Meer burgers krijgen recht op pro-Deoadvocaat

Het wetsvoorstel van de Kamer­leden Stefaan Van Hecke (Groen) en Zakia Khattabi (Ecolo) verhoogt de inkomensplafonds voor de toegang tot een pro-Deoadvocaat. Meer mensen krijgen toegang tot die juridische tweedelijnshulp, waarbij de overheid het ereloon van de advocaat betaalt.

Momenteel mag het loon van alleenstaanden maximaal 1.026 euro per maand bedragen om aanspraak te maken op het pro-Deosysteem. Voor gezinnen is dat 1.317 euro. Vanaf 1 september tot 2023 zullen de limieten in fases verhoogd worden tot 1.500 euro voor alleenstaanden en 1.800 euro of meer voor gezinnen, afhankelijk van het aantal kinderen.

Het voorstel is gisteren goed­gekeurd in de commissie-Justitie met de steun van Groen, Ecolo, de PS, de SP.A, CDH en de PVDA. CD&V onthield zich, de N-VA heeft een tweede lezing gevraagd. Dat heeft volgens Van Hecke te maken met de kostprijs van de uitbreiding: 77 miljoen per jaar. Die komt boven op de andere sociale maatregelen die de voorbije weken zijn goedgekeurd in de Kamer, zoals de pensioenaanpassing voor de mijnwerkers, die 200 miljoen kostte.

Van Hecke zegt die zorg te ­begrijpen. ‘We hebben momenteel heel wat budgettaire uitdagingen, maar dit is niet het zoveelste sinterklaas­cadeau’, zegt Van ­Hecke. ‘Het is om die reden dat de uitvoering in fases gebeurt. Vanaf ­1 september wordt het plafond verhoogd met 200 euro. Nadien voegen we 100 euro per jaar toe.’ De ­rekening volgt pas in 2022. Van Hecke blijft erop vertrouwen dat het wetsvoorstel definitief goed­gekeurd raakt.

De Orde van Vlaamse Balies reageert positief. ‘Met deze maatregel komt de overheid haar grondwettelijke plicht na om rechtsbijstand mogelijk te maken voor een groep die anders uit de boot valt’, zegt woordvoerder Hugo Lamon.

Bron » De Standaard

Private bedrijven azen op data van Justitie

De jacht op de data van Justitie is open. De magistratuur vreest luidop voor een digitale uitverkoop aan private bedrijven. Volgens gewezen topmagistraat Bruno Luyten liggen de data van het gerecht bijna op straat. De FOD Justitie zegt de controle te blijven behouden.

“Als minister van Justitie hecht ik veel belang aan een correcte verwerking en gebruik van uw gegevens.” Zo ondertekent CD&V-kopstuk Koen Geens de ‘Week van Geens’, uitgestuurd als nieuwsbrief door de FOD Justitie. Niemand die daaraan twijfelt. Vraag is of de minister nog wel vat heeft op de gerechtelijke data, of althans een deel daarvan.

Justitie beschikt niet over de financiële middelen om elektronische data zelf te beheren. Die data zijn belangrijke instrumenten om de veiligheid te verzekeren en recidive te bestrijden. In de zoektocht naar partners klopte de federale overheidsdienst in tempore non suspecto aan bij aanverwante beroepsgroepen: advocaten, gerechtsdeurwaarders en notarissen.

Die voor de hand liggende keuze resulteerde in 2016 in een samenwerkingsprotocol. De conventie werd ondertekend door de FOD Justitie, de Ordes van Advocaten, de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en de Nationale kamer van Gerechtsdeurwaarders. Het protocol bepaalt dat de uitwisseling van informatie verloopt “via door de beroepsgroepen opgerichte digitale platformen”.

De magistratuur was niet geraadpleegd. De poppen gingen meteen aan het dansen. Het College van hoven en rechtbanken, dat alle rechters in ons land vertegenwoordigt, waarschuwde voor een verregaande privatisering. “Door een gebrek aan budget kiest Justitie voor een uitbesteding van ICT aan externe partners, waarbij privébedrijven het monopolie vergaren op cruciale tools.”

“De magistraten hebben altijd gezegd dat de overheid de gegevens moet beheren. Wij zijn eigenaar van de data”, zegt Bruno Luyten, ere-eerste voorzitter van het hof van beroep in Antwerpen. “De beroepsgroepen zijn met onze gegevens weg. Dat bleek een onderdeel van de agenda te zijn. Wij hadden dat helaas niet door. De data van het gerecht liggen bijna op straat.”

Pad naar favoriete rechter

De Vlaamse en Brusselse advocatenbalies stampten een eigen commerciële vennootschap uit de grond: Diplad. Die ICT-onderneming beheert onder meer de gegevens van het Digital Platform for Attorneys (DPA). Advocaten gebruiken dat voor het digitaal indienen van processtukken. De gegevens van DPA, waaronder conclusies en overtuigingsstukken, worden bewaard in een niet-geanonimiseerde databank. De ontwikkeling kostte 8,5 miljoen euro.

Diplad mag de data twee jaar bewaren. Niet langer. Maar het bedrijf kan ze in die tijdsspanne wel in de etalage zetten. “Het risico dat de gegevens aan derden verkocht worden, is zeker niet onbestaande. Om niet te zeggen reëel. Ook al benadrukken ze dat niet te zullen doen, bij gebrek aan eigendomsrecht van deze data”, stelt Luyten.

In de ogen van Luyten is de rechterlijke orde de behoeder van de privacy, die sterk in het gedrang komt. “De databank van Diplad bevat gevoelige informatie die je niet zomaar op straat wil gooien. Bijvoorbeeld over een arbeidsongeval. Of over een Bekende Vlaming die aan aids lijdt. Het is alsof de belastingaangifte terechtkomt bij de vereniging van belastingconsulenten.”

