Onderzoeksjournaliste: ‘Ik vraag me echt af of dé Bende van Nijvel wel bestaat’

In 2013 schreef ze ‘Beetgenomen’, een standaardwerk over het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Nu een nieuwe versie van dat boek in de winkel ligt, verrijkt met de jongste ontwikkelingen in het dossier, is onderzoeksjournaliste Hilde Geens kritisch voor de speurders. ‘Niemand kan het Bende-dossier nog vatten. Ook de procureurs-generaal niet.’

Sinds enkele weken is de Bende van Nijvel terug van nooit weggeweest. Er duiken nieuwe ‘gouden tips’ op, de zogenoemde Reus zou eindelijk ontmaskerd zijn, de onderzoekscel in Charleroi krijgt er personeel bij. Nog even geduld en het grootste naoorlogse misdaaddossier van België (17 raids, 28 doden, 40 gewonden) is opgelost, zo lijkt het wel. Niets is minder waar, zegt Hilde Geens, die zich jarenlang verdiepte in de vraag waarom het onderzoek naar de Bende zo grondig fout is gelopen.

Hilde Geens: “En het blijft fout lopen. De recente gebeurtenissen vormen niet de grote doorbraak waarop iedereen zat te wachten. Met de ‘gouden tip’ over de Reus zijn ze volgens mij zelfs verder van een oplossing verwijderd dan ooit.”

Waarom?

Geens: “Omdat het almaar moeilijker wordt om wat dan ook te verifiëren. En nu is de verwarring nog wat méér toegenomen. Chris B., de nieuwe Reus, heeft op zijn sterfbed iets bekend. Maar wát precies? Dat weet niemand van de onderzoekers. Hun informatie is tweedehands, want ze komt van B.’s broer. Hoe controleer je of het klopt wat die man zegt? In feite zou je de verhouding tussen beide broers goed moeten kennen: proberen de onderzoekers dat wel, vooraleer ze die bekentenis voor waar aannemen? Voor zover je zoiets wel kúnt nagaan.”

“Of neem het DNA-onderzoek. Er zijn nauwelijks DNA-sporen. Onlangs zei procureur-generaal Christian De Valkeneer dat er een mengsel van het DNA van verschillende personen zat op een stukje van het beruchte kogelvrije kevlarvest van de Bende. Wat weet je dan? Weinig of niets, toch? De procureur-generaal heeft zelf al gezegd dat Chris B. geen gouden tip is. Er zijn in dit dossier ook al zo veel Reuzen de revue gepasseerd.”

Naast de broer van Chris B. zijn er toch nog andere getuigen met informatie over de man opgedoken?

Geens: “Weet u dat de man die aan de basis ligt van de robotfoto van de Reus een paar maanden na de feiten, in 1986, al een totaal andere man had herkend? De onderzoekers hadden getuigen van de overval op de Delhaize in Overijse (op 27 september 1985, nvdr.) een filmpje laten zien met leden van de bende van Philippe De Staerke. Wel, uit die groep werden niet minder dan dríé Reuzen herkend, onder andere aan hun manier van lopen. En dat was kort na die overval, niet twintig jaar later. Echt waar, het bulkt van de Reuzen in het dossier. Die robotfoto is bovendien onder hypnose gemaakt, wat ook al een dubieus middel is om getuigen te ondervragen.”

“Maar goed, los van het verhaal van Chris B. zit er nu wel weer beweging in de zaak. David Van de Steen heeft dat als slachtoffer voor elkaar gekregen, met de steun van mensen als Stijn Coninx (die Van de Steens verhaal heeft verfilmd, nvdr.) en zijn advocaat Jef Vermassen. Dat is op zich een grote verdienste. Ook de media zijn blijkbaar weer wat wakker geschud.”

Wat blijft voor u dan het grote probleem met het onderzoek?

Geens: “Ik heb de indruk dat de werkwijze van de onderzoekscel niet verandert: dat is het probleem. En dat maakt wat nu gebeurt zo weinig hoopgevend. Neem de recente historie met die caravan van Chris B.: een journalist van De Morgen is die op eigen houtje gaan bekijken en vond meteen een adresboekje met telefoonnummers.”

Dat bleek niet van Chris B. te zijn.

Geens: “Nee, maar het bewees wél dat de speurders die caravan blijkbaar nooit grondig doorzocht hebben, terwijl ze dat wel beweerden. Dat is voos. Elk brokje informatie moet je onderzoeken. Beslis je om dat níét te doen, dan moet je daar goede redenen voor hebben.”

Heeft die werkwijze te maken met de veronderstelde manipulaties van het onderzoek, of is er gewoon incompetentie in het spel?

