Na dertig jaar verdachte opgepakt van bomaanslag in Antwerpse diamantwijk

In het Canadese Ottawa is bijna dertig jaar na datum een verdachte gearresteerd van de moordende bomaanslag in de Antwerpse diamantwijk. De Canadese justitie wil de 55-jarige man aan Frankrijk uitleveren, waar hij toen ook een bloedige aanslag pleegde. Hassan Diab is vorige week in zijn huis in de buurt van Ottawa gearresteerd door speciale eenheden van de Canadese politie.

Dat ging zonder incidenten. Zijn arrestatie kwam er op vraag van de Franse onderzoeksrechter Marc Tràvidic. Vermoedelijk zal die de komende dagen officieel de uitlevering aan Frankrijk vragen van Hassan Diab. Het Belgische federale parket toonde ook al interesse.

Franse speurders zaten de man al een tijdje op de hielen nadat vorig jaar zijn naam naar boven was gekomen na een grondige analyse van het dossier, waar ook de Duitse en Italiaanse inlichtingendiensten aan meewerkten. Hassan wordt verdacht van medeplichtigheid aan twee bloedige bomaanslagen begin de jaren tachtig. De eerste vond plaats in de buurt van een Parijse synagoge. Een bom, verstopt in de zadeltas van een bromfiets, doodde toen op 3 oktober 1980 vier mensen. Twintig passanten raakten gewond.

Diab zou toen de bromfiets hebben aangekocht. Een jaar later, op 20 oktober, vond een gelijkaardige aanslag plaats in de Antwerpse Hoveniersstraat, hartje diamantwijk. Balans: drie doden en meer dan honderd gewonden. Beide aanslagen bleken later het werk van een terreurgroep, verbonden aan het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. De daders werden nooit gevonden.

Diab verscheen vrijdag voor een Canadese rechter, die binnen twee weken moet beslissen over zijn verdere aanhouding. Maar volgens de Canadese openbaar aanklager Claude LeFrancois is het bewijsmateriaal van de Franse speurders bijzonder overtuigend en zou de Canadese justitie een grote vergissing begaan mocht ze de man vrijlaten. ‘We weten dat de verdachte regelmatig naar het Midden-Oosten reist. Als u deze man op vrije voeten stelt, duikt hij in die regio onder en ziet u hem nooit meer terug.’

De advocaat van Hassan Diab argumenteerde vrijdag dat zijn cliënt, die een blanco strafregister heeft, het slachtoffer is van een ordinaire persoonsverwisseling. Ook zijn 30-jarige vrouw kwam vrijdag naar de rechtbank afgezakt om haar man vrij te pleiten. De man riskeert in Frankrijk een levenslange celstraf.

Bron » De Standaard

Marokko weigert geheim agenten uit België terug te roepen

Een half jaar geleden vroeg Alain Winants, chef van de Belgische Staatsveiligheid, aan de Marokkaanse autoriteiten om drie officieren van hun geheime dienst terug te roepen uit ons land, zo vernam De Morgen. Marokko negeerde de vraag.

De drie hebben zich volgens Winants op een ‘onaanvaardbare’ manier gedragen in de marge van het onderzoek naar Belliraj en zouden zich hebben bezondigd aan ronselpraktijken. Ze zijn nog steeds actief in Brussel.

Bekend is dat de samenwerking tussen de Staatsveiligheid en de Marokkaanse inlichtingendiensten stroef verloopt in de zaak rond Abdelkader Belliraj, de Belgische Marokkaan die door het Marokkaanse gerecht beschouwd wordt als de militaire leider van een jihadistisch terreurnetwerk en tegelijk informant van de Staatsveiligheid was. Ondertussen is er veeleer sprake van een open oorlog tussen beide diensten. Dat bleek afgelopen maandag tijdens de bespreking van het jongste rapport van het Comité I over de affaire-Belliraj in de parlementaire begeleidingscommissie.

Winants maakte daar bekend dat hij eind juli een brief heeft geschreven naar de baas van de Direction Générale des Etudes et de la Documentation (DGED), een offensieve Marokkaanse geheime dienst die opereert buiten de grenzen van Marokko. In de brief vroeg de chef van de Staatsveiligheid om drie agenten van de DGED onmiddellijk terug te roepen uit ons land. De drie, die werken onder de cover van diplomaat bij de ambassade van Marokko in Brussel, zouden volgens Winants de Staatsveiligheid hebben tegengewerkt. “Ze gedragen zich niet volgens de geplogenheden en dit op een manier die niet aanvaardbaar is voor de veiligheid van ons land”, stelde Winants.

