Tueurs du Brabant: des anciens du Comité R réclament une enquête sur la Sûreté de l’Etat

L’ancien président du Comité R Jean-Claude Delepière ainsi que Walter De Smedt, un ancien membre de l’instance de contrôle des services de renseignement et de sécurité, réclament que celle-ci se penche sur le rôle de la Sûreté de l’Etat dans le cadre du dossier des Tueurs du Brabant.

Le dossier des Tueurs du Brabant a été repris par le parquet fédéral au début de l’année.

Des centaines de messages sont parvenus aux enquêteurs depuis que des témoignages ont désigné l’ancien gendarme Christiaan Bonkoffsky comme étant le “Géant” de la bande. Mais selon la victime David Van de Steen, ces indications ne sont pas prises au sérieux. Il fait notamment référence à un haut fonctionnaire de la Sûreté de l’Etat de l’époque qui aurait conseillé à sa famille de ne pas se rendre au Delhaize d’Alost le 9 novembre 1985, date d’une sanglante attaque.

Pour MM. Delepière et De Smedt, le Comité R devrait être impliqué dans l’enquête. «Il serait intéressant que le Comité se penche sur ce que savait la Sûreté et sur ce qu’elle a fait des informations dont elle disposait», estiment-ils dans une tribune publiée sur le site Apache.

Les deux hommes affirment que le Comité avait déjà permis la mise au jour de l’existence d’une cellule interne qui infiltrait des groupes d’extrême droite.

Bron » Sud Info

Nieuw element in Bendedossier: werk voor Vast Comité I

In Dendermonde hebben de slachtoffers en nabestaanden van de Bende van Nijvel meer uitleg gekregen over hun rechten door het federaal parket. Maar sommigen reageren teleurgesteld na de bijeenkomst. “We blijven met vragen zitten”, klinkt het.

De slachtoffers en nabestaanden kregen vandaag dus geen informatie over het onderzoek an sich. Maar slachtoffer David Van de Steen zei wel aan VRT NWS dat hij intussen een nieuwe tip heeft binnengekregen.

Een persoon van de staatsveiligheid zou op de hoogte geweest zijn dat er een aanval zou gebeuren bij de Delhaize in Aalst. “Een lid van de staatsveiligheid heeft tegen zijn zus en petekind gezegd dat ze niet naar de Delhaize mogen gaan”, zegt Van de Steen. “In diezelfde week gebeurt de aanslag op Aalst. Dan lijkt het mij duidelijk dat de man op de hoogte was dat dit ging gebeuren.”

Tips

Onder de vele tips die in het bendeonderzoek zijn toegekomen zijn er twee die erg belangrijk zijn voor de overval te Aalst. Vorig jaar werd daardoor de vermoedelijke reus van de bende geïdentificeerd als de oud rijkswachter Christiaan Bonkoffsky.

Recentelijk kwam er een “gouden tip” dat de bewaking op de Delhaize vestiging te Aalst op de avond van de overval op 9 november 1985 volgens een bevel uit Brussel werd opgeheven. Dat was opmerkelijk omdat na de andere overvallen op de Delhaize vestigingen, in Genval op 11 februari 1983, in Ukkel op 25 februari 1983, in Beersel op 7 oktober 1983, en in Eigenbrakel en Overijse op 27 september 1985, de Delhaize warenhuizen onder bewaking van gemengde ploegen van de Rijkswacht en de Gerechtelijke Politie werden geplaatst.

En dan was er nog een tip over een rijkswachter met een snelle Porsche die niet mocht tussenkomen na de overvallen op de Delhaizes in Eigenbrakel en Overijse. Nu moet er ook nog deze van de verwittiging door een lid van de Staatsveiligheid worden aan toegevoegd.

Staatsveiligheid

De vorige tips wezen op een mogelijke betrokkenheid van de Rijkswacht. Uit de laatste zou blijken dat ook de Staatsveiligheid meer wist.

Gezien het bendedossier nu overgedragen werd van het parket te Luik naar het Federaal parket te Brussel is dit parket nu bevoegd om zich, naast de onderzoeksrechter te Charleroi, over de nieuwe piste te buigen. Maar niet alleen de gerechtelijke diensten kunnen er onderzoek over doen.