Geens: “Incompetentie, manipulatie, doelbewuste onverschilligheid, overwerkte speurders… Het speelt allemaal een rol. Ik heb belangrijke delen van het dossier tot en met 1997 grondig kunnen bekijken en ben het altijd blijven volgen, maar ik durf niet zomaar te beweren dat ik het dossier ken. Wie beweert dat hij of zij het Bende-dossier kent, is gek. (lacht) Dat is onmogelijk.”

Méént u dat?

Geens: “Ja, en daarom is het ook een hopeloze zaak. Ik zal u een voorbeeld geven: de wapenvondst in 1986 in Ronquières door de speurders uit Dendermonde, waardoor de Bende-feiten van 1982, 1983 en 1985 aan elkaar konden worden gelinkt. Jaren later kwam het parket met het nieuws dat die vondst een manipulatie van het onderzoek was: die wapens hadden, voor ze werden gevonden, blijkbaar geen jaar maar een week of twee in het water gelegen. Een tijdje geleden dook dan online een gelekt proces-verbaal op: het bewijst dat de link tussen die Bende-feiten al een paar weken na de raid in Aalst in november 1985 was gelegd, onder andere aan de hand van kogelhulzen die bij verschillende raids waren gevonden. Conclusie? Die theorie over manipulatie klopt niet. En zo zijn er tientallen voorbeelden.”

“De nieuwste theorie over Ronquières is nu blijkbaar dat er gemanipuleerd werd om de speurders van Nijvel en Dendermonde tegen elkaar op te zetten: de procureur-generaal suggereerde dat vorige week in Humo. Ook dat is onzin, want de speurders van Dendermonde zijn in Ronquières gaan zoeken op basis van informatie van hun collega’s in Nijvel.”

Tussen haakjes: hoe kan het dat officiële processen-verbaal op het internet opduiken?

Geens: “Het onderzoek is zo lek als een zeef. Grote delen ervan zijn al gebruikt tijdens allerhande processen, bijvoorbeeld tegen de Bende van de Borinage, tegen Madani Bouhouche en Robert Beijer (de voor tal van misdaden veroordeelde voormalige rijkswachters die genoemd worden in het Bende-dossier, nvdr.), in het proces over de extreemrechtse Belgische groep Westland New Post (WNP). Hoe kun je iets dat publiek is gemaakt op spectaculaire assisenprocessen opnieuw geheim maken?”

“De tweede parlementaire onderzoekscommissie (actief in 1988-1989, nvdr.) had ook het complete Bende-dossier. In de jaren tachtig waren dossiers gestart over aparte Bende-feiten in Aalst, Nijvel, Brussel, Temse enzovoort. In Brussel alleen al waren drie onderzoeksrechters ermee bezig. Het Bende-dossier ligt gewoon op straat. Bepaalde deeldossiers zijn bovendien kwijtgeraakt, zoals dat van de moord op een taxichauffeur in 1983. Politiemensen hebben wellicht ook stukken van het dossier mee naar huis genomen en nooit teruggebracht. Bij het onderzoek naar WNP zijn drie volle zakken met allerlei materiaal in beslag genomen: niemand weet waar die zijn gebleven. Het is onvoorstelbaar. Een van de strafste voorbeelden vind ik wat er is gebeurd met een wapen van Bouhouche.”

Vertel.

Geens: “Bij de laatste aanslag, in Aalst, is een Ingram-machinepistool gebruikt. Later is bij Bouhouche een Ingram in beslag genomen. Is er ooit een expertise op dat wapen uitgevoerd? Dat is niet duidelijk: een verslag is niet te vinden. Het wapen lag opgeslagen in een verzegelde zak op de griffie van de rechtbank van Nijvel. Op een dag wilden de speurders het nog eens nader bekijken. Wat bleek? De zak was opengescheurd, de verzegeling was verbroken, het label dat aan het wapen hing was verdwenen. Ze vonden daar wel nog een rondslingerende Ingram: was dat nog wel het wapen dat in de zak had gezeten? Terwijl een Ingram wellicht een van de moordwapens van de Bende was. Dat is toch waanzinnig? Heel veel mensen hebben keihard gewerkt aan het Bende-dossier, maar sommigen zijn bewust beetgenomen door tipgevers en zelfs door collega’s.”

Draait het onderzoek dan niet vooral rond enkele belangrijke tipgevers?

Geens: “Ik moet nog geregeld denken aan wat Jean-Paul Moerman, de advocaat van Michel Cocu van de Bende van de Borinage, me ooit heeft gezegd: ‘Ons hele onderzoekssysteem steunt te veel op vertrouwen.’ (Cocu werd vrijgesproken als verdachte van een Bende-overval in Overijse, Moerman is vandaag rechter bij het Grondwettelijk Hof, nvdr.) Moerman had gelijk. De procureur-generaal baseert zich op wat de procureur die het onderzoek voert hem vertelt. De procureur steunt op wat de onderzoeksrechter hem vertelt. De onderzoeksrechter gelooft wat de speurders hem vertellen. En de speurders baseren zich op hun informanten en tipgevers. Als je die tipgevers, en wat ze allemaal vertellen of beweren, niet grondig controleert, waarmee ben je dan bezig? Zo’n grondige controle heeft zelden of nooit plaatsgevonden. Hoe kan een procureur-generaal zo’n dossier dan nog echt kennen?”