Op de vraag wat potentiële klanten met de gegevens kunnen doen, geeft de gewezen voorzitter van het hof van beroep een kort en bondig antwoord: “Alles”. Zo kunnen de data burgers en bedrijven de weg wijzen naar de rechter van hun keuze. “Door gegevens te vergelijken kunnen ze nagaan welke rechter milder is voor bijvoorbeeld vluchtmisdrijf. Of voor welke burgerlijke rechtbank je het best kan dagvaarden.”

“In burgerlijke zaken kan gecheckt worden of een cliënt geld heeft en of hij al eerder in soortgelijke zaken betrokken is geweest. Dat iemand over een belangrijk vermogen beschikt, is interessante informatie bij een procedure rond ‘private banking’.” Bij die financiële dienstverlening van banken moeten welgestelde particulieren doorgaans beschikken over minimaal 1 miljoen euro om vrij te besteden. Volgens Luyten laten de financiële voordelen zich raden. “Bedrijven gaan zich toeleggen op de meest lucratieve business. Informatisering is de heilige graal van Justitie.”

Twee spelers in arena

Met het platform RegSol beheert Diplad de uitwisseling van digitale gegevens van een faillissement. En dat tussen alle spelers: ondernemingsrechtbanken (de vroegere rechtbanken van koophandel), curatoren, schuldeisers en andere belanghebbenden. Banken, werknemers en leveranciers die geld eisen van een failliet bedrijf maken dat digitaal kenbaar. Op het platform passeren jaarlijks 200.000 schuldvorderingen.

Caroline Daniels (Leuven Centre for Public Law): ‘Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding’
“Dossiers over faillissementen vind je niet meer terug bij de griffies. Die zijn ondergebracht bij RegSol. Ook hier gaat het om gevoelige info, zoals de solvabiliteit van mensen. Gegevens over takken van de Russische maffia moet je opvragen bij curatoren en niet langer bij ondernemingsrechtbanken.”

Een volgende uitbesteding is volgens Luyten de collectieve schuldenregeling, die de jongste jaren een spectaculaire stijging kent. “Justitie gaat daarvoor 1,5 miljoen euro aan Diplad betalen. In de ogen van balies en deurwaarders verschijnen dollartekens.”

“De strijd om de data van Justitie is volop aan de gang”, stelt Luyten. “In de arena staan twee spelers. Aan de ene kant Justitie en de beroepsgroepen. Aan de andere kant de magistraten, die maar al te goed begrijpen wat er aan het gebeuren is. Zij voelen zich gesteund door de Gegevensbeschermingsautoriteit, die uitdrukkelijk gesteld heeft dat privébedrijven de gerechtelijke data niet mogen bewaren.”

Digitale uitverkoop

Bruno Luyten staat lang niet alleen met zijn kritische bedenkingen. “Bij de magistratuur leeft terecht de vrees dat er een soort van digitale uitverkoop aan de gang is”, zegt Caroline Daniels, advocate aan de balie van Brussel en medewerkster van Leuven Centre for Public Law. “Privébedrijven krijgen een monopolie op applicaties van Justitie. Soms zelfs zonder enige vorm van aanbesteding.”

Volgens Luyten is dat al het geval met de dossierbeheerapplicatie Mammoet@CentralHosting, kortweg MaCH. Dat is het technologisch paradepaardje van Justitie. Daarvoor moest VAJA wijken, de technologie die had moeten leiden tot de oprichting van een nationale digitale databank met vonnissen en arresten.

Kabinet-Geens: ‘Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op’
Beheerder van MaCH is Axilys, een privébedrijf uit Willebroek. “Karel Tobback van de FOD Justitie heeft VAJA stilgelegd omdat hij de MaCH-applicatie wil opleggen in alle rechtbanken. Hij is dat nu aan het opdringen bij de rechtbanken van eerste aanleg. In de correctionele rechtbanken leidt het tot heel wat problemen. Ze creëren voor zichzelf een monopolie, want ze zijn er twintig jaar aan gebonden”, zegt Luyten.

Karel Tobback is adjunct-directeur informatisering en modernisering bij Justitie. Hij is gewezen voorzitter van FVIB, de met ondernemersorganisatie Unizo geassocieerde Federatie van Vrije en Intellectuele Beroepen. In die functie volgde hij in 2005 zijn huidige baas Koen Geens op. Tobback is erevoorzitter van de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat en geassocieerd notaris in het kantoor Tobback, Wellekens & Rooms in Boom, buurgemeente van Willebroek. Luyten neemt het woord belangenvermenging net niet in de mond.

Gedaan met prestigeprojecten

Het kabinet-Geens weerlegt dat Justitie zich voor de kerntaken afhankelijk maakt van externen. “Alle data blijven gewoon op onze servers. Neem de faillissementsdossiers: die zijn digitaal verzameld bij de balies, maar er is strenge controle op.”

Justitie moet niet alleen afrekenen met oppositie van de magistratuur, die de medewerking aan ICT-projecten in de koelkast stopte. Ook met die van de leden van de beroepsgroepen, advocaten op kop. “Voor sommigen gaat het te snel en voor anderen te traag. Maar op het einde van de dag is er niemand die zegt dat de digitalisering niet nodig was”, zei Karel Tobback daarover in Ad Rem, het tijdschrift van de Orde van Vlaamse Balies.

Justitie erkent dat het zich mispakt heeft aan enkele grootschalige prestigeprojecten. Volgens Tobback komen ze daar niet langer mee aandraven. “De digitalisering zal nooit afgerond zijn, maar terugkeren is geen optie. De tweede digitaliseringsgolf met artificiële intelligentie en big data mogen we niet missen.”

In ‘Court of the Future”’ de toekomstvisie van minister Geens over de rechtbank van morgen, is onder impuls van Tobback een sleutelrol weggelegd voor MaCH. De kritiek dat het computerprogramma gebaseerd is op achterhaalde technologie wordt weggewuifd: “Er zijn geregeld nieuwe versies”. Sinds de start in 2007 werden tachtig updates geïnstalleerd.

