Het spectaculairst was het op vijf verschillende plaatsen opblazen van NAVO-pijplijnen in december 1984. Vijf bommen is minstens één teveel voor een organisatie die uit vier personen bestaat, merkten critici later op. De hypothese dat de CCC, zonder het te beseffen, vanuit een duistere hoek logistiek werd gesteund bij het creëren van een landelijke psychose en de daaruit volgende roep om een sterker politieapparaat, bestaat nog steeds.
Al veertien jaar zitten ze in een compleet isolement weg te kwijnen in vier verschillende gevangenissen. De Muur viel. Hun ideologie is dood. Een van de vier capituleerde, de drie anderen blijven met een onwankelbaar zelfvertrouwen geloven in hun zaak. Maar wie geloofde ooit echt in de CCC?
Symboliek komt met de jaren. De plek waar Pierre Carette, Bertrand Sassoye, Pascale Vandegeerde en Didier Chevolet op 16 december 1985 op hun hamburgers zaten te kauwen, behoort veertien jaar later tot de doelwitten van de bommenleggers van de nieuwe generatie. Toen werd er gestreden voor de bevrijding van de arbeider, nu doet het Animal Liberation Front dat voor koeien en kalkoenen.
De klanten in de Quick in Namen hadden niks in de gaten. In De Nieuwe Maand sprak Lode Van Outrive in maart 1986 van een “rendez-vous-achtige aanhouding”. De vier meest gezochte personen van het land pleegden niet de minste vorm van verzet. De CCC wou nog een bom doen ontploffen voor het ministerie van Tewerkstelling, een opslagplaats van de NAVO in brand steken en BBL-baas Albert Frère vermoorden.
Uit de huiszoekingen die volgden, kon worden opgemaakt dat al deze acties gepland werden vanop rotanstoeltjes in half verlichte studentenkamers, bij het drinken van thee uit gebarsten kopjes. Eten deden ze dus bij Quick. Dat vonden ze cool en conform de richtlijnen voor een ascetisch-proletarisch bestaan.
Zevenentwintig aanslagen hadden ze gepleegd. Tegen het studiecentrum van de PVV in Elsene, tegen de CVP in Gent, tegen Belgische poten van het militair-industrieel complex, tegen banken en patronale organisaties … Het droevigst was de aanslag tegen de hoofdzetel van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) in Brussel. De CCC wou niet doden en had de straat bezaaid met pamfletten: “Danger! Gevaar! Gepiegeerde wagen”.
Twee brandweerlui kwamen om het leven, niet omdat ze niet hadden begrepen wat een ‘gepiegeerde wagen’ (poging tot vertaling van voiture piégée) mocht wezen, maar omdat de rijkswacht de pamfletten had opgeveegd en verzuimd had te melden dat het hier een bomauto van de CCC betrof. Alsof de duivel ermee gemoeid was, gebeurde het op 1 mei, de Dag van de Arbeid. De CCC excuseerde zich, legde een bom voor een rijkswachtkazerne in Woluwe, maar was haar Robin Hood-imago voorgoed kwijt.
De CCC wordt ook verantwoordelijk geacht voor een wapendiefstal in de kazerne van de Ardense Jagers in Vielsalm, in de nacht van 12 op 13 mei 1984. Dat was vijf maanden voor de eerste aanslag. De organisatie werd ervan verdacht de hand te hebben in de diefstal van 816 kilogram dynamiet en F15-explosieven in een steengroeve in Ecausinnes, in juni 1984.
Dit spul dook later op bij het Franse Action Directe. Destijds waren er aanwijzingen dat die roof niet het werk was van extreem-links, maar van extreem-rechts. Door de jaren heen bleef de hypothese overeind. Daarbij heet het dat de CCC’ers, zonder het te beseffen, vanuit een duistere hoek logistiek werden gesteund bij het creëren van een landelijke psychose en de daaruit volgende roep om een sterker politieapparaat.
Het spectaculairst was het op vijf verschillende plaatsen in België opblazen van NAVO-pijplijnen in december 1984. Vijf bommen is minstens één teveel voor een organisatie die uit vier personen bestaat, merkten critici later op. Eens de rechter gesproken heeft, mag er in België niet meer worden gediscussieerd. Hij orakelde dat de CCC bestond uit vier studentikoze doordrammers en dat de hele groep opgerold was – een indruk die bevestigd werd door het feit dat er na 16 december 1985 geen enkele aanslag meer volgde.
In april van vorig jaar stootte Justitie in een garagebox in Ukkel per toeval op vijf FAL-geweren van de Ardense Jagers en 40 kilogram dynamiet uit Ecaussines. Al sinds 1985 werd de box gehuurd door twee onbekenden die maandelijks het huurgeld in een envelopje in een brievenbus stopten. Die twee personen zijn nooit geïdentificeerd.