Dat betekent dat de betrokken agenten bepaalde grenzen hebben overschreden. Het in de gaten houden van Marokkaanse onderdanen op Belgisch grondgebied of de strijd tegen het terrorisme door buitenlandse inlichtingendiensten zijn activiteiten die meestal worden getolereerd. Regelrechte spionage of obstructie van de werkzaamheden van de Belgische inlichtingendiensten kunnen evenwel niet door de beugel. Volgens een nota van de Belgische verbindingsofficier in Marokko wordt het dossier-Belliraj overigens niet behandeld door de DGED, maar door de binnenlandse veiligheidsdienst Direction Générale de la Surveillance du Territoire (DGST).

Het is zeer ongebruikelijk dat geheim agenten van ‘bevriende’ inlichtingendiensten worden verzocht om het land te verlaten. Ten tijde van de Koude Oorlog gebeurde het wel regelmatig dat agenten van geheime diensten van het vijandige Oostblok het land werden uitgewezen. Winants toonde zich bijzonder ontstemd over het feit dat zijn vraag tot nog toe gewoon werd genegeerd.

Nog volgens de chef van de Staatsveiligheid zijn er talrijke DGED-agenten operationeel in België, in elk geval veel meer dan de geviseerde drie. De agressieve methodes van de DGED zorgden volgens hem niet alleen voor problemen in ons land, maar ook in Nederland, Spanje, Frankrijk en Denemarken. In Nederland werd onlangs het geval bekend van een Nederlands-Marokkaanse politieman die bleek te spioneren voor rekening van de DGED. Zolang de gevraagde terugroeping niet wordt uitgevoerd, wenst Winants geen enkel contact meer te onderhouden met de DGED. Hij kondigde ook aan dat de twee bevoegde ministers, Jo Vandeurzen (CD&V) van Justitie en Patrick Dewael (Open Vld) van Binnenlandse Zaken, geïnformeerd werden over het probleem. Vandeurzen, die de vergadering van maandag bijwoonde, sprak hem niet tegen.

De woordvoerder van minister Vandeurzen bevestigt “dat de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid in juli aan de DGED heeft gevraagd om drie officieren te vervangen door andere personen”. Ook hij verwijst naar de “verstoorde relatie” met de DGED in andere landen, zoals Nederland en Denemarken. “Zolang de drie niet zijn vervangen, verloopt de communicatie met de DGED uitsluitend via beveiligende, gecrypteerde lijnen, en dus niet meer via de betrokken officieren”, preciseert de woordvoerder van de minister.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

Vandeurzen over Belliraj: “Ongegronde geruchten”

De Staatsveiligheid brengt geen advies uit over naturalisaties en de twee stukken die werden opgemaakt, zijn niet tegenstrijdig. Dat merkt de minister van Justitie, Jo Vandeurzen, op na “ongegronde geruchten die door bepaalde media verspreid zijn en die stelden dat de Staatsveiligheid de naturalisatie van de heer Belliraj gemanipuleerd zou hebben”.

Geconsulteerd

“Wat de procedure betreft, merken wij op dat de Staatsveiligheid geen advies uitbrengt omtrent naturalisaties. Ze wordt bij elke aanvraag geconsulteerd, en ingeval de betrokkene gekend is wegens recente en relevante feiten, deelt de Staatsveiligheid de nuttige informatie waarover ze beschikt, mee aan de bevoegde procureur des konings of aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers, zoals de wetgeving dat voorschrijft. Het zijn zij die een finale beslissing nemen, onder meer op basis van de door onze dienst overgemaakte informatie”, luidt het.

Actuele info

Wat Abdelkader Belliraj betreft, zijn twee stukken opgemaakt. “In tegenstelling tot wat wordt beweerd, spreken die twee elkaar niet tegen: het tweede document is een actualisering van het eerste. De correcte informatie meedelen, recent of geactualiseerd, is trouwens een wettelijke verplichting van de Staatsveiligheid, in toepassing van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer”, aldus de minister.

Gent

Om het ontstaan van de twee documenten uit 2000 uit te klaren, werden leden van de Staatsveiligheid belast met de consultatie van het naturalisatiedossier van de Belliraj bij het parket van Gent. “Zo kon de minister van Justitie op een zo volledig mogelijke manier geïnformeerd worden over de inhoud van het dossier en over de historiek ervan”, klinkt het nog.

Bron » De Morgen

Belliraj pleit schuldig

De advocaat van de Belgisch-Marokkaanse terreurverdachte Abdelkader Belliraj is niet van plan de vrijspraak te pleiten voor zijn cliënt. ‘Hij riskeert de doodstraf en ik wil zijn hachje redden’, verklaart Mohamed Ziane, zo schrijft Het Laatste Nieuws maandag.

