Gevaarlijkste criminelen kunnen langer opgesloten blijven

Gevaarlijke veroordeelden kunnen langer opgesloten blijven. ‘Psychopaten komen soms te snel vrij zonder dat ze succesvol behandeld zijn’, zegt de minister van Justitie.

Soms zitten seksuele delinquenten hun straf gewoon volledig uit, zodat ze zich niet moeten ­schikken naar voorwaarden zoals therapeutische begeleiding. Het is een doorn in het oog van wie seksueel geweld bestrijdt. Ook al gaat het om uitzonderingen, het houdt een risico in. Eens hun ­opsluiting ten einde is, dreigen die seksuele delinquenten te hervallen. Steve Baekelmans, de moordenaar van Julie Van Espen, zat bijvoorbeeld jaren geleden een straf wegens zedenfeiten volledig uit. Ook ‘campusverkrachter’ Robbie G. herviel anderhalf jaar nadat hij was vrijgekomen.

Om die zwaarste delinquenten zo lang mogelijk op te volgen, komt er een extra beveiligingsmaatregel. Dat heeft de ministerraad vrijdag beslist. Zo’n maatregel houdt in dat de zeer gevaarlijke veroordeelden op het einde van hun straf en na een eventuele terbeschikkingstelling (tbs) toch langer opgesloten blijven. Die verdere detentie zal plaatsvinden in een gesloten psychiatrische ­inrichting zoals een Forensisch Psychiatrisch Centrum, waarvan er een in Gent en een in Antwerpen staat. De beveiligingsmaatregel maakt deel uit van een bredere hervorming van het Strafwetboek, die naar het parlement gaat.

Als voorbeeld van veroordeelden die in aanmerking komen voor de maatregel, geeft het kabinet-Justitie ‘moordenaars met psychopathische stoornissen of serieverkrachters voor wie op dit moment geen effectieve behandeling bestaat, maar ook niet onder de interneringscriteria vallen’. Een internering wordt toegepast bij personen die feiten hebben gepleegd, maar ook lijden aan een psychiatrische problematiek.

Daders met dat profiel kunnen na hun gevangenisstraf al ter beschikking worden gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank. Die volgt de veroordeelde op, legt bijkomende voorwaarden op en kan iemand ook langer in de gevangenis houden. Maar zo’n terbeschikkingstelling is van bepaalde duur. ‘Voor sommige gevallen is een extra maatregel noodzakelijk’, luidt de motivatie. ‘Het komt voor dat er voor bepaalde veroordeelden nu nog geen effectieve behandeling bestaat, waardoor er bij een vrijlating een te grote kans bestaat op herval en nieuwe slachtoffers.’

Minstens vijf jaar cel

Een rechter kan de beveiligingsmaatregel opleggen bij het uitspreken van een nieuwe veroordeling. Er zijn ook voorwaarden aan verbonden. Het moet onder meer gaan om een gevangenisstraf van minstens vijf jaar en de veroordeelde moet ­lijden aan een ernstige psychiatrische aandoening waardoor men niet ontoerekeningsvatbaar is, want dat zou leiden tot een internering. De veroordeelde zal ook voor observatie worden opgenomen in een klinisch centrum.

Eens de straf en terbeschikkingstelling ten einde zijn, zal de veroordeelde worden opgevolgd door de Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij. Die buigt zich nu al over de interneringsdossiers. Er is beroep mogelijk tegen een beslissing van die Kamer, en elk jaar moet die opnieuw beslissen over de beveiligingsmaatregel. ‘De betrokkene krijgt ook zicht of een behandeling in een minder beveiligde omgeving als het risico op recidive ernstig vermindert of er in de toekomst een behandeling mogelijk zou zijn’, zegt Justitie.

Bron » De Standaard

Is het geheim van het onderzoek nog van deze tijd?

Bij een rechtszaak moet het publiek geïnformeerd worden, maar betrokkenen moeten wel worden beschermd. Het evenwicht daarbij is cruciaal en kan beter, vindt Geert Lenssens.