Zou het dossier dan toch niet beter verjaren, zodat externe experts en wetenschappers het van voren af aan kunnen uiteenrafelen? Zo is ook de moord op het communistische Kamerlid Julien Lahaut in 1950 uiteindelijk opgelost geraakt.

Geens: “Verjaring is moeilijk te verantwoorden tegenover de slachtoffers van de Bende: dan zou justitie het helemaal opgeven. Sommige slachtoffers willen er niets meer over horen, omdat ze alle valse hoop en nieuwe pistes moe zijn. Andere slachtoffers vinden het net goed dat de verjaringstermijn in 2015 weer is verlengd: ‘Anders zouden de daders die nog leven zich geen zorgen meer moeten maken’, vertellen ze me. En dat vinden ze onaanvaardbaar. Verjaard is verjaard, hè. Ik vind eigenlijk dat moord nooit zou mogen verjaren.”

Welke onderzoekspiste lijkt u vandaag het meest plausibel? Die rond de rijkswacht?

Geens: “Ik denk niet aan de rijkswacht als korps, wel aan een aantal individuele rijkswachters, zoals Bouhouche en Beijer. Maar ook mensen van de toenmalige gerechtelijke politie waren wellicht betrokken – Bouhouche en Beijer hadden overal vriendjes. In de stukken die ik heb gelezen, heb ik in elk geval nooit aanwijzingen gevonden die wijzen op betrokkenheid van de hogere echelons van de rijkswacht.”

Denkt u dat de namen van de Bende-leden in het dossier staan, zoals onder anderen Jef Vermassen beweert.

Geens: “Ja. De oplossing en de namen zitten al jaren in het dossier: Bouhouche, Beijer, de clan rond De Staerke, een Joegoslaaf enzovoort. In de loop der tijd is tenslotte toch een tiental mensen in beschuldiging gesteld, omdat er serieuze aanwijzingen waren voor hun betrokkenheid.”

Er valt dus toch nog wel wat te onderzoeken?

Geens: “Zeker, maar dat gebeurt niet. Al jaren niet. Waarom heeft men bijvoorbeeld nooit de boekhouding van het detectivebureau van Beijer onderzocht? In de periode van de raid in Aalst heeft hij de omgeving van de Delhaize gefotografeerd. Hij zegt dat hij toen met een zaak van overspel bezig was. Wanneer is hij daarvoor betaald? Voor of na de raid? Onderzoek dat.”

“In de buurt van het park bij diezelfde Delhaize zijn wapens gevonden. Een van die wapens was gestolen in een wapenwinkel in de Verenigde Staten. Bouhouche heeft met BOB-collega’s rondgereisd in de VS en heeft daar wapenwinkels bezocht. Ze zijn bij hun terugkomst in Zaventem door de douane tegengehouden omdat ze zo veel wapens bij zich hadden. De rijkswachters op Zaventem zijn tussenbeide gekomen voor hun collega’s, waardoor ze uiteindelijk konden doorlopen met hun materiaal. Dat spoor is nooit onderzocht tot in de VS.”

“Ach, er zijn zo veel niet-onderzochte losse eindjes. Ik beweer niet dat die de oplossing zullen bieden, maar als je ze uitvlooit en het levert niets op, wéét je minstens dat je die deur kunt sluiten. Nu blijft dat allemaal in de lucht hangen.”

Wat denkt u over het eventuele grote politieke complot achter de Bende?

Geens: “De Bende zou de zogenoemde ‘strategie van de spanning’ hebben uitgevoerd, als voorbode van een sluipende rechtse staatsgreep. Die hypothese kwam overgewaaid uit Italië. In 1980 was een zware aanslag op het station van Bologna gepleegd. Er werd gedacht dat leden van het geheime Gladio-netwerk achter de aanslag konden zitten. (Gladio werd in de jaren vijftig door de NAVO opgezet als een netwerk van verzetsgroepen tegen een eventuele communistische machtsgreep, nvdr.) Parlementaire onderzoekscommissies hebben met veel moeite de namen van de Gladio-leden achterhaald: ze konden er geen enkele met Bologna in verband brengen. Maar er waren daar ook allerlei parallelle rechtse netwerkjes actief, en die had je ook in België. WNP is daar wellicht een voorbeeld van, maar er is nooit grondig nagegaan of er een verband was met de raids van de Bende. Ik vind trouwens dat er te veel gefocust is op de eventuele motieven van de Bende.”

Het motief leidt niet naar de daders?

