“Vrouwen zullen nooit zijn ondergang worden, zoals je zo vaak ziet in dat milieu. Hij is drie keer getrouwd, maar nog altijd verliefd op de vrouw met wie hij al meer dan dertig jaar samen is.” Frans Reyniers, de voormalige hoofdcommissaris van de Brusselse gerechtelijke politie, heeft het niet over een of andere Hollywoodster, maar over de topgangster Marcel Habran (72). “Hij is de laatste der peetvaders zoals je die ziet in de oude Franse politiefilms.” Een portret.
“Marcel Habran is een geboren leider. Hij leeft als een asceet: hij rookt niet, hij drinkt niet en hij doet fanatiek aan sport. Habran en de zijnen hebben ook een erecode: aan vrouwen en kinderen zullen ze nooit raken. Dat is heilig. Een gangster van het niveau Habran zal er nooit meer komen. Dat is het verleden.” Frans Reyniers heeft Habran in de jaren 70 en 80 honderden uren keihard ondervraagd. “Maar ik had het evengoed kunnen laten.”
“Habran is een bijzonder aangename mens met wie je over alles kunt praten. Maar als het over zijn zaken gaat, blijft hij blind, stom en doof. De Luikse speurders die hem nu ondervragen, hebben mij al eens gevraagd of ik hun geen raad kon geven over hoe ze hem aan het praten moesten brengen. Doe geen moeite, het pakt toch niet, heb ik ze geantwoord.”
Begin deze week schreef de “oergangster” vanuit zijn cel in de gevangenis van Hoei een boze brief aan het persagentschap Belga. “Ik ben het beu om overal te lezen over de bende-Habran en de zaak-Habran”, klaagde de peetvader van de Luikse onderwereld. “Ze schrijven mij in de pers een reeks gewapende overvallen en zelfs enkele moorden toe waar ik helemaal niets mee te maken heb. Van de tien mensen die aangehouden zijn voor al die zaken, ken ik er zes helemaal niet. En toch heeft iedereen het over de leden van de bende-Habran. Zwijg toch over de bende-Habran, want die bestaat niet.”
“Die brief is typisch Habran. Hij weet nooit ergens van”, zegt Reyniers. “Maar je moet er niet aan twijfelen dat hij wel veel weet. Habran is al veertig jaar de peetvader van de Belgische misdaad en hij is dat nog altijd. Of ze het zullen kunnen bewijzen, is een andere zaak. Harde bewijzen tegen hem zie ik niet in het dossier. Habran zal nooit praten en zijn medeplichtigen ook niet. Zwijgen is altijd heilig geweest bij hen.”
Perfect alibi
De lijst van misdaden waar het Luikse gerecht de hand van Le grand Marcel in ziet, is schier eindeloos. Habran, die op het moment van zijn arrestatie net volop aan het trainen was voor zijn zoveelste deelname aan de 20 kilometer van Brussel, zit sinds mei vorig jaar in de cel wegens betrokkenheid bij een overval op een geldtransport in Borgworm, in januari 1998. Het was een spectaculaire, gewelddadige overval op de autosnelweg, in volle ochtendspits. Twee geldkoeriers kwamen om het leven onder een kogelregen uit een machinegeweer.
Zeker is dat Habran de overval niet zelf pleegde. Op het moment van de feiten diende hij zijn lottoformulier in bij een krantenwinkel in Florenville. Vooruitziend als hij is, had hij het kopietje van zijn lottoformulier bijgehouden toen de politie hem kwam halen. Bovendien herkende de uitbaatster hem formeel. Veel harder dan dat kan een alibi niet zijn.
Toch zijn de Luikse speurders niet onder de indruk. Volgens hen was Habran het echte brein achter de overval en liet hij die door anderen uitvoeren. De speurders baseren hun overtuiging op de verklaringen van minstens één spijtoptant, een mol in de organisatie van Habran, een man die sindsdien de absolute bescherming krijgt van het gerecht. Zijn verhaal bracht een hele reeks onthullingen op gang. Na de biecht van de pentiti werden, naast Habran zelf, de jongste maanden zeventien Luikse gangsters opgepakt voor een hele reeks zware overvallen op geldtransporten en moorden in het milieu.
Tien van hen zitten nog altijd vast. Onder hen Joël Schraenen, Thierry Daelem en Claude Kremer, oude getrouwen van Habran. De Brusselaar Jean Renson (65), de eeuwige luitenant van Habran, was ook bij de gearresteerden, maar hij is ondertussen alweer op vrije voeten bij gebrek aan bewijzen. “Habran en Renson zijn vrienden tot de dood. Die twee gaan elkaar nooit verraden”, zegt Reyniers.
Leopold Maréchal, een andere trouwe luitenant van Habran, had minder geluk. De officieel werkloze Maréchal werd in september 2004 neergeschoten voor zijn villa in Soumagne toen hij zijn auto – een Mercedes-terreinwagen – in de garage wilde parkeren. Een gemaskerde man met een machinegeweer vuurde veertien keer op hem.
