(Beroeps)geheimen zijn soms nodig

We weten graag alles en wie zich op een geheim beroept is vaak al verdacht. Sociale media spelen daar graag op in. Zelfs de traditionele media doen er alles aan om alles (zelfs halve informatie) zo snel mogelijk te verspreiden. Er zijn geen deadlines meer. Die snelheid maakt dat nieuws vluchtiger wordt en helaas slordiger.

We aanvaarden ook steeds minder dat niet alles op tafel ligt en wie zwijgt of twijfel uit wekt wantrouwen. Dat verklaart misschien waarom ook steeds meer personen spreken die beter zouden zwijgen of minstens zouden wachten tot de tijd rijp is voor een zinvolle tussenkomst.

Er is de voorbije dagen nogal al wat te doen over het beroepsgeheim. Dat begrip wordt nogal onzorgvuldig gebruikt. Recent vertelde mijn kapper mij dat hij bij het wassen van de haren kan zien wie een facelift heeft ondergaan (je ziet het blijkbaar aan de oren), maar hij wilde niet zeggen bij wie hij het precies had opgemerkt. Beroepsgeheim, meneer. Laten we duidelijk zijn : in dit geval gaat het eigenlijk om gewone hoffelijkheidsregels, waardoor van iemand toch een zekere discretie wordt verwacht.

Van een andere orde is natuurlijk het ‘echte’ beroepsgeheim. Het is, na ‘de zaak Bart De Pauw’ nu weer actueel naar aanleiding van het geval van een priester die kennis zou gehad hebben van een wanhoopsdaad, maar niets ondernam omdat die informatie viel onder ‘het biechtgeheim’ (de variant van het beroepsgeheim in het kerkelijk recht).

Het beroepsgeheim geldt in de eerste plaats voor gezondheids- en welzijnsberoepen (zoals arts, apotheker of maatschappelijk werker), maar geldt ook voor bijvoorbeeld advocaten. Al die beroepsbeoefenaars hebben een vertrouwensrelatie die essentieel is voor een goede uitoefening van het beroep.

Op de schending van dat beroepsgeheim staan trouwens strafsancties, precies omdat het zo essentieel is. Maar bij de meeste vrije beroepen geeft dit ook aanleiding tot tuchtvervolgingen. Dat verklaart ook waarom bijvoorbeeld advocatenordes korzelig reageren wanner advocaten uitgebreid de media informeren over zaken waarin ze als advocaat geraadpleegd zijn en daarbij soms ook dingen vertellen die eigenlijk alleen maar tot de relatie cliënt-advocaat behoren.

Het beroepsgeheim is er dus in de eerste plaats voor de burger zelf, die in alle vertrouwen alles moeten kunnen vertellen aan de vertrouwenspersoon tot wie hij zich richt.
Iemand schendt het beroepsgeheim wanneer hij opzettelijk geheimen bekendmaakt, zelfs wanneer hij niet de bedoeling heeft om iemand schade of nadeel te berokkenen. De arts mag niet zomaar aan derden vertellen welke ziekte zijn patiënt heeft.

De advocaat zal aan zijn cliënt volledige openheid vragen over alle feiten, maar niet alles zal relevant zijn voor de behandeling van een zaak en zal dan ook geheim blijven. Dat beroepsgeheim is er dus in de eerste plaats voor de burger zelf, die in alle vertrouwen alles moeten kunnen vertellen aan de vertrouwenspersoon tot wie hij zich richt. Het is ook in het algemeen belang, zodat ook vaak wordt gesteld dat de patiënt of cliënt er geen afstand van kan doen.

Dus zelfs wanneer de betrokkene zou willen dat zijn advocaat of arts bepaalde gegevens zou prijsgeven, mag het niet. De vertrouwensrelatie is immers van essentieel belang en daarom stellen de meeste juristen dat ze “van openbare orde” is. Het is in het belang van de samenleving zelf dat sommige informatie in een besloten kring blijft.

Zich beroepen op ‘een geheim’ gaat misschien in tegen de tijdsgeest, maar gelukkig zijn de rechtbanken terughoudend om uitzonderingen hierop toe te staan. Dat kan bijvoorbeeld wanneer een advocaat kennis krijgt van ‘eminent gevaar voor de fysieke integriteit van een derde’, wat vrij vertaald betekent dat wanneer de advocaat er weet van krijgt dat zijn cliënt op het punt staat iemand te vermoorden hij moet spreken. Dan is sprake van ‘nood breekt wet’ en kan het beroepsgeheim wijken. Het kan de vertrouwenspersoon confronteren met zware ethische vragen.