Ook het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingendiensten dat opgericht werd in navolging van de besluiten van de eerste bendecommissie heeft hierin een eigen onderzoeksbevoegdheid: indien de Staatsveiligheid meer wist is het de vraag wat daarmee gebeurde, wat die dienst er mee deed.

Het is overigens niet de eerste maal dat eigen onderzoek van het comité I er in slaagde verder door te dringen in de geheimen van de Staatsveiligheid.

Het zogenaamde onderzoek op de “dossiers réservées” toonde aan wat het gerecht ondanks gerechtelijk onderzoek en huiszoeking niet had kunnen ontdekken: het bestaan van een geheime cel binnen de dienst die onderzoek deed naar extreem rechts en vooral naar de mogelijke betrokkenheid van de zwarte baron de Bonvoisin.

Het comité ontdekte ook het bestaan van een persoonlijke en afgeschermde documentatie van de administrateur-directeur-generaal Raes waarin alle dossiers van parlementairen werden bijgehouden.

De vaststellingen van het comité I waren dan ook een leerzame toevoeging aan wat op de website van De Bende Van Nijvel wordt beweerd:

“In de periode dat België de grootste na-oorlogse terroristische acties meemaakt, legt de top van de Staatsveiligheid de onderzoeken naar extreme groeperingen stil. Sectie B2C van de Staatsveiligheid is niet meer. De cel werd opgedoekt een jaar voor de drie grote Bende-overvallen. Vanaf dat moment was de Staatsveiligheid ‘blind’. Er kwam geen informatie meer binnen van informanten en infiltranten en er was geen enkel contact meer met extreemrechts. Zonder ooit een reden te geven en na maanden van tegenwerking werd de sectie opgedoekt. Kleine pesterijen, zoals het verbod van hun overste om dossiers op te vragen, deed bij de speurders niet vermoeden dat dit het einde zou betekenen. Ze dachten dat het om een tijdelijke maatregel ging.”

Comité I

De nu aangebrachte tip kan bevestigen wat het comité reeds reveleerde: het bestaan binnen de dienst van een “gecloisonneerde ploeg” onder leiding van de bewuste commissaris Smets, die met medeweten van de grote baas Raes niet alleen onderzoek op extreemrecht deed maar er zelfs in infiltreerde.

Belangrijk is ook de vaststelling van het comité dat er met de door deze dienst opgestelde nota’s “geknoeid” werd zodat de invloed van de Bonvoisin en het succes van zijn politieke CEPIC, de rechtervleugel van de PSC, er sterk door achteruit ging: een voorbeeld van de acties van een politieke politie.

Het nu gereveleerde spoor is niets meer dan een mogelijke aanvulling van het destijds door het Vast Comité I grondig voorbereid en daadwerkelijk gevoerd onderzoek naar de werking van één bijzondere en geheime afdeling binnen de Staatsveiligheid waarvan de dossiers aanvankelijk in het bureel van de administrateur-directeur-generaal werden bijgehouden en waarvan er na de overbrenging van de kast naar een andere locatie vele dossiers verdwenen en nooit werden teruggevonden.

Het zou erg nuttig kunnen zijn indien het comité zijn onderzoek zou hernemen en zou nagaan of de nu gereveleerde piste naar waarheid is: wat wist de Staatsveiligheid en wat gebeurde er mee?

Bron » Apache | Walter De Smedt

De Staatsveiligheid is geen voetveeg, mijnheer Tobback

Twee medewerkers van de Veiligheid van de Staat reageren op de uithaal van Louis Tobback naar hun dienst. De namen van de auteurs zijn bekend bij de redactie (de Veiligheid van de Staat geeft om veiligheidsredenen geen namen van medewerkers vrij).

Het is makkelijk om een dienst aan te vallen waarvan je op voorhand weet dat die toch niet zal reageren, maar de zaken die Louis Tobback uitkraamt in het interview in De Morgen (DM 28/10) zijn uiteindelijk toch genoeg geweest om als personeelsleden van de Veiligheid van de Staat – want over die dienst gaat het – in de pen te kruipen.

