En weer duikt zijn naam op in de speurtocht naar de Bende van Nijvel. Philippe De Staerke, de gangster die verraden werd door zijn ex

Met de arrestatie van oud-speurders François A. (70) en Philippe V. (62) in het onderzoek naar de Bende van Nijvel, is nog maar eens de naam opgedoken van een oude bekende in het dossier: Philippe De Staerke (61). Hij is de enige die ooit in verdenking werd gesteld voor de Bende-overvallen. Dat hij ook effectief bij de brutale overvallen betrokken was, kon nooit worden bewezen. Maar wie is die De Staerke ook weer en waarom werd hij aan de Bende gelinkt?

Het nieuwe speurdersteam denkt dat François A. of zijn collega Philippe V., de twee ex-rijkswachters die nu in de cel zitten, in 1986 werden getipt door een lid van de misdaadbende rond de zigeunerfamilie De Staerke over de wapens die in het kanaal van Ronquières waren gedumpt.

François A. was voor zijn overplaatsing naar de BOB (Bewakings- en Opsporingsbrigade) van Halle in Brussel aan de slag, waar hij een collega was van eerder aan de Bende gelinkte oud-rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer. Zowel V. als A. kwamen ruim dertig jaar geleden beroepsmatig in contact met De Staerke en de Bende van Baasrode, die in de jaren 70 en 80 heel wat gewapende overvallen pleegden.

Het nieuwe speurdersteam wil nu zowel V. als A. ondervragen over de clan De Staerke, en over de vraag of die ooit informatie getipt hebben. Meer bepaald over de wapens die werden gevonden in het kanaal van Ronquières en die daar, zo bleek na wetenschappelijk onderzoek, maar kort voor de vondst waren gedumpt. De speurders verdenken de rijkswachters van manipulatie van het onderzoek.

Philippe – alias Johnny – De Staerke is de enige crimineel die ooit in de cel zat op verdenking van de overvallen van de Bende van Nijvel. Hij verklaarde ooit zelf aan medegedetineerden dat hij 28 moorden op zijn geweten had. Maar later trok hij die verklaring weer in en in het voorjaar van 2001 werd hij officieel buiten vervolging gesteld. Toch was zijn naam nooit helemaal weg te denken uit het omvangrijke dossier.

Verraden door ex-vriendin

De Staerke komt uit een zigeunerfamilie. Dat hij niet op het rechte pad zou blijven, stond in de sterren geschreven. Zijn vader, broers en zus zijn allemaal met het gerecht in aanraking gekomen. Maar Philippe is de bekendste, de meest beruchte ook. Al heeft hij altijd beweerd dat hij nooit iemand heeft neergeschoten bij de feiten die hij pleegde.

In een echt huis hebben ze nooit gewoond, de De Staerkes. Altijd in woonwagens. In de streek rond Brussel en in de regio’s Aalst en Dendermonde. Het is daar dat hij als twintiger de Bende van Baasrode oprichtte, gespecialiseerd in gewapende overvallen. Vooral op banken, postkantoren en warenhuizen. Het leverde hen genoeg geld op om nooit te hoeven werken.

Begin 1986 was hun rijk uit. Na een overval op een Delhaize in Lokeren werden ze ontmaskerd. Bendeleider ‘Johnny’ De Staerke werd in 1987 veroordeeld tot twintig jaar cel, maar na twaalf jaar kwam hij vrij.

Niet voor lang. Want voor het gerecht was De Staerke zo goed als zeker ‘de Reus’ van de Bende van Nijvel. Zijn toenmalige vriendin Yvette V. had tijdens zijn gevangenschap aan de speurders verklaard dat zij en Philippe enkele uren vóór de overval op de Delhaize in Aalst op verkenning waren geweest in en rond het warenhuis.

