Opinie: Walter, het werk is nog niet af

Journalistiek was voor Walter De Bock geen beroep, maar een fataliteit. Een totaalgebeuren, waar bijna alles voor moest wijken. Paul Goossens brengt hulde aan ex-DM-journalist Walter De Bock.

De eerste die me erop attent maakte dat de Bijlagen van het Belgisch Staatsblad voor iedereen verplichte lectuur moesten zijn, was Walter De Bock. Twee jaar voor we de regering van Paul Vanden Boeynants deden vallen, toonde hij me in een Leuvens café de knipsels waaruit bleek dat VDB zoveel meer was dan alleen politicus.

Het was omstreeks drie uur ’s nachts, in 1966, ergens in mei. De Bock moest nog twintig worden, was student filosofie, zeer bezig met de Leuvense, dus nationale politiek en verplaatste zich nooit, ook na middernacht niet, zonder een stapeltje kranten, dossiers en fiches.

Een diploma filosofie heeft De Bock bij mijn weten nooit gehaald. De fascinatie voor het “zijn in de eigen politieke tijd”, het staatsblad, de schijn en de echte wortels van de macht was te groot. Daarbovenop was er ergernis over de diepkatholieke en hypocriete Martin Heidegger, de Leuvense cultfilosoof van het moment. Tijdens de oorlog zat hij volledig fout, maar voor de Leuvense faculteit werd dat als irrelevant onder het tapijt geveegd. De Bock maakte van het geval Heidegger een van zijn eerste dossiers.

Jaren vooraleer hij als journalist aan de slag ging, was De Bock al op zeldzaam professionele, zo niet obsessionele manier met journalistiek bezig. Als een bezetene zocht hij naar feiten, bracht die in kaart, vond verbanden en iedere ontdekking of onthulling was het begin van een nieuwe speurtocht en nog dieper graafwerk.

Journalistiek was voor De Bock geen beroep, maar een fataliteit. Een totaalgebeuren, waar bijna alles voor moest wijken, want onwaarschijnlijk arbeidsintensief. Pas als hij zijn fiches had doorgenomen, herschikt en herschreven, kon hij aan een artikel beginnen. Het was monnikenwerk, maar dan uit de heel vroege middeleeuwen.

In tegenstelling tot die monniken liet De Bock zich echter niets dicteren. Instructies van hogerhand (uitgever, hoofdredacteur, eerste minister of partijvoorzitter) werden met belangstelling aangehoord, vervolgens minutieus genoteerd en ten slotte straal genegeerd. De Bock schreef wat hij dacht dat geschreven moest worden en concentreerde zich alleen op de thema’s die hij relevant vond.

Wat stijl en werkmethode betreft, waren De Bock en Johan Anthierens elkaars tegendeel, maar ze konden het wel uitstekend met elkaar vinden. Ze deelden de vlijmscherpe spot, hadden veel esprit en waren zeer eigengereid. Ongeacht de politieke of commerciële druk deden ze hun ding. Zo werden ze journalistieke monumenten en reikten ze steeds nieuwe feiten, achtergronden en argumenten aan om hun tijd te begrijpen.

De Bock geloofde nooit wat hij zag of wat men het journaille absoluut wou laten zien. De overtuiging dat het beeld nooit met de werkelijkheid klopte en niet zelden de ware toedracht verhulde, was voor hem een onwrikbaar axioma. Er was altijd meer dan er getoond werd. Glimmende figuren die het van gespierde uitspraken en een blits imago moesten hebben, konden op zijn grootste achterdocht en … vakmanschap rekenen.

Paul Vanden Boeynants heeft het geweten. Jaren nadat hij als eerste minister over de Leuvense kwestie was gestruikeld, was De Bock nog steeds druk bezig zijn affaires, duistere contacten en obscure bondgenootschappen in kaart te brengen. Op een ogenblik dat de redactie van De Standaard VDB nog als een “vriend van het huis” bestempelde en navenant ontzag, begon De Bock een eenzame strijd tegen de machtigste man van België. Daar was moed voor nodig.

Hoe meer De Bock schreef, hoe minder fraai het portret van VDB werd. Als deze vlugger dan verwacht zijn ambities voor een eersterangsrol moest opgeven, zitten de artikels van De Bock over CEPIC, baron de Bonvoisin en VDB’s extreem rechtse relaties daar voor veel tussen. Toen de ex-premier in 1986 wegens fraude drie jaar voorwaardelijk kreeg, werd De Bock, die nooit voor een persprijs werd genomineerd, door de redactie van De Morgen op een extra grote borrel getrakteerd.

Dagen en nachten, op de meest onwezenlijke locaties in Antwerpen, Parijs en Brussel, heb ik met De Bock gepraat over de benepen kleinheid van de Vlaamse bourgeoisie, de intriges rond de staatsveiligheid, het opportunisme van de sociaaldemocratie, de dubbele tongen van de loge, klassenstrijd, pers en samenleving.

De vraag waarom hij zijn mooiste jaren vooral tussen knipsels en steekkaarten doorbracht, kwam, zo merkte ik vele jaren later tot mijn verbazing, nooit aan bod. Het was geen punt van debat en nog minder van meningsverschil, want over het evidente hoef je niet te praten.