Het complotdenken van de heer Tobback rond alles wat met de Bende van Nijvel te maken heeft, laten we voor zijn rekening. Wanneer hij het echter over de Veiligheid van de Staat heeft, slaat hij de bal mijlenver mis. Hij maakt daarbij handig gebruik van de sfeer van geheimzinnigheid die rond de dienst hangt en die vaak mee in stand wordt gehouden door journalisten die zich hiervoor in de eerste plaats baseren op zaken die zich in de vorige eeuw hebben afgespeeld.

Ondertussen echter zijn we in het jaar 2017 en de wereld, België en de Veiligheid van de Staat zijn niet meer hetzelfde als toen.

Begin jaren 90 werd het Comité I opgericht dat zeer nauw toeziet op de werking van de inlichtingendiensten en dat over de werking van de Veiligheid van de Staat rapporteert aan de opvolgingscommissie in het federale parlement. Controle door politici dus, mensen zoals Louis Tobback, van wie we aannemen dat ze hun job willen doen in volle integriteit. Het Comité I publiceert daarbij elk jaar een jaarverslag dat publiekelijk beschikbaar is. Tot zover de geheimzinnigheid.

Daarnaast werd de werking van de Veiligheid van de Staat vastgelegd via de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 30 november 1998. Daarin staat zwart op wit waarmee de inlichtingendiensten in België zich moeten bezighouden (terrorisme, extremisme, spionage, inmenging,…) en dus ook waarmee ze zich niet mogen bezighouden. Het consequent opvolgen van hooliganisme staat vooralsnog niet ingeschreven in deze wet, in tegenstelling tot de opmerking hierover van Louis Tobback.

In 2010 kreeg onze dienst de mogelijkheid om meer ingrijpende methodes toe te passen om zijn werking te kunnen verdiepen: de bijzondere inlichtingenmethodes. Het gebruik van deze methodes wordt, opnieuw, streng gecontroleerd door een speciaal hiervoor opgerichte commissie van magistraten én door het Comité I (een dubbele controle dus).

De Veiligheid van de Staat werkt bovendien niet in een vacuüm, los van de andere veiligheidspartners. De dienst speelt zijn rol in samenwerking met de andere veiligheidspartners in België, binnen het kader van de Nationale Veiligheidsraadwaar de lijnen van het veiligheidsbeleid worden uitgezet door de Belgische premier samen met zijn vice-premiers. Vergeet dus cavalier seul spelen, want besef bovendien ook dat de dienst wordt aangestuurd door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en dat de directie van de Veiligheid van de Staat door beide ministers wordt afgerekend op de resultaten die ze behalen. Zoals het hoort, en daar is niets geheimzinnigs aan.

Een opmerking als ‘de Staatsveiligheid is een staat in de staat en doet wat ze wil’ is dus manifest onjuist. Uitspraken zoals die van Louis Tobback of andere recente uitspraken die het hebben over een ‘zieke’ dienst helpen helemaal niet om de veiligheid in België te verhogen. Misschien moeten we de hand in eigen boezem steken als het gaat over de sfeer van wantrouwen die rond de Veiligheid van de Staat wordt gecreëerd. Discretie is immers een belangrijk goed in de inlichtingenwerking. We reageren dan ook niet op alles wat wordt verteld, maar de waarheid heeft haar rechten en de Veiligheid van de Staat is niet de voetveeg van elkeen die denkt een mening over veiligheid te moeten verkondigen.

Dat de jaren 70 en 80 de loden jaren worden genoemd, is terecht en als medewerkers in de 21ste eeuw willen we ook dat de onderste steen wordt bovengehaald. Ook als uit grondig onderzoek zou blijken, dat de Veiligheid van de Staat van toen hierin een bedenkelijke rol zou hebben gespeeld.

Meer dan 30 jaar later echter willen de huidige medewerkers niet meer worden afgerekend op wat toen al dan niet zou zijn gebeurd. Meer dan 30 jaar later moet duidelijk zijn dat de Veiligheid van de Staat een dienst is die werkt binnen een strak gecontroleerd kader en bestaat uit medewerkers die alles willen doen om samen met de andere veiligheidspartners in België bij te dragen tot de veiligheid van alle burgers.

