestaan’, reageert Agalev-senator Eddy Boutmans. ‘Allerlei staatscriminaliteit dreigt zo aan ieder gerechtelijk onderzoek te worden onttrokken.’

Het wetsontwerp ‘betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen’ werd op 3 juni jl. goedgekeurd in de Kamer en wordt momenteel behandeld in de Senaat. De tekst voorziet in de invoering van een gradueel oplopende graad van bescherming van informatie, documenten of gegevens waarvan de “niet-geëigende aanwending” schade kan toebrengen aan de fundamentele belangen van de staat, zoals de verdediging van het grondgebied en de militaire defensieplannen, de opdrachten van het leger, de interne en externe veiligheid van de staat, met inbegrip van het domein van de kernenergie, het voortbestaan van de democratische en grondwettelijke orde, de veiligheid van Belgische onderdanen in het buitenland en “het wetenschappelijk en economisch potentieel” van België.

Enkel wie in het bezit is van een overeenstemmende veiligheidsmachtiging krijgt voortaan toegang tot dergelijke informatie. Het wetsontwerp bepaalt hoe en door wie deze veiligheidsattesten zullen worden uitgereikt. Dit kan enkel na een veiligheidsonderzoek door de Staatsveiligheid of de militaire veiligheidsdienst. In principe moet de betrokkene hiermee vooraf instemmen, omdat zo’n onderzoek een inbreuk is op zijn privacy en die van de mensen in zijn directe omgeving.

Met dit onderzoek willen de inlichtingendiensten nagaan of iemand voldoende waarborgen biedt inzake loyauteit, integriteit en discretie. Wie niet akkoord is met het resultaat van het veiligheidsonderzoek en bijvoorbeeld geweigerd wordt, kan hiertegen beroep aantekenen bij het Comité I.

Senator Boutmans is niet te spreken over het plan van de regering. “Je ziet zo dat pakweg de wapenhandel al snel in de sfeer van geheime documenten zal terechtkomen”, meent Boutmans. “Parlementsleden die hierover moeilijke vragen willen stellen, zullen het dus niet gemakkelijk krijgen. Personen die geheime documenten in hun bezit hebben, worden ook strafbaar als ze die bekend maken. Hoe een onderzoeksrechter die geheim verklaarde documenten in beslag kan nemen, wordt nergens vermeld.”

“Blijkbaar krijgt de regering nu de mogelijkheid om gegevens aan gerechtelijk onderzoek te onttrekken. Deze wet zal leiden tot het geheim verklaren van vervelende documenten, met als enige bedoeling gerechtelijk onderzoek tegen te houden. In de toekomst zal inbeslagneming in corruptiezaken genre Agusta/Dassault niet simpel zijn: het gaat immers over defensie en dus zullen heel wat documenten voortaan als geheim geclassificeerd worden.”

Bron » De Morgen