Wie is Michel Delacroix?

De Brusselse advocaat – die in Thionville woont – ontkent niet dat hij extreem-rechtse sympathieën heeft. “Maar er staat geen buste van Hitler op mijn bureau”, zegt de vriend van FN-leider Daniel Fèret.

Zijn relatie met de in 1994 in Spanje overleden Degrelle omschrijft hij als “puur professioneel”. Delacroix was juridisch raadgever van de in 1945 ter dood veroordeelde rexist.

Zijn veroordeling voor illegaal wapenbezit in 1999 – bij Delacroix werden tijdens een huiszoeking oorlogswapens gevonden – doet hij af als een dom misverstand. “Ik ben een verzamelaar van oude wapens en heb, zoals de meeste collega’s, natuurlijk niet alle vereiste vergunningen.”

De revisionistische literatuur die op zijn bureau werd aangetroffen – boeken waarin wordt getwijfeld aan de holocaust – zegt de gewezen ondervoorzitter van de Brailleliga – “nodig te hebben ter verdediging van sommige extremistische cliënten”. Met andere woorden: dat is niet meer dan studiemateriaal.

Wat er ook van zij, de coöptatie van Michel Delacroix (52) is op z’n minst erg omstreden. Alle Franstalige politieke partijen zijn ronduit tegen zijn aanduiding, maar geven tegelijk toe dat ze die niet kunnen tegenhouden. Het Front National heeft recht op die coöptatie en vult die autonoom in. Zo lang zijn kandidaat maar voldoet aan de wettelijke vereisten.

Bron » Gazet van Antwerpen

Onschendbaarheid Daniel Feret opgeheven

De Kamer heeft het Brusselse gerecht zaterdag gemachtigd om voorzitter Daniel Féret van het Front National (FN) te dagvaarden wegens inbreuken op de wet uit ’81 ter bestrijding van racisme en xenofobie. CD&V, N-VA en het Vlaams Blok stemden tegen.

Volgens de procureur des konings gaat het om drukwerk en om met karikaturen geïllustreerde pamfletten. Daarnaast wordt Féret aangewreven dat hij ruchtbaarheid geeft – onder meer via de partijwebstek – aan de xenofobe en discriminerende aspecten van het programma van het Front National.

CD&V-kamerlid en voormalig justitieminister Tony Van Parys vroeg zich af wat nog de ruimte is voor politieke publicaties met betrekking tot de samenlevingsproblemen als de interpretatie van de wet door de procureur wordt gevolgd.

Bron » De Standaard

Zoek dekking, want daar komen Le Pen en zijn gevolg

‘In de eerste echelons leerden we omgaan met de elektrische matrak. Het voltage kon dodelijk zijn’, zegt Fiammetta Venner, de enige journalist die ooit infiltreerde in de DPS, de obscure ordediensten van Le Pen. Een delegatie daarvan wandelde woensdag het Europees parlement binnen. Volgens sommigen gewapend.

Maart 1999. Sint-Catherineplein, hartje Brussel. Front National-leider Jean-Marie Le Pen en een niet-nader genoemd Vlaams Blok-lid likkebaarden boven een schotel schaal- en schelpdieren in restaurant La Belle Maraichère. De twee bulderlachen, een lijfwacht ijsbeert voor de deur.

Maar wanneer de tafelgenoten hun laatste oester naar binnen slurpen, stormen drie agenten de gelagzaal binnen. Of de Peugeot 605 met Frans kenteken op de parking van een van de heren is? “Certainement”, knikt Le Pen, zijn stifttanden ingetogen ontblotend. Maar helaas is het de agenten niet om een parkeerboete te doen, wel om wat ze in kofferruimte van zijn Peugeot hebben gevonden, namelijk een geladen riotgun, een vrachtje .38-revolverpatronen, twee kogelvrije vesten, twee traangasgranaten, een magnetisch zwaailicht, een scanner en een grote matrak.

Ongeruste bewoners op het plein zagen eerder drie belhamels het zijraampje verbrijzelen en de wijk nemen met een mobiele telefoon. Toen ze daarop de koffer van de Peugeot openden, in de hoop de eigenaar van de wagen te traceren, stootten ze op het arsenaal wapens in de kofferbak en riepen ze de politie. Het ging om nog grover geschut.

