Veiligheidsdiensten krijgen meer armslag: makkelijker valse namen aannemen en rechtstreekse toegang tot cameragegevens

De Belgische inlichtingen- en veiligheidsdiensten moeten efficiënter en vlotter kunnen werken. Daarom komen er enkele nieuwe maatregelen aan: agenten binnen de veiligheidsdiensten kunnen sneller een fictieve hoedanigheid aannemen én de diensten krijgen rechtstreeks toegang tot de gegevens verzameld door middel van camera’s die gebruikt worden door de politie.

We hoeven het u niet te vertellen: criminele organisaties proberen steeds nieuwe methodes uit om strafbare feiten te kunnen plegen, soms ook om de staat te ondermijnen. Om gelijke tred te kunnen houden, is het belangrijk dat onze veiligheids- en inlichtingendiensten indien nodig snel en efficiënt kunnen optreden.

Daarom heeft de ministerraad een nieuw koninklijk besluit goedgekeurd, waardoor de werking van de veiligheids- en inlichtingendiensten makkelijker zou moeten verlopen. “We hebben de muur tussen de verschillende veiligheidsdiensten kunnen doorbreken, zodat het veel makkelijker wordt voor veiligheid, gerecht en politie om samen te werken,” verduidelijkt minister van Justitie Koen Geens (CD&V).

De strenge waarborgen voor ieders fundamentele vrijheid blijven – en de diensten mogen ook niet zonder meer strafbare feiten plegen – maar er komt toch een kleine versoepeling. We zetten drie belangrijke wijzigingen voor u op een rij.

1. Makkelijker valse naam aannemen

Het wordt eerst en vooral makkelijker om als agent binnen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een fictieve identiteit of hoedanigheid aan te nemen. Dat is volgens minister Geens een noodzakelijke wijziging om de veiligheids- en inlichtingendiensten beter te kunnen beschermen en ondersteunen in hun dagelijkse werking.

“Vroeger was dit niet zo duidelijk geregeld. Door een logboek aan te leggen waarbij men informatie moet terugkoppelen aan een hiërarchisch overste, kan men op een duurzame, maar toch gecontroleerde wijze van een anonieme identiteit genieten, wat bijvoorbeeld nuttig kan zijn om een wagen te huren”, aldus Geens.

Daarnaast kunnen de diensten ook sneller een fictieve rechtspersoon, zoals een vzw, oprichten. Concreet betekent dit dat de diensten een fictief adres kunnen gebruiken voor een firma onder dekmantel of een bepaald pand huren om contacten te kunnen leggen met mensen uit de criminele wereld.

2. Vlotter toegang tot cameragegevens

Er komen daarnaast ook nieuwe regels voor de rechtstreekse toegang tot de gegevens verzameld door middel van de camera’s die worden gebruikt door de politiediensten. Nu moet er vaak via verschillende omwegen gewerkt worden om beelden te bekomen, bijvoorbeeld via specifieke verzoeken aan de politie. De rechtstreeks toegang moet zorgen voor minder tijdverlies in urgente gevallen.

3. Sneller bedreigende persoon opsluiten

Tot slot kan het interventieteam sneller een bedreigende persoon van zijn of haar vrijheid beroven. Het moet voor alle duidelijkheid gaan om die gevallen waarin leden van het interventieteam het gevoel hebben dat zij of hun privacy in gevaar zijn. De bedoeling? Een betere bescherming van het personeel en de infrastructuur.

Zo kan het interventieteam bijvoorbeeld optreden wanneer er verdachte personen rond het gebouw circuleren. Eén van de verplichte waarborgen is wel dat er in een register goed moet bijgehouden worden op welk tijdstip iemand opgesloten wordt – voor beperkte tijd – en wat de precieze omstandigheden zijn.

Bron » VRT Nieuws | Helen Goedgebeur

Elk bedrijf moet info geven aan Staatsveiligheid

Elk bedrijf en elke beroepsgroep moeten informatie geven aan de Staatsveiligheid als die daarom vraagt. Alleen een arts, advocaat of journalist hebben die verplichting niet. Dat blijkt uit een onderzoek van het Comité I.

Anderhalf jaar geleden diende de gedelegeerd bestuurder van een accountancybedrijf een klacht in bij het Comité I, het orgaan dat onze inlichtingendiensten controleert. De klacht was tegen een inspecteur van de Staatsveiligheid gericht. Die had druk uitgeoefend op de topvrouw van het kantoor, stelde haar advocaat. Ze zou gedwongen zijn haar beroepsgeheim te schenden en informatie aan de Staatsveiligheid te bezorgen, luidde het.