Geens: “Ik volg de visie van de Nederlandse professor Peter van Koppen. Hij zegt dat het nooit een goed idee is om een motief als leidraad van zo’n groot onderzoek te gebruiken, tenzij je één duidelijk motief bij de gepleegde misdaad hebt. De motieven in het Bende-onderzoek schieten te veel kanten uit. Was er een politiek motief of was het ordinair banditisme voor geld? Was het een bende met een moorddadige psychopaat aan het hoofd? Bepaalde profilers vonden dat er een psychopaat aan het werk was. Ik zeg: concentreer je op de feiten en onderzoek die uiterst grondig, zodat je kunt wegstrepen wat klopt en wat niet. Helaas gebeurt dat dus niet.”

Waarom niet?

Geens: “Ik weet het niet. Misschien vinden ze zulk onderzoek niet interessant? Ik weet wél dat ze te veel verwachten van tipgevers en getuigen. Daarom is bijvoorbeeld het onderzoek naar WNP mislukt. Een paar speurders wilden meer weten over de extreemrechtse scène in Brussel. Ze gingen te rade bij historici die de moord op Lahaut hadden uitgespit. Daarop zijn ze teruggefloten, kregen ze van hun oversten het verbod om daarop door te gaan, en hebben ze het opgegeven. Hoe zou je zelf zijn? Een tijdje later zijn ze uit de onderzoekscel verwijderd. Is dat manipulatie of incompetentie?”

“Je dribbelt net zo lang rond een verdachte tot hij iets bekent. Die bekentenis zelf wordt dan niet meer onderzocht, en als ze plots wordt ingetrokken, sta je met lege handen. In het onderzoek naar de Bende van de Borinage zijn er zo een dertigtal bekentenissen geweest: die zijn allemaal ingetrokken.”

Uw boek besluit met elf mythes over het onderzoek. Laten we er een paar uitpikken: u noemt het, om te beginnen, een mythe dat het bij de Bende over terreur ging.

Geens: “Het was uiteraard terreur, maar welk sóórt terreur? Dat is de belangrijke vraag. Ik dacht vroeger ook dat het politieke terreur was, maar ik heb met doorgewinterde criminelen gesproken. Daar leerde ik uit dat zelfs een simpele overval van een postkantoor, waar misschien twee of drie klanten staan, al geen sinecure is – en angstaanjagend voor de daders. Wat doet een gangster dan die een grootwarenhuis overvalt waar een paar honderd mensen rondlopen, zoals in Overijse? Hoe krijg je zo’n massa onder controle? Door massaal veel in het rond te schieten. Maar is dat daarom een politieke terreurdaad?”

U betwijfelt ook dat de Bende-leden professionals waren.

Geens: “Twee getuigen beschrijven dat ze bij een van de overvallen een Bende-lid de houding van een practical shooter hebben zien aannemen: het pistool met twee handen vasthouden, de benen spreiden enzovoort. Zo’n houding moet je inderdaad inoefenen. Maar bij een moord in een kleine kamer moest een ander Bende-lid dan weer acht schoten afvuren voor er één het slachtoffer trof; de taxichaffeur die ik al aanhaalde werd in zijn auto doodgeschoten, wellicht vanaf de achterbank; en een ander slachtoffer lag vastgebonden op bed voor hij de kogel kreeg: voor zulke moorden hoef je niet echt een getrainde scherpschutter te zijn.”

“Het professionalisme van de Bende zat vooral in de contacten die ze duidelijk had binnen de politiediensten. Ze wisten hoe ze ontsnappingsroutes moesten plannen – die liepen door verschillende gerechtelijke arrondissementen met verschillende politiekorpsen. Ze kenden bepaalde routines van het politiewerk. Van bepaalde bewegingen van de politie werden ze verwittigd.”

“Een mooi voorbeeld had je na de moord in 1983 op een restauranthouder in Ohain. Die gebeurde midden in de nacht. De ochtend nadien startte de politie een buurtonderzoek. Een cafébazin vertelde toen dat ze die nacht twee mannen over de vloer had gekregen die geen reguliere klanten waren. De politie toonde haar een fotoalbum, en ze herkende De Staerke en Mohammed El Bourajradji. Kort nadien werd ze bedreigd. Door wie, dat is nooit onderzocht. Wat er in elk geval op wijst dat twee verdachten wisten dat ze misschien herkend waren. Dat kan alleen door contacten binnen de politie komen.”

Als mythe nummer elf noteert u: ‘De bende van Nijvel bestaat’. Twijfelt u daaraan?