Er is nu ook aandacht voor het biechtgeheim van de priester en de vraag of die laatste nu moet ingrijpen wanneer hij weet dat iemand op het punt staat zelfmoord te plegen. Dat is een debat dat door de rechtbank zal moeten worden beslecht. Het kerkelijk recht is iets anders dan wat het ‘gewone’ recht daarover vertelt. Het zogenaamde ‘biechtgeheim’ is blijkbaar iets wat zich in een kerk of kapel afspeelt en ‘buiten de biechtstoel mag geen biecht gehoord worden, tenzij om een goede reden’- canon 964 kerkelijk wetboek).

De correctionele rechtbank zal zich daarover echter niet moeten uitspreken, maar wel over de vraag of de priester de verplichting had zijn beroepsgeheim aan de kant te zetten om te verhelpen aan een dreigende noodtoestand. Daaraan is dan gekoppeld de vraag of er sprake is van schuldig verzuim. Het zal aan de rechter toekomen om, rekening houdend met alle concrete elementen uit het dossier, hierop een antwoord te geven. Laten we de rechter zijn werk doen.

Bron » De Morgen | Hugo Lamon

‘Waarom het onderzoek naar de Bende van Nijvel uitgebreid moet worden’

Voormalig strafrechter Walter De Smedt pleit voor een wetenschappelijk onderzoek naar de Bende van Nijvel om de historische waarheid aan het licht te brengen.

In een interview met Knack stelde de Leuvense historicus Emmannuel Gerard: ‘Vandaar mijn punt: alleen als we het onderzoek uitbreiden tot buiten het eigenlijke Bendedossier, kunnen we te weten komen wat er echt is gebeurd met de Bende van Nijvel.’

Daar ben ik het meer dan honderd procent mee eens. Het is de boodschap die ik in verschillende bijdragen voor Knack.be en Apache steeds heb herhaald: er zijn ook andere feiten die ons naar de waarheid kunnen leiden en een antwoord geven op de vraag of ons land met medewerking van officiële en parallelle diensten werd ontwricht.

Bovendien is het echt niet moeilijk om het aan te tonen: over veel werd reeds onderzoek gedaan en de dossiers liggen voor het grijpen in de archieven van justitie en van het Vast comité dat er toezicht op had. De gelijkenis met het dossier over de moord op Julien Lahaut is ook daarom frappant: ook daar zat alles in officiële dossiers die niet aan het moordonderzoek werden gevoegd, en ook daar werden de opeenvolgende onderzoeksrechters buiten de waarheid gehouden.

Wetenschappelijk onderzoek

Wat ik vraag is niet veel: op één dag kan ik uitleggen wat er is gebeurd, hoe de dossiers er een duidelijk beeld van geven, waar de waarheid ligt. Als ik mij daarin vergis kan wetenschappelijk onderzoek het weerleggen. En ook dat vraagt niet veel tijd: het gaat niet om miljoenen bladzijden maar over voornamelijk enkele kleinere dossiers.

Het wetenschappelijk onderzoek daarover heeft het voordeel dat het enkel naar de waarheid kan zoeken zonder er een gevolg te moeten aan geven: geen schuld of sanctie, enkel de historische waarheid. Bovendien belet de studie van deze dossiers in generlei mate het eerlijk proces over de bendefeiten.

Wie zoals ik het heeft meegemaakt is ondertussen een oude man of vrouw geworden. Eens er een zeven voor staat vraag je niet veel meer. Feiten zijn verjaard, wonden zijn geheeld. Maar de waarheid blijft als een knagende vraag op een dienstig antwoord wachten. En zelfs voor mij hoeft het niet meer. Voor mijn kinderen en kleinkinderen wél. Want ook zij hebben het recht op het immens geschenk dat wij van onze ouders kregen: de rechtsstaat en de welvaartstaat.

Recht en welvaart

Niemand kan het leed van de slachtoffers herstellen. Maar geldt dat ook niet voor ons allen: indien de Staat werd ontwricht dan zij wij daar allen het slachtoffer van. Het gaat ook niet langer over de bendefeiten alleen: ieder dag opnieuw moeten wij een nieuw schandaal verwerken. Over wat gaan de parlementaire onderzoeken anders dan over andere ontwrichtingen van de Staat?

Of je het Paradise Papers of de Kazachgate noemt, het is allemaal de veruiterlijking van één zelfde fenomeen. Telkens gaat het over de aantasting van de Welvaartstaat die niet enkel voor het grootkapitaal maar voor iedereen was bedoeld en telkens gaat het over de disfuncties in de diensten die de Rechtsstaat, die aan iedereen gelijkheid waarborgt, moeten overeind houden.