Het Comité I onderzocht de klacht en ontdekte dat de inspecteur van de Staatsveiligheid inderdaad in juli vorig jaar, een maand voordat de klacht was ingediend, naar het accountancykantoor had getelefoneerd. Hij wilde spreken met de gedelegeerd bestuurder, maar die bleek afwezig. De inspecteur van de Staatsveiligheid gaf wel contactgegevens door, maar hij deed alsof hij een medewerker van de federale overheidsdienst Justitie was die een witwasonderzoek voerde.

De gedelegeerd bestuurder van het accountancykantoor belde de man terug en er volgde een afspraak voor begin augustus. Daar onthulde de man zijn ware identiteit en toonde hij zijn dienstkaart als inspecteur van de Staatsveiligheid. Hij onthulde ook dat de dienst in het kader van een onderzoek naar mogelijke spionage geïnteresseerd was in een van de klanten van het accountancykantoor.

De inspecteur vroeg allerlei info over de geviseerde klant: hoe de contacten met hem waren ontstaan, inzage in de aan- en verkoopboeken, kopies van e-mails, enzovoort. Maar al gauw na de overhandiging van de info diende de topvrouw van het accountancykantoor haar klacht in bij het Comité I. Ze meende dat de inspecteur haar had gezegd dat ze ‘verplicht’ was de Staatsveiligheid de gevraagde informatie te geven. De inspecteur sprak dat tegen en zei dat hij alleen had verwezen naar de wet op de inlichtingendiensten. Daarna is er geen enkel contact meer geweest met de firma.

Het Comité I ziet geen graten in de manier waarop de inspecteur contact opnam met het bedrijf. Wie bij de Staatsveiligheid werkt, is stricto sensu ‘een personeelslid van Justitie’. Dat hij loog over het witwasonderzoek dat hij voerde, was een ‘coverstory’ om bij het eerste contact geen vertrouwelijke informatie te moeten prijsgeven over het spionagedossier. De kaarten hadden anders gelegen als de inspecteur vervolgens diezelfde smoes zou hebben gebruikt om de medewerking van de gedelegeerd bestuurder te bekomen.

De hamvraag is natuurlijk of de Staatsveiligheid zomaar een accountancykantoor of welk ander bedrijf of welke andere beroepsgroep ook kan verplichten informatie over klanten prijs te geven. Het Comité I kon niet meer achterhalen of de man van de Staatsveiligheid had gesproken over een verplichting om mee te werken. In elk geval zou de inspecteur niet intimiderend of onbeleefd zijn geweest.

Het Comité I besluit ook dat de gedelegeerd bestuurder zich niet kon verschuilen achter een beroepsgeheim om te weigeren met de Staatsveiligheid samen te werken. Sinds een wetswijziging in maart vorig jaar bevat onze wet op de inlichtingendiensten een artikel dat privépersonen en -organisaties informatie ‘mogen meedelen’ aan de Staatsveiligheid als die nuttig kan zijn voor de opdrachten van de dienst.

Dat is ook het geval als daar toevallig financiële gegevens tussen zitten, die de Staatsveiligheid normaal alleen via een strikte procedure kan bekomen. In dit geval zaten er ook bankgegevens in de boeken die het accountancykantoor aan de Staatsveiligheid bezorgde.

Er is geen wettelijke beperking voor mensen of organisaties die een beroepsgeheim hebben. De enige uitzonderingen gelden voor advocaten, artsen en het bronnengeheim van journalisten. Daaruit besluit het Comité I ‘a contrario’ dat geen enkel ander beroepsgeheim ingeroepen kan worden om de Staatsveiligheid wandelen te sturen als die voor info aanklopt. Dat betekent dat alle bedrijven en beroepsgroepen – behalve de drie wettelijk vastgelegde uitzonderingen – alle informatie, ook over klanten en zakenpartners aan de Staatsveiligheid moeten geven.

Het Comité I beseft dat dat een belangrijke beknotting van de privacy is. De toezichthouder vindt dat het parlement beter expliciet in de wet zou bepalen welke andere vormen van beroepsgeheim de Staatsveiligheid niet mogen hinderen, al is de wet op dat punt nog maar vorig jaar aangescherpt.

Een accountancykantoor diende klacht in bij het Comité I omdat het info over een van zijn klanten moest doorspelen aan de Staatsveiligheid. Dat staat te lezen in het jaarverslag over 2017 van het Comité I. Maar het Comité I besluit dat de Staatsveiligheid recht had op de info. Alleen voor artsen, advocaten en journalisten gelden er beperkingen, voor andere bedrijven of beroepsgroepen niet.