Maar er was meer. De Staerke kende de streek, was het gewoon om gewapende overvallen te plegen en kon met wapens omgaan. Na hun laatste overval, op de Delhaize van Lokeren, vluchtten ze weg met een gestolen BMW. Er was geknoeid met het elektronische contact. De cel-Delta van onderzoeksrechter Freddy Troch onderzocht de BMW en stelde vast dat de contacthendel de contactsleutel op exact dezelfde manier verving als bij de overvalwagens van de Bende van Nijvel. En net als bij de VW Golf die in het Bois de la Houssière, in Henegouwen, was teruggevonden na de Bende-overvallen, was de achterbank verwijderd om plaats te maken voor de schutter die vanuit de koffer eventuele achtervolgers onder vuur moest nemen. Typisch voor de Bende van Nijvel.

In de BMW werden ook sporen aangetroffen van Legiamunitie uit een riotgun, een uitzonderlijk wapen in die tijd. Gebruikt door, jawel, de Bende van Nijvel.

Om stoer te doen

Bij een huiszoeking in zijn woonwagen werden onder meer wapens en carnavalsmaskers gevonden, die bij enkele Bende-overvallen waren gebruikt. Maar De Staerke had voor alles een uitleg klaar. Alles werd gebruikt voor bank- en postovervallen met de Bende van Baasrode, zeker niet voor de overvallen van de Bende van Nijvel.

In maart 1991 schreef De Staerke een brief naar pers en gerecht: ik was lid van het moordcommando, zei hij daarin. Hij werd uit zijn cel gehaald voor een nieuw verhoor. “Dat was om stoer te doen”, verklaarde hij aan de onderzoeksrechter in Charleroi, die het dossier had overgenomen van collega Freddy Troch in Dendermonde.

De Staerke is, nadat hij in 2001 buiten vervolging werd gesteld in het dossier, uit handen van het gerecht gebleven. Hij werkt en heeft een vaste vriendin.

In een zeldzaam interview dat hij ons in 2001 gaf, zei De Staerke dat ze geen enkel bewijs tegen hem hadden en dat DNA-onderzoek hem volledig had vrijgepleit. Hij maakte zich toen ook kwaad en zei: “Ik ben geen lafaard die op kinderen schiet”, zoals bij de overvallen van de Bende van Nijvel.

Het is nog niet duidelijk of de speurders hem nu opnieuw zullen verhoren over zijn eventuele banden met de nu gearresteerde ex-rijkswachters.

Bron » Het Nieuwsblad

Opnieuw oud-speurder Bende van Nijvel aangehouden: “Ik denk dat het crimineel milieu schrik krijgt”

In het onderzoek naar de Bende van Nijvel is ook François A., een 70-jarig ex-lid van de BOB uit Halle, aangehouden door de onderzoeksrechter in Charleroi. Dat bevestigt het federaal parket. Slachtoffer David Van de Steen reageert “hoopvol maar voorzichtig”. “Er zijn heilige huisjes aan het sneuvelen in het onderzoek naar het onderzoek. Ik denk dat er binnen het crimineel milieu mensen schrik aan het krijgen zijn.”

Vorige week werd de voormalige speurder van de Delta-cel, Philippe V., al aangehouden. Philippe V. wordt ervan verdacht betrokken te zijn bij een mogelijke manipulatie van het onderzoek rond de vondsten in het kanaal van Ronquières in november 1986. Ook François A., die deel uitmaakte van de Waalse onderzoekscel, wordt daarvan verdacht.

Tipgever

De 70-jarige A. werd gisterenavond door de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat geplaatst. Net als V. is hij in verdenking gesteld voor als lid van een politiedienst informatie achtergehouden te hebben, en voor deelname aan een vereniging van misdadigers met het oogmerk om misdrijven te plegen. Voor beiden betekent dat niet dat ze verdacht worden van lidmaatschap van de Bende van Nijvel.

De huidige speurders denken dat V. of A. een tipgever had, die mogelijk meer weet over de Bende van Nijvel.