Het was vanzelfsprekend dat het graafwerk naar de pijlers van de macht en het speuren naar de achterkant van de extreem rechtse façades op alles voorrang had. Irrationeel? Een beetje, want politieke macht geeft nooit haar laatste geheim prijs. Passioneel? Ongetwijfeld.

Het besef dat een democratie slechts overeind blijft als een tegenmacht de gevestigde orde duidelijk van repliek dient en desgevallend destabiliseert, was een ander taai axioma van De Bock. Het was een bij uitstek politieke, haast filosofische opdracht, waarin hij zich zelf een belangrijke taak had toegekend.

Een journalist met een missie. Ook twintig jaar terug was het omstreden, maar De Bock bleef overeind,omdat hij, ook als hij zich vergiste, op en top vakman was en hyperprofessioneel. Hij wist altijd iets meer en kon het bovendien hard maken. Maar bovenal was er de onwrikbare overtuiging dat zijn (ons) werk er absoluut toe deed.

Hij kon ermee leven dat de media steeds meer plaats en middelen voor entertainment en gekwebbel inruimden, maar er was een grens die niet overschreden mocht worden. Hij en anderen moesten hun ding kunnen doen, anders was de pers haar bestaansreden kwijt. Hij kon daar uiterst koppig, zeer onhebbelijk en bijzonder onvriendelijk over zijn. Gelukkig maar.

Daarvoor Walter, mijn dank, een laatste schouderklop en – voor één keer mag je ze zien – mijn tranen. Waar je ook bent, zet het “establishment” alvast op fiche en binnen niet al te lange tijd vliegen we er opnieuw in en hebben ze prijs, want het werk was niet af.

Groetjes aan Johan.

Bron » De Morgen

De twaalf werken van Walter De Bock

De Morgen-journalist Walter De Bock, deze week overleden aan de gevolgen van de ziekte van Alzheimer, was de grootmeester van de onderzoeksjournalistiek in Vlaanderen. De Bock heeft een omvangrijk en indrukwekkend oeuvre geproduceerd.

In zijn werk komen vaak dezelfde thema’s terug: grootschalige corruptie en fraude, infiltratie van de georganiseerde misdaad in het zakenleven en de politiek, de kuiperijen van politie en geheime diensten, illegale wapenhandel, het in kaart brengen van extreem rechts en de verwevenheid tussen neonazi’s en ‘fatsoenlijk’ rechts, de demystificatie van het koningshuis. De Bock haalde naar boven wat verborgen moest blijven, richtte de spot op wie in de schaduw opereerde.

Hij bestudeerde, fanatiek en maniakaal, de achterkant van de façade. Het beeld dat hij heeft bovengespit van die verborgen realiteit was meestal niet fraai, dikwijls verontrustend en choquerend, soms ronduit beangstigend. Maar zijn stukken waren altijd moedig, maatschappelijk relevant, verrassend, nieuw, en fascinerend.

“De media moeten ten dienste staan van de burgers en niet van de machthebbers”, redeneerde hij. “De democratie kan niet zonder integere journalisten die elke schatplichtigheid durven af te wijzen en die vanuit een democratische bewogenheid altijd kritisch blijven.” Krantenjournalistiek gaat snel en is wreed voor de grote pioniers uit het verleden. Hun namen en hun heldendaden worden snel bedolven onder het stof van de tijd.

“Ik ben niet op zoek naar primeurs, ik wil vooral begrijpen wat er gebeurt”, zei De Bock dikwijls. Toch heeft niemand in de geschiedenis van de Vlaamse pers zoveel en zulke sterke scoops gemaakt als hij. Geen enkele Vlaamse journalist heeft ooit zoveel scalpen verzameld van gevallen tegenstanders. Een keuze maken uit zijn belangrijkste hoogtepunten en spectaculairste stukken, die waarmee De Bock een vooraanstaande en beslissende rol heeft gespeeld in de actualiteit, is een hachelijke onderneming.

De financier van Leopold I (2005)

De Bock was niet alleen journalist, maar ook historicus. Zijn studie over het aantreden en de financiering van koning Leopold I in 1831 was ronduit verbluffend. Hij toonde aan dat Nathan Rothschild, telg uit het wereldberoemde bankiersgeslacht, voor het ontstaan van de onafhankelijke staat België belangrijker was dan alle diplomaten en politici van die tijd samen. De studie verscheen oorspronkelijk in Cahiers Marxistes en werd in 2005 herdrukt in Knack.

“Walter heeft werkelijk alles, elke brochure, elke krantenbijlage over het Belgisch koningshuis bijgehouden”, weet oud-journalist Paul Huybrechts, een goede vriend van De Bock. “Walter heeft mij nooit een goede verklaring gegeven voor deze royalistische, monarchistische fixatie, maar iedereen heeft recht op zijn geheimpjes.”

Belgisch uranium voor de bom (1991)

Over de geschiedenis van Union Minière, de Société Généraledochter die tijdens de Tweede Wereldoorlog het uranium uit Belgisch Congo leverde dat gebruikt werd voor de eerste Amerikaanse atoombommen die ingezet werden tegen Japan, heeft De Bock baanbrekend werk verricht. Die historische deal tussen de Belgische regering in ballingschap en de VS vormde ook de basis voor de uitbouw van de Belgische nucleaire knowhow in de jaren vijftig en het huidige kernenergiebeleid.