Bron » De Tijd | Lars Bové

Informant Staatsveiligheid mag misdrijf plegen

Niet alleen agenten van de Staatsveiligheid, maar ook hun informanten zullen misdrijven mogen plegen. Dat kondigt minister van Justitie Koen Geens aan in zijn nieuwe beleidsnota.

Hoe ver mogen informanten van de Staatsveiligheid gaan om de geheime dienst te helpen? Recent kwam de heikele kwestie nog in de aandacht met de veroordeling voor schriftvervalsing van de jihadexpert Montasser AlDe’emeh omdat hij valse attesten aan een terreurverdachte zou hebben bezorgd. Zelf houdt hij vol dat hij dat deed als bron van de Staatsveiligheid. Het is al decennialang controversieel dat een overheidsdienst als de Staatsveiligheid informanten gebruikt die de wet niet altijd naleven.

In zijn nieuwe beleidsnota kondigt minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nu aan dat zowel de informanten van de Staatsveiligheid als die van de militaire inlichtingendienst misdrijven mogen plegen. ‘Er wordt een strikte procedure ingevoerd om de agenten en de menselijke bronnen van de inlichtingendiensten te machtigen de strikt noodzakelijke misdrijven te plegen die nodig zijn om hun informatiepositie te behouden’, schrijft Geens.

De informanten krijgen zeker geen ‘license to kill’. Als ze strafbare feiten plegen, mogen die ‘in geen geval afbreuk doen aan de fysieke integriteit van personen’, laat het kabinet-Geens weten. Ze zullen alleen misdrijven mogen plegen als dat strikt noodzakelijk is voor het welslagen van hun opdracht of voor hun veiligheid of die van andere mensen. Het misdrijf moet ook in verhouding staan tot het doel. De dienst zal met de informant een memorandum sluiten waarin zijn rechten en plichten staan.

De wet op de inlichtingendiensten laat nu al toe dat agenten van onze inlichtingendiensten straffeloos kleinere vergrijpen plegen, zoals het even wegnemen van een voorwerp (‘gebruiksdiefstal’) of een verkeersovertreding. Ook dat mag alleen als het strikt noodzakelijk is voor hun werk of hun veiligheid. Als ze nog andere strafbare feiten plegen, moet een toezichtscommissie met drie magistraten daarvoor zijn fiat geven.

Diezelfde commissie over de ‘bijzondere inlichtingenmethoden’ (BIM) zal ook toezien op de misdrijven die informanten van de Staatsveiligheid plegen. De commissie zal vooraf haar goedkeuring moeten geven. Het Comité I, de andere waakhond van de inlichtingendiensten, zal de operatie nog kunnen afbreken.

Bankrekeningen

In zijn beleidsnota kondigt Geens nog meer maatregelen aan die onze inlichtingendiensten vooruit moeten helpen. Zo zullen ze veel gemakkelijker kunnen achterhalen wie welke bankrekening of een andere financieel product bezit, net als de diensten nu al vlot kunnen identificeren wie met wie belt of mailt. De Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst krijgen daarvoor toegang tot het grote register bij de Nationale Bank van België die de gegevens verzamelt. Het echt inkijken van bankrekeningen en kluizen zal wel nog altijd een inlichtingenmethode blijven waarvoor striktere controleprocedures gelden.

Andere maatregelen in de beleidsnota helpen in de strijd tegen het terrorisme. Zo is het al strafbaar iemand tot terrorist op te leiden. Maar het wordt ook strafbaar als iemand zich op eigen houtje opleidt tot terrorist, bijvoorbeeld door op het internet handleidingen te lezen om bommen te maken.
Gedetineerden

Er komt voor alle bevoegde diensten ook een gemeenschappelijke databank met informatie over extremistische gedetineerden in onze gevangenissen die (potentieel) een risico vormen. Daarvoor wordt een nieuwe categorie toegevoegd aan de terrorismedatabank die nu al onder meer de namen oplijst van alle Syriëstrijders, ook wel bekend als ‘foreign terrorist fighters’.

Geens benadrukt dat er duidelijke criteria komen om gedetineerden in de databank op te nemen. Het is de bedoeling dat de gevangenissen de probleemgevallen signaleren, zodat de veiligheidsdiensten dan samen met het gevangeniswezen kunnen beslissen hoe die gedetineerden moeten worden opgevolgd. In de gevangenissen zijn daarvoor al medewerkers als ‘information managers’ aangesteld. Ze hebben een veiligheidsmachtiging om met vertrouwelijke informatie te mogen omgaan.