Een inlichtingendienst blijft relevant en zal in de toekomst mogelijk nog belangrijker worden. Het werk dat van ons wordt verwacht, willen we doen in alle transparantie. Laat ons dus duidelijk zijn: de Veiligheid van de Staat moét gecontroleerd worden. Meer zelfs, controle houdt ons scherp en zet ons aan om de eigen werking te verbeteren. Dat maakt ons tot een moderne inlichtingendienst die ten dienste staat van partners en overheden.

De uitbouw van een performant veiligheidsbeleid in België, dáár ligt de uitdaging van de Veiligheid van de Staat en haar veiligheidspartners. Dat er nog werk aan de winkel is op het vlak van informatieuitwisseling en onderlinge samenwerking, blijkt duidelijk uit de conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Precies op dat punt moeten alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen en er samen constructief aan werken, in plaats van de geloofwaardigheid van de veiligheidspartners te ondergraven. De Veiligheid van de Staat is zeker niet perfect, maar heeft alvast de wil om zichzelf in vraag te stellen, de eigen werking te verbeteren en haar steentje bij te dragen aan dit uiteindelijke doel.

Bron » De Morgen

Medewerkers Staatsveiligheid reageren op uitspraken Tobback: “Dit helpt niet om de veiligheid in België te verhogen”

Louis Tobback (sp.a) slaat de bal mijlenver mis met zijn uitspraken over de Staatsveiligheid. Dat schrijven twee medewerkers van de Veiligheid van de Staat in een opiniestuk. “We zijn ondertussen in het jaar 2017. België en de Veiligheid van de Staat zijn niet meer hetzelfde als in de vorige eeuw.”

In de marge van het nieuws rond de Bende van Nijvel haalde gewezen minister van Binnenlandse Zaken Louis Tobback in een interview in De Morgen afgelopen weekend hard uit naar de Staatsveiligheid. Die hoort wat hem betreft thuis onder Binnenlandse Zaken, en niet onder Justitie zoals dat nu het geval is.

“De Staatsveiligheid vindt het natuurlijk best zo. Ze horen bij Binnenlandse Zaken, maar die hebben niks te zeggen aan hen, en Justitie is niet met ze bezig. Dus kunnen ze doen wat ze willen”, zei Tobback. “Misschien is de rijkswacht ooit een staat in de staat geweest, maar de Staatsveiligheid is het vandaag nog altijd.”

Veel veranderd

Tobback maakt “handig gebruik van de sfeer van geheimzinnigheid die rond de dienst hangt en die vaak mee in stand wordt gehouden door journalisten die zich hiervoor in de eerste plaats baseren op zaken die zich in de vorige eeuw hebben afgespeeld”, reageren de werknemers van de Veiligheid van de Staat in hun opiniestuk.

Ze wijzen erop dat er sindsdien heel wat veranderd is. Een voorbeeld is het Comité I dat in de jaren 90 opgericht werd en dat over de werking van de Staatsveiligheid rapporteert in het parlement. “Controle door politici dus, mensen zoals Louis Tobback, van wie we aannemen dat ze hun job willen doen in volle integriteit.”

Sfeer van wantrouwen

“Vergeet dus dat we cavalier seul spelen”, schrijven de auteurs, “want besef bovendien ook dat de dienst wordt aangestuurd door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en dat de directie van de Veiligheid van de Staat door beide ministers wordt afgerekend op de resultaten die ze behalen. Zoals het hoort, en daar is niets geheimzinnigs aan.”

De medewerkers van de dienst halen op hun beurt uit naar de gewezen minister. “Uitspraken zoals die van Louis Tobback of andere recente uitspraken over een ‘zieke’ dienst helpen helemaal niet om de veiligheid in België te verhogen. Misschien moeten we de hand in eigen boezem steken als het gaat over de sfeer van wantrouwen die rond de Veiligheid van de Staat wordt gecreëerd. Discretie is immers een belangrijk goed in de inlichtingenwerking.”

Bron » De Morgen

Het Paleis der Natie: Manipulatie

Met zijn verklaring over manipulatie in het onderzoek naar de Bende van Nijvel heeft minister van Justitie Koen Geens de deur wagenwijd opengezet voor nieuwe samenzweringstheorieën.