“Duistere contacten”

Bende-slachtoffer David Van de Steen, die bij de overval op de Delhaize in Aalst op 9 november 1985 zijn ouders en zus verloor, stelt in een reactie op de aanhouding dat er de voorbije maanden veel gesprekken zijn geweest tussen de oude en nieuwe speurders. “De cel Delta is altijd achter V. blijven staan, maar over A. wordt gezegd dat hij duistere contacten had. Ik denk dat er binnen het crimineel milieu mensen schrik aan het krijgen zijn. Misschien komt men via de man op het goede spoor terecht.”

Van de Steen vraagt zich af op basis van welke info de piste van manipulatie opnieuw actueel werd. “De piste is niet nieuw en zes, zeven jaar geleden dacht men al de oplossing gevonden te hebben. Ik blijf voorzichtig, we zijn al te veel teleurgesteld geweest.”

Waarover gaat het juist?

In de zwaaikom in Ronquières werden op 6 november 1986 zakken ontdekt met bewijsmateriaal. Er werden een kogelwerend vest, een pistool dat van een agent was gestolen, en munitie aangetroffen. De vondst werd gedaan door de Delta-cel onder leiding van de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch, nadat Waalse speurders bij een eerdere speuractie een jaar ervoor niets hadden gevonden.

Maar een onderzoek van de bewijsstukken, door de onderzoeksrechter gevraagd in 2009, toonde aan dat de gevonden voorwerpen, die nog in goede staat waren, pas kort voor de vondst in het water waren gegooid. Het federaal parket stelt dat de zakken “niet langer dan 24 of 48 uur” in het water lagen.

Philippe V. verklaarde in 1997 in het parlement aan de Tweede Bendecommissie dat hij een aantal pv’s herbekeken had, waaruit bleek dat de zwaaikom de eerste keer op een amateuristische manier doorzocht was. V. stelde later dat hij het bewuste proces-verbaal kreeg van François A. Die ontkende eerst dat hij het pv overmaakte, maar gaf dat later wel toe tijdens een confrontatie. De speurders willen klaarheid krijgen of A. de man was met de informant, en of hij mogelijk V. gebruikte om opnieuw te laten duiken.

Tussen V. en A. waren er ten tijde van het bende-onderzoek in de jaren 80 al regelmatige contacten, maar tussen de cel Delta en de Waalse speurders waren er conflicten over de aanpak van het onderzoek. Volgens de eerdere verklaringen van de ex-speurders heeft François A. zonder medeweten van zijn oversten het pv gekopieerd, en dan in een café in Brussel aan Philippe V. bezorgd. Die manier van werken zou nodig geweest zijn wegens de concurrentie tussen de speurdersteams in Vlaanderen en Wallonië.

Nieuwe confrontatie

Het is niet duidelijk of V. en A. in hun recente verhoren bij die verklaringen gebleven zijn, maar volgens hun advocaten ontkennen ze de beschuldigingen van manipulatie. Mogelijk zullen de ex-speurders opnieuw met elkaar geconfronteerd worden.

Bron » Het Laatste Nieuws

Tueries du Brabant : Le rapport de l’INCC est-il manipulé?

L’ex-gendarme Philippe Vermeersch est accusé de dissimuler le nom d’un informateur qui pourrait mener aux tueurs du Brabant. Ceci dans le contexte des fouilles de Ronquières en 1986 que les enquêteurs disent avoir été manipulées en s’appuyant sur un rapport de l’INCC. Mais n’est-ce pas ce même rapport qui est manipulé?

L’interpellation et la mise sous mandat d’arrêt de Philippe Vermeersch (62 ans), l’ancien adjudant de gendarmerie membre de la cellule Delta de Termonde, autrefois chargée d’une partie des investigations sur les tueries du Brabant, a provoqué la sensation la semaine dernière. Et ce mardi matin, c’est un autre gendarme retraité, F.A., qui a lui aussi été entendu par les policiers fédéraux de Charleroi qui enquêtent sur le dossier des tueries. Ces énièmes “rebondissements” de l’affaire sont à mettre en relation directe avec la découverte, en novembre 1986, dans le canal Bruxelles-Charleroi à Ronquières, d’importantes pièces à conviction.