Volgens de raadsman geeft Belliraj toe dat hij wapens smokkelde, maar blijft hij de zes Belgische moorden ontkennen. Op de vraag of Belliraj contact had met de terreurgroep die de executies opeiste, antwoordt Ziane: ‘Die kent hij zeer goed’.

Ziane deed zijn uitspraken tegenover de Marokkaanse bladen ‘TelQuel’ en ‘Le Reporter’. Dat laatste blad achterhaalde dat Belliraj in Brussel actief was bij een vzw voor Arabische arbeiders in de schoot van de Franstalige christelijke vakbond CSC. De voorzitter hiervan speelde volgens bronnen een sleutelrol bij de vrijlating van de Vlaamse dokter Jan Cools nadat die in 1988 in Libanon was ontvoerd door Abou Nidal, opeiser van de Belliraj-moorden.

Bron » Het Nieuwsblad

Paul Wille: ‘Nieuwe audit Staatsveiligheid overbodig’

Minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V) bestelde naar aanleiding van de affaire-Belliraj een audit van de Staatsveiligheid. Maar volgens Paul Wille, Open Vld-fractieleider in de Senaat, is zo’n nieuwe audit ‘overbodig’.

De problemen bij de inlichtingendienst zijn voldoende bekend, meent Wille. “En de audit door het Comité I van enkele jaren geleden, kan nog steeds als leidraad dienen.”

Het nieuws dat de Belgisch-Marokkaanse Abdelkader Belliraj, die door de Marokkaanse autoriteiten beschouwd wordt als een gevaarlijke terroristenleider die zijn opdrachten kreeg van Al Qaida, tegelijkertijd ook informant was van de Staatsveiligheid, raakte de Belgische geheime dienst als een potentieel dodelijke torpedo.

“Omdat het goed functioneren van de inlichtingendiensten essentieel is in de strijd tegen het internationaal terrorisme, zal de regering op basis van een audit nagaan of en hoe de werking verbeterd kan worden”, zo reageerde de nieuwe regering-Leterme vorige week in haar regeerverklaring op het schandaal rond Belliraj.

“Logisch dat een audit kan aantonen wat er moet verbeteren aan de werking van de Staatsveiligheid”, repliceert Paul Wille. “Een nieuwe audit is echter overbodig. De audit die enkele jaren geleden door het Comité I werd uitgevoerd, kan immers nog steeds als leidraad gebruikt worden. Toen was de bevinding dat de voornaamste werkingsmoeilijkheid lag in een slechte informatiestroom en het ontbreken van een strategie ter zake. Het is dus nuttig, vooraleer een nieuwe audit uit te voeren, de aanbevelingen van de senatoriële begeleidingscommissie te hernemen en te evalueren of een nieuwe audit een meerwaarde kan bieden.”

De externe audit waar Wille naar verwijst, werd besteld door de begeleidingscommissie na de aanslagen van 11 september 2001 in de VS en uitgevoerd door experts van Advies Bureau Conseil (ABC). De audit moest onder andere nagaan of de Staatsveiligheid overbelast en onder- bemand was, zoals de dienst zelf beweerde. Het uitlekken van de eerste ramp- zalige resultaten van die audit veroorzaakte in 2002 het ontslag van Godelieve Timmermans, de toenmalige chef van de Staatsveiligheid.

Ook haar opvolger Koen Dassen, die in 2006 op zijn beurt maar om andere redenen moest opstappen, had grote moeite met de tweede en derde fase van de audit, die de operationele werking en het beheer van de informatiestromen onderzocht. Het Comité I preciseerde destijds dat de audit werd besteld uit noodzaak, “gelet op het klimaat van ontevredenheid en malaise in de Staatsveiligheid”.

Omdat ook de parlementaire controle op de werking van de Staatsveiligheid de laatste jaren volkomen vierkant draait (DM 14/3), stelt Wille voor om niet langer het Comité I te laten beslissen over de inhoud van zijn rapporten, maar de senatoriële begeleidingscommissie zelf. Sinds de publicatie van zijn jongste jaarverslag blijkt het Comité I een soort zelfcensuur te hanteren, blijkbaar uit schrik om al te gevoelige informatie aan de openbaarheid prijs te geven.

“Het is de opdracht en de verantwoordelijkheid van het Comité I om de inhoud en de bewoordingen van een verslag te bepalen”, stelt Wille. “Het is de opdracht en de verantwoordelijkheid van de Senaat om daaraan het gevolg te geven dat gepast is. Aan deze basisbeginselen wordt niets gewijzigd indien bepaald wordt dat het enkel de bevoegdheid is van de Senaat om te beslissen of en wat in een publiek debat kan gebracht worden. Die wijziging ontslaat het Comité I van de soms netelige opdracht om zelf te bepalen wat van een verslag in een publiek debat vrijgegeven mag worden.”

Bron » De Morgen