De moord op Maréchal was er maar eentje in een lange lijst van mysterieuze liquidaties in het Luikse gangstermilieu. Het lijkt de jongste jaren zelfs gangstermoorden te regenen in Luik. Sam Bouille, Calogero Scerra, Franco Vella, Onofrio Cacciatore, Robert Bovenisti, Georges Hardy, Mario Tomasi: allemaal mensen uit de brede entourage van Marcel Habran. Allemaal werden ze de voorbije jaren koel en professioneel om het leven gebracht.
In opdracht van Habran zelf omdat ze te veel praatten of omdat hij ze niet meer vertrouwde? Door vijanden van Habran, die de controle van het milieu willen overnemen? Of een beetje van allebei? Niemand die het zeker weet. Meer zelfs, ook op het hoofd van Habran zelf zou ondertussen een prijs staan. Wie hem neerknalt, krijgt 25.000 euro, is het hardnekkige gerucht in Luik.
Ruzie over buit
Allicht komt er nog dit jaar een assisenproces tegen de bende-Habran voor de feiten van Borgworm, een reeks anderen overvallen én een aantal moorden. Nu al houden ze in Luik hun hart vast. De veiligheidsmaatregelen op het proces zullen draconisch zijn. Strenger dan alle andere banditisme- of terrorismeprocessen die ons land heeft gekend.
“Er is duidelijk iets loos in het Luikse misdaadmilieu”, zegt Frans Reyniers. “Het is volgens mij in de eerste plaats een strijd om macht. De strijd om de opvolging van Marcel Habran is volop bezig. Hij is al 72 en als hij veroordeeld wordt voor assisen, dan is het voorbij voor hem. Dat weten de anderen ook. Maar er is nog iets anders. Ik heb ook horen waaien dat er onenigheid is over de buit van één van de overvallen.”
En het gaat niet om een beetje geld: Habran en zijn bende worden onder meer verdacht van zes brutale overvallen op geldtransporten in het Groothertogdom Luxemburg. Bij een van die overvallen, in 2000, op een depot van Brinks Ziegler, maakten de gangsters maar liefst 15 miljoen euro buit. “Dat is heel veel geld, en dan gaan mensen al snel denken dat ze te weinig krijgen”, zegt Reyniers. Bij een andere overval op een geldtransport op de luchthaven van Findel pakten de gangsters twee miljoen euro.
Vlak na die laatste overval, op 9 oktober 2000, werd de gangster Coenraad Spitaels opgepakt, na een schietpartij met de politie. Maar in de goeie Habran-traditie zwijgt Spitaels al jaren als vermoord over zijn medeplichtigen. “Hij heeft een goed leven in de gevangenis. Zodra hij vrijkomt, is hij een rijk man”, zegt Reyniers. “Ik heb Spitaels nog gekend toen hij nog een kleine crimineel was. Toen al had hij het in zich om bij de grote jongens te horen. Het is geen wonder dat Marcel Habran hem gevonden heeft.”
Witte bestelwagen
Het Luikse gerecht meent dat Habran zelf niet meer deelneemt aan de overvallen, maar dat hij ze wel nog plant en dat hij zelf verkenningen uitvoert. De overvallen zou hij uitbesteden aan andere, jongere mensen.
Habran ontkent uiteraard alles, maar Frans Reyniers meent in de overvallenreeks de hand van de meester te herkennen. “Habran is nog geen haar veranderd sinds ik hem de eerste keer opgepakt heb in 1972. Toen deden zijn bendeleden en hij al langdurige verkenningen voor ze hun slag sloegen. Ze hadden toen een witte bestelwagen waar ze gaten in hadden geboord aan de zijkant. Vanuit die bestelwagen hielden ze eerst dagen- of wekenlang hun doelwit in het oog voor ze toesloegen. Nu doet de politie bij observaties net hetzelfde dan wat Habran toen deed. In die tijd hadden we bij de politie zelfs nog geen dergelijke wagens.”
Reyniers pakte Habran – die toen 38 was – op 18 december 1972 op nadat die samen met drie medeplichtigen een overval op het toenmalige Priba-Brusilia warenhuis in Schaarbeek had gepleegd. De gangsters sloegen toe in de ondergrondse garage van de Brusilia toen een geldwagen daar de dagontvangsten kwam ophalen.
Eén van de gangsters brak met de kolf van zijn machinegeweer het jukbeen van geldkoerier Edmond Jeanmotte. De andere geldkoerier, Marc Ronsse, probeerde te vluchten maar de overvallers schoten hem dood.