Gewettigde vraag om meer transparantie

De uitspraak van professor Gerard is meer dan dat: het is een oproep die in ieder van ons leeft. Het is ook een herhaling van wat in, op de rakettenbetoging na, de grootste uiting van het Volksverlangen was: de gewettigde vraag om meer transparantie. Had het éne met het andere te maken? Waren de bendefeiten een antwoord op het massaal verzet van de bevolking tegen de herop flakkerende “war on communism”?

Meer transparantie werd ons beloofd, maar nooit gegeven. Het tegendeel werd beslist: nooit was justitie heimelijker dan nu. Wie de waarheid kent, er niet kan mee leven, en deze kwijt wil loopt nu het risico er zwaar voor gestraft te worden: op lekken van de ondraagbare waarheid staat nu tot drie jaar gevangenis.

Ook daarom is de historische benadering de enige die soelaas kan brengen: op ernstig wetenschappelijk werk staat geen straf. Wie of wat kan dat daar tegen zijn?

Bron Knack | Walter De Smedt

De piste die rijkswachters linkt aan de Bende van Nijvel wordt steeds warmer

Procureur-generaal Christian De Valkeneer, vandaag belast met het onderzoek naar de Bende van Nijvel, geeft het toe: er zijn meerdere oud-rijkswachters die melding maken van “merkwaardige bevelen”, gegeven binnen de Aalsterse rijkswacht op de avond van de overval op de Aalsterse Delhaize in 1985. Daar vertrokken een half uur voor sluiting plots de twee rijkswachters die moesten instaan voor de bewaking. Enkele minuten later verscheen de GTI van de Bende van Nijvel op de parking en brak het geweld los.

Wie het bevel tot vervroegde afbreking gaf? De Valkeneer liet het recent nog uitzoeken maar zonder succes: “Dat bevel om de post te verlaten, is via de radio gekomen. Dat is via operatoren en een dispatching gegaan. Van wie het bevel kwam, hebben we niet kunnen achterhalen.”

Merkwaardig genoeg geven vandaag meerdere bronnen aan dat een ex-rijkswachter uit Aalst recent een verklaring zou hebben afgelegd waarin hij wel minstens één hiërarchische overste bij naam noemt waarvan hij vermoedt dat die bij het bevel betrokken was. Die info dook op nadat advocaat Jef Vermassen woensdag in VTM Nieuws loste dat er een gouden tip was binnen gekomen die wel eens tot de finale doorbraak zou kunnen leiden.

Info die De Valkeneer wel kan gebruiken, zo zou je denken, zeker omdat ze in de lijn ligt met de info die hij zelf binnen krijgt via andere rijkswachters. Maar merkwaardig, De Valkeneer viel Vermassen publiekelijk af: “De pistes die door meneer Vermassen naar voor worden gebracht, hebben nooit tot iets geleid. Het is non-informatie”, zo reageerde hij gepikeerd. Aan onze redactie zegt hij Vermassen toch graag te ontmoeten.

Misschien moet minister van Justitie Koen Geens (CD&V) er maar voor zorgen dat beide heren elkaar de hand reiken. Lijkt behoorlijk belangrijk. Op het kabinet van de minister blijft het echter stil, ondanks alle nieuwe onthullingen en bloopers in het dossier die vooral in en door de media worden uitgedokterd. Hopelijk is de minister niet vergeten dat hij zelf recent nog publiekelijk aangaf dat er in het verleden pogingen zijn ondernomen om het onderzoek te manipuleren. Een merkwaardig statement van een minister dat niet het beste doet vermoeden over de gang van zaken in dit dossier.

De piste die rijkswachters linkt aan de Bende van Nijvel wordt steeds warmer. Een piste die ongetwijfeld voor veel ongemak zorgt bij politieke en andere betrokkenen uit de jaren 80. Met alle nieuwe info die nu voorradig is, kan het bijna niet anders dan dat we de komende weken en maanden uitsluitsel moeten krijgen over de betrokkenheid van enkele rijkswachters. Nooit eerder waren er zoveel puzzelstukken voorradig. Als er nu niet wordt doorgepakt dan zou dat… merkwaardig zijn.

Bron » De Morgen | An Goovaerts

Riskeert Vermassen niet door zijn openbaring het onderzoek stokken in de wielen te steken?

Ach wat, laten we niet hypocriet doen: advocaat Jef Vermassen is een geschenk voor de Belgische media. De raadsman van Bende-slachtoffer David Van de Steen kwam gisteren plots op VTM NIEUWS op de proppen met een nieuwe verklaring van “doorslaggevende” aard in het Bende-dossier. Een gouden tip, zo luidde het: “De politie heeft hiermee nu genoeg om de zaak van de Bende van Nijvel op te helderen.”