Meer dan 97 miljoen dossiers

De op punt gestelde applicatie vervangt de dertien vroegere dossierbeheersystemen. De samenwerking met externe partners zoals politie, andere overheidsdiensten en juridische beroepen moet daardoor meer gestroomlijnd verlopen. De functionaliteiten evolueren doorlopend. Bij de vredegerechten in Tienen en Nijvel werden proefprojecten voor het digitaal tekenen en versturen van vonnissen opgestart.

Bij de FOD Justitie zijn ze best tevreden met de vooruitgang die de voorbije jaren geboekt werd met MaCH. “Het portaal beheert inmiddels al 97.603.473 strafrechtelijke en burgerlijke dossiers”, zegt Edward Landtsheere, woordvoerder van de FOD Justitie. Volgens de laatste officiële cijfers van 2019 stond die teller op 87.123.844 (zie grafiek). Ruim 58 procent van de gerechtelijke entiteiten (382 op 654) draait op de applicatie. Van de 10.143 personeelsleden werkten er eind vorig jaar 5.358 met het informaticaplatform, of bijna 53 procent.

De parketten, politierechtbanken, correctionele rechtbanken, en vredegerechten zijn uitgerust met het systeem. De uitrol naar de arbeids- en ondernemingsrechtbanken en na de correctionele ook de andere afdelingen van de rechtbanken van eerste aanleg (burgerlijke rechtbank, jeugd-, familie- en strafuitvoeringsrechtbank) staat voor dit jaar gepland.

Budget moet omhoog

Het voordeel voor de burger is volgens Geens een vlottere dienstverlening. Voor de verdere informatisering van de rechtbanken moet volgens de minister het ICT-budget in de volgende legislatuur met 35 miljoen euro opgetrokken worden. Zelf bracht hij dat budget van 16,4 miljoen euro bij zijn aantreden in 2014 tot 48 miljoen euro, bijna een verdrievoudiging.

Koen Geens heeft van zijn thuishaven Leuven de proefsite gemaakt om Justitie digitaler te maken. “Bij het begin van de legislatuur kozen we doelbewust voor een stapsgewijze aanpak. Dat begint te renderen”, zei de minister bij zijn laatste werkbezoek aan het Leuvense gerechtshof.

“In Nederland is een digitaliseringsproject na vijf jaar proefdraaien opgedoekt. Wij hebben geleerd van eerdere ervaringen. Eenvoudig is het niet, want je moet vaak van nul beginnen. Maar het keerpunt is ingezet. Lijvige papieren dossiers worden stilaan overbodig. De kelders van de justitiegebouwen kunnen beetje bij beetje geledigd worden.”

Gevloek, maar niet blind

In het Leuvense gerechtshof wordt aardig wat gevloekt op de hard- en vooral software van de FOD Justitie. Maar medewerkers zijn niet langer blind voor de voordelen van de digitalisering. Zo is het werk van de parketmagistraten een stuk efficiënter geworden.

“Door de unieke code van elk dossier zien we meteen wie de betrokken partijen zijn: van verdachten over benadeelden tot getuigen. Opdrachten voor de politie komen automatisch terecht bij de betrokken zone. Alle parketten kunnen voortaan bij elkaar binnenkijken”, zegt substituut-procureur Stephanie Vanthienen.

Rechters moeten bij het opstellen van een vonnis alleen nog de motivering toevoegen. De input van gegevens gebeurt voordien en dat levert tijdwinst op. “Als een correctionele rechter in beroep de straf van een politierechtbank bevestigt, worden de gegevens gewoon overgeheveld. MaCH checkt daarbij welke partijen over de uitspraak geïnformeerd moeten worden”, stelt Lisa Claus van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. “Als iemand zijn rijbewijs komt inleveren, controleert het systeem veroordelingen en uitvoeringen van een andere rechtbank. Dat zorgt bij een rijverbod voor een aaneensluitende periode zonder onderbrekingen.”

Bij Diplad hebben ze inmiddels de handen vol met het informatiseringsproces. Dat weegt kennelijk al zwaar genoeg. “Met de digitalisering van de advocatuur en bij uitbreiding van Justitie is werk aan de winkel”, zegt CEO Bruno Segers. “Dat gaat nog een hele tijd duren.”

“Bij een meerderheid heb ik nog altijd de sense of urgency niet gevonden. Men staat er echt niet bij stil wat er allemaal aan het gebeuren is. We moeten met zijn allen vooruit. En we zouden beter wat sneller gaan. Want eigenlijk is het een ramp.”

Bron » Apache | Paul Gebruers

Er zit wetsdokter Wim Van De Voorde iets dwars: ‘Justitie moet van de grond af worden heropgebouwd’

Vijfentwintig jaar was Wim Van de Voorde (61) wetsdokter. Hij speurde mee naar moordenaars en voerde duizenden autopsieën uit. Toch worden hij en zijn collega’s niet erkend, zegt hij. Maar er is meer dat hem dwarszit. ‘Justitie moet van de grond af worden heropgebouwd.’

Het zijn de laatste dagen hier, zegt de wetsdokter als we hem ontmoeten op campus Sint-Rafaël in het centrum van Leuven. Begin maart verhuist de afdeling forensische geneeskunde naar Gasthuisberg. Wel zo gemakkelijk, want dan hoeft hij niet meer de stad in. In zijn werkkamer – grote boekenkast, kunstboeken op de tafel – zet hij een beker koffie neer. “Het was voor mijn boek zeker, dat u komt?”

