Politie schiet beter als er echt gevaar dreigt

Als politieagenten trainen met een realistische dreiging, gaan ze nauwkeuriger schieten. Angst heeft na een dergelijke training niet meer zo’n negatieve invloed op de precisie van de schietende agent, ontdekte Arne Nieuwenhuys, die aan de Vrije Universiteit Amsterdam promoveert op dit onderwerp.

Nieuwenhuys ontwikkelde een training waarbij agenten worden beschoten met verfpatronen, waardoor de realiteit van een dreigende situatie zo goed mogelijk wordt nagebootst. In zijn onderzoek liet Nieuwenhuys politiemensen drie tot vier keer trainen onder dreiging van een tegenstander met een ‘vuurwapen’.

Hoewel de nauwkeurigheid hierdoor verbeterde, bleek de afweging om te schieten veel moeilijker te trainen. Angstige agenten bleken eerder te schieten dan niet-bange collega’s, en ze schoten ook vaker per ongeluk op een ongewapende verdachte.

Volgens de promovendus verwachtten de angstige agenten meer dreiging en besloten ze op basis van die verwachting te schieten. Ondanks het feit dat is geprobeerd politiemensen ook op dit punt te trainen, bleven ze evenveel foute schietbeslissingen nemen.

Bron » De Morgen

Robotfoto op basis van DNA stapje dichterbij

Nederlandse onderzoekers hebben genen geïdentificeerd die de vorm van het gelaat beïnvloeden. Dat kan in de toekomst leiden tot robotfoto’s op basis van een DNA-staal. Zal een klein beetje DNA, gevonden op de plaats van een misdaad, ooit volstaan om een robotfoto van een verdachte te kunnen tekenen?

Er waren al genen bekend die van invloed zijn op de kleur van het haar, de ogen en de huid. En nu heeft een team van de Erasmus-universiteit in Rotterdam vijf genen gevonden die een invloed hebben op de vorm van het gelaat. Dat meldt New Scientist.

Een van de genen beïnvloedt de afstand tussen de ogen. Andere de lengte van de neus en de breedte van het gezicht tussen de jukbeenderen. Manfred Kayser, de leider van het onderzoek, geeft zelf toe dat we nog erg ver weg zijn van het DNA-robotportret. Maar hij noemt de ontdekking wel “een begin”.

De geïdentificeerde genen hebben slechts een klein effect op de vorm van het gelaat. Wellicht zijn er nog vele andere die eraan bijdragen, in een ingewikkeld samenspel. Kayser en zijn team hebben de gezichten van tienduizend Europeanen opgemeten, en gezocht naar relaties met het DNA van de proefpersonen. Een Amerikaans team publiceert binnenkort bijkomende resultaten.

Bron » De Standaard

Headset hackt hersenen

Onderzoekers zijn er in geslaagd om gedachten te lezen met commercieel verkrijgbare apparatuur. De bevindingen zijn gepresenteerd tijdens Usenix, een symposium over computerbeveiliging in Bellevue, Washington.

Headsets die via schedelsensoren hersenactiviteit meten zijn al een tijdje op de markt. Ze zijn met name populair bij gamers. In plaats van een controller te bewegen, is met deze ‘brain-computer-interfaces’ denken aan ‘rennen’ genoeg om een gamekarakter een sprintje te laten trekken.

Een team van onderzoekers is er met deze vrij verkrijgbare hersenhoofdtelefoons in geslaagd, om bij proefpersonen persoonlijke informatie buit te maken. Onder andere geboortedata en woonplaatsen, maar ook cijfers van pincodes werden achterhaald door de hersenactiviteit te analyseren die werd gemeten met de EEG-apparatuur voor gamers.

De proefpersonen werden voor de experimenten ‘geprimed’. Dat wil zeggen dat hun gedachten werden gestuurd richting de te ontfutselen informatie.

Zo wisten de deelnemers dat ze na afloop van een experiment gevraagd zouden worden om het eerste cijfer van hun pincode op te schrijven. Vervolgens kregen ze op een beeldscherm een serie willekeurige cijfers aangeboden. Hierop liet hun hersenactiviteit een patroon zien waarmee in 20% van de gevallen het juiste cijfer was te achterhalen.

Het onderzoek laat zien dat het thuisgebruik van brain-computer-interfaces beveiligingsrisico’s met zich mee brengt. Kwaadwillenden zouden apps of software kunnen ontwikkelen die, zonder dat de gebruiker daar erg in heeft, het slachtoffer primet en vervolgens de hersenactiviteit analyseert met als doel daar gevoelige informatie uit te halen.

Van dergelijke hersenspionagesoftware zijn nog geen gevallen van bekend. Wel vrezen de onderzoekers dat met de doorontwikkeling van de apparatuur en toenemende populariteit, ook de risico’s groter worden.

Bron » Nu.nl

Gedetineerde ‘veelpleger’ pleegt eerste feit op 21 jaar

De ‘veelplegers’ in Vlaamse gevangenissen – gedetineerden die een straf uitzitten van minstens 3 jaar en minstens 4 bijkomende veroordelingen opliepen – zijn gemiddeld 39 jaar, mannelijk en zitten voor de 6de keer in de cel. Op hun 21ste plegen ze hun eerste feit. Dat blijkt uit de masterproef van criminologe Melanie Huybrechts van de KU Leuven. Voor haar studie bekeek ze de dossiers van 143 van de 292 gedetineerden die aan de definitie beantwoordden.