De lunch is om zeep, maar Le Pen en zijn Vlaamse disgenoot komen er met een uurtje ondervraging vanaf in het naburige politiekantoor, al speelt het Brusselse parket toch even met het plan om de politieke onschendbaarheid op te heffen om de Front National-leider toch nog aan de tand te voelen. Want Le Pen is immers niet zo onschendbaar als hij doet uitschijnen.

Hij heeft immers zijn Euro-identificatiebadge niet bij zich. Zijn lijfwacht heeft geen wapenvergunning op zak heeft en zijn chauffeur rijdt dan weer door Brussel met een scanner waarmee hij honderden politiefrequenties kan onderscheppen. Niemand schijnt echter te willen weten waarom. De Vlaams Blokker, Le Pen en zijn gevolg mogen vertrekken. De Franse delegatie rijdt dezelfde dag met volle maag doch zonder wapens terug naar Parijs. En nog een meevaller: de pers maakt nauwelijks melding van de explosieve vondst in de koffer van de officiële wagen van het Front National.

Niemand die zijn koffer noch blazer fouilleerde deze week, maar volgens politiebronnen kwam Le Pen ook woensdag ook gewapend aanzetten voor zijn blitzbezoek aan het Europees parlement. En, anders dan tijdens de lunch op het Catharinaplein in 1999, verscheen de FN-leider dit keer niet met één maar zowaar met negen bodyguards. En het leek wel of die de blijde intrede hadden gerepeteerd: in recordtempo gristen ze de ‘Non’- en ‘Merde’-pamfletten uit de handen van opponenten.

Ze verscheurden de papieren niet, maar stapelden ze een voor een netjes op in een farde. Diplomatisch en kordaat, in nauwe samenwerking met met Group 4, de interne veiligheidsdienst van het parlement, die dacht dat het zo hoorde. De gorilla’s glunderden zichtbaar toen ze wegreden. De presidentskanidaat bleef de hele middag uit de vuurlinie van taartengooiers. Slechts zijn Vlaamse spitsbroeder Karel Dillen kreeg een veeg uit de roompot. Mission completed.

De extreem-rechtse leider verhulde nooit dat hij zich laat ruggensteunen door het DPS, de interne ordedienst van het Front National, voluit: Département Police et Sécurité of ook Division Protection Sécurité. Die disparate veiligheidsdivisie van het FN kwam van de grond in 1983, maar werd in 1998 op de meer flatteuse leest van het moderne Front National geschoeid.

De DPS telt 3.000 vrijwilligers, voornamelijk gerekruteerd in bewakings- en militaire middens, van wie er 1.900 permanent actief zijn. De leeftijd schommelt tussen de 17 en 77 jaar, afhankelijk van de opdracht die ze krijgen. De beste rekruten worden opgevist tijdens de betogingen. Volgens Franse inlichtingendiensten worden daarbij foto’s gemaakt van ieders prestaties.

Ondanks het fors opgeblonken imago van de DSP leidde een lange reeks klachten (vanwege racisme) in 1999 tot een parlementaire onderzoekscommissie voor de Assemblée Nationale. Daar bleek andermaal dat achter de blinkende frontlijn een vergaarbak van vechtersbazen schuil gaat. “Een nest van crapuul”, vat extreem-rechts-kenner Hugo Gijsels samen, die de DSP-leden op televisie herkende.

Freelance journaliste Fiammetta Venner ondervond aan den lijve wat Gijsels bedoelt. Ze was een van de voornaamste getuigen tijdens de onderzoekscommissie en infiltreerde vanaf systematisch 1990 de rangen van de DPS. Ze geloofde haar ogen niet, zo valt op te maken uit de verslagen van de commissie. “Ik stootte op een lijst van ’te elimineren personen'”, zegt ze. “Het werd niet met zoveel woorden gezegd, maar er was sprake van ‘obstakels’ die moesten worden geëlimineerd. Hoe dat gebeurde, kon ik helaas niet achterhalen, ik ben niet ver genoeg geraakt…”

In 1996 raakt Venner alvast wel genoeg om te beseffen wat er in de eerste echelons wordt aangeleerd. Ze sluit zich onder een valse naam aan bij de vrouwendelegatie van de DPS, van de Ile-de-France-divisie. “Ik maakte kennis met close combat-gevechtstechnieken. Ik ontdekte bij die gelegenheid ook dat er een aparte inlichtingendienst binnen de DPS opereert. Daar leerden ons allerlei perfide trucs, onder meer hoe we de aandacht van journalisten moesten afleiden tijdens rumoerige FN-manifestaties.”