Vorige week ontpopte zich tussen twee topadvocaten een bitse discussie over het geheim van het strafonderzoek en de ‘trial by media’. Joris Van Cauter fulmineerde tegen de escalatie van schijnprocessen in de media (DS 2 september), terwijl Walter Van Steenbrugge zich opwierp als een verdediger van het publieke debat in alle fases van een strafzaak (DS 3 september). Het debat zit natuurlijk in het kielzog van de zaak-Chovanec en de zaak-Reuzegom. Er is een wezenlijk verschil: waar het onderzoek in de eerste zaak nog loopt, is dit in de andere al achter de rug.

Het debat moet een stuk verder gaan. Wij moeten het geheim van het onderzoek als schijnbaar ongenaakbare pijler van het systeem in vraag durven te stellen. Want dat geheim is er niet altijd geweest, we moeten ons er niet krampachtig aan vastklampen. Integendeel, als men het rechtssysteem in onze contreien historisch bekijkt, dan valt de slingerbeweging op van totale geheimhouding tot grote openbaarheid en terug.

‘Contempt of court’

Er is een eeuwige queeste naar een balans tussen twee werelden: die van het geheim, dat als doel heeft het onderzoek zelf en de betrokkenen te beschermen, en die van het publiek, dat recht heeft om geïnformeerd te worden en om een mening te uiten.

Het grote gevaar van een extreme geheimhouding zoals we dat tussen de dertiende en de achttiende eeuw bij ons kenden (met als uitschieter de inquisitie), zijn de soms stuitende misbruiken. Vanaf de verlichting en tijdens en na de Franse revolutie kwam daarom de openbaarheid meer aan bod, waarbij Napoleon een gemengd systeem voorzag. Later kreeg het geheim van het onderzoek weer de overhand, tot de wet-Franchimont na de affaire-Dutroux in 1998 weer meer ruimte gaf aan het openbare element.

Vandaag hebben wij een gemengd systeem waar, mede onder invloed van Europa met de Salduz-wetgeving die bijstand van een advocaat garandeert, een reeks uitzonderingen gelden op het geheim karakter. Maar dat het onderzoek geheim is, blijft het principe, al komt het meer en meer onder druk te staan. De weduwe van Jozef Chovanec opende terecht de doos van Pandora, maar riskeert daarmee strafrechtelijk te worden vervolgd. De vraag rijst dan of de ratio van het geheim en de bijhorende duisternis anno 2020 nog zin heeft. Want hoe kun je de verdachte en zijn familie in het internettijdperk nog afschermen? Hoe kun je de typisch menselijke sensatiezucht nog de baas?

In het Verenigd Koninkrijk bestaat het geheim van het onderzoek niet, maar er is wel het misdrijf van ‘contempt of court’. Dat sanctioneert niet alleen beledigingen aan het adres van de rechter, maar ook invloed of druk op bijvoorbeeld rechters, advocaten of juryleden. Door die wet is het verboden om iets te publiceren waardoor de rechtsgang en het recht op een eerlijk proces op de helling komen te staan. Er wordt hierbij geen onderscheid gemaakt tussen onderzoek en behandeling. Het gevolg is dat de Britse media veel terughoudender zijn en alles wat te zeer gericht is op sensatie bannen tot na het proces. Als ik bekijk hoe veel media in België over grote zaken berichten, dan ben ik zeker dat het merendeel onder die regel strafbaar zou zijn. Het gevolg is dat de uitwassen van de trial by media bij de wortel worden uitgerukt. Ik ben voorstander van een afschaffing van het geheim karakter van het onderzoek en het invoeren van een nieuw misdrijf.

Obese dossiers

Nog fundamenteler kun je je afvragen of ook het hele concept van ons strafonderzoek met een onderzoeksrechter niet in vraag moet worden gesteld. De figuur van de onderzoeksrechter werd nota bene ingevoerd om de balans geheim versus openbaar meer in evenwicht te brengen. Een rechter is immers geen procureur en gaat in principe alleen op zoek naar de waarheid. Een vooronderzoek kan uiteraard noodzakelijk zijn en de tussenkomst van een rechter al zeker, maar het accent moet veel meer op de publieke zitting komen te liggen.