“Eergisteren, 7 mei 1986, zijn enkele agenten van de bourgeoisie in de gevangenis bij elkaar gekomen om hun hart op te halen over onze gevangenschap. Deze betaalde agenten uit verschillende delen van de Staat – rechters, onderzoeksrechters, procureurs alsmede enkele gewapenden – noemen hun complotje ‘verschijning voor de raadkamer’ en zij stellen ons voor eraan mee te doen, om hun intriges te legitimeren, opdat wij borg zouden staan voor hun laaghartige kruiperijen. Wij, revolutionairen van de Cellules Communistes Combattantes, zullen niet voor deze ‘raadkamer’ verschijnen, want wij hebben daar niks te zoeken. Wij kennen de bourgeoisie geen enkel recht toe om over ons te oordelen. Integendeel zelfs, wij zijn het die haar veroordelen als een parasietenklasse waarvan het bestaan zelf een misdaad is tegen de mensheid.”
De tekst is ondertekend door Vandegeerde, Sassoye, Chevolet en Carette. De eerste twee zitten op dat ogenblik in voorarrest in Vorst, de andere twee in Sint-Gillis. Ze gedragen zich als geallieerde helden in de verhoorkamers van de Gestapo. “Ze deden ons denken aan een sekte”, zegt een speurder van toen. “We probeerden het op de vriendelijke manier, op de agressieve … Niks hoor. Geen woord. ‘Wij zijn politieke gevangenen en zullen niet meewerken aan uw complot.’ Meer zeiden ze niet.”
De vier gaan twee keer in hongerstaking uit protest tegen hun isolement in de gevangenis. Het assisenproces, dat een maand duurt, maakt de goegemeente niets wijzer. Na enkele dagen vertikken de vier het om hun cellen te verlaten. Ze zeggen het resultaat al te kennen. Hun prognose klopt: viermaal levenslange dwangarbeid.
In de commissie Bende-bis is vorig jaar gebleken dat de Staatsveiligheid Pierre Carette al sinds de jaren zeventig in de gaten hield en perfect wist wat hij aan het bekokstoven was. Kort na de eerste aanslag stelde de Staatsveiligheid een verslag op voor de Brusselse onderzoeksrechter Eloy, eerste substituut Peytier en de baas van gerechtelijke politie. Later zou blijken dat men zelfs wist waar Carette zich ophield. Zoals het altijd een mysterie zal blijven hoe de rijkswacht het in 1995 presteerde om Dutroux niét te snappen, kan het voorrecht dat Carette tien jaar eerder genoot evengoed worden verklaard door vermoedens van protectie als door de Belgische ziekte.
Vanaf zijn achttiende is Carette een vertrouwd gezicht op elke linkse manifestatie. Hij is in 1976 mede-oprichter van een steuncomité voor de in Duitsland gevangen gezette kopstukken van de RAF en wordt twee jaar later in Zürich gearresteerd in het bezit van een partij munitie die kennelijk voor de RAF bestemd is. In 1981 opent hij een drukkerij in Sint-Gillis. De uiterst linkse Partij van de Arbeid vertrouwt hem dan al voor geen cent. Het door Carette uitgegeven blad Subversion oogt veel te luxueus om authentiek te zijn, vindt men daar.
Carette werkt aan discountprijzen en heeft binnen de kortste keren een monopolie op het drukken van alles van wat links is. Een efficiëntere methode om informatie te vergaren, bestaat niet, redeneert de PVDA. Verdacht wordt het pas echt wanneer blijkt dat Carette via een postbus gegevens inzamelt over al wie ter linkerzijde tot gewapende strijd bereid is. Een nooit uitgeklaard gerucht wil dat politiemensen die deze postbus wilden observeren daarvoor een verbod kregen opgelegd. Daar komt bij dat de vader van Carette een voormalig ambtenaar van de Staatsveiligheid is. Zijn broer was actief bij extreem-rechts en stond in en rond de Brusselse universiteit ULB, waar de CCC haar wortels heeft, bekend als een onhandige infiltrant op linkse bijeenkomsten. Voor de PVDA is er geen twijfel mogelijk: Carette is een pion van de CIA …
“We moeten de schuld door bloedverwantschap overlaten aan de klassieke tragedies en aan de media-leugenaars van de PVDA”, reageert Carette zovele jaren later. Hij is nu 46 jaar oud en vertoeft al een decennium in de meest smerige van alle Belgische gevangenissen, die van Bergen. Hij werkt er hard aan z’n conditie en schaakt regelmatig in z’n eentje tegen een dozijn opponenten tegelijk. Als een Messias geeft hij zijn lotgenoten les in politiek. Want ooit komt die revolutie er toch.