Het duurde niet lang of ze waren er opnieuw: de verhalen over de Roze Balletten, over Gladio, over Paul Vanden Boeynants en ‘Zwarte Baron’ Benoît de Bonvoisin, over pogingen tot destabilisering en staatsgreep bekokstoofd door de rijkswacht en wormstekige politici.

Verhalen die pasten in de vaak zelf aangeprate angsten van de jaren 1980. Alleen een band met de zaak-Dutroux ontbreekt nog, maar in de huidige opgewonden sfeer is ook hier snel een link gelegd met de Bende van Nijvel.

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) sprak in het parlement over de mogelijkheid dat de overvallen van de Bende tussen 1982 en 1985, waarbij 28 doden vielen, de staat viseerden en over een poging om het onderzoek te manipuleren. Boude beweringen, waarmee de minister opnieuw de deuren openzette voor allerhande samenzweringstheorieën.

De minister had ook drie dagen nodig om vast te stellen dat het dossier van Christiaan B., die twee jaar geleden op zijn sterfbed zou hebben opgebiecht tot de Bende van Nijvel te hebben behoord, lang geleden al werd uitgespit. Al die dagen kreeg de collectieve fantasie opnieuw de vrije loop.

Nochtans werd in het Bende-onderzoek op middelen noch kostprijs gekeken. Duitse topspecialisten uit Wiesbaden voerden ballistische onderzoeken uit. De Leuvense professor Jean-Jacques Cassiman, een wereldautoriteit in de menselijke genetica, verrichtte DNA-onderzoeken op mogelijke verdachten, zelfs op rijkswachters die tot de Groep Diane behoorden.

Leugendetectors en ondervragingen onder hypnose werden aangewend. Canadese specialisten in de geomatica speurden mee naar mogelijke schuilplaatsen van de Bende. FBI-profilers bogen zich over de overvallen en kwamen net als enkele Belgische speurders tot de bevinding dat wellicht sprake is van twee bendes. Het is zelfs niet uitgesloten dat een Franse bende in het spel is.

Sterfbedbericht

Maar niets is doeltreffender om een onderzoek te torpederen dan een stem uit het graf. De sterfbedbiecht van Christiaan B. is overigens niet de eerste poging om in het Bendedossier de doden te laten spreken.

Het begon al met getuigen die allerhande verklaringen toeschreven aan Léon Finné, een kaderlid van de Banque Copine, intussen opgegaan in Beobank. Finné had relaties in kringen van Franstalige christendemocraten. Hij werd neergeschoten – afgemaakt, volgens sommigen – tijdens de overval op de Delhaize in Overijse op vrijdag 27 september 1985. In de verklaringen die Finné in de mond werden gelegd, ging het over wapenhandel en een staatsgreep.

Het Bende-onderzoek is een onoverzichtelijke berg van processen-verbaal, inventarissen, documentatie en rapporten. Want al die verhalen, theorieën en soms fantasterij werden vaak meerdere keren onderzocht. In de kelders van het Brusselse justitiepaleis werden zelfs de naoorlogse archieven van de Brusselse politie uit het stof en de vochtigheid gered om toch maar sporen te vinden naar de Stay Behind-netwerken die in volle Koude Oorlog waren opgericht om eventueel weerstand te bieden bij een Sovjetinval.

Aan theorieën ontbreekt het niet in het dossier van de Bende van Nijvel. Een haast hilarisch geval, mocht het niet zo dramatisch zijn, is dat van baron Benoît de Bonvoisin. Hij is een oud-medewerker van Paul Vanden Boeynants en de kleinzoon van Alexandre Galopin, de topman van de Generale Maatschappij van België, die tijdens de Tweede Wereldoorlog werd vermoord door nazi-collaborateurs onder leiding van de beruchte Vlaamse SS’er Robert Verbelen.

De Bonvoisin, een extravagant figuur, werd in 1981 nog voor de eerste Bende-overval in een rapport van de Staatsveiligheid afgeschilderd als de spin in een extreemrechts web. Wat hem prompt het etiket ‘Zwarte Baron’ opleverde.