Het gerecht heeft een obsessie ontwikkeld voor papier. Obese dossiers zoals bij Lernout & Hauspie en de Bende van Nijvel, zaak waarin ik als advocaat optreed, zijn daar de zieke exponenten van. Zij bevatten zoveel bladzijden dat het menselijk haast niet meer mogelijk is om die te vatten, laat staan behoorlijk te beoordelen. Ons gerecht verspeelt onnoemelijk veel tijd en creëert een absurde diarree aan papier. Nochtans voorziet het ‘onmiddellijkheidsbeginsel’, als compensatie voor het geheim van het onderzoek, ook dat alles in een openbare zitting moet worden overgedaan. In de praktijk rest daar dus geen tijd meer voor. Dat het systeem dan traag en vierkant draait, is evident.

Een radicale herziening van het geheim van het onderzoek, in combinatie met een ommekeer in de verhouding tussen onderzoek en behandeling vormen de enige remedie tegen de uitwassen die wij nu zien en waar meer en meer mensen het terecht moeilijk mee hebben.

Bron » De Standaard | Geert Lenssens (advocaat)

Parket-generaal wil staatssecretaris voor Strafuitvoering: “Gevoel van straffeloosheid moet aangepakt worden”

Het gevoel van straffeloosheid moet verdwijnen. Dat heeft het parket-generaal van Antwerpen gezegd in de traditionele toespraak bij de start van het gerechtelijke jaar. “Daarom wordt best een staatssecretaris Strafuitvoering aangesteld.” Die moet er onder meer voor zorgen dat alle geldboetes geïnd worden. Minister van Justitie Geens (CD&V) is het niet eens met de kritiek.

Korte gevangenisstraffen tot vier maanden worden niet uitgevoerd, vervangende celstraffen voor een geldboete worden niet uitgevoerd, geldstraffen worden niet altijd geïnd… Het zijn enkele van de voorbeelden die Antwerps procureur-generaal Patrick Vandenbruwaene en advocaat-generaal Hildegard Penne in hun openingsrede aanhalen om te wijzen op de – wat zij noemen – “crisis van de strafuitvoering”. Hun boodschap is duidelijk: er heerst een gevoel van straffeloosheid, want de opgelegde straffen worden niet altijd uitgevoerd.

Zo illustreert Hildegard Penne voor VRT NWS: “We hebben alleen volledige cijfers voor de eerste vier maanden van het jaar 2016 en daar hebben we vastgesteld dat op een te innen bedrag van 14,6 miljoen euro de ontvanger maar een half miljoen euro heeft geïnd en procentueel komt dat neer op 3,88 procent.”

En dus lijkt het soms dweilen met de kraan open. Dat is niet alleen frustrerend, maar ook demotiverend voor de magistraten die heel wat vonnissen en arresten vellen, maar waar geen gevolg aan gegeven wordt, zo klinkt het bij Penne en Vandenbruwaene. Wat is wel het gevolg? De burger verliest zijn vertrouwen in justitie.

Eén van de problemen volgens het parket-generaal is onder meer dat er geen centraal systeem bestaat om geldboetes te innen. Opnieuw een probleem van digitalisering binnen justitie. Daardoor schiet de staatskas heel wat inningen mis.

De oplossing? Een staatssecretaris strafuitvoering

Om tegemoet te komen aan de huidige problemen, stelt het Antwerps parket-generaal voor om bij de volgende regering een staatssecretaris Strafuitvoering aan te stellen. “Daarbij moeten de nodige experten verzameld worden, onder wie informaticaspecialisten, die de brug kunnen maken tussen ICT en de praktijkmensen.” Een grote investering, dat wel, maar “deze investering zal zichzelf terugwinnen,” aldus het parket-generaal.

Maar ook dit: is er voldoende personeel voor de assisenzaken?