De minister van Justitie belooft in zijn beleidsnota nog dat de Staatsveiligheid uitzicht krijgt op meer personeel en een beter statuut. Tegen eind volgend jaar krijgt de dienst eveneens een nieuw databanksysteem.

Bron » De Tijd

Inlichtingendiensten speuren dieper op Facebook en Twitter

De Staatsveiligheid en de militaire Adiv hebben voortaan krachtige software om tot in de diepste krochten van het internet naar informatie te graven.

Bijna twee jaar hebben ze erop gewacht, maar rond deze ­periode krijgen de inlichtingen- en veiligheidsdiensten nieuwe tools om te speuren op sociale media zoals Facebook, Instagram en Twitter. De tool bestaat uit een combinatie van verschillende softwaremodules en hardware. ‘Dit zal ons toelaten om performanter op zoek te gaan naar info’, zegt Ingrid Van Daele, de woordvoerster van de Staatsveiligheid. ‘In essentie doet dit programma hetzelfde als wat onze mensen handmatig doen: het verkeer op sociale media filteren en daaruit informatie halen. Nu kan dit geautomatiseerd en op grote schaal.’

Uit terreurdossiers van de afgelopen jaren bleek nagenoeg keer op keer dat sociale media een rol spelen in de radicalisering van individuen. Een onderzoek van de universiteiten van Gent en Louvain-la-Neuve toonde in 2014 aan hoe sites als Facebook de functie van propaganda­kanaal hebben overgenomen van bijvoorbeeld boeken. Daarnaast gebruiken extremisten de meest uiteenlopende onlinetoepassingen om met elkaar te communiceren.

‘Nu zullen we onder meer spontaan een melding krijgen wanneer er op sociale media over een bepaald item een piek is in het verkeer’, legt Van Daele uit. ‘Een voor de hand liggend voorbeeld is de opeising bij aanslagen. We zullen zeer snel kunnen nagaan wie wat zegt. De zoekalgoritmes die we zullen gebruiken, kunnen we ook veel meer naar onze hand zetten dan bij gewone zoekopdrachten, bijvoorbeeld door in te stellen dat er elke dinsdag naar bepaalde informatie moet worden gezocht, of een week lang.’

Ook voor dark web

Behalve voor het doorzoeken van het ‘gewone’ internet kan de tool ook worden gebruikt voor de analyse van het ‘deep web’ en het ‘dark web’. Het ‘deep web’ bestaat uit websites die niet zijn geïndexeerd door zoek­machines zoals Google. Het ‘dark web’ gaat nog een stap verder: om die sites te raadplegen, is een speciale browser nodig.

Behalve de Staatsveiligheid gaan ook de militaire inlichtingendienst Adiv en de federale politie met de tool aan de slag. Om welke het precies gaat, kunnen de inlichtingendiensten niet prijsgeven. Volgens ­onze info is hij afkomstig van een Nederlandse leverancier. De oorspronkelijke goedkeuring van de aankoop dateert al van augustus 2016, enkele maanden na de terroristische aanslagen op de luchthaven van Zaventem en het metrostation Maalbeek. Nu is de installatie aan de gang. Ook de beheerders van de toepassing zouden intussen zijn opgeleid.

Het systeem kost alles samen ongeveer 20 miljoen euro. Een deel daarvan dient voor het onderhoud de komende vier jaar. Adiv trekt er zo’n 11 miljoen euro voor uit, bij de Staatsveiligheid gaat het om iets meer dan een miljoen euro. In totaal zijn er 95 licenties aangekocht, waarvan er vijf bedoeld zijn voor de Staatsveiligheid. Een evaluatie van het systeem is daar voor het najaar gepland.

Bron » De Standaard

‘Een Militaire Veiligheidsdienst die tegenstrijdige informatie geeft, dat is afgelopen’

Burgers en militairen die met elkaar overhoop liggen, gedemotiveerd personeel, tegenstrijdige informatie die naar buiten gaat, stukken plafond die letterlijk naar beneden vallen. Claude Van de Voorde, nu een jaar de baas van de militaire veiligheidsdienst (Adiv), schetst een weinig fraai beeld van de dienst die hij erfde. Hij belooft beterschap.

‘Intelligence, the first line of defence’, luidt het nieuwe motto van de militaire veiligheidsdienst. Een forse uil in de Belgische driekleur moet de slagkracht van het Adiv symboliseren. Maar er ligt nog heel veel werk op de plank vooraleer de uil in volle kracht kan uitvliegen.