Geens: “Ik vind dat inderdaad niet zo evident. Allerlei zaken zijn via immateriële bewijzen aan elkaar gelinkt. De eerste aan de Bende toegeschreven moord was die bij de overval op wapenhandel Dekaise in Waver, in 1982 – een politieagent werd toen doodgeschoten. De wapens die daar gestolen werden, zijn nooit teruggevonden. Speurders denken wel dat de Bende ze heeft gebruikt, omdat bepaalde kalibers bij haar overvallen overeenkwamen met die van de Dekaise-wapens. Maar zolang je die wapens niet vindt, kun je dat niet bewijzen.”

“De vraag is: kun je die overval uit 1982 dan wel aan de Bende toeschrijven? Gestolen wapens worden in het criminele circuit op de markt gebracht, gekocht en verkocht, gebruikt of niet gebruikt, soms bewaard of gedumpt. Bouhouche zelf was bijvoorbeeld een echte bricoleur met wapens: hij verving geweerlopen en allerlei andere onderdelen door stukken van andere wapens. Veel wapens die bij hem gevonden zijn, waren van die samengestelde dingen. Die Dekaise-wapens kunnen dus zeker door verschillende gangsters en bendes gebruikt zijn, met andere doeleinden en motieven dan we aan de Bende van Nijvel toeschrijven. In die zin vraag ik me echt af of dé Bende van Nijvel wel bestaat.”

“Ach, ik zou die lijst met mythes nog een stuk langer kunnen maken. Het is ook een mythe dat een moordwapen in de periode van de Bende na gebruik meteen werd vernietigd. In die tijd was het niet zo eenvoudig als vandaag om aan een wapen te raken, als je het niet in een gewone wapenwinkel wilde kopen. Kort voor de Bende van Nijvel opdook, is in Sint-Genesius-Rode een zesvoudige moord gepleegd. Daarbij werd een bepaald wapen gebruikt, dat anderhalve maand later ook gebruikt werd bij een drievoudige moord. Was het wapen doorverkocht na de eerste moordpartij, of gaat het om dezelfde dader? Ik bedoel maar: ook over het wapengebruik van de Bende bestaan mythes.”

Volgens criminoloog Paul Ponsaers, die ook ooit een boek over de Bende schreef, zal er geen proces meer komen. Wat denkt u?

Geens: “Hij heeft gelijk. Het hele dossier bulkt van de procedurefouten. Eigenlijk is justitie er erg aan toe, hè.”

Zou een derde parlementaire onderzoekscommissie soelaas kunnen brengen?

Geens: “Nee. De verwarring zou alleen maar groter worden. Geen enkele buitenstaander die daar nu fris aan moet beginnen, kan dat nog behappen. Hoe begin je aan een dossier dat járen vraagt om het te lezen? De procureur-generaal zegt: ‘Alles is ingescand, ik scrol door het dossier.’ Dat is zeker een hulp, maar ook een risico. Namen als De Staerke, Beijer enzovoort worden op verschillende manieren gespeld: alleen al daardoor kun je in die miljoenen documenten belangrijke verklaringen missen.”

Geeft die telkens weer verlengde verjaring de slachtoffers dan geen valse hoop?

Geens: “Ik ben pessimistisch over de oplossing van de zaak, en toch wil ik blijven hopen dat er ooit weer een paar speurders opstaan die bijvoorbeeld de losse eindjes die ik net noemde eens helemaal uitspitten. (lacht) Ik ben dus hoopvol, maar tegen beter weten in.”

Bron » Knack

Une enquête historique pourrait résoudre l’énigme des Tueries du Brabant

Deux historiens suggèrent de lancer une grande recherche comme celle qui a permis de clarifier l’assassinat de Julien Lahaut en 1950.

Le soufflé médiatique récent autour de nouvelles révélations sur les Tueries du Brabant des années 1980 semble être retombé. On n’a donc pas vraiment progressé mais est-ce une raison de ne pas tenter d’autres pistes? Dont l’une serait en fait de mettre sur pied une commission plus de recherche que d’enquête, principalement historique qui revisiterait le dossier à l’aune des archives mais aussi de la recherche de nouveaux éléments autour des événements tragiques qui avaient alors secoué la Belgique.

C’est la conviction de deux historiens belges chevronnés, Emmanuel Gérard, récemment admis à l’éméritat à la KU Leuven, et Rudi Van Doorslaer, l’ancien directeur du CegeSoma, le Centre d’études Guerre et sociétés contemporaines.

Surmonter les complicités par omission…

Il faut dire que ces deux chercheurs, qui ont depuis très longtemps compris l’importance de resituer les grandes évolutions de notre pays dans l’histoire contemporaine en faisant largement appel à l’opinion publique, ont un bel argument à faire valoir: alors que l’affaire Julien Lahaut – du nom de l’assassinat en août 1950 du président du Parti communiste, abattu devant sa maison à Seraing – resta pendant des décennies dans un grand brouillard judiciaire, ils ont, voici deux ans, avec l’aide de jeunes chercheurs dynamiques permis de fermer pas mal de portes dans ce qui fut un des grands assassinats politiques de la Belgique moderne.