Wilde u meer weten? Natuurlijk, wij journalisten ook. Net als alle speurders. De Luikse procureur-generaal en huidig hoofd van het Bende-onderzoek, Christian De Valkeneer, liet aan de VRT weten dat hij “zeer nieuwsgierig” is en Vermassen al een mail heeft gestuurd. Waarop Vermassen schamper antwoordde en uithaalde naar de snelheid waarmee het gerecht werkt in deze zaak. De slachtoffers en nabestaanden van slachtoffers van de Bende zaten allicht ook op het puntje van hun stoel. Helaas, meer kon of wilde Vermassen niet kwijt. Of toch: volgens Vermassen zijn er nog betrokkenen van de zaak in leven.

Journalistiek speurwerk van De Morgen levert meerdere bronnen op die de getuigenis van Vermassen linken aan de mogelijke verklaring van een ex-rijkswachter van de brigade-Aalst. Die legde volgens de bronnen twee weken geleden een getuigenis af bij de federale politie. Daarin vertelt hij hoe hij op de avond van 9 november 1985 iets voor halfacht ’s avonds opdracht kreeg om een voor Delhaize gestationeerd R4’tje met twee zwaarbewapende rijkswachters te laten wegrijden. Even nadien brak de Bende-hel los. Volgens de nieuwe verklaring waren daarvoor “orders van hogerhand” gekomen en noemt hij de naam van een hiërarchische overste.

Geen speurder die officieel deze piste wil bevestigen, en ook Vermassen wil zijn verklaring niet linken aan die van de ex-rijkswachter. Volgens hem “lekt het over enkele dagen vanzelf wel uit”.

Misschien heeft Vermassen met zijn verhaal voor de ultieme doorbraak gezorgd in het Bende-dossier. Het is mede maar niet alleen dankzij hem dat het Bende-dossier recent weer onder de aandacht is gekomen en tot nieuwe pistes heeft geleid. Maar als Vermassen gelijk heeft over ‘het doorslaggevende karakter’ van de nieuwe verklaring, riskeert hij dan niet door zijn openbaring het onderzoek stokken in de wielen te steken? Door potentiële betrokkenen te alarmeren en iedereen die ooit het onderzoek dwarsboomde een nieuwe reden te geven om opnieuw druk uit te oefenen?

En wat als Vermassen de nieuwe verklaring verkeerd inschat? Dat het geen ‘gouden tip’ betreft. Heeft hij dan niet alle slachtoffers en nabestaanden valse hoop gegeven? Beïnvloedt hij dan het onderzoek niet op een ongunstige manier? En is zijn getuigenis dan niet eerder fake news dan nieuws?

Iedereen wil de waarheid kennen in het Bende- dossier. Hopelijk helpt deze ‘gouden tip’ in die richting. Misschien ook niet. Wanneer was spreken ook weer zilver en zwijgen goud?

Bron » De Morgen | An Goovaerts

De Staatsveiligheid is geen voetveeg, mijnheer Tobback

Twee medewerkers van de Veiligheid van de Staat reageren op de uithaal van Louis Tobback naar hun dienst. De namen van de auteurs zijn bekend bij de redactie (de Veiligheid van de Staat geeft om veiligheidsredenen geen namen van medewerkers vrij).

Het is makkelijk om een dienst aan te vallen waarvan je op voorhand weet dat die toch niet zal reageren, maar de zaken die Louis Tobback uitkraamt in het interview in De Morgen (DM 28/10) zijn uiteindelijk toch genoeg geweest om als personeelsleden van de Veiligheid van de Staat – want over die dienst gaat het – in de pen te kruipen.

Het complotdenken van de heer Tobback rond alles wat met de Bende van Nijvel te maken heeft, laten we voor zijn rekening. Wanneer hij het echter over de Veiligheid van de Staat heeft, slaat hij de bal mijlenver mis. Hij maakt daarbij handig gebruik van de sfeer van geheimzinnigheid die rond de dienst hangt en die vaak mee in stand wordt gehouden door journalisten die zich hiervoor in de eerste plaats baseren op zaken die zich in de vorige eeuw hebben afgespeeld.

Ondertussen echter zijn we in het jaar 2017 en de wereld, België en de Veiligheid van de Staat zijn niet meer hetzelfde als toen.