De ontvoering van Tsjombé (1977)

Als eerste journalist ontrafelde De Bock het mysterieuze einde van Moïse Tsjombé, de vroegere premier van Congo die in ongenade was gevallen bij Mobutu. In Knack beschreef hij in 1977 gedetailleerd hoe de CIA en andere westerse geheime diensten samen met hun Belgische handlangers Tsjombé tijdens een vlucht van Ibiza naar Mallorca kidnapten en uitleverden aan Algerije, waar hij in onduidelijke omstandigheden overleed. Dat we überhaupt iets weten over die duistere bladzijde van de geschiedenis hebben we aan De Bock te danken.

Het Belgische luik van Irangate (1988)

In zijn eentje legde De Bock het Belgische luik bloot van de beruchte Irancontragate-affaire, de geheime wapenleveringen aan Iran waarvan de opbrengst gebruikt werd om de contra’s, de anticommunistische rebellen in Nicaragua, te bewapenen.

Na onderzoek in onder andere Zweden kon hij een Europees kartel van munitieproducenten beschrijven, een internationaal complot waartoe ook het Belgische PRB (destijds onderdeel van de Société Générale) behoorde. Dat onderzoek resulteerde in 1988 in het boek “Des armes pour l’Iran” bij de Franse uitgever Gallimard. Het boek is nauwelijks nog te vinden: de Franse wapenproducent Dassault heeft nagenoeg de gehele oplage opgekocht.

De ontdekking van Przedborski (1995)

Vrijwel niemand had ooit gehoord van Felix Przedborski. Tot De Bock in 1995 uitpakte met een ijzersterk gedocumenteerde reeks in De Morgen over het criminele verleden van de man. Przedborski bleek een gangster van groot kaliber die het tot diplomaat had geschopt en achter de schermen een sleutelrol speelde in talrijke Belgische en internationale corruptiezaken. Zoals gebruikelijk sloeg Przedborski terug met een proces wegens smaad en laster.

De val van een hoofdcommissaris (1991)

Het journalistieke graafwerk van De Bock speelde een doorslaggevende rol in de val en uiteindelijke veroordeling van de Brusselse hoofdcommissaris Frans Reyniers. De Morgen had, met de steun van de top van de Duitse justitie, begin de jaren negentig aangetoond dat de toppolitieman onwettelijke politiemethoden had gebruikt, meer bepaald provocatie, uitlokking en het werken met twijfelachtige tipgevers, zoals onder anderen de Duitse superdetective Werner Mauss.

De peetvader van de Oostkantons (1995)

Eén welgemikt schot van De Bock was voldoende om Frans-Joseph Schmitz, advocaat-generaal in Luik en peetvader van de Oostkantons, in 1996 van zijn troon te stoten. Uit de informatie die De Bock had verzameld, bleek dat de hoge magistraat jarenlang, onder het mom van liefdadigheid, een systeem van afpersing en corruptie had gehanteerd om zijn zakken te vullen. Prompt na de publicatie van het artikel in De Morgen werd Schmitz geschorst, gearresteerd en later voor de feiten veroordeeld.

VdB en baron De Bonvoisin (1981)

Jarenlang heeft De Bock ingebeukt op de Brusselse zakenman-politicus Paul Vanden Boeynants en diens entourage. De wapenaankopen van VdB als minister van Defensie in de jaren zeventig stonken dan ook uren in de wind naar corruptie. Het gerecht liet VdB daarvoor ongemoeid, hij werd enkel veroordeeld wegens fiscale fraude. Artikels van De Bock, gebaseerd op informatie die wellicht van de CIA kwam, zorgden er wel voor dat Vanden Boeynants in 1990 zijn benoeming tot secretaris-generaal van de NAVO kon vergeten.

Ook de rechterhand van VdB, baron Benoît de Bonvoisin, moest het ontgelden. Op basis van een uitgelekte nota van de Staatsveiligheid werd de baron in 1981 in deze krant afgeschilderd als de occulte financier van het gewelddadige extreem rechtse Front de la Jeunesse. Dat artikel was de start van een 25 jaar durende vendetta tussen De Bock en De Bonvoisin.

De baron kreeg inmiddels over de hele lijn gelijk van de rechtbanken. Zeer recente informatie lijkt erop te wijzen dat de bewuste nota waarmee alles begon gemanipuleerd werd op het kabinet van de toenmalige minister van Justitie, Philippe Moureaux. Mogelijk werd De Bock in de zaak-de Bonvoisin misleid door zijn informanten.

Demol ontmaskerd (1996)

Extreem rechts zat constant in het vizier van De Bock. Boeken als Suikerbossie, over de proapartheidslobby in ons land (Epo, 1978), Extreem rechts en de staat (Epo, 1981) en De mooiste jaren van een generatie, over de Nieuwe Orde in België voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog (Epo, 1982) gelden als standaardwerken in hun genre.

Met die boeken heeft De Bock de toon gezet voor een harde, maar sterk wetenschappelijk onderbouwde journalistieke aanpak van de radicale rechterzijde. De mediagenieke hoofdcommissaris van Schaarbeek Johan Demol mocht dat eveneens ondervinden. In 1996 werd Demol door De Bock ontmaskerd als een voormalig lid van het gewelddadige Front de la Jeunesse. Demol moest opkrassen en slijt nu zijn dagen als backbencher voor het Vlaams Belang.