Il y avait nombre de présomptions sur les auteurs et leurs commanditaires. Les recherches ont permis de boucler la boucle, en soulignant notamment le rôle de certains milieux anti-communistes soutenus directement ou indirectement par des personnalités politiques ou du monde des affaires.

Les historiens ont aussi apporté la preuve que certains enquêteurs ont freiné les recherches parce qu’ils ont découvert la présence d’acteurs qui faisaient partie de leurs informateurs. Pour les deux historiens “il est clair que les crimes des Tueurs débordent du banditisme traditionnel. Ils ont eu un caractère politique direct ou indirect et, restons prudents, pourraient être réliés à des réseaux d’extrême droite”.

Une taskforce de chercheurs

Partageant l’attente des familles des victimes à connaître les auteurs et les motifs de ces crimes afin de faire définitivement leur deuil, Gerard et Van Doorslaer plaident pour la création d’une taskforce d’historiens qui pourrait revisiter à l’aune de l’Histoire les officines mises en cause depuis 1985, du Westland New Post et du CEPIC (l’aile droite du PSC, à l’époque) à certains groupes de la gendarmerie (Groupe G, Diane, etc.) tout en investiguant aussi sur les personnes citées de près ou de loin.

Les deux historiens sont bien conscients qu’on devra strictement baliser une telle recherche car la moindre faille pourrait torpiller définitivement l’enquête judiciaire. Mais contrairement à une hypothétique troisième commission parlementaire hyper-médiatique, une enquête historique approfondie, menée sereinement, offre plus d’espoirs…

Bron » La Libre | Christian Laporte

Experts over het Bende-onderzoek: “Er is met de mensen hun voeten gespeeld

Wapens waar het gerecht dertig jaar naar zocht, zijn nu mogelijk opgespoord door enkele jongens met een magneet. Een kroongetuige die de Reus kon aanwijzen, werd twintig jaar genegeerd. Waarom wordt het ­onderzoek naar de belangrijkste misdaden van ons land zo mismeesterd? Drie experts die het onderzoek naar de Bende van Nijvel al jaren volgen, laten hun licht schijnen.

Gaat het om manipulatie van binnenuit? Sabotage door de daders? Of is het gewoon flagrante incompetentie van de speurders? “Het is altijd mijn idee geweest dat de Bende het werk was van mensen uit het apparaat, die op een zijspoor waren beland”, zegt emeritus professor Paul Ponsaers, co­auteur van het boek De Bende. “Ex-rijkswachters bijvoorbeeld, die mislukt waren, en die daar een zekere rancune over hadden. Ze kenden het systeem van binnenuit. Ze maakten er geen deel meer van uit, maar ze wisten hoe ze het moesten schaden.” En hoe ze de speurders op een dwaalspoor moesten zetten. “De ­daders hebben met de voeten van de speurders gespeeld.”

Maar het povere resultaat is ook aan de onderzoekers zelf te wijten. “Zo hebben ze bijvoorbeeld in de eerste jaren ontzettend veel tijd verknoeid door onderzoek te voeren naar de bende uit de Borinage”, zegt Ponsaers. “Zelfs al hield men acht maanden lang een expertise in een schuif die die bende vrijpleitte.”

Journaliste Hilde Geens, ­auteur van het boek Beetgenomen: Zestien Manieren om de Bende van Nijvel nooit te ­Vinden, vergelijkt het met een puzzel. “Je eerste puzzelstuk is rood, je denkt aan Roodkapje. Maandenlang probeer je de puzzel te leggen, en het lukt maar niet. Want het is eigenlijk een rode koe. De onderzoekers hadden een hypothese in hun hoofd en zochten alleen puzzelstukken die die hard konden maken.”

Vriend of vijand

“Dat enkele verdachten rijkswachters waren, heeft er allicht toe geleid dat onderzoekers op de rem gingen staan”, zegt Ponsaers. “Dat heeft niets met een doofpot te maken. Het is veeleer valse solidariteit. Of gêne.” Geens: “Zo’n collega is ofwel een goeie vriend, of ­iemand die je niet kan uitstaan. In beide gevallen is het problematisch voor het onderzoek. ”

Het dossier was intussen zo enorm groot geworden, dat er ontelbaar veel pistes ontstonden. “En die bleken alleen maar tijdsverlies. Toch wilden die onderzoekers al die poortjes een voor een sluiten”, zegt ­Ponsaers. “En al die tijd bleef de essentie onaangeroerd: wie was de Bende van Nijvel? Er is hard gewerkt in dit dossier, maar er is gewoon te veel ­gezocht op pistes die zinloos waren.”

“Er zijn enorm veel hypotheses bedacht”, zegt journalist Dirk Barrez. “Maar er is uiteindelijk zo weinig onderzocht, dat er tot op vandaag níéts kan worden uitgesloten. Die ridicule resultaten staan in schril contrast met het enorme ­dossier.”

