DNA-tests moord Christine Van Hees over hele lijn negatief

Een reeks DNA-tests rond de moord op het Brusselse meisje Christine Van Hees heeft geen enkel positief resultaat opgeleverd. De moord, in een oude champignonkwekerij in Oudergem, dateert van 1984 en kwam eind 1996 opnieuw in de belangstelling naar aanleiding van de zaak-Dutroux. Getuige X1, Regina Louf, wees een groep mensen aan als daders, waarvan volgens haar ook Marc Dutroux en Michel Nihoul deel uitmaakten.

Op grond van een hele reeks opmerkelijke details in haar getuigenissen, ging justitie er lange tijd vanuit dat zij, zoals ze zelf beweerde, aanwezig was tijdens de moord. Een controverse onder speurders van de Brusselse BOB leidde halfweg 1997 tot het snelle verlaten van dit spoor.

Nadat onderzoeksrechter Damien Vandermeersch in 1998 de leiding over het dossier overnam, werden een aantal op de plaats van de moord teruggevonden voorwerpen onderzocht. Het ging onder meer om een sigarettenpeuk. Het staat niet vast dat deze voorwerpen iets te maken hebben met de daders. Zeker is wel dat DNA-tests in 1984 nog niet mogelijk waren. Nu wel.

Christine Van Hees

Christine Van Hees

Vandermeersch gaf professor Cassiman (KUL) de opdracht de (partiële) DNA-stalen te vergelijken met de genetische codes van alle verdachten die het dossier-Van Hees ooit kende. Het gaat niet alleen om Dutroux en Nihoul, maar ook om enkele mensen die destijds langdurig in voorarrest zaten. Ze behoorden tot een groepje punks dat destijds was opgemerkt in de ruïnes van de champignonkwekerij. Alle tests waren negatief.

Extreem belangwekkend voor het onderzoek is die vaststelling niet. Van sommige oude ‘verdachten’ in de X1-piste beschikt het parket niet over genetisch materiaal. Dat is evenmin het geval voor alle vroegere punks. In Brusselse gerechtelijke kringen wordt gesproken van een “gesloten poort”.

Men kon nooit weten dat de op de peuk teruggevonden sporen zouden overeenstemmen met een oude verdachte. De krant La Libre Belgique maakte gisteren melding van “sperma” dat op het lichaam van het slachtoffer zou zijn teruggevonden en waaraan een DNA-profiel zou zijn onttrokken. Dat klopt niet. Het lichaam van Christine Van Hees werd na de moord verbrand en leverde omtrent de daders geen bruikbare sporen op.

Bron » De Morgen

Voormalige Oost-Duitse geheime dienst zag geen link tussen Bende en CCC

De onderzoekers die de misdaden van de Bende van Nijvel onderzoeken, zijn terug uit Duitsland waar ze de archieven van de voormalige Oost-Duitse geheime dienst gingen raadplegen. Uit die archieven bleek alvast dat de Stasi geen verband heeft kunnen vinden tussen de Bende van Nijvel en de CCC. De drie Bende-magistraten, Jean Claude Lacroix, Jean-Paul Raynal en Claude Michaux, wilden van het Duitse gerecht vooral meer duidelijkheid krijgen over wat er wel en niet terug te vinden is in de archieven van de Stasi.

Over één ding kregen ze de voorbije dagen al zekerheid: de Stasi, de voormalige Oost-Duitse geheime dienst, heeft ten tijde van de Bende-overvallen en de aanslagen van de CCC onderzocht of er een verband was tussen de twee groepen. De Belgen hebben de synthese-rapporten van de Stasi daarover ingekeken. Daaruit blijkt in elk geval dat de Stasi de band tussen Bende en CCC nooit heeft kunnen aantonen. De magistraten hebben aan hun Duitse collega’s ook een lijst met namen overhandigd van verdachten die in het Bende-dossier circuleren. De Duitsers gaan de volgende maanden na of die namen in de Stasi-dossiers voorkomen.

Dat belooft geen makkelijke taak te worden. Het Stasi-archief bestaat uit om en bij de tweehonderd kilometer papier, alles samen twaalf miljoen individuele fiches. Een groot deel van het archief werd met de val van de muur vernietigd, een ander deel werd naar de Verenigde staten gestuurd. Eind maart komt het terug naar Berlijn. Dan zullen de Duitsers op zoek gaan naar de namen van de Bende-verdachten. Los van het Bende-dossier bleek uit het Stasi-archief ook dat de Oost-Duitsers in de jaren ’80 in ons land telefoons hebben afgetapt. Onder meer de lijn van Interpol in Brussel luisterden ze af.