“Volgens de leiding – er waren veel meisjes-skinheads bij – waren vrouwen in zulke omstandigheden nuttiger om gemoederen te bedaren. We mochten geen wapens gebruiken, maar wel ‘kampeermateriaal’. Dat bleek algauw een breed te interpreteren begrip: er zaten gevechtshandschoenen bij met verstopte stalen vingers, boksijzers, maar ook harken. De leiding legde ons uit dat die nuttig waren om auto’s mee te bekrassen. Of nog: schildersmessen, handig om snel affiches weg te schrapen die het Front stoorden. En last but not least: de elektrische matrak, waarmee we de oproerkraaiers discreet moesten uitschakelen. Ik begrijp niet hoe dat kon worden toegelaten. Het voltage kon dodelijk zijn.”

Het viel Venner op dat tal van leden van bewakingsfirma’s zich aanmelden bij de DPS, maar ook ex-huurlingen en afgewezen militairen. Venner kon niet achterhalen waar de dienst zijn geld precies haalt, maar het was duidelijk dat enorme sommen binnen stroomden. En die dienden alleen om trainingen te financieren.

“Ik vermoed dat ze grote bedragen puurden uit hun lijfblad Police et Sécurité, dat inmiddels verboden werd door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daarin stonden peperdure reclames van Air France en EDF, de nationale elektriciteitsmaatschappij. Die maatschappijen wisten wellicht niet waarin hun reclame zou terechtkomen.”

“Nochtans waren die inkomsten niet bestemd voor de leden. Wij kregen namelijk niets. De DPS drijft op de loyaliteit, op het extremisme van haar leden. Alleen de leden van de UMI (de Unités Mobiles d’Interventions, in Toulon opgerichte snelle interventiedienst van de DPS, AdG) ook wel de ‘groupe choc’ genoemd, kregen ‘soldij’. Dat waren harde mannen”, zegt ze. “Er waren drie echelons. Het eerste: de diplomatieke en ‘presentabele’ dienst waaruit ook de bodyguards werden gerekruteerd. De tweede, waarbinnen licht geweld werd getolereerd, bijvoorbeeld met de elektrische matrak. En de derde: zij die de neonazi-aanslagen beraamden.

Opereert de DPS in België? Volgens Manuel Abramovicz, specialist inzake extreem-rechts en auteur van ‘Les rameurs d’extrême droite en Belgique’, verlaagde Belgisch extreem-rechts zich nooit tot het niveau van de DPS . “De ordedienst binnen het Blok zou zich daaraan nooit verbranden, net zomin als de leden van het Franstalige Front National. Dat zijn, vergeleken bij de DPS, doodbrave veiligheidsdivisies.”

Journalist Carl Laske van Libération is daar niet zo zeker van. Diverse DPS-leden getuigden bij hem over het verlangen van zowel Voorpost (splintergroep Blok) als (Waalse) Front National-leden om zich aan te sluiten bij de ordedienst van het Front National. “Er is bij jullie vreselijk veel interesse om toe te treden tot het DPS. Misschien omdat ze agressiever is”, zegt hij.

Maar ook uit logistieke hoek werd hulp aangeboden vanuit België. Zo werd de inmiddels vermoorde wapentrafikant annex huurling Marty ‘James’ Cappiau geregeld gesignaleerd in de buurt de voormalige leider van de DSP, Bernard Courcelle. Volgens de Franse inlichtingendienst DST was Cappiau een van de belangrijkste wapenleveranciers van de ordedienst van Le Pen. Achteraf bekeken is dat niet eens zo verwonderlijk: Courcelles broer Nicolas stond aan het hoofd van de beruchte Groupe Onze, een van de voornaamste huurlingenrekruteringsbureaus, en dan wordt het helemaal duidelijk, van adepten van de DPS.

Gladgeschoren kinnen, oortelefoons en stuurse blikken. Het leek woensdag wel of de staatsveiligheid het parlement binnen marcheerde. Het ging dit keer immers om de Franse presidentkandidaat en niet om de voorman van extreem-rechts die even langs kwam voor een dozijntje oesters. Group 4, de interne veiligheid van het parlement, sloot solidair de rangen.