In 1995 maakte Barrez een Panorama-uitzending over de Bende, en daarmee gaf hij de aanzet tot de oprichting van de tweede parlementaire onderzoekscommissie. “Nadat het dossier in 1990 van Dendermonde naar Charleroi was verhuisd, lag het onderzoek vijf jaar zo goed als stil omdat de honderdduizenden pagina’s vertaald moesten worden.”

Het parlement concludeerde in de commissie dat er meer aandacht moest komen voor de rol van extreemrechts en de rijkswacht. We zien vandaag dat daar niets mee is gedaan. Er is 22 jaar met de voeten van het parlement gespeeld.”

Nieuwe commissie

Net zoals Paul Ponsaers is Barrez voorstander van een derde parlementaire onderzoekscommissie. “Het wordt tijd dat we de verantwoordelijken nog eens de vraag stellen: Wat hebben jullie in al die jaren eigenlijk gedaan?”

De flaters

Tunnelvisie: Vier jaar lang bleef de ­Nijvelse procureur ­Deprêtre zich vast­bijten in een misdaad­bende uit de Borinage. Alle andere sporen en pistes werden genegeerd. Zelfs al was al aangetoond dat die bende onschuldig was.

Tijdsverlies: Het onderzoek werd in 1990 weggehaald bij het parket van Dendermonde en overgeheveld naar Charleroi. Vijf jaar lang lag het onderzoek praktisch stil. Want de honderdduizenden pagina’s moesten eerst naar het Frans vertaald worden.

Op de rem: Dat ­enkele verdachten rijkswachters waren, was een hinderpaal voor veel speurders. Uit misplaatste soli­dariteit voerden ze een onderzoek met de rem op.

Parlement genegeerd: De tweede parlementaire Bende-commissie concludeerde in 1996 dat de rol van de rijkswacht en extreemrechts ­onderzocht moest worden. Dat ­gebeurde amper.

Spokenjacht: Als verdachten, zoals ­gevangenisdirecteur Jean Bultot of rijkswachter Robert Beijer, zelf een spoor aanbrachten om zichzelf uit de wind te zetten, werd dat uitvoerig onderzocht. Ook als het een dwaalspoor bleek.

Interne ruzies: Het Waalse onderzoeksteam opende in 2012 een onderzoek naar de Dendermondse speurders, om te achterhalen of zij ­wapens in Ronquières in het water gooiden. Intussen zocht niemand naar de andere wapens in het kanaal.

Kroongetuige genegeerd: Marc Van Damme vertelde in 1998 al dat Christiaan B. de Reus was. “Er waren driehonderd van die tips. ­Te veel om te controleren”, klinkt het excuus. Ook in 19 jaar tijd?

Bron » Het Nieuwsblad

“Laat een waarheidscommissie klaarheid scheppen over Bende van Nijvel-onderzoek”

Volgens professor emeritus criminologie Paul Ponsaers moet een onafhankelijke waarheidscommissie opheldering brengen rond het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Dat heeft hij gezegd in De wereld vandaag op Radio 1. “Dat kan wat mij betreft gebeuren door een parlementaire onderzoekscommissie, of door een onafhankelijke onderzoekscommissie: de vorm is ondergeschikt aan het doel.”

Ponsaers schreef eerder al een boek over de Bende van Nijvel. Hij volgt het dossier al jaren. “Het is iets geworden wat je een leven lang meesleept”, zegt hij daarover. “Al hoop ik natuurlijk dat de zaak nu snel opgelost geraakt, nu er de voorbije dagen verschillende dingen naar boven zijn gekomen.”

Die klaarheid moet wat Ponsaers betreft komen van wat hij “een waarheidscommissie” noemt. In het verleden hebben twee parlementaire onderzoekscommissies het dossier al onderzocht. “De exacte vorm daarvan, is bespreekbaar. Dat kan een parlementaire onderzoekscommissie zijn, of een onafhankelijke onderzoekscommissie, die de zaak volledig als buitenstaander herbekijkt.”

Duizendkoppig monster

Ponsaers vergelijkt het dossier van de Bende van Nijvel met een duizendkoppig monster. “Of misschien zelfs miljoenkoppig. Daarom moeten de speurders keuzes maken. Ze moeten niet proberen om álle pistes te onderzoeken, en alle openstaande deuren definitief te sluiten. Ze moeten vooral een antwoord proberen zoeken op de vragen waarmee de bevolking nu specifiek worstelt, in plaats van zich bezig te houden met elke naam die halvelings in het dossier staat.”