In de mercuriale van het hof van beroep in Brussel klonk er dan weer een andere kritiek: er is te weinig mankracht om de vele assisenzaken die er zitten aan te komen, op te vangen. “Door het gebrek aan magistraten, duurt het verontrustend lang voor bepaalde assisenzaken behandeld kunnen worden. Op dit moeten zijn er nog vijf zaken die moeten vastgelegd worden. Als de situatie hier niet verbetert, zal ze ten vroegste in april 2019 van start kunnen gaan,” zegt de Brusselse procureur-generaal Johan Delmulle.

Minister Geens: straffen worden wél uitgevoerd

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) is het niet eens met de kritiek over de straffeloosheid: “Het is zo dat korte straffen, beneden 3 jaar, hoofdzakelijk met elektronisch toezicht worden uitgevoerd, behalve zedenmisdrijven of terrorisme, of bij mensen zonder verblijfsvergunning. Dus er worden wel wat gevangenisstraffen uitgevoerd”, reageert hij in De wereld vandaag op Radio 1. “In het nieuwe strafwetboek dat we aan het maken zijn, wordt de gevangenisstraf voor lichte misdrijven een grote uitzondering. Maar er zijn ook veel andere straffen mogelijk: werkstraffen, probatie, elektronisch toezicht. Die zullen in de toekomst belangrijker worden.”

Over de geldboetes zegt minister Geens dat ze nu beter worden geïnd dan vroeger: “Als u een geldboete niet betaalt, dan zal het in de toekomst mogelijk blijven om een vervangende gevangenisstraf toe te passen. We hebben al enkele maanden een nieuw systeem, waarbij u een hogere boete opgelegd krijgt als u niet snel betaald. Procureurs-generaal zijn trouwens ook maar mensen, niet iedereen zit op de lijn van Antwerpen.”

Toch wijst de minister het idee van een staatssecretaris voor strafuitvoering niet af: “In Nederland is de minister van Justitie ook de minister van Binnenlandse Zaken, en dus bevoegd voor de politie. En die heeft een onderminister, die zich met het gevangeniswezen bezighoudt. Als een volgende regering zou beslissen dat er een staatssecretaris voor strafuitvoering komt, is dat wat mij betreft bespreekbaar. Maar een deel van die strafuitvoering zit in ons land wel op het Vlaamse niveau. Belangrijk lijkt me ook dat de minister en de staatssecretaris dan van dezelfde partij zijn.”

Bron » VRT Nieuws

‘Iedereen wil een hervorming. Maar niemand wil veranderen’

In de coulissen van ­justitiepaleizen woedt een overlevingsstrijd. De inzet is een hervorming die raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat: wie beslist over de zware middelen om criminaliteit te bestrijden?

De inzet: een waanzinnig wetboek

De regels over hoe de politie en het gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het Wetboek van Strafvordering dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. ‘Er zijn vooral koterijen bijgebouwd’, luidde de verzuchting vier jaar geleden al (DS 25 januari 2014). Het was een periode waarin een aaneenschakeling van procedurefouten het belabberde imago van justitie verder de dieperik in duwde.

Een handvol experten heeft in ­opdracht van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nieuwe regels ­uitgewerkt. Ze nemen afscheid van een ­tijdrovende flessenhals: de raadkamer die aan het einde van een gerechtelijk onderzoek nagaat of er geen fouten zijn gemaakt en wie naar de vonnisrechter moet. Applaus op alle banken dus? Niet echt. Het alternatief is vooral de magistraten in het verkeerde keelgat geschoten.

De minister

Wie? Na kleinere ingrepen in het strafrecht komt Geens in zijn vierde jaar als minister van Justitie toe aan de orgelpunten, waaronder dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. In vergelijking tot andere werven, zoals het faillissementsrecht, is dit een mijnenveld. Een update zou de nalatenschap van de advocaat en professor rechten die minister is geworden, volledig maken. Dus heeft Geens procedures voor ogen die de tand des tijds moeten doorstaan.