Maar zelfs al was Le Pen gewapenderhand het parlementsgebouw binnen geslopen, dan nog had er woensdag geen kat wat van gemerkt. Want europarlementsleden hoeven blijkbaar niet door de metaaldetector, net zomin als hun escorte, zegt men op de persdienst van het parlement. Geen lid van de veiligheidsdienst die het woensdag dus in zijn hoofd haalde om de entourage van Le Pen te fouilleren, laat staan om zijn toegangspasje te vragen voor een routinecontrole. Daarvoor werkte de eerstelijnsformule van de DPS – diplomatie, pas de violence – veel te goed.

Zo goed zelfs dat de militaire politie, normaliter de hoogste politieautoriteit in het gebouw, zich door de gorilla’s van Le Pen liet intimideren. “De wapenvergunning wordt door de provinciegouverneur afgeleverd”, verheldert Eric Jacobs, hoofdcommissaris op de Gerechtelijke Dienst Arrondissement (GDA) Brussel. “Er kan dus geen sprake van zijn dat Le Pen zich met riotguns door Brussel beweegt. Als zoiets woensdag het geval was, dan had de lokale politie moeten ingrijpen.”

“Een delicate kwestie”, reageert Frank De Vos, commissaris van de lokale politie Etterbeek. “Binnen het Europees parlement gelden nu eenmaal andere, interne regels. Maar echt: als iemand ons zou melden dat Le Pen onder de wapens via onze invalswegen het territorium was binnengereden, dan hadden we wel ingegrepen. Presidentskandidaat of niet.”

Bron » De Morgen | Anne de Graaf

Bende-speurders volgen sporennaar extreem rechts en terrorisme

De cel-Jumet, die belast is met het onderzoek naar de Bende van Nijvel, bijt zich vast in de sporen naar extreem rechts en terrorisme om de moordende aanslagen van de jaren 1980 te verklaren. Dat zeggen bronnen die dicht bij het onderzoek staan. Vandaag beslist de kamer van inbeschuldigingstelling van Bergen of Philippe de Staerke, de enige persoon die voor de Bende-overval op een Delhaize-warenhuis in Aalst in 1985 in verdenking werd gebracht, buiten vervolging wordt gesteld.

De advocaten van de burgerlijke partijen zien de beslissing van de Bergense KI als het einde van het onderzoek. Zij menen dat het gerecht nooit de bedoeling had de misdadigers, die tussen 1983 en 1985 bij een reeks overvallen ten minste 28 slachtoffers maakten, te ontmaskeren. Volgens de advocaten is cel-Jumet er enkel om de publieke opinie in de waan te laten dat het onderzoek grondig is gevoerd.

Twee parlementaire onderzoekscommissies toonden in de jaren 1990 immers aan dat de gebrekkige werking van politiediensten en gerecht het onderzoek in de jaren 1980 enorme schade toebracht. In 1998 kreeg het onderzoek een nieuw elan met de oprichting van de cel-Jumet, die tot 80 speurders heeft geteld. Die speurdersploeg voerde 3.800 onderzoeksopdrachten uit, organiseerde 1.428 briefings, stuurde elf onderzoeksploegen naar het buitenland, liet 46 ballistische expertises overdoen en 1.698 DNA-analyses uitvoeren. Geen van die onderzoeksopdrachten leidde tot de definitieve doorbraak van het onderzoek. De cel-Jumet telde in de voorbije maanden nog zeven speurders, vijf administratieve krachten, drie personen die de scanner bedienen en drie magistraten.

De onderzoeksrechters Jean-Claude Lacroix en Jean-Paul Raynal bijten zich nu vast in sporen naar terrorisme en extreem rechts. Voor dit speurwerk trok de cel-Jumet in de voorbije jaren onder meer naar Scandinavië, Italië en Duitsland. In Duitsland doorzochten ze de archieven van de voormalige Oost-Duitse inlichtingendienst Stasi om na te gaan wat die over de aanslagen in België wist. De speurders blijven voortwerken op de resultaten die de buitenlandse onderzoeksopdrachten opleverden.