Begin jaren 90 werd het Comité I opgericht dat zeer nauw toeziet op de werking van de inlichtingendiensten en dat over de werking van de Veiligheid van de Staat rapporteert aan de opvolgingscommissie in het federale parlement. Controle door politici dus, mensen zoals Louis Tobback, van wie we aannemen dat ze hun job willen doen in volle integriteit. Het Comité I publiceert daarbij elk jaar een jaarverslag dat publiekelijk beschikbaar is. Tot zover de geheimzinnigheid.

Daarnaast werd de werking van de Veiligheid van de Staat vastgelegd via de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van 30 november 1998. Daarin staat zwart op wit waarmee de inlichtingendiensten in België zich moeten bezighouden (terrorisme, extremisme, spionage, inmenging,…) en dus ook waarmee ze zich niet mogen bezighouden. Het consequent opvolgen van hooliganisme staat vooralsnog niet ingeschreven in deze wet, in tegenstelling tot de opmerking hierover van Louis Tobback.

In 2010 kreeg onze dienst de mogelijkheid om meer ingrijpende methodes toe te passen om zijn werking te kunnen verdiepen: de bijzondere inlichtingenmethodes. Het gebruik van deze methodes wordt, opnieuw, streng gecontroleerd door een speciaal hiervoor opgerichte commissie van magistraten én door het Comité I (een dubbele controle dus).

De Veiligheid van de Staat werkt bovendien niet in een vacuüm, los van de andere veiligheidspartners. De dienst speelt zijn rol in samenwerking met de andere veiligheidspartners in België, binnen het kader van de Nationale Veiligheidsraadwaar de lijnen van het veiligheidsbeleid worden uitgezet door de Belgische premier samen met zijn vice-premiers. Vergeet dus cavalier seul spelen, want besef bovendien ook dat de dienst wordt aangestuurd door de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en dat de directie van de Veiligheid van de Staat door beide ministers wordt afgerekend op de resultaten die ze behalen. Zoals het hoort, en daar is niets geheimzinnigs aan.

Een opmerking als ‘de Staatsveiligheid is een staat in de staat en doet wat ze wil’ is dus manifest onjuist. Uitspraken zoals die van Louis Tobback of andere recente uitspraken die het hebben over een ‘zieke’ dienst helpen helemaal niet om de veiligheid in België te verhogen. Misschien moeten we de hand in eigen boezem steken als het gaat over de sfeer van wantrouwen die rond de Veiligheid van de Staat wordt gecreëerd. Discretie is immers een belangrijk goed in de inlichtingenwerking. We reageren dan ook niet op alles wat wordt verteld, maar de waarheid heeft haar rechten en de Veiligheid van de Staat is niet de voetveeg van elkeen die denkt een mening over veiligheid te moeten verkondigen.

Dat de jaren 70 en 80 de loden jaren worden genoemd, is terecht en als medewerkers in de 21ste eeuw willen we ook dat de onderste steen wordt bovengehaald. Ook als uit grondig onderzoek zou blijken, dat de Veiligheid van de Staat van toen hierin een bedenkelijke rol zou hebben gespeeld.

Meer dan 30 jaar later echter willen de huidige medewerkers niet meer worden afgerekend op wat toen al dan niet zou zijn gebeurd. Meer dan 30 jaar later moet duidelijk zijn dat de Veiligheid van de Staat een dienst is die werkt binnen een strak gecontroleerd kader en bestaat uit medewerkers die alles willen doen om samen met de andere veiligheidspartners in België bij te dragen tot de veiligheid van alle burgers.

Een inlichtingendienst blijft relevant en zal in de toekomst mogelijk nog belangrijker worden. Het werk dat van ons wordt verwacht, willen we doen in alle transparantie. Laat ons dus duidelijk zijn: de Veiligheid van de Staat moét gecontroleerd worden. Meer zelfs, controle houdt ons scherp en zet ons aan om de eigen werking te verbeteren. Dat maakt ons tot een moderne inlichtingendienst die ten dienste staat van partners en overheden.

De uitbouw van een performant veiligheidsbeleid in België, dáár ligt de uitdaging van de Veiligheid van de Staat en haar veiligheidspartners. Dat er nog werk aan de winkel is op het vlak van informatieuitwisseling en onderlinge samenwerking, blijkt duidelijk uit de conclusies van de parlementaire onderzoekscommissie naar de aanslagen in Zaventem en Maalbeek. Precies op dat punt moeten alle betrokkenen hun verantwoordelijkheid nemen en er samen constructief aan werken, in plaats van de geloofwaardigheid van de veiligheidspartners te ondergraven. De Veiligheid van de Staat is zeker niet perfect, maar heeft alvast de wil om zichzelf in vraag te stellen, de eigen werking te verbeteren en haar steentje bij te dragen aan dit uiteindelijke doel.

Bron » De Morgen