À l’époque, le groupe Delta placé sous la direction du juge Freddy Troch qui instruisait notamment le dossier de la tuerie d’Alost, était parvenu à retirer des eaux canalisées une partie de l’arsenal et du butin des tueurs (Des armes impliquées dans les faits de 1982-1983; des morceaux de gilets pare-balles volés à Tamise en 1983; des chèques dérobés au Delhaize d’Alost), le tout emballé dans des sacs en plastique. Selon la version adoptée depuis longtemps, c’est la nuit du 10 au 11 novembre 1985, soit le lendemain de l’attaque d’Alost, que les auteurs se sont débarrassés de ces pièces compromettantes en les balançant dans la voie d’eau. Le sondage de celle-ci n’avait toutefois pas permis de les retrouver.

Ce n’est donc qu’un an plus tard qu’elles avaient été remontées à la surface, à la faveur d’une nouvelle plongée réalisée cette fois à l’initiative de la cellule Delta et confiée aux plongeurs militaires du 6e bataillon de génie de Burcht. Les enquêteurs de Termonde ainsi que le juge Troch ont toujours expliqué que ce qui les avait incité à resonder la vase de Ronquières, c’est la relecture de procès-verbaux établis par leurs collègues de Nivelles (en charge d’autres faits reliés aux tueries) au sujet de témoignages relatifs aux agissements de la nuit du 10 au 11 novembre 1985 qu’ils ignoraient. Or, chez Delta, c’est Philippe Vermeersch qui aurait reçu copie de ces P.V. par l’entremise de F.A., membre à l’époque de la BSR de Hal. C’est du moins la version maintenue à toute force par Vermeersch et les anciens de Delta.

Seulement voilà : à la cellule Brabant Wallon de Charleroi (CBW), on ne croît pas à cette histoire. Depuis 2014, les responsables de l’enquête, singulièrement le procureur du Roi de Liège, Christian De Valkeneer (parti depuis), et la juge d’instruction Martine Michel, affirment en substance que la “pêche miraculeuse” de 1986 est le fruit d’une manipulation. Ils disent avoir acquis la conviction que ce ne sont pas les fameux P.V. qui ont conduit Delta à Ronquières, mais quelqu’un (un informateur) que Philippe Vermeersch cacherait. D’où la charge de “rétention d’information” retenue contre lui. Une accusation gravissime, puisqu’elle suggère que l’ex-gendarme détiendrait un tuyau permettant peut-être d’identifier une personne ayant su où trouver les armes des tueurs du Brabant.

Pour étayer leur conviction, les magistrats et les enquêteurs carolos qui parlent de “certitude scientifique” depuis quatre ans, disent s’appuyer sur une analyse de l’INCC (Institut national de criminalistique et de criminologie), laquelle montrerait que les éléments matériels repêchés à Ronquières n’ont pas pu séjourner au fond du canal une année durant (entre 1985 et 1986), mais quelques jours tout au plus. Ceci en raison de l’état de dégradation trop peu avancé des pièces, notamment le degré de conservation des chèques volés à Alost. Et puis, surtout, il est question d’une tache de sang au niveau du col d’un gilet pare-balles, une trace génétique potentiellement attribuable à l’un des tueurs. Cette trace, nous dit-on, n’aurait jamais pu fournir un ADN exploitable si elle avait été immergée plus de quelques jours.

Le rapport escamoté de l’INCC

Selon les informations de Paris Match, recoupées à plusieurs sources, la “certitude scientifique” dont on se prévaut à Charleroi n’existe pas. Elle doit en tout cas être fortement nuancée dès lors que l’on fait dire à l’analyse de l’INCC ce qu’elle ne dit pas. En revanche, celle-ci contient des informations importantes étonnamment passées sous silence. Au sujet des chèques tout d’abord. L’Institut a procédé à des tests sur site, mais sans pouvoir maîtriser totalement les paramètres de l’époque et les conditions de conservation durant vingt-huit ans. Dès lors, les experts de la police scientifique n’ont pas été en mesure d’exprimer de résultats scientifiquement valables. Pourquoi ne le dit-on pas? Pareillement en ce qui concerne les armes. Là encore, pour diverses raisons techniques, aucun résultat probant n’a été produit.