Het beeld dat Van de Voorde vanmorgen in het parlement schetste, bevestigt wat het comité I onlangs nog vaststelde in een audit van 59 bladzijden die deze krant kon inkijken (DS 14 juni). Adiv is de militaire tegenhanger van de beter bekende Staatsveiligheid. Adiv staat onder andere in voor de veiligheid van onze militairen bij buitenlandse missies, maar speelt ook een belangrijke rol bij de bestrijding van terrorisme. Al was het maar door de geprivilegieerde contacten die hij onderhoudt met buitenlandse militaire inlichtingendiensten die actief zijn in onder andere Syrië en Irak.

De aanleiding voor de audit was een zeer kritische brief die enkele leden van de afdeling Contraspionage (CI) van Adiv eind 2016 schreven aan bevoegd minister van Defensie Steven Vandeput (N-VA). In die dienst werken voornamelijk burgers.

Gefrustreerd personeel

‘Ik begrijp de frustraties van het burgerpersoneel’, zei Van de Voorde . ‘Zij kennen de dienst heel goed, werken er jarenlang en dat krijgen ze een militair boven zich die na vier of vijf jaar weer weg is. Ze hebben het gevoel niet gehoord te worden.’ Van de Voorde probeert dat op te lossen door hem aan de top niet alleen te laten assisteren door een militair, maar ook door een burger. ‘De militairen zullen niet langer geïsoleerd beslissingen nemen.’ De stafdienst wordt sowieso versterkt om de werking van de diensten beter te stroomlijnen.

Adiv gaat in de herfst bovendien 90 mensen aanwerven – vooral burgers – in de strijd tegen terrorisme. ‘Het is jaren geleden dat nog werd gerekruteerd.’

Maar ook bij de militairen leeft frustratie. ‘Wie bij Adiv terechtkomt, voelt zich verloren in defensie. Militairen bij ons maken amper promotie.’ Van de Voorde heeft alle bevorderingsdossiers van het personeel in orde laten brengen. Dat heeft vorig jaar al geleid tot meer promoties.

Tegenstrijdige informatie

‘Er is eens een vraag binnengekomen naar meneer x’, zei Van de Voorde. ‘De ene dienst gaf de boodschap die man niet te kennen, terwijl een andere dienst hem bestempelde als een terrorist.’ Wat is een veiligheidsdienst waard als de informatie die ze verspreidt, onbetrouwbaar is? Daarom is sinds kort een informatiecentrum actief binnen Adiv waar alle vragen samenkomen. Dat centrum verdeelt ze onder de diensten en coördineert de antwoorden.

Stroeve samenwerking met Staatsveiligheid

Ook de samenwerking met de Staatsveiligheid verliep erg stroef, moet Van de Voorde toegeven. ‘Alle informatie moet gedeeld worden, dat wordt de regel’, zegt Van de Voorde. ‘Naar men mij zegt, is dat een totale mentaliteitswijziging.’

Er is intussen een geheime lijn geïnstalleerd tussen de militaire veiligheidsdienst en de Staatsveiligheid waarlangs informatie kan lopen. De twee diensten ontmoeten elkaar twee keer per week in operationele vergaderingen en Van de Voorde vergadert minstens een keer per maand met zijn tegenvoeter van de Staatsveiligheid, Jaak Raes.

Er zijn ook preciezere afspraken gemaakt over wie van beide diensten precies waarvoor bevoegd is. In de strijd tegen terreur is de Staatsveiligheid de referentiedienst die zal bijgestaan worden door de cel terrorisme van de Militaire Veiligheidsdienst. ‘Er gaan mensen fysiek bij de Staatsveiligheid zitten’, zegt Van de Voorde. ‘Dat aantal zal in de toekomst geleidelijk toenemen.’

‘Dit zijn nog maar de eerste stappen in een verdere samenwerking’, zegt Van de Voorde. ‘Maar we moeten elkaar nog leren kennen’, geeft hij ook toe. Een nauwere samenwerking was trouwens een van de aanbevelingen van de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart.

‘Voordeel van de twijfel’

‘Wij willen u het voordeel van de twijfel geven’, zei Kamerlid Wouter De Vriendt (Groen). Het was Groen dat had aangedrongen op de hoorzitting met Van de Voorde. Alain Top (SP.A) vroeg zich luidop af of Van de Voorde wel beslagen genoeg op het ijs komt om de dienst te hervormen.

Die twijfel had Van de Voorde over zichzelf afgeroepen. ‘Ik ben dag op dag een jaar geleden aan het hoofd van Adiv gekomen, nogal onverwacht’, startte hij zijn betoog. ‘Ik was en ben geen specialist in de materie.’

Bron » De Standaard | Christof Vanschoubroek