Vandaag bestaan er twee soorten onderzoeken: één onder leiding van het openbaar ministerie (OM) en één onder leiding van een onderzoeksrechter. Een crimineel in het vizier van de onderzoeksrechter heeft meer rechten dan een in het vizier van het OM.

‘Vroeg of laat zegt het Grondwettelijk Hof dat die ongelijkheid in strijd is met de Grondwet. Dan is het hek van de dam’, waarschuwt Yves Liégeois. Hij is een van de experten van Geens en werkt als ere-procureur-generaal bij het Antwerpse parket-generaal. ‘We moeten zo’n verregaande beslissing voor zijn’, vindt Liégeois.

De oplossing: het eengemaakte onderzoek. Het openbaar ministerie krijgt daarin de leiding over alle onderzoeken. Wanneer een magistraat een telefoon wil laten afluisteren of een bende wil infiltreren – met andere woorden: wanneer hij iemands privacy schendt – zal hij daarvoor toestemming moeten krijgen van een onderzoeksrechter.

Maar geen enkele tak van Justitie aanvaardt de voorstellen. Daar komt bij dat sommigen de wijzigingen die Geens heeft doorgevoerd met zijn potpourri-wetten, niet altijd kunnen volgen. Bovendien wordt nagenoeg overal geklaagd over personeelstekort. Het kabinet-Geens ontkent die tekorten.

Een doorlichting van de Hoge Raad voor de Justitie wees recent wel uit dat het personeelsbeleid bij justitie achterhaald is, ook omdat een deftige werklastmeting nog altijd niet bestaat. Voor een minister die de ambitie heeft om behalve andere wetboeken zoals die over erf- en vennootschapsrecht, ook het strafrecht een nieuw tijdperk in te loodsen met de ‘Codex Geens’, zijn er stevige obstakels.

De onderzoeksrechters

Wie? Rechters die verdachten tijdelijk kunnen aanhouden en de politie aansturen in de bestrijding van criminaliteit. Ongeveer vijf procent van alle onderzoeken – doorgaans de zwaarste dossiers – zit in hun handen. De onderzoeksrechter zoekt niet alleen naar bewijzen in het na- en voordeel van een verdachte, maar beslist ook over maatregelen die de privacy schenden: een telefoon afluisteren, een hacking of een huiszoeking. De onderzoeksrechters zijn tegelijk speurhond en rechter. In hun engagement om de waarheid te vinden, houden ze te weinig kritische afstand, luidt de kritiek.

Dus is de opsporing in de toekomst voor hen geen taak meer. De onderzoeksrechters zien nog toe op het correcte verloop van een onderzoek, maar leiden dat onderzoek niet langer. Een magistraat van het openbaar ministerie klopt bij hen aan om een machtiging te vragen voor afluisteroperaties, infiltraties of huiszoekingen. In veel landen bestaat het systeem al, dat efficiënter en onpartijdig zou zijn.

Maar ‘In Italië is de verandering al doorgevoerd. Ze komen er nu op terug’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘De zaken slepen er te lang aan. In Nederland krijgt de onderzoeksrechter net weer meer macht en controle omdat hij te ver van het onderzoek af staat.’

‘Als er een stap komt tussen ons en de politiespeurders, riskeer je een gebrekkige informatiedoorstroming en verkeerde beslissingen. Net omdat wij als rechters ­beslissen over zo’n zware maat­regelen, moet de lijn tussen ons en de uitvoerders zo kort mogelijk zijn. Vergelijk het met “telefoontje spelen” in de jeugdbeweging: tussen de eerste versie en de bestemmeling kan de informatie al eens veranderen. In dossiers van drugs- en mensenhandel of terrorisme tikt de klok en heb je geen tijd om onverwacht een hele farde met pv’s te lezen. Anders zijn we niet meer dan een “stempelrechter”. Deze wijzigingen halen een efficiënte, echte controle onderuit.’

Het openbaar ministerie (of parket)

Wie? De magistraten die instaan voor de openbare orde. Ze onderzoeken misdrijven en brengen uiteindelijk de verdachte voor de rechter. Circa 95 procent van de strafdossiers zit bij hen.