Als we dat bevestigen, steekt hij meteen van wal. “Het gezicht van het kwaad sluit naadloos aan bij de open brief van de ouders van Julie Van Espen aan justitie en gerecht. Een aantal van hun punten heb ik ook beschreven. Er moet een Comité J komen, maar ik zou dat niet beperken tot een instantie die controleert hoe justitie werkt. Voor we daar zijn, moet er haast tabula rasa gemaakt worden, moet justitie geherstructureerd worden. Het systeem moet van de grond af heropgebouwd worden. Het staat zodanig op instorten dat zelfs herstel niet meer mogelijk is. De roep naar meer middelen voor justitie is terecht, maar als je die in een structuur pompt die het einde nabij is, gooi je het in een bodemloze put. Het systeem draait alleen nog op individuen die hun uiterste best doen om er nog iets van te maken.”

Zijn er landen waar het systeem beter werkt en die als voorbeeld kunnen dienen?

Wim Van de Voorde: “Ik heb onder andere in Nederland en Duitsland moeten getuigen. Alleen al de beveiliging van een gerechtsgebouw is er totaal anders. In Brussel kost het een halfuur om binnen te raken, in andere gerechtsgebouwen in ons land loop je zo binnen, zonder enige vorm van controle. In Nederland en Duitsland is dat gewoon uitgesloten: elk gerechtsgebouw heeft een vlot beveiligingssysteem, je bent in vijf minuten binnen. Het is dus mogelijk. En dat is maar één voorbeeld.”

Van de Voordes dienst in het UZ Leuven onderzoekt een zevenhonderdtal overlijdens per jaar en voert tweehonderd autopsieën uit. Wim Van de Voorde heeft al duizenden doden onderzocht. Een belangrijke en mooie job, schrijft hij in het voorwoord van zijn boek. ‘Je kunt ons werk vergelijken met een ogenschijnlijk blanco boek dat je begint te lezen. De bladzijden beginnen zich te vullen, maar je weet nog niet wat het betekent. En dan begin je, bladzijde na bladzijde, de woorden en zinnen te ontcijferen, totdat je het hele verhaal kunt construeren.’

Uw boek biedt een overzicht van wat uw werk precies inhoudt. Hoe blikt u op de afgelopen vijfentwintig jaar terug?

“Toen ik student was, bestond er nog geen opleiding in forensische geneeskunde. Gelukkig zagen ze op de faculteit in dat het een belangrijke richting was, dus werd ik naar Zürich gestuurd. Daar heb ik de mosterd gehaald.”

“Aanvankelijk verliep het vlot hier in België. In al mijn naïviteit vond ik dat er veel meer overlijdens onderzocht moesten worden dan tot dan het geval was. Daar werd gehoor aan gegeven, totdat er bespaard moest worden. Die besparingen hebben mijn idealisme en mijn pogingen om het vakgebied een statuut te geven, gefnuikt. Als arts-specialisten in dit vakgebied zijn wij armoezaaiers; wij kunnen níét leven van wat justitie ons voor strafzaken betaalt. Oké, minister Koen Geens (CD&V) heeft ervoor gezorgd dat we tegenwoordig in elk geval op tíjd worden betaald, maar het gaat nog steeds om basistarieven voor amateurs, hobbyisten.”

“Ook daarom heb ik dit boek geschreven, in de nasleep van het programma Wetsdokters (Van de Voorde was een van de artsen in ‘Misdaaddokters’ op Canvas en ‘Wetsdokters’ op VTM vorig jaar, JdR). Opdat men beseft wat we doen. Met de achterliggende bedoeling om duidelijk te maken dat wij de best gevormde gerechtsdeskundigen zijn die men kan vinden. We hebben een universitaire opleiding van zeven jaar geneeskunde, nu is dat zes jaar, en vijf jaar specialisatie. Welke gerechtsdeskundige kan dat zeggen?”

U klinkt verbitterd.

“Ik zit met een dubbel gevoel. Ik ben heel blij dat ik dit heb kunnen doen, maar als je vraagt of ik dit anderen aanraad, zeg ik ja voor wat de inhoud betreft en nee voor de manier waarop wij ons vak moeten uitoefenen.”

Houdt de slechte verloning studenten genees­kunde tegen om deze richting te volgen?

“Zeker. We krijgen weliswaar voldoende vragen van studenten om stages te volgen, maar een aantal begint er niet eens aan omdat ze weten dat het niet genoeg opbrengt. De helft van alle assistenten die hier beginnen, is gestopt. Dat is veel: in andere vakgebieden stopt bijna niemand. Dat heeft ook te maken met de wachtdiensten ’s nachts en in het weekend. De helft van onze overlijdens wordt onderzocht buiten de normale werkuren. Dat is een belasting op je sociaal leven. Daar komt ook nog eens bij dat we te weinig respect krijgen van justitie en soms ook van enkelingen die ons aanstellen.”

Hoe komt dat?

“Geen idee, wellicht omdat ze de macht hebben. De magistraten kunnen ons advies gewoon naast zich neerleggen als ze dat willen. Wij, oudere wetsdokters, proberen dat te relativeren, maar voor jonge mensen in opleiding is dat niet motiverend. We worden niet als een volwaardige professional gezien. Dat stamt uit het verleden, toen een wetsarts alleen werd aangesteld als ze er bijna zeker van waren dat het om criminele feiten ging. Ja, iedereen kan zien dat het om een criminele daad gaat als iemand een kogel in zijn hoofd heeft. Het gaat nu juist om alles wat erbij komt kijken en om de vragen achteraf op een assisenproces – bijvoorbeeld of de verdachte wel juiste verklaringen heeft afgelegd. Daar zit een heleboel kennis en kunde achter; veel mensen zijn zich daar niet van bewust.”

“Het is frustrerend. Ik heb er niet veel aan als iemand zegt dat ik een mooie carrière heb gehad. De boodschap die ik wil horen, is dat we de gerechtelijke geneeskunde op de kaart hebben gezet en dat ik mijn opvolgers een toekomst kan bieden. Daar heb ik tot op vandaag geen enkele zekerheid over; ik weet zelfs niet of deze dienst zal blijven bestaan. Met het einde van mijn carrière in zicht is dat teleurstellend. Ik werk tegenwoordig meer voor de nabestaanden dan voor justitie. Omdat ik hun tenminste nog een antwoord kan bieden op de vragen waar ze zo mee zitten. Al duurt ook dat veel te lang. Er is geen tijd én het ontbreekt ons aan middelen om snel te werken.”