De moord op Cools (1991)

Elf maanden na de moord op de Luikse PS-leider André Cools, die op 18 juli 1991 werd neergeschoten door huurdoders, wist De Bock in deze krant de opdrachtgevers van de moord te identificeren als leden van het kabinet van toenmalig PS-minister Alain Van der Biest. De Bock haalde zich ermee hoon en spot van minder goed geïnformeerde collega’s op de nek, om nog te zwijgen van huiszoekingen en pogingen om “ontsporingen van onderzoeksjournalistiek als een misdrijf te laten vervolgen”. Pas vele jaren later, en na vele tijdrovende en nutteloze omzwervingen, kwam het Luikse gerecht tot dezelfde conclusie als De Bock. De opdrachtgevers die hij al in 1992 had aangewezen, werden pas in 2003 door het Luikse hof van assisen veroordeeld.

Smeergeld van Agusta (1998)

Samen met ondergetekende werkte De Bock in 1998 gedurende een jaar uitsluitend op de smeergeldaffaire Agusta/Dassault. De vaststelling dat uitgerekend de toenmalige SP, met haar imago van pacifisme én als voormalige eigenaar van deze krant, ruim 110 miljoen frank smeergeld had aangenomen van grote wapenfabrikanten, maakte hem woedend. Het resultaat van een doorgedreven studie van het omvangrijke strafdossier, waarop De Bock de hand wist te leggen, was een vernietigende reconstructie van het corruptiepact.

Daaruit bleek dat SP-boegbeeld Willy Claes dé centrale figuur was geweest. De reeks werd eind 1998 gepubliceerd, kort voor de start van het proces voor het Hof van Cassatie, waar alle verdachten werden veroordeeld. Claes, door de redactie geconfronteerd met het te publiceren materiaal, reageerde furieus en schold ons uit voor “gemanipuleerde smeerlappen”.

Tractebel in Kazachstan (1999)

Alvorens de noodlottige ziekte hem dwong tot afhaken, zorgde De Bock nog voor een laatste grote knal. Zijn magistrale reeks in 1999 over de corruptieaffaire van Tractebel in Kazachstan bracht de topmanagers van de energiegigant in grote verlegenheid en zorgde voor een stroomversnelling in het gerechtelijk onderzoek naar de zaak. Het Kazachse trio dat voor Tractebel de zaakjes regelde, nestelde zich inmiddels in België. Ze behoren tot de rijkste mensen van het land. Het is nog altijd wachten op de afwikkeling van de affaire voor de rechtbank.

Bron » De Morgen

Reactie’s op overlijden Walter De Bock

Yves Desmet: Walter

Met verslagenheid heeft de redactie van De Morgen kennis genomen van een van haar monumenten. Walter De Bock is niet meer. Walter was een van de eerste en beste onderzoeksjournalisten die Vlaanderen gekend heeft, de man die het genre samen met enkele generatiegenoten introduceerde in een Vlaamse pers die tot dan vooral in het teken stond van haar broodheren en minder in dat van onafhankelijke journalistiek.

De dossiers waarin hij met zijn stukken een bepaalde rol in de actualiteit speelde, zijn te talrijk om hier op te sommen. Zijn grootste prestatie, in mijn herinnering, was zijn onderzoek naar de moord op PS-kopstuk André Cools.

In dat dossier identificeerde Walter de opdrachtgevers van de moord elf maanden na de fatale schoten en later nog eens in de inmiddels legendarische artikelenreeks De Kameradenmoord. Justitie reageerde toen door met huiszoekingen op deze redactie naarstig te speuren naar perslekken.

Jaren later was Walter voor de rechtbank in de assisenzaak-Cools een kroongetuigen. Hij had over zowat de hele lijn gelijk gekregen. Maar ook intern heeft deze krant veel aan Walter De Bock te danken. In de donkerste, woeligste en moeilijkste perioden heeft hij een belangrijke, vaak onmiskenbare rol gespeeld om het voortbestaan van deze krant veilig te stellen.

o was hij twee jaar hoofdredacteur in een periode waarin zowat niemand nog in het voortbestaan van De Morgen durfde te geloven. Walter kon niet alleen werken, hij kon ook feesten. Lang voor iemand wist wat een stand-upcomedian was, kon hij met zijn kurkdroge humor redacteurs tranen in de ogen bezorgen op café.

De laatste jaren werden die tranen een krop in de keel, bij het aanschouwen van de aftakeling die alzheimer hem aandeed en waar hij met zijn fenomenale hersenen lang en heftig tegen vocht, tot het laatst vervuld met grote levenswil. Onlangs schonk Walter zijn levenslang opgebouwde documentatie aan de KU Leuven, ongeveer 1.300 archiefdozen, of zowat 10 kubieke meter. Het is zijn intellectuele erfenis. Zijn menselijke erfenis dragen we vanaf nu mee in onze herinnering.

Paul Goossens: “Onvervangbare erfenis”

“Ik hoop dat men de essentiële en onvervangbare bijdrage van Walter De Bock aan De Morgen heeft geleverd niet vergeet. Zijn intellectuele erfenis moet in het collectieve geheugen van de redactie zitten.” Dat zegt ex-hoofdredacteur van De Morgen Paul Goossens.