De cel-Jumet boort na de leugendetector, de verhoren onder hypnose en de DNA-analyses ook een nieuwe onderzoeksmethode aan. Een ploeg Franse criminologen en psychologen maakt aan de hand van het Bende-dossier een profiel van de daders. De onderzoekers proberen het motief van de moorden vast te leggen. Op basis van deze techniek weet de cel-Jumet dat bij de moordpartijen in de Delhaizes van Eigenbrakel, Overijse en Aalst in 1985 telkens dezelfde man het commando voerde en steeds een andere man het geld uit de kassas wegnam.

Bron » De Tijd

Juridische klachten remmen groei van Franstalig extreem-rechts zeker af

Hubert Defourny, medeoprichter van diverse Franstalige extreem-rechtse partijen, is gisteren veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf wegens aansporing tot rassenhaat. De correctionele rechtbank van Luik bevestigt eveneens dat de extreem-rechtse beweging REF en de partij Bloc Wallon racistische organisaties zijn.

Het Bloc Wallon zag het levenslicht in april 2000 en werpt zich op als tegenhanger van het Vlaams Blok in Wallonië. REF, opgericht in 1995 door Defourny, staat voor Référendum en is een verwijzing naar de partij REX van Léon Degrelle.

Defourny (44) is veroordeeld wegens een racistisch artikel dat verscheen in het tijdschrift van REF en wegens een racistisch pamflet dat het Bloc Wallon verspreidde voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2000.

Oud-provincieraadslid Defourny was de verantwoordelijke uitgever van beide geschriften. Hij kreeg vier maanden effectieve gevangenisstraf en een geldboete van 4.957 euro. Het Centrum voor Racismebestrijding en de Franstalige Liga voor Mensenrechten, die met een klacht de strafzaak tegen Defourny in gang hadden gezet, kregen telkens een euro morele schadevergoeding.

Defourny, ook oud-vice-voorzitter van Agir, betwistte dat de correctionele rechter bevoegd was en ontkende dat de publicaties racistisch waren.

Volgens het centrum-Leman veroordeelde de correctionele rechter Defourny wegens rassenhaat, omdat hij in de bewuste publicaties vreemdelingen omschreef als dieven en profiteurs van de sociale zekerheid. Ook in de term ‘neger’ zag de rechter een aansporing tot rassenhaat.

Het is de tweede veroordeling van Defourny op grond van de anti-racismewet van 1981. De vorige veroordeling dateert van 1998. Toen werd Defourny enkel schuldig bevonden aan “het aanzetten tot discriminatie” (op grond van artikel 1 van de anti-racismewet).

Nu hoorde hij zich eveneens veroordelen wegens lidmaatschap van een vereniging die rassenhaat propageert (artikel 3). Meteen heeft de rechtbank de twee Franstalige groeperingen REF en Bloc Wallon aangemerkt als racistische groeperingen.

“Dit is zeldzaam”, zegt stafmedewerker Patrick Charlier van het Centrum-Leman. “Meestal ontwijkt de rechter de vraag of een (extreem-rechtse) groepering racistisch is en beperkt hij zich tot een veroordeling van het individu wegens rassenhaat. Daarom zijn we verheugd over de uitspraak.”

Het Centrum-Leman en de Liga voor Mensenrechten probeerden zo’n (morele) veroordeling ook al te verkrijgen tegen het Vlaams Blok, maar de correctionele rechter verklaarde zich telkens (in 1994 en 2001) onbevoegd, omdat het om een politiek of een persmisdrijf zou gaan – waarvoor het hof van assisen bevoegd is.

Volgens stafmedewerker Charlier zijn de volgehouden juridische klachten tegen Franstalige extreem-rechtse politici een van de redenen waarom extreem-rechts in Wallonië niet van de grond komt.

Charlier: “Maar het is niet de enige reden. Extreem-rechts is in Franstalig België enorm versplinterd. Bovendien zijn de leiders ervan geen sterke persoonlijkheden, zoals dat het geval is bij het Vlaams Blok.”

Toch is het Centrum-Leman ervan overtuigd dat de juridische klachten tegen extreem-rechtse politici en partijen hun nut hebben.

Charlier: “Het heeft de groei van Franstalig extreem-rechts zeker afgeremd. En tijdens het proces tegen kopstukken van het Vlaams Blok was duidelijk dat deze erg verveeld zaten met de mogelijkheid dat hun partij door een rechter racistisch zou worden bevonden. Maar dergelijke juridische acties volstaan niet in de strijd. Het is slechts een element van een hele strategie tegen extreem-rechts.”

Bron » De Standaard | Filip Verhoest