Dus zouden ze verheugd kunnen zijn dat in de toekomst elk onderzoek onder hun hoede komt en ze daarin de zware maatregelen ­mogen toepassen. Maar in een brief die De Standaard kon lezen, trekken ze net fel van leer tegen de verandering. Ze vrezen dat de ­onderzoeksrechter hun schoonmoeder wordt.

‘Dit holt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie net uit, in plaats van die te versterken’, schrijven de parketmagistraten. ‘De vele door elkaar lopende procedures, met vaak zeer krappe termijnen die permanent met elkaar dreigen te interfereren, zullen een efficiënt onderzoek in de weg staan.’ De flessenhals van de raadkamer zal zich verplaatsen, rechtspraak zal versnipperd raken en de werkelijke leiding van een onderzoek komt bij de politiediensten.

Maar de parketmagistraten maken zich vooral zorgen over de kosten van de hervorming. De nieuwe procedures brengen volgens hen meer werk mee, en daar hebben ze te weinig volk voor. Bij de hertekening valt ook de onderzoeksrechter als bliksemafleider, in gevoelige onderzoeken met veel persaandacht, weg.

De advocaten

Wie? Zij staan verdachten bij in de vervolging door het openbaar ministerie. Strafpleiters willen doorgaans dat hun cliënt zo licht mogelijk of het liefst niet wordt gestraft. Een cryptisch wetboek kan daarbij nuttig zijn.

Dus zouden met een fris, nieuw wetboek procedurefouten voltooid verleden tijd kunnen worden. Het openbaar ministerie denkt alvast van niet. De verdediging krijgt meer rechten, in meer dossiers, met meer procedures en een grotere kans op fouten. Bijna alsof advocaten de pen vasthielden. ‘Wij zijn totaal niet betrokken geweest’, zegt John Maes, de voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dat verwondert me, want bij veel andere ontwerpen worden we wel gehoord.’

Maar de advocaten valt vooral op dat de klacht met burgerlijke partijstelling er anders uitziet, waardoor het moeilijker is om als slachtoffer een gerechtelijk onderzoek op te starten. Toch zijn de advocaten het meest optimistisch. ‘In het verleden spraken veel ministers over hervormen, nu ligt er ook iets op tafel’, zegt Maes. ‘Tijd om er werk van te maken.’

Iedereen heeft het gevoel dat aan zijn macht wordt gemorreld, maar is er nog een belangrijke constante: geld. Onderzoeksrechter Van Linthout kan zich niet inbeelden dat het openbaar ministerie met de huidige bezetting de instroom van zware gerechtelijke dossiers kan behappen en dat de kartonnen dozen met pv’s vlot heen en weer gaan tussen de partijen. De minister gaat na wat de kosten zijn en verzekert dat hij niets er zomaar wil doorduwen.

‘Dit systeem kan niet draaien zonder bijkomende middelen en een nieuwe structuur’, voorspelt Liégeois. ‘Het openbaar ministerie zal anders moeten werken, met ervaren magistraten die gespecialiseerde secties leiden. Helaas bepaalt de budgettaire realiteit hoever mensenrechten zoals een gelijke behandeling reiken. Niet verwonderlijk dus dat elke groep vreest voor de botsing. Iedereen wil hervormen, maar niemand wil veranderen.’

Bron » De Standaard

Experts waarschuwen voor langere celstraffen

Voortaan kan de strafrechter zelf de minimumduur van de celstraf bepalen. Daarover hebben de meerderheidspartijen een wetsontwerp goedgekeurd. Maar er is veel kritiek. “Zonder voorbereiding vrijkomen na een volledige straf is veel gevaarlijker dan vervroegd vrijkomen onder voorwaarden.”