“De krant heeft zeer veel te danken aan De Bock. Een paar mooie woorden volstaan niet om die schuld in te lossen. Het zou meer moeten zijn: een stichting voor onderzoeksjournalistiek, een journalistieke prijs of iets dergelijks.” Goossens kende De Bock sinds 1965, toen ze samen als studenten op de barricaden stonden voor Leuven Vlaams en de mei 68-beweging.

“Walter was zeer geëngageerd en vervulde een heel aparte rol in de contestatiebeweging. Hij kon een fantastische redenaar zijn, hij legde verbanden die anderen niet legden, zat met zijn neus in kranten en boeken en vertoonde toen al een opmerkelijke politieke alertheid. Ook als journalist was hij een geval apart en speelde hij een onvervangbare rol.”

“Hij heeft thema’s aangebracht die er echt toe doen. Journalistiek is een functie die niemand anders kan uitvoeren en die essentieel is om te weten hoe de wereld in elkaar zit. In de jaren tachtig bepaalde Walter het gezicht van De Morgen en daardoor heeft de krant ook voor een stuk haar bestaansredenen ingevuld.”

Volgens Goossens zou een journalist als De Bock in de huidige context wellicht niet meer kunnen functioneren. “De journalistiek is daar niet meer op berekend. Hij produceerde dossiers die je niet zomaar op je bord kreeg, maar die enkel mogelijk waren dankzij veel graafwerk en het leggen van contacten.”

“Nu worden journalisten afgerekend op hoeveel tekens ze per dag produceren.” De Bock was volgens Goossens ook een man “met een bewonderenswaardige moed” die machtige en gevaarlijke personages tegen zich in het harnas joeg. “Paul Vanden Boeynants en De Bock waren een obsessie voor elkaar.”

De Bock verzamelde op een fanatieke manier informatie en introduceerde een bijna wetenschappelijke aanpak van journalistiek. “Dat was zijn manier om marxist te zijn”, vertelt Goossens. “Politiek speelt zich niet af in het luchtledige.”

“Er spelen altijd bepaalde belangen en die moet je blootleggen. Walter kon eindeloos de bijlagen van het Belgisch Staatsblad uitpluizen om mandaten te vinden en uit te vissen wie wat vertegenwoordigde. Zijn levenstaak bestond erin te bewijzen dat politiek en zakenwereld geen aparte werelden zijn, wel integendeel.”

Christine Van Broeckhoven: “Zijn getuigenis was erg moedig”

De Morgen publiceerde eind 2006 een ophefmakend dubbelinterview met Walter De Bock, de alzheimerpatiënt, en Christine Van Broeckhoven, de wereldvermaarde alzheimerspecialist. “Dat was een aangrijpend interview”, herinnert Van Broeckhoven zich. “Het was een enorm intens gesprek, heel openhartig ook. Achteraf had ik het gevoel alsof ik Walter al jaren kende, terwijl ik hem toch nooit persoonlijk had gekend.”

“Dat interview is zeer belangrijk geweest voor familieleden, patiënten en iedereen die met de ziekte van Alzheimer te maken krijgt. Ik heb dat toen niet beseft en hij ook niet. Er zijn ontzettend veel reacties gekomen op dat interview. Mensen spreken me er nog altijd over aan. Veel bekende mensen die door de ziekte getroffen worden, outen zich niet. Walter heeft het taboe doorbroken. Dat was heel moedig van hem.”

Bron » De Morgen

Walter De Bock overleden

Dinsdagavond is journalist Walter De Bock in Leuven na een lang en pijnlijk ziekteproces overleden. Dat is dinsdag vernomen bij de familie. De Bock was al vele jaren een monument in de Vlaamse en Belgische journalistiek. In zowat alle duistere dossiers van de naoorlogse politiek publiceerde De Bock diepgravende en onthullende bijdragen. Niet zelden zorgden ze voor een doorbraak en grote controverses. De Bock studeerde filosofie aan de KU Leuven en was tijdens de Leuvense revolte in 1968 één van de belangrijke studentenleiders.

Reeds in zijn studententijd was De Bock een gepassioneerd krantenlezer en dossiervreter. Normaal dus dat hij in de journalistiek stapte. Zo schreef hij voor het legendarische weekblad Vrijdag. Nadien publiceerde hij in Knack en vooral in de krant De Morgen. Daar bleef hij tot 2002 actief. Hij was er ook een tweetal jaren hoofdredacteur ad-interim. Het hectische leven van de krantenjournalist en de ziekte bleken niet meer te verzoenen.

Er zijn vele duistere affaires waar De Bock zijn tanden inzette en het onderzoek op een nieuw spoor zette. Vooral de duistere kant van de Belgische politiek trok zijn aandacht. Over de bende van Nijvel, de zaak Agusta-Dassault, de wapenaankopen, de rol van Franstalig en Vlaams extreem-rechts waren de bijdragen van De Bock een absolute must. Mensen als Paul Vanden Boeynants konden De Bocks bloed drinken. Uiteraard was er de moord op André Cools.