Bron » De Standaard

Interview met hoogleraar Cyrille Fijnaut

Cyrille Fijnaut gelooft nooit dat de federale politie over tien maanden klaar is voor de start. Volgens de politiespecialist is de hervorming hoogstens een tussenstap, omdat er te veel “kleine korpsjes” overblijven. Fijnaut is hoogleraar criminologie en strafrecht aan de KU Leuven en aan de KU Brabant in Tilburg.

Hij werkte in ons land mee aan de parlementaire onderzoekscommissies rond mensenhandel, het onderzoek naar de Bende van Nijvel en de Dutroux-affaire.

U heeft geen hoge pet op van de manier waarop de politiehervorming in ons land wordt aangepakt. Wat zijn uw belangrijkste bezwaren?

“Die hebben zowel te maken met de inhoud, als met het proces. Wat de inhoud betreft, vind ik dat de regering een onmogelijk systeem op poten wil zetten. Met bijna tweehonderd lokale politiekorpsjes, creëert ze te veel verdeeldheid aan de voet. Dat wordt een overgangssysteem, want het zal zijn eigen onvermogen bewijzen. Tenzij men de federale politie opnieuw sterk uitbouwt die dan de tekorten van de lokale korpsen opvangt.”

De 190 lokale politiekorpsen zullen niet opwegen tegen de federale politie?

“Precies. Te veel van die korpsen kunnen absoluut niks verhapstukken.”

De minister van Binnenlandse Zaken, Antoine Duquesne, had dus gelijk, toen hij bij zijn aantreden als minister stelde dat er in het ontwerp van de vorige regering te veel politiezones overbleven?

“Ja, zonder meer. Kijk, Engeland heeft een veertigtal grote politiekorpsen en maar een klein beetje federale politie. Nederland heeft vijfentwintig grote regionale korpsen. En dat vinden veel mensen in Nederland en Engeland te veel. 190 lokale korpsen in een klein land als België is een anachronisme.”

“Totnogtoe heb je natuurlijk ook honderden kleine korpsen, maar dat levert geen problemen op omdat er een sterke overkoepelende rijkswacht is. Nu kappen ze de rijkswacht doormidden.”

U hebt niet alleen inhoudelijke kritiek, maar ook bezwaren tegen de manier waarop de regering het aanpakt.

“Ja, vooral dan tegen de overhaasting waarmee alles gebeurt. Naar mijn smaak is die reorganisatie operationeel niet voorbereid. Men verwijst naar de bestaande politiezones. Die IPZ’s zijn wel aardig, maar ze zijn vooral gebaseerd op taakverdeling. Dat is iets anders dan diensten operationeel integreren.”

“Het gaat om een van de grootste ambtelijke reorganisaties. Niet van een dienst die ergens in de schaduw van de maatschappij zit in te dutten, maar van een frontlijnorganisatie, van een dienst die 24 uur op 24 moet functioneren.”

“Er is in de parlementaire onderzoekscommissies naar de zaak-Dutroux en de Bende van Nijvel zoveel kritiek gekomen op het gebrek aan planning en coördinatie bij rijkswacht en gerechtelijke politie. Nu de politici zelf iets maken, is er ook geen planning en hebben ze weinig oog voor de complexiteit. Ik moet zeggen dat ik het gewoon angstaanjagend vind. Men springt er toch buitengewoon laks mee om.”

De regering heeft aangekondigd dat ze midden volgende maand in 21 zones van start gaat met de lokale politie. Is dat de goede manier of gaat het om een vlucht vooruit?

“Ik denk dat Verhofstadt goed gezien heeft dat het proces aan het verzieken was en dat je daar op die manier een impuls aan geeft. Dat kan ik wel waarderen aan dat initiatief. Het risico zit erin dat de regering het initiatief gewoon als een politiek glijmiddel gebruikt. Dat zou mij niet zo sympathiek in de oren klinken.”

“In elk geval zal men zien dat die integratie niet zo maar even overhaast doorgevoerd kan worden. Zo simpel is het niet. Wie zal dat korps leiden bijvoorbeeld. Als men ertoe komt die modelprojecten serieus te evalueren, zou het mij niet verbazen dat men die algemene reorganisatie nog één of twee jaar uitstelt, omdat er te veel problemen aan het licht zullen komen.”

Zoals de timing nu is opgevat, begint de federale politie over tien maanden, de lokale politie een jaar later. U bent voorstander van een gelijktijdige start?