Levenslang veroordeelden kunnen na tien jaar aanspraak maken op een eerste penitentiair verlof. “De bourgeois en hun handlangers zien de zaken anders”, zegt Carette in april 1997 in een interview met de krant La Meuse. “Op het ministerie van Justitie komt om de twee maanden een occult clubje bijeen om de repressie tegen ons te sturen.” Carette verwondert zich erover dat de strijd van de CCC destijds door niemand is voortgezet: “Ik blijf ervan overtuigd dat de revolutionaire activiteit vroeg of laat zal hernemen en dan sterker zal zijn omdat ze kan steunen op een kritische balans van onze strijd.” Je hoeft niet naar Justitie te bellen om te begrijpen waarom ze daar niet staan te springen om Carette een dag vrijheid te gunnen.
“Ik hoop dat u in de gevangenis tot inkeer zult komen”, spreekt advocaat-generaal Jaspar in oktober ’88 de vier CCC’ers toe. Ze kijken hem minachtend aan. Veel kans om tot nieuwe inzichten te komen, hebben ze nooit gekregen. Ze zitten jarenlang in eenpersoonscellen en mogen tot vandaag alleen bezoek ontvangen van familieleden. Hun post wordt gecensureerd. Alle contacten met de buitenwereld lopen via de APAPC, de vereniging van familieleden en vrienden van wat respectvol het Collectief van Communistische Gevangenen wordt genoemd. Wie een van hen een brief schrijft, ontvangt in het beste geval per kerende een epistel vol beschouwingen over de klassenstrijd, Lenin en “de verraders van de PVDA”.
Stuwende kracht bij de APAPC is Louis Sassoye. “Of je de CCC nu steunt of niet, dat maakt niets uit”, zegt hij. “Er zijn in dit land wetten die blijkbaar niet gelden voor mijn zoon en zijn kameraden. Normaal hadden ze allang verlof moeten gekregen hebben. Men blijft hen maar pesten.” Tijdens het proces werd Louis’ zoon “het feitelijke brein” genoemd. Dat is veel eer voor iemand die pas 21 was toen de CCC voor het eerst toesloeg. Bertrand Sassoye nam ze dankbaar in ontvangst.
Al op de middelbare school staat hij bij elke vorm van links protest op de eerste rij. Zo komt hij aan het eind van de jaren zeventig in contact met Carette. Sassoye heeft geld noch zin om verder te studeren en begint op zijn achttiende aan zijn legerdienst, bij de Ardense Jagers in Vielsalm. Hij deserteert en staat vanaf 12 maart ’82 bij alle politiediensten geseind. Dag op dag twee jaar later wordt in Vielsalm de grote wapenroof gepleegd. De kazerne wordt die dag vanwege alleen door ingewijden gekende NAVO-oefeningen vrijwel onbewaakt achtergelaten. De daders, professionals, schieten een soldaat neer. Geen van de vier beantwoordt aan dat profiel. Van Chevolet en Vandegeerde mag worden betwijfeld of ze voor 1985 ooit een bom van dichtbij hadden gezien.
Bertrand Sassoye zit in de gevangenis van Lantin, hoorde daar over de val van de Berlijnse Muur, zag Etienne Mangé en Johan Delanghe binnenkomen en vernam hoe het land in opstand kwam tegen zijn justitie. Maar de actualiteit interesseert de CCC’ers niet. “Onze gevangenschap verwijdert ons van de strijd en van de specifieke realiteiten”, klinkt het. “Dat is een serieuze beperking van ons vermogen om een creatieve en originele bijdrage te leveren.” Anderen dromen in de cel van een drankgelach, voetbal of een prostituee. Het eerste wat Sassoye, 36 inmiddels, na zijn vrijlating wil doen, is vergaderen.
Eind november 1984 gaat Pascale Vandegeerde naar een debatavond aan de ULB. Ze neemt vooraan in de zaal plaats, goed zichtbaar op de tweede rij. Het debat gaat over ‘racisme en fascisme’, maar glijdt algauw af naar de actualiteit genaamd CCC. Vandegeerde heeft een vriendje meegebracht. Hij staat op en houdt een wild pleidooi voor steun aan ‘de kameraden op het terrein’. De kopstukken van de CCC, heet het, leven ondergedoken. Pascale Vandegeerde duidelijk niet.