Elf maanden na de moord identificeerde De Bock de opdrachtgevers, maar het duurde nog jaren vooraleer het gerecht, dat toen vooral in perslekken was geïnteresseerd, de zaak opklaarde. Zo werd De Bock een journalistiek instituut op zich. Als er al iets als Vlaamse onderzoeksjournalistiek bestaat, was De Bock er één van de meest prominente en invloedrijke leden van. Vorig jaar schonk De Bock zijn archief aan de KU Leuven. Het ruime archief heeft betrekking op verschillende spraakmakende dossiers uit de periode 1974-2000.

Bron » De Morgen

Krantenjournalist in de jaren van lood

De Katholieke Universiteit te Leuven ontving vrijdag een van de belangrijkste privéarchieven van het land: dat van journalist Walter De Bock, bijna een kwarteeuw een van de belangrijkste namen van De Morgen. Het was niet alleen de overdracht van een archief, maar ook de afsluiting van een journalistieke carrière, een symbolisch vervroegd pensioen ook van de bevlogen generatie waarvan De Bock een van de gezichten was: de achtenzestigers, ‘onze’ soixante-huitards.

‘Ik denk dat dit toch niet zal volstaan.’ Dat was, zo vertelde hij jaren terug zelf, de allereerste kennismaking van Walter De Bock met het bibliotheekpersoneel van de KU Leuven. Een paar mannen in stofjas kwamen aan zijn woning ‘het archief’ ophalen. Met een bestelwagen. Eéntje.

Het archief-De Bock, waarvan vrijdag de officiële schenkingsakte aan de KU Leuven werd ondertekend, is ongeveer 1.500 archiefdozen groot. Anders uitgedrukt: tien kubieke meter. Het is een kolossale aanslag op het magazijn en de opslagcapaciteit van de KU Leuven. Maar die nam dat euvel erbij, omdat de waarde van het archief dat wettigde.

Het heeft dus even geduurd voor het archief verplaatst was, geordend, geïndexeerd, noem maar op; nu nog altijd is alle werk niet afgelopen. Jarenlang heeft De Bock er zelf aan gewerkt, meestal met behulp van een paar bevriende journalisten, generatiegenoten eigenlijk, met als voornaamste steun en toeverlaat Paul Huybrechts, ex-journalist bij De Morgen, van 1991 tot 2002 directeur van De Tijd en onlangs auteur van SOS NMBS. In het spoor van Karel Vinck, een recente kanjer in de (economische) onderzoeksjournalistiek.

Zo kreeg de Katholieke Universiteit van Leuven een van de belangrijkste schenkingen van de laatste jaren. Misschien niet in geldelijk waardevolle stukken – De Bock collectioneerde geen middeleeuwse wiegendrukken of kostbare incunabelen. Maar zijn archief is in politiek en cultuurhistorisch opzicht onbetaalbaar. Het archief-De Bock bevat immers een schat aan origineel materiaal: pv’s, knipsels, bedrijfsinformatie, verslagen, verklaringen, pamfletten, folders, knipsels, al dan niet zeldzame boeken.

Omdat het nog deels gaat om vertrouwelijke informatie die Walter De Bock als journalist verzamelde, is een originele regeling uitgewerkt, waarbij de toegang tot die stukken nog voor maximaal twintig jaar gesloten blijft, behalve bij toestemming van de secretaris van de secretaris-generaal van de Raad voor de Journalistiek. Vandaag is dat Flip Voets, oud-VRT-radiojournalist en een vriend van De Bock.

De ondertekening van de schenkingsakte was dus het eindpunt van wat al een tijd in voorbereiding was: het toegankelijk maken van dertig jaar geëngageerde onderzoeksjournalistiek. De Bocks carrière was aanvankelijk grillig, via Vrijdag (een hoogst kortstondig opinieweekblad, onder leiding van Paul Goossens en een paar spitsbroeders), de Nieuwe Linie, Knack, de BRT, De Krant (een weer erg kortstondig initiatief van Louis Croonen), opnieuw Knack, om tenslotte in 1979 bij De Morgen te belanden. Daar bleef De Bock tot 2002, tot zijn ziekte hem het werken in het hectische ritme van een dagblad sterk begon te belemmeren.

In de periode 1992-1995 was hij hoofdredacteur ad interim, in wat wellicht ‘de nacht der tijden’ voor De Morgen was: de meeste en ook wel de beste redacteuren weg, een slepend conflict met de uitgever, nagenoeg onmogelijke sluitingstijden, dramatisch weinig lezers. Als De Bock één verdienste had als hoofdredacteur, dan een cruciale: tegen beter weten in, het verzorgen voor continuïteit van de titel: De Morgen stopte niet.

Intussen was De Bock, als persoonlijkheid sowieso geen hoofdredacteur, ook geen fulltime hoofdredacteur qua professionele aandacht. Die jaren waren immers cruciaal voor het beslechten van een paar van de belangrijkste politiek-justitiële dossiers van de laatste decennia: de moord op André Cools en de zaak-Agusta-Dassault nadien. Walter De Bock speelde daarin een sleutelrol. De zaterdagkrant van De Morgen op 13 juni 1992 opende met de kop: ‘Kabinet-Van der Biest betaalde moordenaars’. Bijna vijftien jaar later is die kop nog altijd tot de laatste letter waar.

