Justitieminister Geens snoeit verder in gerechtskosten

De ministerraad heeft vandaag drie koninklijke besluiten van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) goedgekeurd die de gerechtskosten verder moeten drukken. De teksten herzien de tarieven voor speeksel- en dna-analyses en die van de betekening door gerechtsdeurwaarders in strafzaken. Samen moeten de kb’s de factuur met 11 miljoen euro doen dalen.

Waar vroeger een arts moest worden opgeroepen om in het kader van drugopsporing een bloedstaal af te nemen, kunnen als gevolg van de technologische vooruitgang vaststellingen worden gedaan op basis van speekseltesten. Een deel van de dna-analyses wordt geconcentreerd bij het NICC, dat voortaan deze analyses aan kostprijs zal verrichten. Zo wordt het labo geoptimaliseerd en kunnen schaalvoordelen gerealiseerd worden.

De speekselanalyses worden voortaan enkel nog door het NICC uitgevoerd aan kostprijs. De erkende laboratoria kunnen nog enkel tegenexpertises uitvoeren tegen de in hun laboratorium gangbare reële kostprijs. Deze aanpak betekent een besparing in de gerechtskosten van 6,5 miljoen euro.

Een derde koninklijk besluit zorgt voor een daling van de tarieven van gerechtsdeurwaarders voor de betekening in strafzaken, met 25 procent. Dat kan door de verdere informatisering en de ontwikkeling van een platform dat een efficiënter beheer en uitvoering van de betekeningen in strafzaken mogelijk maakt.

Ben » De Morgen

57,6 procent van alle veroordeelden hervalt

Na een periode van bijna 18 jaar, hervalt 57,6 procent van alle veroordeelden. Dat blijkt uit de eerste nationale recidivecijfers. Volgens de onderzoekers zijn dergelijke studies erg belangrijk om zicht te krijgen op de effecten van veroordelingen.

Op Luxemburg na, was België het enige West-Europese land waar geen nationale of grootschalige recidiveonderzoeken bestonden en geen representatief beeld van recidive aanwezig was. Het onderzoek van Benjamin Mine en Luc Robert van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), brengt daar nu verandering in.

De heren analyseerden het traject tot november 2013 van alle 136.530 veroordeelden in 1995. Het ging daarbij over alle veroordelingen: de rechterlijke beslissing tot een straf of een internering en zelfs de opschorting van de uitspraak. Ter illustratie: in 70 procent van de gevallen gaat het om een verkeersdelict.

Na een opvolgingsperiode van bijna 18 jaar, blijkt 57,6 procent van alle mensen met een eerste of enige veroordeling te hebben gerecidiveerd. Van deze groep recidivisten zal maar liefst 72,5 procent binnen de vijf jaar opnieuw in aanraking komen met het gerecht. In 29,6 procent van de gevallen blijft het daarbij, maar een groep van 170 personen liep dat op tot elk minstens 50 nieuwe rechterlijke beslissingen.

Aan de hand van 24 categorieën is gekeken naar het type feiten in samenhang met recidive. Vooral diefstal met geweld blijkt te leiden tot een hoog recidivepercentage. En ook 69 procent van alle personen die een maatregel of straf kregen wegens inbreuken tegen de wetgeving op de verdovende middelen of wegens inbreuken inzake dronkenschap, hebben gerecidiveerd.

De relatie tussen het type hoofdstraf of maatregel bij de eerste aanraking met het gerecht en recidive is ook onderzocht. De proportie recidive is het hoogst bij personen die in 1995 een jeugdmaatregel opgelegd kregen (83,2 procent), gevolgd door personen met een gevangenisstraf in combinatie met een (penale) boete en een andere bijkomende straf (73,2 procent) en personen met uitsluitend een gevangenisstraf (70,3 procent).

Bij onderzoek naar variabelen die samen zouden hangen met recidive, vallen vooral geslacht en leeftijd op. Mannen hebben 1,76 keer zoveel kans op recidive dan vrouwen. Hoe jonger was in 1995, hoe meer risico op recidive en hoe ouder.

“Hiermee is de eerste steen voor grootschalig of nationaal onderzoek over recidive gelegd”, stellen de onderzoekers, die zelf evenwel meteen enkele kanttekeningen plaatsen bij hun onderzoek. “Slechts een fractie van alle feitelijk gepleegde delicten monden uit in een rechterlijke beslissing, en bovendien bevat de databank geen gegevens over de strafuitvoering.” Toch wijzen ze op het belang van dergelijke studies om de effecten van veroordeling te onderzoeken.

Bron » De Standaard

“België ontwikkelingsland op vlak van moordonderzoek”

Onvoldoende budget, onbekwame artsen, inschattingsfouten van het parket… Het zijn maar enkele van de redenen waarom het moordonderzoek in België lelijk misloopt. Ieder jaar ontdekken politie en justitie 200 moorden, maar evenveel moorden blijven onder de radar.