In dat opzicht vindt Ponsaers het veelzeggend dat er de voorbije dagen opnieuw veel tips zijn binnengekomen. “De samenwerking vanuit de bevolking is bijzonder groot. Mensen willen na al die jaren nu écht antwoorden. In geval van groot banditisme zou die samenwerking minder groot zijn, omdat mensen zich eerder angstig zouden voelen. Nu gaat het om een dossier dat de werking van de staat fundamenteel bedreigt.”

Dat het speurdersteam zelf de voorbije jaren doelbewust elementen in de doofpot zou gestoken hebben: daar stuurt Ponsaers niet op aan. “Het klopt naar mijn gevoel wel dat de piste rond de Rijkswacht onvoldoende is onderzocht destijds. Als je natuurlijk niet weet in welke richting he moet gaan zoeken, dan wordt het wel moeilijk. Ik weet dat mensen zich altijd zullen bezighouden met het bedenken van complottheorieën. Daar gaat het volgens mij niet over.”

“Mijn persoonlijke overtuiging is dat de Bende van Nijvel bestaat uit enkele gefrustreerde mislukkelingen die uit verschillende staatsapparaten – waaronder de Rijkswacht – zijn gegooid. Vanuit die frustratie hadden ze zowel het politieke motief als de voorkennis om het apparaat waar ze ooit zelf deel van hebben uitgemaakt schade toe te brengen.”

Bron » VRT Nieuws

Manipulatie, maar weinig animo voor onderzoekscommissie

Hoe moet het onderzoek naar de Bende van Nijvel verder? Volgens justitieminister Koen Geens (CD&V) is het duidelijk dat er in het verleden pogingen waren om het onderzoek te manipuleren. Toch is er weinig animo voor een nieuwe parlementaire onderzoekscommissie.

“Het werd me duidelijk dat er pogingen gedaan waren om het onderzoek te manipuleren.” Minister Geens bevestigde in de commissie-justitie wat al dikwijls werd geopperd: het onderzoek naar de Bende van Nijvel werd gedwarsboomd. Over welke manipulaties hij het had, hield de minister voor zichzelf.

Ondanks die aangetoonde poging tot manipulatie van het onderzoek wordt de roep van oppositiepartij PVDA om een nieuwe parlementaire onderzoekscommissie lauw onthaald. “Ik ben altijd bereid om over zo’n onderzoekscommissie te praten, maar ik denk dat het belangrijker is dat de aandacht gaat naar het onderzoek zelf”, zegt Raf Terwingen (CD&V).

Ook oppositiepartijen sp.a en Groen zitten op dezelfde lijn. “We moeten opletten dat we niet te snel handelen”, zegt Stefaan Van Hecke (Groen). “Maar mocht blijken dat er politici of magistraten betrokken waren, dan kan een derde onderzoekscommissie wel nuttig zijn.”

Ook Carina Van Cauter (Open Vld) vindt dat de prioriteit bij het onderzoek zelf moet liggen, “zonder daarbij fouten uit het verleden uit het oog te verliezen”. Een ‘onderzoek van het onderzoek’ moet er dus wel degelijk komen, stelt ze, maar een parlementaire onderzoekscommissie is volgens haar niet het juiste instrument.

Van Cauter: “De Hoge Raad voor Justitie kan zo’n onderzoek voeren, maar dat kan pas als het gerechtelijk onderzoek afgerond is. Ofwel moeten de bevoegdheden van de Raad worden uitgebreid, ofwel is dit iets voor een nieuw op te richten Comité J, naar analogie met de Comités I en P.”

Team verdubbeld

Intussen wordt het aantal onderzoekers naar de Bende opgetrokken. Claude Fontaine, de baas van de federale gerechtelijke politie, liet de minister eerder deze week weten dat hij bereid is om het team te verdubbelen “als dit zou nodig blijken”. En die extra mankracht komt er ook. Er zouden drie tot vier leden van de gerechtelijke politie de cel versterken, en er komt ook hulp vanuit het Comité P.

Geens benadrukte dat de onderzoekscel, die tot dat moment uit drie Franstalige onderzoekers bestond, in september al werd uitgebreid met twee Nederlandstalige onderzoekers.

Of een nieuwe verdubbeling van het aantal onderzoekers volstaat, willen de verschillende partijen nog afwachten. Van Hecke juicht de extra mankracht alvast toe. “Het onderzoeksteam bestond ooit uit honderd man. Ik zeg niet dat we daar opnieuw naartoe moeten, maar tot voor kort waren dat er slechts drie, wat belachelijk weinig is voor een dossier van 3 miljoen pagina’s.”

Voor Annick Lambrecht (sp.a) is het aantal onderzoekers niet wat telt, maar wel hun kwaliteit. “Het is intussen voldoende bewezen dat de huidige manier van onderzoek niet werkt.”

Zij pleit er dan ook voor om het dossier over te hevelen naar het federaal parket, maar dat zien de andere partijen niet zitten omdat zo kostbare tijd verloren zou gaan.

Bron » De Morgen