Het dossier-Cools was niet het eerste noch het laatste grote dossier van De Bock. Hij schreef over de collaboratie (‘de mooiste jaren van een generatie’), de Bende van Nijvel, Gladio, het koningshuis, wapenaankopen, de strapatsen van de Staatsveiligheid en natuurlijk over baron de Bonvoisin. Later waren zijn voorpagina-artikels in De Morgen mee beslissend in de val van de Schaarbeekse politiecommissaris Johan De Mol.

De Bock was tegengif op papier van de zogenaamde ‘jaren van lood’: de tijd dat in de jaren zeventig en tachtig ook in West-Europa de Koude Oorlog werd uitgevochten, met moorden, smeergelden, callgirls, wapenhandel, geheime diensten en nucleaire geheimen. In die tijd was Walter De Bock een van de meest spraakmakende journalisten van zijn generatie.

Misschien wel zijn beste boek schreef hij in 1988, Des armes pour ‘Iran: L’Irangate, over geheime – Franse – wapenleveringen aan het Komeiniregime. Heel even werd De Bock een nationale figuur in Parijs, toen de topman van een wapenconcern op tv verkondigde dat hij nooit één document daarover had gezien, maar de presentator ineens (in samenspraak met de ook aanwezige De Bock) een kruiwagen vol papier voor de camera’s bracht: “Et c’est quoi, ça?” Dat het boek nooit het status kreeg die het verdiende, kwam door het feit dat het nooit in de winkel geraakte. Of beter, wel erin, maar nooit echt eruit: de Franse wapenindustrie kocht nagenoeg de hele oplage op. De Franse uitgeverij zag, vreemd genoeg, geen brood in een tweede druk.

Intussen was De Bock in België a pain in the ass voor Paul Vanden Boeynants. Jaren voor die ‘eer’ Willy Claes te beurt zou vallen, had Vanden Boeynants ei zo na zijn benoeming als secretaris-generaal van de NAVO op zak. Tot Walter De Bock belastend materiaal publiceerde. Zijn vriend Paul Huybrechts suggereerde zaterdag dat dit een bewust lek was van de CIA. Daarop volgde enkel een grijns, en ‘geen commentaar’.

Wat haast niemand weet, is het feit dat De Bock de entourage van VDB van binnenuit kende. Dat kwam omdat hij zijn legerdienst klopte als gedetacheerde – verantwoordelijke voor de documentatie, wacht dat u? – op het kabinet van landsverdediging, geleid door VDB. Daar werkte nog een andere milicien: Rik De Nolf, vandaag uitgever van Roularta, en nadien (toen De Bock bij Knack werkte) werkgever/mecenas van zijn voormalige lotgenoot.

Want als het moest, smeedde De Bock zelfs met de duivel een pact; als het de goede zaak diende, de onthulling van de waarheid, aanvaardde hij informatie van wie ook. “Denk je echt dat ik opgeschoten zou hebben in de zaak van de moord op Cools als ik alleen met misdienaars zou mogen praten”, was een van zijn boutades.

Dat was natuurlijk op een slappe koord dansen. De Bock zou er vaak mee te maken krijgen, zeker in de laatste jaren van zijn loopbaan, concurrenten en collega’s die hem afbrandden, zijn verhalen in het belachelijke trokken, zijn bronnen discrediteerden. De Belgische onderzoeksjournalistiek was en is een klein milieu. Hoe getalenteerd ze ook waren, het was geen grote en zeker geen blijvende vriendschap tussen de drie beste en meest onderlegde onderzoeksjournalisten die dit land kende: wijlen Frank De Moor (Knack), wijlen René Haquin (Le Soir), en Walter De Bock (De Morgen).

Soms ligt de oorzaak van een meningsverschil in een klein hoekje verscholen. Neem het bijzonder ingewikkelde dossier Westland New Post (WNP), een Brussels extreem rechts genootschap dat zich in de jaren tachtig onledig hield met de staat te destabiliseren. Aanvankelijk schrok ook De Bock op van WNP. Toen zijn collega Haquin over dit genootschap een boek publiceerde, en De Bock het voorwoord schreef, legde die laatste uit dat WNP vooral een fictieve constructie was, in die grijze jaren opgezet om de Staatsveiligheid onderuit te halen: geen aanval op de democratie, maar de destabilisering van één, politiek erg gevoelige instelling. Een extreem rechts complot van extreem rechts, een spiegelpaleis, en dus gevaarlijk voor journalisten die even niet opletten. En de welhaast spreekwoordelijke brillenglazen van Walter De Bock waren zo dik dat hij door veel van die manoeuvres keek.

Vrijdagavond parafraseerde Paul Huybrechts, uitgerekend in de rectorale salons van de KU Leuven, de gevleugelde uitspraak van wijlen rector Piet De Somer over ‘het recht op dwalen’: het is onvermijdelijk dat onderzoeksjournalisten soms dwalen. Alleen moeten ze weten dat dit in evenwicht gehouden wordt door een niet-bekrompen toepassing van het recht op antwoord.

Walter De Bock begon er al mee als student, in de jaren zestig, toen hij aan de toen nog unitaire Katholieke Universiteit van Leuven / Université Catholique de Louvain studeerde. Hij heeft die studie nooit beëindigd, omdat hij vroegtijdig begon met waarin hij de beste was: informatie verzamelen en verwerken. Intelligence heet dat in het jargon: twintig jaar lang was Walter De Bock op zijn eentje een spionagedienst.