De dood is niet altijd eenvoudig vast te stellen. Neem nu het lijk van een man dat in de Schelde komt bovendrijven. Misschien kreeg het slachtoffer een hartaanval en viel hij in het water. Natuurlijk overlijden. Of in de dichte mist in het water gesukkeld. Ongeval. Of zichzelf van het leven beroofd. Zelfdoding. De man kan ook in het water geduwd zijn. Doding of moord.

In Duitsland hebben ze 13.000 doden opnieuw onderzocht nadat ze de statistieken in waren gegaan als ‘natuurlijk overlijden door ziekte of ouderdom’, ‘zelfdoding’ of ‘ongeval’. Wat bleek na autopsie? Verschillende slachtoffers waren vermoord. Extrapolatie naar België leert dat ieder jaar 100 à 200 moorden niet ontdekt worden en in de statistieken begraven worden als natuurlijk overlijden, zelfdoding of ongeval.

Volgens eerste advocaat-generaal bij het hof van beroep in Antwerpen, Yves Liégeois, is dat dark number een grote schande. “Op dit moment kunnen een Ronald Janssen of een Marc Dutroux ergens bezig zijn zonder dat we het ontdekken. Laten we toch nooit de slachtoffers vergeten: Annick Van Uytsel, Kevin Paulus, Shana Appeltans, An en Eefje, Kim en Ken… en zo kan je nog verdergaan, want ik doe al diegenen die ik niet vermeld onrecht aan… Aan al die slachtoffers, ouders, vrienden en aanverwanten zijn we het absoluut verschuldigd om alles te doen om dergelijke feiten tegen te houden.”

Altijd gevaarlijk om blind af te gaan op statistieken, maar experts in moordzaken zijn overtuigd dat het dark number groot is, omdat ze het dagelijks merken in de praktijk.

Gat van 70 miljoen

Als iemand sterft in België, stelt een spoedarts of huisarts meestal de dood vast. De afdeling moordzaken van de federale politie, het labo van technische en wetenschappelijke politie en een wetsdokter komen alleen ter plaatse als het parket denkt dat er een misdrijf in het spel is. Maar een spoed- of huisarts is niet opgeleid om de doodsoorzaak vast te stellen.

Wetsdokter Wim Van de Voorde heeft in zijn lange carrière al meer dan eens toevallig een moord ontdekt. Zo moest hij eens een autopsie uitvoeren de dag voor de begrafenis van een man. De huisarts beschouwde het als een natuurlijk overlijden. Maar de geruchtenmolen kwam op gang. De wijkagent vernam dat de vrouw een minnaar had. Uiteindelijk besloot het parket om toch een autopsie te laten uitvoeren. Het toxicologisch onderzoek gaf aan dat er verschillende kalmeermiddelen in het bloed aanwezig waren. De vrouw had haar man verdoofd en dan verstikt met een plastic zak over zijn hoofd. Een typevoorbeeld van een natuurlijk overlijden dat eigenlijk een moord is.

Een forensisch patholoog heeft twaalf jaar gestudeerd voor hij die titel kan dragen en lijken kan onderzoeken in een gerechtelijke context. Dat betekent dat je ze goed moet betalen. Maar vorig jaar had de FOD Justitie een achterstand van 60 à 70 miljoen euro om gerechtskosten te betalen. Professor Van de Voorde, hoofd van de dienst forensische geneeskunde van het UZ in Leuven, wacht op de betaling van 500.000 euro aan facturen. Liégeois en Van de Voorde vrezen dat justitie uiteindelijk geen beroep meer zal kunnen doen op experts. Omdat ze één voor één zullen afhaken.

Al in de 17de eeuw oordeelde de Raad van Vlaanderen, het hoogste rechtscollege in het graafschap Vlaanderen, dat ieder stoffelijk overschot door twee gespecialiseerde chirurgijnen zou moeten onderzocht worden. Maar er waren geen stuivers om een deskundig onderzoek te financieren. Vandaag is de realiteit amper anders.

Comedy Capers

Deskundigen van het labo van technische en wetenschappelijke politie -in witte pakken- verzamelen en bewaren sporen zoals vingerafdrukken, bloed, DNA en vezels. Ook zij hebben al jaren te maken met structurele besparingen. De federale gerechtelijke politie is volgens waarnemers virtueel failliet. Vaak hebben ze te weinig steriele kledij en amper verpakkingsmateriaal om sporen mee te nemen. Er zijn zelfs te weinig diepvriezers om sporen en prelevementen van organen van een autopsie te bewaren.

En speurders van de moordbrigade zeggen dat ze binnen afzienbare tijd niet meer op een crimescene zullen geraken. Er is geen geld om defecte auto’s te herstellen. ‘Comedy Capers’ in het echt.