Vindt u nog voldoening in uw werk?

“Ja, in het aanpakken en uitvoeren van dossiers wel. Het geeft voldoening als je de waarheid aan het licht kunt brengen maar dat werk zou erkend moeten worden. Het is bijna als parels voor de zwijnen gooien. Dat gevoel krijg ik steeds meer en dat is fout.”

Waarom koos u er als jonge man voor om met doden te werken?

“Tijdens mijn kandidatuur in Kortrijk kreeg ik de kans om aanwezig te zijn bij gerechtelijke autop­sieën. Er ging een wereld voor me open, ik vond het heel boeiend te bekijken wat je allemaal kunt afleiden uit bepaalde structuren en organen. Ik was geïnteresseerd in de morfologische kant van geneeskunde. Ik wilde eigenlijk chirurgie doen, maar omdat mijn vrouw ook arts was, besefte ik dat we geen tijd zouden hebben om een gezin te stichten als ik chirurg zou worden. Dus koos ik voor anatomopathologie, een vak dat me enorm aansprak. Tot ik werd gevraagd als opvolger van mijn voorganger, zo is het begonnen.”

“Ze zeggen weleens dat dit werk geschikt is voor hen die niet goed met mensen kunnen samenwerken, omdat je overledenen onderzoekt. Klopt niet, je hebt wel sociale vaardigheden nodig. In onze contacten met politie en magistraten bijvoorbeeld: je moet medisch vakjargon kunnen uitleggen en kunnen spreken met nabestaanden. Nabestaanden zijn trouwens vaak zelf vragende partij voor een onderzoek.”

Bent u voorstander van een algemene DNA-databank waar iedere Belg zich moet laten registreren?

“Ik heb moeite met de manier waarop erover wordt gediscussieerd. Men komt altijd met hetzelfde argument: het is een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Maar we moeten sommige dingen nuanceren. Privacy bestaat niet meer. We kunnen alles achterhalen via de mobiele telefoon, buiten word je gefilmd, alle handelingen met je bankkaart worden geregistreerd. Onze privacy is dus zeer relatief.”

“Ten tweede, bij het opslaan van DNA wordt het erfelijk materiaal vernietigd. We bewaren alleen een streepjes- of cijfercode die later eventueel vergeleken kan worden met een bepaald profiel. Dankzij de linken tussen de Belgische en Nederlandse, Duitse of Franse databanken worden er nu al verkrachters en moordenaars in ons land opgepakt. Daar gaat het om; de veiligheid kan enorm worden vergroot via die databanken.”

Uw dienst onderzoekt gemiddeld vier verhan-gingen per week, in de regio Vlaams-Brabant en Limburg alleen al. Dat is verontrustend veel.

“Soms zijn het er vier op één dag. Zowat de helft van de zelfdodingen gebeurt door verhanging. We hebben ook een aanzienlijk aantal waterlijken, meest-al van wat oudere dames. Ze plegen zelfdoding door zich te verdrinken. Niet zelden verdwijnen ze in nachtgewaad en worden in het water teruggevonden.”

Gaat het dan om mensen met dementie?

“Nee, het zijn mensen die echt kiezen voor de dood. Verdrinking staat bij vrouwen op de tweede of derde plaats; bij mannen op de vierde of vijfde plaats. Maar verhanging staat op één, zowel bij mannen als vrouwen. Voorts zien we veel overdosissen met geneesmiddelen.”

“Ik spreek trouwens liever over zelfdoding dan over zelfmoord. Zelfmoord is pejoratiever.”

Hebt u zelfdodingen gezien die bij nader onderzoek moord bleken te zijn?

“Heel onlangs nog. Het ging om een verhanging van een jonge dame. Op het eerste gezicht zag het er inderdaad uit als een verhanging, tot een van onze wetsdokters en iemand van het gerechtelijk labo kwamen kijken en in één oogopslag zagen dat het geen zelfdoding was maar strangulatie. Die term gebruiken we voor het dichtsnoeren van de hals met een snoer of koord. Als het met de handen gebeurt, is het wurging. De vrouw was dus gedood, daarna werd ze opgehangen.”

“We hadden ook eens een man die in elkaar was gestort. Op weg naar het ziekenhuis probeerden ze hem nog te reanimeren maar het was te laat. De man had achterop zijn hoofd een kleine wond, maar de dienstdoende arts dacht dat hij door een hartfalen was gevallen en daardoor een scheurwond had opgelopen. De arts was op het verkeerde spoor gezet door de echtgenote van de man die vertelde dat hij klaagde over pijn in zijn borst en in zijn arm. Het geval werd als een natuurlijk overlijden geklasseerd. Tot een verpleegkundige ’s nachts het lijk wilde verzorgen en meende dat er toch maar een röntgenfoto van de schedel gemaakt moest worden. Bleek dat er een kogel in zat, het was maar een klein gaatje. Daarom moeten we elke zelfdoding onderzoeken.”

U hebt ooit gezegd: tegenover elke ontdekte doding staat een onontdekte doding.

“Dat heb ik in het boek genuanceerd. Maar er is ongetwijfeld een categorie overlijdens waar het om een doding gaat die niet ontdekt wordt. Vaak zijn het plotse, onverwachte overlijdens die worden afgedaan als hartaderbreuk of hartaanval.”

“Soms is het subtiel. We hebben eens een assisenzaak gehad van een vrouw die vertelde dat ze thuis was gekomen nadat ze de hond had uitgelaten en haar man – hij was begin vijftig – op de grond had aangetroffen, naast de zetel. Zijn dood werd door een huisarts en een arts van de MUG als een natuurlijk overlijden geclassificeerd. Maar de dag voor de begrafenis kreeg ik een telefoontje van de onderzoeksrechter met de vraag of ik toch een autopsie wilde doen want er waren blijkbaar geruchten dat de vrouw een minnaar had. Bovendien had de huisarts gezegd dat hij bij een recent onderzoek had vastgesteld dat de man gezond was.”