Reste alors uniquement la fameuse trace biologique trouvée sur le gilet pare-balles. C’est au début des années 2000 qu’elle avait été mise en évidence dans les laboratoires de Bio.be à Charleroi. Afin de vérifier si elle a pu résister à une immersion d’une année, l’INCC a procédé à une simulation qui a consisté à plonger, dans le canal à Ronquières et dans des conditions identiques, une nouvelle tache de sang humain. Au bout de quelques jours seulement, l’ADN de cette dernière avait été totalement dégradé. Conclusion imparable : si le gilet pare-balles était demeuré un an dans l’eau, fatalement Bio-be n’aurait jamais pu en extraire un ADN exploitable.

Troublant, en effet. Mais encore faut-il pouvoir écarter toute possibilité d’une contamination accidentelle ultérieure du gilet par un quidam (un policier, un scientifique, un greffier…). Le fait que la trace se situe à l’intérieur du gilet, entre le tissu et le kevlar, ne semble pas écarter cette éventualité. Précisément, les experts ont interpellé la juge d’instruction et les enquêteurs à ce sujet, en raison de la gestion et de la manipulation calamiteuses des pièces à conviction du dossier des tueries, lesquelles sont passées entre des dizaines de mains au fil des années.

En outre, à l’INCC, un autre point a été soulevé. Il concerne directement la nature de l’ADN trouvé à l’endroit de la tache de sang. Quelles certitudes a-t-on que cet ADN provient bien de celle-ci? Car si l’ADN d’une trace biologique peut totalement disparaître, un autre ADN, étranger à la trace, peut parfaitement venir se superposer à celle-ci par la suite. En clair et par hypothèse, un opérateur de laboratoire par exemple, qui serait entré en contact avec la tache de sang aurait très bien pu y déposer son propre ADN. Or, selon notre enquête, les pièces à conviction de Ronquières ont transité par les laboratoires d’Alost, de Bruxelles et d’Anvers avant d’atterrir des années plus tard à Charleroi chez Bio.be. C’est-à-dire au milieu des années 80, à une époque où les connaissances dans le domaine de la génétique étaient bien mois avancées et où les mesures de précaution prises pour éviter les risques de contamination des échantillons d’ADN n’étaient pas ce qu’elles sont aujourd’hui.

Quoi qu’il en soit, il ressort de tout ceci qu’il est parfaitement abusif de se prévaloir de “certitudes” sur base d’un rapport de l’INCC qui, s’il n’est pas manipulé par la cellule de Charleroi, est à tout le moins escamoté. C’est pourtant à ces “preuves scientifiques” que l’on confronte les témoignages des ex-membres de Delta, dont Philippe Vermeersch. Quel que soit le rôle joué par ceux-ci dans cette affaire rocambolesque, la loyauté et la transparence que l’on attend des instances judiciaires commandent que l’on tienne compte des doutes et des nuances qu’exprime ce rapport.

Bron » Paris Match | Frédéric Loore

Wat weten we over François A., de tweede Bende-speurder die wordt verhoord?

François A., oud-speurder in het onderzoek naar de Bende van Nijvel, wordt verhoord over mogelijke manipulatie van een wapenvondst in 1986. Wie is de man? Waarom wordt hij nu verhoord? En wat is het verband met Philippe V., de speurder die vorige week al werd aangehouden?

Dat François A. in beeld komt bij de speurders is niet zo verwonderlijk. Nadat vorige week oud-speurder Philippe V. door de onderzoeksrechter was aangehouden, lag het in de lijn van de verwachtingen dat men op dat spoor verder zou zoeken.

Dat spoor gaat, zoals bekend, terug tot de wapenvondst in Ronquières van november 1986. Het was een belangrijke vondst omdat het leidde tot een doorbraak in het onderzoek. François A. zou het proces-verbaal gegeven hebben aan Philippe V. waarop de wapenvondst in Ronquières is gebaseerd. Hij is geen onbekende in het dossier, zijn naam duikt ook nog elders op.