Hij deed het al in 1965-1966, geen twintig jaar oud, als hoofdredacteur van het studentenblad Ons Leven, verbonden met het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV), en nadien bij de linkse afscheuring Studenten Vakbeweging (SVB). De bezielende figuur was studentenleider Paul Goossens, ex-preses van het KVHV. Goossens was de man van het podium, De Bock van het archief. Zoals de Leuvense historicus Louis Vos het vrijdagavond mooi uitdrukte: Goossens was “de James Dean van onze generatie”.

De Bock, toen al, de man met aktetas. Hoewel, ook De Bock wist op tijd en stond ook een ‘performance’ te geven. Zo werden ze ook begrepen door de buitenwereld: als een aanvulling van elkaar. Dat gaat ver terug. In zijn toespraak citeerde Paul Huybrechts een CIA-document uit de woelige jaren zestig (codenummer: 04516-061427Z). Het was destijds geheim (‘confidential’), nu ‘de-classified’: “Both Goossens and De Bock are aggressive personalities and dynamic speakers.”

Dat zou De Bock trouwens to zijn laatste actieve dagen blijven. Zijn laatste grote dossiers ging over de strapatsen van Tractebel in Kazachstan. Het bedrijf gaf er een persconferentie om de berichtgeving in De Morgen te weerleggen, maar De Bock ging ter plaatse ’tegenspreken’ en stuurde de verdediging van een van ’s lands belangrijkste bedrijven compleet in de war.

Een paar dagen later vernam De Bock voor het eerst dat hij aan de onherroepelijke ziekte van Alzheimer leed. Op die sluipende wijze kondigde zich het einde aan van een van de merkwaardigste journalistieke carrières in België.

De Amerikaanse ambassade had het dus juist gezien. Goossens en De Bock konden spreken, en ze waren beiden geen doetjes. Wie vorige week het gezelschap zag op de receptie in de rectorale salons (Paul Goossens, Kris Merckx, Walter De Bock zelf, tal van (ex)-redacteurs en medewerkers van De Morgen, Knack, Humo, Solidair of uitgeverij EPO, Ludo De Witte, Huybrechts, zoveel ex-journalisten, magistraten en academici, die weet het zeker: de ‘goede zaak’ werd altijd het best verdedigd door slechte karakters.

Dat merk je ook al als je vroege SVB-brochures doorleest, die in die tijden van Leuven-Vlaams heel vaak ‘de splitsing van de universiteit’ als onderwerp hadden. Goossens had die strijd al socialer gemaakt, ontdaan van zijn rauwste Vlaams-nationalistische uitwassen (‘Walen buiten’). De Bock documenteerde verder: je leest in de studentenbrochures gedetailleerde biografieën van professoren, en de anonieme auteur – De Bock dus – vertaalt de strijd om de KU Leuven als een verborgen machtsspel tussen de aandeelhouders van de Kredietbank en die van de Société Générale.

Dat laatste was wijd en zijd bekend, en ook na de splitsing zouden in de raad van bestuur van de nieuwe universiteit te Louvain-la-Neuve meer dan een vertrouwensman van ‘la vieille dame’ van het Belgische kapitaal zitting krijgen. Maar dat Piet De Somer, via zijn echtgenote, een grootaandeelhouder van de Kredietbank was, en dat dit ook gold voor een aantal van zijn belangrijkste professoren, dat werd voor het eerst zwart op wit neergeschreven in SVB-brochures, in de gedetailleerde, onthullende, maar bepaald hoekige stijl die de auteur verraadde.

De Bock kende die wereld trouwens van binnenuit. Rector Piet De Somer bestuurde zijn universiteit een tijdlang samen met drie mannen. De eerste was de groepsvoorzitter biomedische wetenschappen, José Vandenbroucke; hij is de vader van de huidige socialistische minister Frank Vandenbroucke. De tweede was de groepsvoorzitter positieve wetenschappen, Alfons De Bock, de vader van Walter De Bock. De derde, de voorzitter studentenaangelegenheden en het zwaargewicht van humane wetenschappen, was Herman Servotte. Dat was een priester, en dus kinderloos.

In die zin is het archief van Walter De Bock thuisgekomen waar het begon: de universiteit van Leuven. Daar waar in dit land ‘mei 1968’ vorm kreeg, al vanaf 1966. Waar de generatie Goossens-De Bock, en haar radicale communistische dissidentie Martens-Merckx, gestalte kreeg. Waar jonge katholieke intellectuelen zich losscheurden van de zuil, en jaren later – onder Karel Van Miert – ook de socialistische zuil verplichtten zichzelf open te zetten, niet naar partijpolitiek links, maar naar progressief en onafhankelijk Vlaanderen, over de grenzen van zuil en afkomst heen.

Als Goossens en De Bock één grote verdienste hebben, is het die van de mannen van Leuven-Vlaams, die later de aartsvijanden werden van het Vlaams-nationalisme, en vooral zijn extreem rechtse vleugel, en die de politieke en levensbeschouwelijke kaart van Vlaanderen wezenlijk hertekenden. Vanuit het katholieke Leuven werd Vlaanderen ontvoogd.

Bron » De Morgen