De leeftijden van deze veelplegers lopen uiteen van 22 tot 73 jaar. Exact 33 procent heeft een andere nationaliteit, waarvan meer dan de helft de Marokkaanse, Turkse of Algerijnse. Per opsluiting brengen ze gemiddeld 2 jaar door in een gevangenis. Een op vier veroorzaakt er ernstige tuchtproblemen. Een vierde is de penitentiaire richting al eens ontvlucht. Precies 65 procent is ongehuwd.

Huybrechts onderscheidt 4 groepen. Naast de “extreme veelplegers” (9) zijn er de “gewelddadige” (36), “frequente” (52) en “late” (42). De onderzoekster vraagt vooral meer aandacht naar de groep van extreme veelplegers die al op hun 16de een eerste feit plegen, extreem gewelddadig zijn en weinig maar heel lange gevangenisstraffen uitzaten. “Bij nieuwe delicten dient kort op de bal gespeeld.”

Terwijl de feiten die de “extremen” plegen op zich gewelddadig zijn – mishandeling en vermogensdelicten – plegen “gewelddadigen” meer uiteenlopende feiten, waarvan 60 procent gepaard gaat met geweld. Ze zijn gemiddeld al 12 keer veroordeeld en 42 procent onder hen is de gevangenis al eens ontvlucht. Ook zij zorgen voor veel tuchtproblemen in de gevangenis.

De “frequente” plegers gebruiken veel minder geweld dan de vorige (34 procent). Ze zijn gemiddeld 17 keer veroordeeld met relatief korte straffen. De “late starters”, die een eerste keer veroordeeld worden op 24, plegen vooral vermogens- en drugsdelicten. Ze liepen 14 veroordelingen op, maar plegen weinig geweld (8 procent) en gedragen zich ook opvallend goed tijdens detenties.

Bron » De Morgen

Psychopaten zijn anders

Het brein van psychopaten ziet er onder een scan anders uit dan dat van de doorsnee medemens, zo ontdekten ze aan King’s College London. Jarenlang een kind opsluiten en misbruiken, tientallen jonge mensen neerschieten, gebouwen opblazen, zelfs de meest begrijpende ziel kan sommige daden niet begrijpen. Misschien omdat de hersenen van psychopaten structureel anders zijn, zo ontdekten psychiaters aan King’s College London.

“Vijf procent van de mannen in een maatschappij pleegt zeventig procent van alle gewelddaden”, legt Nigel Blackwood aan de telefoon uit. “Deze mannen hebben Anti Social Personality Disorder. ASPD betekent dat ze minder respect hebben voor normen, regels of andermans gevoelens, weinig schuldgevoel hebben, maar wel een lage tolerantie voor frustratie en de neiging tot agressie. Binnen die vijf procent voldoet ongeveer een derde aan de criteria voor psychopathie.

Psychopaten hebben absoluut geen empathie of spijtgevoelens en gebruiken agressie om te bereiken wat ze willen. Wegens het duidelijke gedragsverschil noemen wij mannen met ASPD in deze studie heethoofden en psychopaten koudhartig. Laatstgenoemden beginnen vroeger en plegen meer en diversere misdaden. Ze reageren bovendien niet goed op behandeling.”

King’s College London onderzocht 44 gedetineerden met ASPD die waren veroordeeld voor poging tot moord, moord, verkrachting en zware slagen en verwondingen. Zeventien van hen waren psychopaat en als controlegroep werden ook 22 doorsnee mannen gescand. “Dankzij MRI-scans ontdekten we een robuust, structureel verschil in de ‘sociale’ hersenen, van psychopaten,” vertelt Blackwood. “Ze hadden significant minder grijze materie in bepaalde delen van de prefrontale cortex en de temporale kwab, die een rol spelen bij het inschatten van andermans gevoelens en actief zijn als we morele beslissingen moeten nemen. Die structurele verschillen passen precies bij het gedrag dat psychopaten vertonen.”

Even opvallend is het feit dat er geen verschil te zien was in de hersenen van mannen met ASPD en de controlegroep. “Verrassend, omdat het gedrag van mannen met ASPD zo extreem is”, vertelt Blackwood. “Belangrijk ook, omdat het betekent dat bij deze mannen een aangepaste behandeling wel degelijk effect kan hebben. We zijn vaak heel pessimistisch als het over gewelddadige misdadigers gaat en gooien ze allemaal op een hoop, maar er is een belangrijk verschil tussen mannen met ASPD en psychopaten. De heethoofden kunnen goed reageren op de juiste therapie. Over hoe psychopathie behandeld kan worden, weten we heel weinig, en er wordt ook niet veel fundamenteel onderzoek naar gedaan.”

Als psychopathie af te lezen is aan onze hersenen, kan een breinscan dan ook gebruikt worden om een diagnose te stellen? Dat zou het leven van bijvoorbeeld gerechtspsychiaters die moeten oordelen over de toerekeningsvatbaarheid van misdadigers, makkelijker maken. Maar zo eenvoudig is het niet, legt Blackwood uit. “Ik zou op basis van één breinscan niemand als psychopaat durven te omschrijven. Zelfs niet iemand als Breivik, neen. Daarvoor is het probleem van psychopathie veel te complex.”

“Het zijn niet alleen onze hersenen die bepalen wie we zijn of wat we doen, ook onze kindertijd, ervaringen, opvoeding en gedrag vormen ons. Het beste bewijs daarvan is het onderzoek dat vandaag gedaan wordt naar kinderen die callous-unemotional-gedrag vertonen. Niet al die gedragsgestoorde kinderen groeien op tot psychopaten. Wetenschap kan soms heel verleidelijk zijn in een rechtszaal, maar we moeten voorzichtig zijn. Wat niet betekent dat onderzoek als dat van ons de visie van het justitiële systeem op sommige daders niet kan veranderen.”

Bron » De Standaard