Rond de vondst hing er altijd al een zweem van onduidelijkheid omdat de origine van de informatie daarover vragen oproept. Het federaal parket focust zich in zijn onderzoek opnieuw op de kwestie. Die vragen moeten ook in de juiste tijdscontext gezien worden. Het politielandschap van de jaren 80 is wezenlijk anders dan dat van 2019.

Bende van Baasrode

In november 1986 is het onderzoek naar de Bende van Nijvel nog niet gecentraliseerd. In Vlaanderen zijn de speurders van de groep Delta (o.l.v. onderzoeksrechter Troch) bezig met het onderzoek naar de feiten in Aalst. Formeel gesproken doen ze onderzoek naar de Bende van Baasrode. Dat is een bende rond criminele figuren als De Staercke en Van Esbroeck waarvan ze vermoeden dat ze te maken hebben met de overval in Aalst. Uit hun onderzoek blijkt dat deze bende het kanaal Brussel-Charleroi geregeld gebruikt als dumpplaats. Om die reden besluiten ze het kanaal te doorzoeken.

Dat besluit wordt genomen halfweg 1986. Omdat een deel van de Bende van Baasrode ook gelokaliseerd is in de regio Halle, wordt er samengewerkt met de BOB van Halle (wat nu gerechtelijke politie zou zijn). En zo komt de persoon van François A. in beeld. Hij werkt op dat moment bij de BOB van Halle.

François A. verneemt dus dat er zou gezocht worden in het kanaal en meldt zijn collega Philippe V. dat daarover in het dossier Bende van Nijvel al een proces-verbaal (pv) bestaat. Dat pv is in november 1985 door de rijkswacht van Soignies gemaakt. Het is de neerslag van twee getuigenissen, van een frituuruitbater en een buurtbewoner, die in de nacht volgend op de aanslag in Aalst mensen iets in het water zagen gooien.

Hoewel die getuigenissen dus rechtstreeks verband houden met de feiten in Aalst, wordt het proces-verbaal in 1985 niet officieel overgemaakt aan de cel die zich met dat onderzoek bezighoudt. Het wordt wel officieus overgemaakt in 1986.

Onder water en onder tafel

De wijze waarop die informatie van de ene BOB-eenheid naar de andere gaat, is op zijn zachtst gezegd merkwaardig te noemen. BOB’er François A. kopieert eerst stiekem het pv. Vervolgens wordt er een bijeenkomst georganiseerd in een café in Brussel. Daar zal François A. haast letterlijk onder tafel het pv aan zijn collega Philippe V. geven.

Deze toch wel erg opmerkelijke informatie-uitwisseling wordt door een aantal betrokkenen verklaard door de bijzonder sterke concurrentiestrijd die er toen heerste, niet alleen tussen de speurders maar ook tussen de magistraten.

De vondst van de wapens in november 1986 door de speurders van Delta is altijd al onderwerp van discussie geweest. Twee protagonisten van die kwestie zijn momenteel dus voorwerp van het nieuwe onderzoek. Vorige week werd Philippe V. aangehouden en vandaag werd François A. verhoord.

Speurder en verbindingsman

François A. speelde ook eerder al een rol in het Bende-onderzoek. Eén van de hele reeks feiten die aan de Bende toegeschreven wordt, is de moord op José Vanden Eynde (23 december 1982). De 72-jarige man wordt met acht kogels vermoord bij de overval op l’Auberge du Chevalier. De Brusselse onderzoeksrechter Kesteloot verklaarde voor de tweede Bendecommissie dat hij in dit moordonderzoek hoofdzakelijk samenwerkte met BOB-adjudant François A.

François A. stapte later over naar de BOB van Halle. Daar was hij vanaf 1985 ook verbindingsman tussen Halle en de onderzoekscel die zich in Waals-Brabant bezighield met het onderzoek naar de Bende van Nijvel.