“We hebben dan in allerijl een autopsie uitgevoerd maar we vonden niets. Tot uit het toxicologisch onderzoek bleek dat de man verschillende kalmerende middelen in zijn maag en bloed had. Terwijl de huisarts en zelfs zijn eigen vrouw zeiden dat hij geen kalmeermiddelen nam. De hoeveelheid was te weinig voor een overdosis, dus wat was er aan de hand? Na onderzoek kwamen we erachter dat zijn vrouw hem gesmoord had. Ze had kalmeringsmiddelen in zijn eten gedaan en toen hij versuft op de bank lag, had ze een plastic zak over zijn hoofd getrokken om hem te doen stikken. Hij was wakker geworden en begon zich te verdedigen. Ze had echt moeten duwen, daar kwam de rode plek op zijn neus vandaan. Tijdens de schermutseling was hij op de grond gevallen met een blauwe plek op de elleboog tot gevolg. Zo hebben we de ware toedracht kunnen opsporen. Het was trouwens niet de eerste keer dat de vrouw hem kalmeermiddelen had gegeven. Uit onderzoek van zijn haar zagen we dat ze het al twee keer eerder had gedaan.”

Hoe werkt dat?

“Stoffen die we hebben ingenomen slaan zich op in ons haar. Een haar groeit een centimeter per maand, we kunnen dus per maand zien wat iemand heeft ingenomen. De vrouw gaf toe dat ze het eerder had geprobeerd. Toen haar man de eerste keer wakker werd, is ze op internet gaan zoeken. De politie vond die hele internetgeschiedenis terug. Zo kwam ze op het idee om het met een plastic zak te combineren.”

U hebt al heel wat wreedheden gezien. Maar de agressie die bij lustmoorden vrijkomt, is onvoorstelbaar, schrijft u.

“Je hebt de lustmoord die ontstaat uit een seksuele drijfveer en er zijn lustmoorden die louter om macht gaan. Bij die laatste zit je meer in de categorie van de serieverkrachters en de seriedoders. Het gaat vaak om sadisme en perversie; ze halen genoegdoening uit het feit dat ze het slachtoffer doen afzien, doen vrezen.

“Maar met de term lustmoord bedoelen we meestal heel brute, gewelddadige verkrachtingen die dodelijk aflopen. De maïsmoord was er zo een (in Riemst in 2007, JdR). Ik heb het slachtoffer destijds onderzocht. Gelukkig komen dit soort extreme geweldsuitbarstingen niet zo vaak voor, maar het geeft een beeld van hoe een mens totaal kan ontsporen. Het is een van de zwaarste zaken die ik op dat vlak heb meegemaakt.”

“We hebben ook de zaak-Hardy gehad (Renaud Hardy werd in 2018 schuldig verklaard aan de moord op twee vrouwen, en verkrachting en foltering. Hij werd ook schuldig bevonden aan twee moordpogingen, waarvan een op actrice Veerle Eyckermans, JdR). De man speelde met zijn slachtoffers als een kat met een muis. Hij nam zichzelf op tijdens de moorden; de beelden waren niet te zien maar alles was te horen. Daar word je misselijk van.”

Hebben al die misdaden uw visie op de mens veranderd?

“Ik ben wantrouwiger geworden. Ik moet eerst alles bewezen zien want ik geloof niets zomaar, ook niet wat er in de kranten staat. Voorts heb ik geen optimistische blik op de mensheid in het algemeen. Kijk eens naar onze politieke leiders: die geven alleszins niet het goede voorbeeld. Wat de gruwel in mijn werk betreft: ik besef dat het om een minderheid gaat, alleen een klein deel ontspoort.”

“Wat me stoort, is dat we veel makkelijker ontsporen bij minder ernstige dingen. In het verkeer bijvoorbeeld. Ik ben bang dat we doorslaan naar een samenleving waar iedereen alleen nog bezig is met ikke, ikke, ikke. Hoe dat komt ligt aan verschillende factoren, maar ik leg onder andere de link naar de Franse Revolutie en het verlichtingsidee van absolute vrijheid van de mens, van autonomie en beslissingsrecht. Ik zie dat ook in de geneeskunde: een patiënt heeft de volledige autonomie – denk aan het euthanasierecht. Positief daaraan is dat de mens voor zichzelf kan beslissen, keerzijde van de medaille is dat hij niet meer leert rekening te houden met anderen.”

“In de moderne samenleving rafelt de maatschappelijke structuur uit elkaar, en ik klink nu zeer conservatief, maar de pastoor zorgde er vroeger wel voor dat de mensen in een dorpsgemeenschap in het gareel liepen, samen met de burgemeester, ‘den doktoor’ en de notaris. Natuurlijk weet ik dat dit niet meer in deze tijd past. Ik weet ook dat politici het niet allemaal kunnen overnemen. Je kunt het menselijk handelen strikt genomen niet allemaal in wetten vastleggen. Ik denk dat we meer ethisch-deontologisch moeten werken, op het vlak van moraliteit, opvoeding, samenleven.”

Hebt u zich nog nooit eens afgevraagd of u zelf tot een moord in staat zou zijn?

“Ik denk dat ik met een heel sterk aanwezig geweten zit. Ik parkeer niet op foute plekken, ik volg exact de snelheidsbeperking; ik overdrijf daar zelfs in. Ik kan me vinden in de uitspraak van Louis Tobback, die zei: ‘Ik stop voor elk rood licht, zelfs in de woestijn.’ Nu, ik zal niet zeggen dat ik nooit zondig, integendeel, maar dat geweten zit er diep ingebakken. En toch, ik heb nu mijn eerste kleinzoon. Als er iets met dat manneke zou gebeuren, weet ik ook niet hoe ik zou reageren.”