Op dit moment kunnen gedetineerden na een derde van hun straf vrijkomen. Bij recidivisten is dat twee derde. Dat moet strenger, oordeelden de meerderheidspartijen, en dus komt er voor de zwaarste misdrijven een zogenoemde “beveiligingsperiode”. Het gaat onder meer om terreurmisdrijven, moord op politieagenten en ontvoering van minderjarigen. In die gevallen kan de rechter bepalen hoe lang iemand minstens in de cel moet blijven. Bij straffen tussen drie en dertig jaar mag de beveiligingsperiode maximaal twee derde van de straf zijn, vanaf 30 jaar mag de beveiligingsperiode maximaal 25 jaar bedragen.

De nieuwe wet doet bij professor criminologie Kristel Beyens (VUB) de wenkbrauwen fronsen. “Dit is een motie van wantrouwen ten opzichte van de strafuitvoeringsrechtbanken”, zegt ze. Beyens wijst erop dat amper tien jaar geleden, in 2006, de beslissing over de invrijheidstelling bij de strafuitvoeringsrechtbank werd gelegd, een gespecialiseerd orgaan dat zich buigt over de voortgang van de gedetineerde, en nagaat of die klaar is om terug in de samenleving te komen. “De beslissingsruimte van de strafuitvoeringsrechtbank, die gespecialiseerd is en zicht heeft op het detentietraject, wordt nu beperkt ten voordele van de strafrechter die daar veel minder zicht op heeft.”

Niet lichtzinnig

De strafuitvoeringsrechter die vandaag over vervroegde vrijlating moet beslissen, doet dat nochtans niet lichtzinnig, zegt ook Stefaan Van Hecke van oppositiepartij Groen. “Die rechters laten een Marc Dutroux of een Freddy Horion niet zomaar vrij. Maar voor alle anderen neem je een stuk perspectief weg. Die vervroegde vrijlating is een wortel die wordt voorgehouden, die gedetineerden motiveert om aan hun problemen te werken.” Van Hecke vreest dan ook dat de beveiligingsperiode contraproductief zal werken. “Als die wortel wegvalt, waarom zou je dan nog je best doen?”

Ook Beyens ziet het gevaar. “Nochtans blijkt uit onderzoek dat de voorwaardelijke invrijheidstelling een waarborg is voor een veilige reïntegratie in de maatschappij.” Gedetineerden die voorwaardelijk vrijkomen, worden strikt opgevolgd, zegt ook Liesbeth Wyseur, woordvoerster van de Vlaamse justitiehuizen.

“De ex-gedetineerden worden door middel van voorwaarden gecontroleerd, ze worden opgevolgd en begeleid. Het zijn de justitieassistenten die samen met hen bekijken welke voorwaarden ze hebben, en welke inspanningen ze leveren om aan die voorwaarden te voldoen. Zij rapporteren daarover aan de strafuitvoeringsrechtbanken.”

Rekensom

Die opvolging kan tot tien jaar of langer duren. Beyens denkt dan ook dat met de nieuwe wet heel wat mensen langer in de gevangenis zullen blijven. “Hoe dichter gedetineerden bij de einddatum van hun straf komen, hoe minder ze geneigd zullen zijn om voor voorwaardelijke invrijheidstelling te kiezen. Op het moment dat iemand nog vier jaar moet uitzitten, maakt hij de rekensom: ‘Als ik blijf zitten tot het einde, kom ik daarna vrij zonder voorwaarden, en heeft justitie niets meer over mij te zeggen’. Maar dat betekent ook dat je die gedetineerden kwijt bent als ze vrijkomen, en zonder voorbereiding vrijkomen na een volledige straf is veel gevaarlijker dan vervroegd vrijkomen onder voorwaarden.”

Justitieminister Koen Geens (CD&V) denkt niet dat het zo’n vaart zal lopen. Op zijn kabinet wordt benadrukt dat de beveiligingsperiode facultatief is, en de strafrechter dus vrij is om ze al dan niet op te leggen. Bovendien geldt die enkel voor de allerzwaarste misdrijven. “De strafuitvoeringsrechtbank wordt niet buiten spel gezet,” onderstreept Geens nog, “ze wordt enkel iets later gevat. Daarna kan ze haar rol perfect spelen.”

Bron » De Morgen