Het valt af te wachten wat het onderzoek verder oplevert, maar duidelijk is wel dat men zich minder bezighoudt met de feiten van de Bende, en meer met de manipulatie van het onderzoek. Het verhoor van François A. past daarin.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans

Ex-chef over aangehouden Bendespeurder Philippe V.: “Ik had dit 20 jaar geleden eigenlijk al verwacht”

“De magistraten in het Bendeonderzoek zeggen al jaren dat Philippe V. zaken verzwijgt over de wapens van de Bende van Nijvel die uit het ­kanaal werden opgevist. Pas nu schiet men in actie. Waarom niet vroeger?” Ex-rijkswacht­kolonel Gérard Lhost was ooit de overste van Philippe V. Ook hij kreeg onlangs de Bendespeurders over de vloer. “Het werd tijd.”

De tijd dringt, de verjaring van het Bendedossier nadert met rasse schreden, er is geen tijd meer om rond de pot te draaien. Dat is de redenering achter de aanhouding van oud-speurder Philippe V. en de huiszoeking bij een van zijn oversten bij de speciale eenheden, ex-rijkswachtkolonel Gérard Lhost. De gewezen officier begrijpt echter niet goed waarom Philippe V. nu pas echt op de rooster gelegd wordt, en hijzelf pas twee maanden geleden een huiszoeking kreeg. “Als je al jaren denkt te weten wie het onderzoek over zulke zware feiten heeft gemanipuleerd, dan wacht je niet zo lang om tot de actie over te gaan.”

Onder één hoedje?

Speelden kolonel Lhost en Philippe V. onder één hoedje om het Bendeonderzoek te manipuleren en de rijkswacht uit de wind te zetten? De nieuwe lichting Bendespeurders lijkt dat op z’n minst te vermoeden.

“Als bevelvoerder van de speciale eenheden was ik inderdaad een van de hiërarchische oversten van Philippe V.”, zegt ex-kolonel Lhost. “Maar ik moeide mij niet met de operationele werking van die groep. Ik twijfel er sterk aan of Philippe V. toen vanuit zijn positie iets kon ondernemen om welk onderzoek dan ook te manipuleren. Hij kreeg inderdaad veel processen-verbaal doorgespeeld, maar diezelfde pv’s waren ook in handen van onderzoeksrechters. Zij hadden de leiding over hun onderzoek.”

De speurders stellen zich ernstige vragen bij de manier waarop Philippe V. tot het besluit kwam om een jaar na een (vruchteloze) eerste zoektocht terug te keren naar het kanaal in Ronquières, waar plots wél iets gevonden werd. Maar Lhost begrijpt niet waarom het gerecht nu pas in actie schiet. “Een jaar of zes geleden betreurde procureur-generaal De Valkeneer al in het openbaar dat Philippe V. dingen verzweeg. Maar het bleef bij verklaringen. Nu voegt de onderzoeksrechter de daad bij het woord. Het werd tijd, zou ik zeggen. Weg met die twijfel.”

De commissie banditisime van de Kamer ondervroeg Lhost in 1997 al over zijn verstandhouding met Philippe V. “Ik antwoordde hetzelfde als vandaag. Ik dacht toen echt dat ik de volgende dag een huiszoeking zou krijgen. Het zou een logische stap geweest zijn. Niet dus. Ik heb daar nog 20 jaar op moeten wachten.”

Typische reflex

Dat Gérard Lhost zich kan vinden in de stappen die het gerecht heeft ondernomen tegenover Philippe V., valt bij meester Walter Damen, de advocaat van de aangehouden oud-speurder, in het verkeerde keelgat. “Zichzelf zo snel mogelijk uit de wind zetten door een beschuldigende ­vinger in andermans richting uit te steken, het lijkt wel een typische reflex aan de andere kant van de taalgrens”, reageert hij. “Ik roep iedereen op om daarmee te stoppen. Laat het gerechtelijk onderzoek zijn werk doen. Ik ben er vast van overtuigd dat mijn cliënt er volledig onschuldig uit zal komen.”

Bron » Het Nieuwsblad | Yves Barbieux