Marcel Habran en zijn medeplichtige Nicolas Geyer werd minuten na de overval per toeval door de politie van Schaarbeek opgepakt. Allebei werden ze serieus bijgewerkt door de politieagenten. Habran liep bij zijn arrestatie vier gebroken ribben en een gebroken neus op. Zowel Habran als Geyer zijn altijd blijven ontkennen dat ze iets met de overval te maken hadden. “Tientallen uren heb ik hen ondervraagd. Er is niets uitgekomen”, zegt Reyniers, toen commissaris belast met groot banditisme.
In december 1974 werden Habran en Geyer allebei door het Brusselse hof van assisen veroordeeld tot 18 jaar cel na een zeer incidentrijk proces waarbij de arrogante Habran zelfs de voorzitter van het hof uitschold. “Die 18 jaar waren een cadeau. Hij is er zeer goedkoop vanaf”, vindt Reyniers vandaag nog altijd. Psychiaters noemden Habran op het proces “een emotioneel man, angstig, agressief en middelmatig begaafd” en vooral “uiterst gevaarlijk”. Volgens zijn advocaten – onder wie Xavier Magnée, de latere advocaat van Marc Dutroux – was hij “een gevoelig man, vol menselijkheid en warme vriendelijkheid. Volkomen ongevaarlijk.”
Arm afgezaagd
De geschiedenis van de bende-Habran lag ook toen al bezaaid met lijken. Habran en Geyer hebben nooit willen vertellen wie hun twee medeplichtigen bij de overval waren, maar alles wijst erop dat het “Lange Jef” Sepinek en Habrans toenmalige rechterhand André Leduc waren. Leduc werd een paar maand later in Luik doodgeschoten, nog voor zijn partner Habran in Brussel voor assisen verscheen. Leduc werd door de Luikse politie in een hinderlaag gelokt en neergeschoten tijdens een hevig vuurgevecht.
Kort daarna vonden speurders op aanwijzen van een verklikker ook het lichaam van Jean Brison, een andere handlanger van Habran. Hij lag begraven in de bossen van Bertrix. “Brison had per ongeluk in zijn eigen arm geschoten, in de witte bestelwagen van Habran. Het ongeluk tijdens de observatie die Habran deed voor de overval die hij uiteindelijk zou plegen op 18 mei 72 op de boekhandel AMP”, zegt Reyniers.
“Na de overval dook Brison op in het uitgaanskwartier hier in Brussel met zijn arm in een verband. Hij deelde aan iedereen briefjes van duizend uit en vertelde honderduit wat er gebeurd was. Als er nu één ding was waar Habran niet tegen kon, was het mensen met een losse tong. Brison heeft de prijs moeten betalen.”
Brison werd vermoord, vermoedelijk door André Leduc terwijl Habran zelf in de gevangenis zat. Om de identificatie te bemoeilijken hadden de moordenaars de arm waar Brison de schotwonde had afgezaagd. “We hebben Brison uiteindelijk geïdentificeerd aan zijn oor”, herinnert Reyniers zich.
Tijdens zijn periode in de gevangenis verloor Habran geen tijd. Hij studeerde Spaans, Portugees en rechten. Zes jaar later, nadat hij exact een derde van zijn straf had uitgezeten, kwam hij vrij. Hij begon een garage in luxewagens, maar ging al gauw weer over tot waar hij echt goed in was: overvallen plegen.
Frans Reyniers herinnert zich een anekdote. “Het was een zondagavond, in het midden van 1987. Plots ging de telefoon bij me thuis. Het was advocaat Michel Graindorge die me zei dat men van plan was me te ontvoeren, aan de praat te krijgen en te liquideren. Hij wilde me niet zeggen wie dat waren, maar ik wist dat Graindorge de advocaat was van Royen en Anthémus, twee zware jongens uit de bende van Habran. We hadden hen opgepakt nadat ze verklikt waren door ene Jules Montel, ook een zware jongen.”
“Montel had ons verteld dat ze in Parijs zaten nadat we hem eerst zwaar onder druk hadden gezet. En Habran, die had een bloedhekel aan verklikkers. Hij moest en zou weten wie zijn jongens had verklikt en daartoe was hij zelfs bereid om mij, de baas van de Brusselse gerechtelijke politie, te ontvoeren.”
“Ik ben hem toen gaan opzoeken in zijn garage samen met mijn collega’s Georges Marnette en Jacques Léonard, twee Luikenaars, en een pak agenten. Voilà, Marcel, dit is Frans Reyniers, onze patron’, zei Marnette. Wij willen niet dat hem iets overkomt, zelfs geen verkoudheid’. Habran probeerde zich nog even van den domme te houden. Luister’, zei Marnette, er zijn in België twee mensen die wisten waar Royen en Anthémus zaten. Eén van hen ben jij. Ik neem aan dat jij hen niet verklikt hebt. Het moet dus de andere zijn.”
“Een tijdje later wilde Montel zijn hond uitlaten in Ganshoren. Toen hij buitenkwam uit zijn appartement, is hij vanuit een zwarte BMW door een paar onbekenden doodgeschoten.”
Bron » Het Nieuwsblad