“De dood van die brandweermannen was een drama dat onze organisatie diep heeft geschrokt”, zegt ze tijdens het proces. Wat ze er niet bijvertelt, is dat ze toen, in mei 1985, nog geen deel uitmaakte van de CCC. Al veertien jaar lang is Vandegeerde de laatste om haar eigen aandeel tot zijn reële proporties te herleiden. Ze is liever de heldin van door anderen gepleegde aanslagen dan zichzelf bloot te geven aan de “bourgeois”. Begin vorig jaar zag het er naar uit dat ze als eerste van de vier penitentiair verlof zou krijgen. Alle adviezen waren positief. Ze had pech. In Namen kwam een nieuwe gevangenisdirecteur. Hij verzette zich in persoon tegen haar vrijlating.
In de jaren zeventig is de Etterbeekse een niet weg te denken querulante in het milieu van linkse cafés en debatavonden rond de ULB. Ze is actief bij het blad Ligne Rouge, dat tot op het laatst zal instaan voor het drukken van de CCC-pamfletten. Wellicht was dit ook haar echte rol: typiste.
Het publiek kon over de enige vrouw bij de CCC slechts oordelen op basis van foto’s. Die toonden een tenger meisje, een meter zestig groot, zachtmoedig lachende blauwe ogen. Ze vertellen je net zoveel als de theorie die zegt dat vrouwelijke terroristen medogenlozer zijn dan mannelijke. Aan dat imago is Vandegeerde, veertig inmiddels, niet ontsnapt. Op 18 december 1985 doorzoekt het gerecht haar flat in Elsene. Men vindt er een geknevelde etalagepop. Met vette koppen meldt de pers dat de CCC op het punt stond om politici te ontvoeren en dat Vandegeerde de gevaarlijkste van de vier moet zijn geweest. Later blijkt dat de pop behoort tot het oeuvre van haar broer. Hij is beeldend kunstenaar.
In een via de APAPC tot stand gekomen interview blikte ze onlangs terug op haar loopbaan als terroriste: “Ik wil wel verduidelijken dat ik niet heb deelgenomen aan de constructie van de Cellen. In feite heb ik de Cellen en hun structuren pas in de herfst van 1985 vervoegd.” Als de herfst ook in 1985 op 21 september begon, gaat het er sterk op lijken dat Pascale Vandegeerde de zwaarst gestrafte vrouw van België is.
In de zomer van 1995 brak Didier Chevolet met zijn drie kameraden. Hij blijft een overtuigde communist, maar met de CCC wil hij niks meer te maken hebben. Chevolet zit in de gevangenis van Hoei, waar het er gemoedelijker aan toegaat dan in Lantin, Namen of Bergen. Hij wordt er eerst, tot zijn eigen verrassing, benoemd tot bibliothecaris. Chevolet trekt zich er het lot van de andere gevangenen aan en besluit voortaan te gaan strijden tegen het analfabetisme. Hij werkt het project Equilibre uit, een educatief programma voor gedetineerden. Hij doceert taal, informatica en boekhouding en brengt tientallen boefjes en junkies op het rechte pad. Het levert hem de Pierre Simons-prijs op. Vorig jaar organiseerde Chevolet in de gevangenis een marathon om geld in te zamelen voor kankerbestrijding.
“We hebben een kameraad verloren en, met het verlies van onze eenheid, veel meer dan een kameraad”, stellen de drie anderen in een op de website van het Anarchist Black Cross weergegeven interview. “We hebben vruchteloos geprobeerd om hem te doen inzien dat zijn stap individualistisch is en in strijd met het gemeenschappelijke belang, dat het ‘apolitieke’ karakter van zijn positie een illusie was, want voortspruitend uit een objectieve politieke situatie.”
Chevolet is nu 42 en heeft het in Hoei best naar zijn zin. De breuk gaat net niet ver genoeg opdat hij zou gaan praten over hoe de CCC aan wapens kwam, en aan geld om anderhalf jaar lang in de clandestiniteit te leven. Wellicht weten ze zelf amper hoe het komt dat het allemaal zo makkelijk ging, waarom justitie hen zo lang liet doen. Wat zou het? België telt al zoveel andere prangende mysteries.
In Duitsland en Italië heeft de overheid gratie verleend aan het gros van de extreem-linkse terroristen van de jaren zeventig en tachtig. De dochter van de vermoorde Aldo Moro sloot zich in 1991 aan bij de woorden die president Cossiga bij de vrijlating van de Rode Brigades uitsprak: “De staat heeft zowel op militair als op politiek vlak het terrorisme verslagen. De staat mag geen wraakgevoelens cultiveren. Dit hoofdstuk is afgesloten.” De Rode Brigades vermoordden 55 mensen, de CCC twee. Per ongeluk dan nog.
Bron » De Morgen