Comité-I

Na het uitlekken van dat rapport werd een drietal journalisten aangestuurd door agenten van de Staatsveiligheid om de verdenkingen tegen de Bonvoisin aan te dikken. De journalisten gebruikten elkaars ‘onthullingen’ om hun gelijk te staven. In de kranten werd de Bonvoisin eerst gelinkt aan fascistoïde groeperingen, en daarna ook in verband gebracht met de Bende van Nijvel.

Pas in zijn jaarverslag van 2009 zou het Vast Comité van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, kortweg Comité-I, toegeven dat de Bonvoisin het slachtoffer was van ‘een parallel en niet-officieel circuit binnen de Staatsveiligheid’ en dat het rapport over hem ‘beweringen, vermoedens en zelfs deducties bevat die niet werden geverifieerd op hun geloofwaardigheid en betrouwbaarheid en zonder enige nuance werden geformuleerd’.

Niets is doeltreffender om een onderzoek te torpederen dan een stem uit het graf. De sterfbedbiecht van Christiaan B. is overigens niet de eerste poging om in het Bendedossier de doden te laten spreken.

Het verslag van het Comité-I was een blamage voor Albert Raes, de voormalige chef van de Staatsveiligheid. Die had de Bonvoisin jarenlang met tal van aantijgingen achtervolgd, uit rancune tegen Vanden Boeynants. Al die jaren hebben Bende-onderzoekers kostbare tijd verloren met nutteloze ondervragingen van de Bonvoisin en mensen uit diens omgeving om de stroom van beweringen die via de media werden gelanceerd te verifiëren.

De Bonvoisin heeft nooit kennis kunnen nemen van de bevindingen van het Comité-I, want een jaar eerder werd hij getroffen door een zware hersenbloeding. Zijn broer zette in zijn naam zijn proces tegen de Belgische staat voort. In 2013 werd de Belgische staat veroordeeld tot het betalen van 100.000 euro schadevergoeding.

De Bonvoisin was ook het mikpunt van de parlementaire commissies die zich met het onderzoek van het onderzoek inlieten. Behalve een nog grotere verwarring, was het resultaat van het commissiewerk heel beperkt. Na de verklaringen van Justitieminister Geens was er opnieuw sprake van een parlementair onderzoek.

Een van de advocaten van de slachtoffers hengelt zelfs naar een beurs om zich over het dossier van miljoenen bladzijden te buigen. Die plotse speurdrift van politici en advocaten is opmerkelijk. Na de verlenging van de verjaringstermijn verliep het onderzoek in volstrekte politieke onverschilligheid en kwam het in handen van figuren die men elders kwijt wilde.

Als minister Geens het heeft over een poging tot manipulatie, dan heeft hij het over de groteske beschuldiging van de nieuwe onderzoeksrechter Martine Michel aan het adres van speurders van de Delta-groep, die met de Dendermondse onderzoeksrechter Freddy Troch meewerkten aan het onderzoek naar de Bende van Baasrode.

Kanaal Brussel-Charleroi

Het waren nochtans die speurders die in november 1986 op aangeven van getuigen uit het kanaal Brussel-Charleroi wapens en voorwerpen opvisten die verband hielden met de overval in Aalst. Maar volgens de huidige onderzoekscel lagen de in de buurt van Ronquières bovengehaalde stukken nooit langer dan een paar maanden in het water.

Met als eerste conclusie: de onderzoekers hebben de spullen zelf in het water gegooid. Een van hen werd tot veler consternatie prompt opgepakt en beschuldigd. Terwijl sommigen eraan twijfelen of men in Charleroi wel de juiste voorwerpen heeft onderzocht.

Het Bende-onderzoek werd in de cruciale aanvangsfase al verknoeid door de interventies van de volslagen incompetente procureur des Konings van Nijvel Jean Deprêtre. Om het alsnog te redden blijft vandaag maar één geloofwaardig middel over: een grondig onderzoek van de enquête door een versterkt Comité-I, dat zijn bevindingen in openbare zitting voorlegt aan het parlement, hoe pijnlijk en gênant de resultaten ook mogen blijken.

Niet alleen hebben de nabestaanden van de 28 slachtoffers daar recht op, het zou het land ook verlossen van een van zijn engste nachtmerries.

Bron » De Tijd | Rik Van Cauwelaert