Het zijn niet de meest gruwelijke zaken die op uw netvlies zijn blijven branden, schrijft u. Welke dan wel?

“Zaken waar kinderen bij betrokken zijn, blijven langer plakken. Ik heb een paar gezinsdrama’s meegemaakt waar meerdere kinderen soms op gruwelijke wijze om het leven waren gebracht en waarvan ik de situatie nog zo voor me zie. En ik denk aan het kind dat door drie rottweilers werd doodgebeten. Je zag in de sneeuw de sporen van wat er zich had afgespeeld.”

“Maar het moeilijkste beeld is dat van een vader die zich had opgehangen. Naast hem hing zijn dochtertje, haar linkerarm had ze om hem heen, als in een soort omhelzing. (wordt emotioneel)

“In de loop van de jaren ben ik gevoeliger geworden. Het is alsof ik een pakket meedraag dat op sommige momenten zwaar begint te wegen en doorzakt. Dat kan stomweg gebeuren door een tv-programma waar iemand iets pijnlijks meemaakt, of door muziek.”

“Of dat trauma’s zijn door het werk? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik de komende vierenhalf jaar mijn werk nog altijd met begeestering zal uitvoeren. Al hoop ik tussendoor wel wat tijd door te brengen met mijn kleinzoon.”

Bron » De Morgen


Wim Van de Voorde, Het gezicht van het kwaad, Borgerhoff & Lamberigts, 240 p., 22,90 euro.

Wie met vragen zit over zelfdoding kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 of op zelfmoord1813.be

Moet justitie beter gecontroleerd worden? Over de zin en onzin van een “Comité J”

Door de brief van de ouders van Julie Van Espen, waarin ze justitie met de vinger wijzen, staat de vraag naar de oprichting van een “Comité J” opnieuw hoog op de politieke agenda. Maar dat is niet de eerste keer: al meer dan tien jaar wordt er gepleit om een speciaal orgaan op te richten dat magistraten controleert en kan optreden als er grote fouten worden gemaakt. Heeft ons land dringend nood aan zo’n “Comité J”? Maar wat is dat dan precies? En wat zijn de argumenten pro en contra?

Het moet gewezen SP.A-minister Renaat Landuyt geweest zijn die tien jaar geleden als eerste het voorstel op tafel legde om een “Comité J” op te richten. Aanleiding was toen de vrijlating van een derde topgangster in zes dagen tijd. Een gevolg van procedurefouten. “Als justitie nu een procedurefout maakt, dan trekt het gerecht daar nooit lessen of structurele besluiten uit”, klonk het toen.

Tien jaar, een wetsvoorstel en verschillende pleidooien later, herhaalt SP.A-voorzitter Conner Rousseau de oproep van Landuyt. “Het is beter om te voorkomen dan te genezen. Wij willen dat er een orgaan komt dat tijdens een proces fouten kan onderzoeken en die eventueel kan rechtzetten.”

Blunders in zaak Ronald Janssen

De socialisten zijn trouwens niet de enigen die in het verleden hebben gepleit voor zo’n comité. Ook Groen en CD&V toonden zich al voorstander. Die laatste partij bijvoorbeeld in 2011, bij monde van toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck. In dat jaar kwam aan het licht dat er fouten werden gemaakt in de zaak Ronald Janssen. Uit onderzoek van Comité P, dat de politiediensten controleert, bleek dat de moorden op Kevin Paulus en Shana Appeltans voorkomen hadden kunnen worden als de politiediensten beter informatie hadden uitgewisseld. De Clerck pleitte er voor om niet alleen politiediensten, maar ook (onderzoeks)rechters en procureurs te controleren.

Hoe zou zo’n “Comité J” er dan moeten uitzien? Sinds 2000 bestaat er een Hoge Raad voor de Justitie. Die raad bestaat uit 44 leden, de helft magistraten en de helft niet-magistraten (advocaten, professoren en mensen uit het middenveld). De Hoge Raad benoemt magistraten, voert audits uit en brengt adviezen uit over hoe “structurele disfuncties” binnen justitie kunnen worden opgelost. Tot het einde van vorig jaar kon de Hoge Raad zich enkel uitspreken over afgesloten dossiers, maar sinds dit jaar mag ze zich ook buigen over lopende dossiers. De wetgever was het daar vorig jaar unaniem over eens.

Parlementaire begeleidingscommissie?

Moet dit nog uitgebreid worden? Moet er bijvoorbeeld een begeleidingscommissie komen in het parlement, zoals SP.A voorstelt? Parlementsleden zouden daar minstens om het kwartaal samenkomen om zich te buigen over problemen in lopende dossiers. En moet de Hoge Raad zich ook meer uitspreken over de individuele verantwoordelijkheid van magistraten en veel sneller tuchtsancties opleggen?

“Onbespreekbaar.” Dat moet ongetwijfeld de meest gehoorde reactie zijn die de voorbije jaren te horen was bij rechters en procureurs. De magistratuur ziet dit als aan fundamentele inbreuk op hun onafhankelijkheid en de grondwettelijk gewaarborgde scheiding der machten.

De magistratuur ziet dit als een fundamentele inbreuk op hun onafhankelijkheid en de grondwettelijk gewaarborgde scheiding der machten.

Voorstanders van een sterk “Comité J” vinden dan weer dat magistraten zich te veel “verstoppen” achter die onafhankelijkheid. “De rechterlijke macht werkt onafhankelijk, maar als het niet werkt en dat kost mensenlevens, moet er ingegrepen worden”, klinkt het.

Sneller sancties voor rechters?