Perfecte moord

Hij gaat nog net niet zo ver om ze aan te duiden op een kaart, maar Liégeois is overtuigd dat een moordenaar op vele plaatsen een grotere kans maakt om vrijuit te gaan. “Bepaalde gebieden zijn moordvriendelijker dan andere.”

Professor Van de Voorde bevestigt. “De ene keer wordt een onderzoek gelast en in een gelijkaardig geval geen. Dat verschilt van parket tot parket. Dat zou niet mogen. Dat zou voor iedereen gelijk moeten zijn. De perfecte moord is niet zoals de meesten denken: met middelen die niet kunnen ontdekt worden. Nee, het is veel erger: de perfecte moord bestaat omdat sterfgevallen doodgewoon niet goed worden onderzocht.”

De dienst moordzaken van de federale politie in Antwerpen, met aan het hoofd Frank Van Saelen, gaat wél systematisch naar alle onduidelijke overlijdens. Het labo én het moordteam komen dan ter plaatse. Als er enige twijfel is, komt ook de wetsarts.

Ontwikkelingshulp

Als ‘hoofdcoördinator van het expertisenetwerk’ werkt Liégeois samen met ervaren moordspeurder Van Saelen en openbaar aanklager Patrick Boyen aan een draaiboek. Daarmee wil hij het dramatische dark number terugdringen. Omdat het niet kan dat 100 à 200 moordenaars vrij rondlopen. Omdat het niet kan dat jaarlijks tientallen families in onzekerheid leven over de doodsoorzaak van een overleden familielid.

Het uitgangspunt van het draaiboek is dat wetsarts, labo en moordbrigade ter plaatse moeten komen bij een onduidelijk overlijden. Het Antwerps systeem als voorbeeld voor het hèle land dus.

Er staat onder andere beschreven in welke gevallen het parket een wetsarts moet vorderen. Liégeois wil dat het draaiboek binnen enkele maanden wordt opgenomen in een richtlijn. Maar kan je die in tijden van forse besparingen wel toepassen?

“Onze politici dragen een verpletterende verantwoordelijkheid”, zegt Liégeois. Professor Van de Voorde is het geldgebrek ook beu gehoord. “Dat wordt de laatste jaren te pas en te onpas naar boven gehaald. Maar is een tekort aan geld een excuus voor een gebrekkig systeem? Ik denk het niet.”

Bovendien is er volgens de experts wél geld. 60% van de overledenen wordt gecremeerd. De burgerlijke stand is wettelijk verplicht een dokter te sturen om het lichaam te onderzoeken. Dat kost handenvol geld. Maar artsen die dat doen, zijn geen specialisten. Volgens Van de Voorde zou je dat geld beter investeren in drie instituten in Vlaanderen en professioneel opgeleide forensische artsen overlijdens laten onderzoeken.

Onze buurlanden bewijzen dat het kan. Zo telt het ‘Nederlands Forensisch Instituut’ in Den Haag 600 onderzoekers die met een jaarlijks budget van 70 miljoen euro sterfgevallen onderzoeken. Het vergelijkbare Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) doet het met een budget dat zeven keer kleiner is.

Als politici een andere keuze maken, rest volgens Liégeois nog één optie. “Willen we een ontwikkelingsland blijven op het vlak van het moordonderzoek? Dan moeten we misschien ontwikkelingshulp vragen.”

Bron » VRT Nieuws | Bart Aerts

CSI-misdaadlab rijdt nu ook in België rond

Forensisch experts van het NICC werken sinds kort met een mobiel lab waarmee ze op de plaats van een misdaad de eerste analyses kunnen doen. Wie de Amerikaanse crimireeks CSI Miami al heeft gezien, kent ongetwijfeld de Hummer waarmee de speurders naar de ‘crimescene’ trekken en die ze als mobiel lab gebruiken om een moordzaak bijna ter plekke op te lossen. De Belgische experts van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) hebben nu ook hun eigen laboratorium op vier wielen.

Geen Hummer, maar een Volkswagen Transporter. De bestelwagen zit vol met technische apparatuur, zoals een microscoop en een infraroodtoestel (waarmee poeders kunnen worden gedetecteerd) en spooropnamekits. Hightech allemaal, maar een moord wordt daarmee nog niet even snel als op de televisie opgelost.

“Het mobiele lab maakt het mogelijk om op de plaats van een misdaad de eerste analyses te doen, van vlekken – gaat het om bloed of niet – drugs en textielvezels. Maar de meeste analyses zullen nog altijd in ons centrale lab gebeuren”, zegt Gert De Boeck, operationeel directeur criminalistiek bij het NICC.