“Zo is het systeem ook gebouwd. Net zoals met een organisme, kan je de rijkswacht niet voor de ene helft laten functioneren en de andere helft in de vrieskast zetten. Dat doet men nu. Ik kan me niet voorstellen hoe dat kan functioneren. Als je de rijkswacht coupeert, blijven die lokale brigades daar zo’n beetje rondzingen.”

“Wie stuurt die dan aan, wie krijgt er het gezag over, wie gaat die beheren? Dat roept bij mij duizend vragen op. Ik vrees dat men de rijkswacht in een chaos stort. De VLD, die wel de grote broek wou aantrekken, heeft altijd geëist dat de hervorming gelijktijdig zou plaatsvinden. En nu tracht ze zelf te faseren op een manier die mij volstrekt onlogisch voorkomt.”

Minister Duquesne was wel voorstander van een gelijktijdige start van lokale en federale politie.

“Dat begrijp ik goed genoeg. Als je de rijkswacht kent en weet hoe de samenhang daar is tussen het lokale en het centrale niveau, zet je niet brutaal de schaar in het middenrif. Wat de regering eigenlijk moet doen, doet ze niet. Ze zegt niet: we maken 190 lokale korpsen en we wijzen nu of binnen drie maanden de politiechef aan voor elk korps. Van die hete aardappel blijft men af.”

Maar eerst moet Duquesne toch de politiezones definiëren?

“Ja, dat is het abc. Maar het benoemen van politiemensen voor 200 zones is ook geen sinecure. Men wil echt alles tegelijk doen. Naar mijn smaak had men eerst de gerechtelijke politie moeten fuseren met de BOB van de rijkswacht. Nu doet men alles tegelijk, op een volstrekt irrationele manier.”

Nederland heeft in 1993 ook een grote hervorming doorgevoerd. Wat leert ons de vergelijking?

“In Nederland had men sinds 1945 en 1957 al een verregaande harmonisatie van de statuten. En men was er al een heel eind gevorderd met de operationele integratie. De hervorming van 1993 was met andere woorden het sluitstuk van een harmonisatie- en integratieproces. Terwijl in België de reorganisatie bijna het beginpunt is.”

Kan het lukken?

“Ik heb er toch een hard hoofd in. Goed, men zal het doen, omdat het politiek gewoon niet anders meer kan en men zichzelf ermee tegen de muur heeft gezet. Maar ik zou wel eens willen weten wat de kwaliteit van die handelswijze is. Daar geef ik niet veel voor.”

Bron » De Standaard

Bende-speurders gaan Stasi-archieven inkijken

De cel-Jumet, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel leidt, trekt naar Berlijn om de archieven van de voormalige Oost-Duitse inlichtingendienst Stasi in te kijken. Minister van Justitie Marc Verwilghen kreeg van de cel-Jumet ook een rapport over de stand van zaken in het onderzoek. De magistraten die het Bende-dossier leiden, vragen dat de speurdersploeg behouden blijft.

De cel-Jumet werd begin 1998 uitgebreid tot meer dan 50 speurders. Zij moeten een reeks sporen natrekken. Vooralsnog leidde geen enkel tot het oppakken van één van de leden van de bende die in het midden van de jaren 80 tenminste 28 personen om het leven bracht.

De DNA-analyses leverden geen positieve resultaten op. De Bende-speurders identificeerden ook een vingerafdruk van een vermeende dader, maar in geen enkel Belgisch gerechtelijk dossier zijn deze vingerafdrukken terug te vinden. Een vergelijkende analyse met de vingerafdrukken van buitenlandse gangsters leverde ook niets op. Toch stelt de cel-Jumet in haar rapport dat er nog heel wat opsporingswerk, onder meer over het politieke scenario, moet verricht worden.

De drie magistraten die de cel-Jumet leiden, gaan maandag samen met een speurder naar Berlijn voor werkvergadering met de Belgische verbindingsofficier en de Duitse autoriteiten. Twee jaar vroeg het Belgische gerecht op basis van een lijst van personen en groeperingen inzage in de Stasi-dossiers. Drie dagen lang zal onderzocht worden wat het Belgische gerecht mag verwachten van de Stasi-archieven.

Dit onderzoek past in de werkhypothese dat de strategie van de spanning tussen het voormalige Oostblok en het Westen een deel van het Bende-geweld kan verklaren. Als deze hypothese gegrond is, dan zou daar in de dossiers van de Duitse inlichtingendienst, die zeker geïnteresseerd was in wat zich in de achtertuin van de Shape of de NAVO afspeelde, een spoor van terug te vinden zijn.

Bron » De Tijd