Dan de sanctionering van magistraten. De ouders van Julie Van Espen zeggen in hun brief dat er grove fouten werden gemaakt door magistraten en begrijpen niet dat niemand hiervoor gesanctioneerd werd. Een voorbeeld: de eerste voorzitter van het hof van beroep besliste om een beroepskamer te sluiten wegens een tekort aan raadsheren. 77 dossiers, waaronder het dossier van de moordenaar van Julie Van Espen, bleven gewoon liggen.

De ouders van Julie Van Espen begrijpen niet dat er niemand gesanctioneerd werd voor de grove fouten die volgens hen werden gemaakt.

Moeten magistraten op hun beleid strenger gecontroleerd en ook sneller gesanctioneerd kunnen worden? De magistratuur verwijst in deze naar een belangrijk principe: rechters kunnen nooit persoonlijk aangesproken worden op de inhoud van een vonnis. Als dat toch zou gebeuren, verliest die rechter zijn of haar onafhankelijkheid.

Net omwille van die gevoeligheid zijn er in 2014 twee speciale afzonderlijke en onafhankelijke tuchtrechtbanken opgericht voor magistraten en andere leden van het gerechtelijk personeel die zware fouten zouden hebben gemaakt. Die rechtbanken kunnen verschillende straffen uitspreken, van inhouding van wedde tot ontslag. De voorbije jaren ging het in deze rechtbanken vooral over het verduisteren van geld, herhaaldelijk dronken rijden en ongepast gedrag tegenover griffiers en procespartijen.

Vraag is nu of dit uitgebreid moet worden. Moeten magistraten sneller ter verantwoording kunnen geroepen voor hun beleidsdaden, zoals bijvoorbeeld het sluiten van een beroepskamer en 77 dossiers laten liggen? Of kunnen we er van uitgaan dat het huidig systeem met een speciale tuchtrechtbank en een Hoge Raad voor de Justitie die structurele problemen blootlegt, voldoende waarborgen biedt?

Bron » VRT Nieuws | Arne De Jaegere

Onderzoeksrechter mag toegangscode van gsm eisen

Als een onderzoeksrechter dat vraagt, moeten verdachten de toegangscode van hun telefoon, tablet of computer geven. Zo’n code is te vergelijken met vinger­afdrukken, DNA of een ademtest, luidt de redenering.

nderzoeken waarin de smartphone, computer of tablet van de verdachte niet wordt uitgelezen, zijn dun gezaaid. Maar meestal zijn die toestellen beveiligd met een toegangscode: alleen de verdachte kent ze. Een onderzoeksrechter kan hem of haar volgens de wet verplichten om die prijs te geven, zodat de info erop beschikbaar wordt voor het onderzoek. Wie de code niet prijsgeeft, riskeert een celstraf van maximaal vijf jaar.

In de praktijk lag die verplichting zeer moeilijk. Verdachten die niet meewerkten, werden op dat punt soms vrijgesproken. ‘De rechtspraak ging alle kanten op’, zegt Philippe Van Linthout, de covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters die ook meeschreef aan Cybercrime 3.0, een handboek over de bestrijding van informaticacriminaliteit. ‘Maar een arrest van het Hof van Cassatie brengt nu duidelijkheid.’

Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege in ons land. Uitspraken daar zijn richtinggevend: ze bepalen mee de opsporing en vervolging van criminelen. Het arrest waarin dat hof nu geen probleem maakt van het bevel van een onderzoeksrechter om zo’n code te geven, gaat terug op een uitspraak van het Gentse hof van beroep uit oktober vorig jaar. Een drugs­handelaar die weigerde de toegangscode tot zijn twee gsm’s te geven, werd daarvoor vrijgesproken.

Afgeblaft

Dat je een verdachte niet zomaar kon dwingen om zijn code te verklappen, heeft ermee te maken dat hij zo aan ‘gedwongen zelfincriminatie’ zou doen: door een bevel zou hij elementen aanreiken waardoor hij zichzelf van een misdaad zou beschuldigen. Dat recht om zichzelf niet te belasten maakt deel uit van het vermoeden van onschuld en het recht op een eerlijk proces, een belangrijk gegeven in onder meer het Europees Mensenrechtenverdrag. Maar dat gaat over het behoud van ‘het recht op een eerlijk proces door het uitsluiten van onjuiste verklaringen die onder dwang zijn afgelegd’, staat in het arrest van Cassatie.

De gsm-code valt daar niet onder, besluit het hof nu. Van Linthout: ‘Zelfincriminatie gaat over zaken die je bewust met je geest kunt manipuleren, zoals een verklaring dat je feiten hebt gepleegd nadat je honderd uren bent verhoord en afgeblaft. De rechtsstaat moet verdachten daartegen beschermen. Maar een paswoord staat daar los van: het is ofwel juist ofwel verkeerd.’

Cassatie verwijst zelf naar andere soorten bewijsmateriaal dat wordt bewaard en waarvoor een verplichting bestaat om het op verzoek af te staan, zoals ‘adem-, bloed- en urinemonsters en monsters van ­lichaamsweefsel voor DNA-tests’.

‘Het is vergelijkbaar met wie blaast bij een alcoholcontrole’, zegt Van Linthout. ‘Achter het bevel om een toegangscode af te staan, zit dezelfde gedachte. We vragen de verdachte niet of hij nu wel of niet een drugshandelaar is, wel om zijn gsm open te doen. Dat kan trouwens ook elementen opleveren in het voordeel van de verdachte.’

‘Wij worden dagelijks geconfronteerd met telefoons die niet zijn uit te lezen omdat ze zijn versleuteld. Dossiers lopen daardoor vast. We kunnen die toestellen doorsturen naar gespecialiseerde bedrijven om ze te kraken, maar dat kost ongeveer 1.750 euro per telefoon. Dit arrest maakt duidelijk dat de verdachte moet meewerken of anders wel degelijk een veroordeling riskeert.’

Om dat te bekomen, zal het openbaar ministerie de rechter ervan moeten overtuigen dat de verdachte weet wat de toegangscode is.

Bron » De Standaard