“Het voertuig biedt ons vooral het voordeel dat we er snel mee kunnen uitrukken en dat er minder tijd verloren gaat om de eerste vaststellingen te doen en om sporen te bewaren. Als er een lichaam wordt opgegraven of uit het water wordt gehaald, is het van belang om er snel bij te zijn. Nu rukken de experten van het NICC ook al uit, maar moeten ze het bewijsmateriaal in de koffer van hun auto laden en daarmee naar het centrale lab rijden.”

Het mobiel lab werd het voorbije jaar al dertien keer ingezet, altijd op vraag van de onderzoeksrechter. “Normaal doen experts van de technische laboratoria van de politie sporenonderzoek, zoals vingerafdrukken nemen. Alleen bij heel complexe zaken rukken wij uit, ter ondersteuning”, zegt operationeel directeur De Boeck.

Bron » De Standaard

Prijs DNA-analyse drie keer te hoog

Het gerecht geeft jaarlijks tien miljoen euro uit aan DNA-analyses. Dat zou, net zoals bij andere kosten, een pak goedkoper kunnen. Minister Annemie Turtelboom laat onderzoeken hoe. “De manier waarop de betaling van DNA-analyses vandaag is geregeld, laat fraude toe”, zegt Bertrand Renard, onderzoeker bij het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC). “Laboratoria die vanuit een economische logica het DNA ontleden, proberen het onderste uit de kan te halen en voeren soms tests uit die niet nodig zijn voor een gerechtelijk onderzoek. Dat jaagt de factuur de hoogte in.”

“Bovendien hebben sommige laboratoria meer dan één rekeningnummer. Daardoor riskeert het gerecht dezelfde factuur twee of drie keer te betalen. De overkoepelende dienst Gerechtskosten heeft te weinig zicht op wie achter die rekeningnummers zit en elk gerechtelijk arrondissement doet zijn betalingen op een verschillende manier. De uitgaven zijn dan ook nog eens onder verschillende termen opgeslagen. Het wordt tijd dat Justitie anders omspringt met de betaling van deze analyses.”

Binnenkort wordt de databank die het DNA van veroordeelden bijhoudt, een stuk groter omdat onder anderen inbrekers erin terechtkomen. Als de tarieven voor een analyse dezelfde blijven, betekent dat een jaarlijkse meerprijs van anderhalf miljoen euro.

Dat komt doordat de factuur die in België aan zo’n analyse hangt erg hoog is in vergelijking met onze buurlanden. Het DNA ontleden van een veroordeelde misdadiger, een vrij eenvoudige procedure, kost hier al snel 300 euro. In Frankrijk kan dat voor 60 tot 100 euro. “Daar is de analyse van die profielen ook in handen van één laboratorium”, zegt Renard. “Hun manier van werken is gestandaardiseerd en door de overheid geregeld, dus moeten ze de prijs laag houden. Hier kunnen negen verschillende laboratoria hetzelfde werk doen, waarvoor ze elk hun eigen tarieven hanteren.”

Renard ging na hoe tussen 2000 en 2010 de kosten en het gebruik van DNA-onderzoek in strafzaken evolueerde. Zijn bevindingen worden vandaag voorgesteld op een studiedag over gerechtskosten. Al geruime tijd heeft Justitie het moeilijk om haar uitgaven onder controle te krijgen. In 2010 spendeerde het gerecht ruim 106 miljoen euro aan expertverslagen, tolken, gerechtsdeurwaarders, telefonie, enzovoort.

Iets meer dan tien miljoen euro ging op aan DNA-onderzoek. Over een periode van tien jaar kostten de DNA-analyses alles samen 73 miljoen euro. Volgens Renard ontbeert Justitie een algemene visie op expertiseonderzoeken. “De magistraat die de opdracht geeft, weet te weinig af van het domein om een gerichte vraag te stellen. Niet alle laboratoria zijn bevoegd voor elk soort onderzoek. De resultaten die ze afleveren, kunnen ook nog eens sterk verschillen. Maar er is geen controle op de kwaliteit van dat resultaat.”

Jan De Kinder, de directeur-generaal van het NICC, stelt voor om de magistraten te laten bijstaan door een forensisch adviseur. “Die functie zal iets kosten, maar het terugverdieneffect is vele malen groter”, zegt De Kinder. “Hij kan de opdrachten voor bijvoorbeeld een DNA-analyse aansturen en zo overtollige onderzoeken tegenhouden.”

De minister van Justitie, Annemie Turtelboom (Open VLD), laat weten dat er nu al pre-evaluaties bestaan om na te gaan hoe ver sommige onderzoeken moeten gaan. “Er wordt ook eerst gebruik gemaakt van goedkopere technieken”, zegt haar woordvoerster. “Door een Europese aanbesteding voor DNA-analyses zal de prijs automatisch zakken. We pompen ook negen miljoen euro in de zoektocht naar manieren om het geld van het gerecht efficiënter te besteden.”

Bron » De Standaard