België raakt achterop met DNA van criminelen

Het succesverhaal van de DNA-uitwisseling met andere Europese landen dan Frankrijk en Nederland komt voorlopig ten einde. ‘We zouden liefst verder gaan, maar door de omstandigheden kan ik niet anders’, zegt federaal procureur Frédéric Van Leeuw.

Elke speurder zal het bevestigen: vandaag zijn sporen zoals genetisch materiaal cruciaal voor een opsporingsonderzoek. Of het nu gaat om een doorsnee woninginbraak of een schokkende moordzaak, altijd komt er een team van de technische recherche langs om DNA van de plaats delict te verzamelen. DNA liegt niet: als dat soort sporen van iemand wordt gevonden, dan was hij op de plaats waar een crimineel feit plaatsvond. Die sporen komen in een databank.

Daarnaast wordt ook van veel veroordeelden DNA afgenomen. Die komen in een andere DNA-databank terecht waarbij een naam is verbonden aan het genetisch profiel.

Grensoverschrijdende uitwisseling van DNA is vandaag belangrijker dan ooit. Net zoals alle andere aspecten van de maatschappij is de criminele onderwereld een internationaal gegeven. Acht jaar geleden stapte België daarom mee in een internationale uitwisseling met Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Oostenrijk. Die ambitie in de praktijk omzetten verloopt land per land.

Tot hiertoe was dat een succesverhaal. Uit de vergelijking tussen het DNA in Belgische databanken met dat in Franse, kwamen in februari niet minder dan 4.827 overeenkomsten naar boven. Meer dan dertig sporen uit moorddossiers en 41 sporen uit zedenzaken konden worden gelinkt aan een Franse persoon. Ook de uitwisseling met Nederland is een succes: daar zijn er 1.745 overeenkomsten gevonden.

Deelstaten

Maar vandaag houdt de internationale samenwerking op. Op de planning stond nog een uitwisseling met de gegevens van Duitsland en Luxemburg, maar voor België valt de Europese overdracht van DNA stil. Het federaal parket, dat de DNA-databank onder zijn hoede heeft, zou de uitwisseling niet kunnen bolwerken. Daarom is er beslist voorlopig niet over te gaan tot die samenwerking.

‘Natuurlijk zou ik liefst verder gaan, maar door de omstandigheden kan ik niet anders’, zegt federaal procureur Frédéric Van Leeuw. ‘De vergelijking van onze DNA-profielen met die in het buitenland is intensief werk. Het lijkt misschien maar een kwestie van databanken aan elkaar toetsen, maar in Frankrijk bijvoorbeeld zit die databank bij de politie in plaats van bij het gerecht. Je zit dus met andere systemen die je aan elkaar moet koppelen. Die procedures zijn complex om uit te werken.’

Vandaag werken er drie administratieve krachten bij de DNA-databank. Daarnaast zijn er ook drie magistraten mee bezig. Ze nemen dat erbij naast hun werk in de opsporing en vervolging. Nochtans zou een verdere uitwisseling zeker doorbraken opleveren. Zeker wat betreft Duitsland is de verwachting dat er veel overeenkomsten worden gevonden. Maar doordat het land is opgebouwd uit deelstaten, zou de uitwisseling een werk van lange adem worden.

Stiefmoederlijk

Van bij de start is DNA-uitwisseling nogal stiefmoederlijk behandeld. In het KB dat de werking regelt, werd het beheer ervan toevertrouwd aan een dienst die niet bestond en nog altijd niet bestaat. Daarom kwam het werk bij het federaal parket terecht. Maar dat is daar, zoals nu blijkt, eigenlijk niet voor uitgerust. ‘Zolang er geen beslissing is om de DNA-cel te versterken en het wettelijk statuut te verbeteren, kunnen wij moeilijk meer doen dan we nu doen’, zegt Van Leeuw. ‘Het probleem is intussen aangekaart bij de minister van Justitie. Daar wordt gezocht naar een oplossing.’

Bron » De Standaard

Opinie: Je kan een onderzoek verknallen, niet stopzetten

De verjaringstermijn verlengen om te voorkomen dat onder meer het onderzoek naar de Bende van Nijvel stopgezet wordt, het is absoluut een zinnig idee, schrijft Hilde Geens. Voor het rechtsgevoel kan het niet dat moord verjaart.

“Alstublieft.” Dat woord gebruikte David van de Steen in een wanhopige oproep naar de politiek om de misdaden van de Bende van Nijvel niet te laten verjaren. David verloor zijn ouders en zijn zusje toen de Bende op 9 november 1985 in de Delhaize in Aalst acht winkelende mensen doodschoot en vele anderen kwetste. David zelf raakte blijvend gehandicapt. Als de zaak verjaart, krijgt hij voor de derde keer een slag: eerst bij de raid, dan bij het onderzoek, nu ook bij de democratisch georganiseerde straffeloosheid van de daders?

Dus wil David dat het parlement op 16 oktober de potpourriwet van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) goedkeurt, waarin de verjaringstermijn voor bepaalde zeer zware misdaden met tien jaar wordt verlengd. Journaliste Kathleen Vereecken vindt zo’n verlenging geen goed idee, zo schreef ze vorige week in ‘De mening’ in dS Avond . Je stelt de draagkracht van de nabestaanden nodeloos op de proef, vond ze, justitie moet durven loslaten en erkennen dat ze gefaald heeft. Dan moet ze toch eens naar David van de Steen luisteren.

“Alstublieft”, sprak hij tot de politiek. Het is niet alleen schrijnend dat een slachtoffer op die manier gehoord moet worden, het is ook moedig en verstandig vanwege David. Moedig, omdat hij weet wat hem en zijn familie te wachten staat bij de verlenging: tien jaar janboel, hoop en ontgoocheling, theater en bedrog. Verstandig, omdat het voor het rechtsgevoel niet kan dat moord verjaart.

In Nederland verjaart moord niet meer sinds de wetswijziging van 2005. In een moordzaak zijn de eerste uren, dagen, weken en maanden inderdaad cruciaal. Naarmate de tijd verstrijkt, verdwijnen de kansen op resultaat. Die kansen zijn in het Bende-onderzoek verknoeid, zo stelde de eerste parlementaire onderzoekscommissie eind jaren 80 vast.

De tweede commissie had niets anders te melden, en sindsdien is er niet echt verbetering. Veel waarheidsvinding valt er in het Bende-onderzoek inderdaad niet te verwachten.Maar een minieme kans blijft een kans. In juli van dit jaar werd de boekhouder van Auschwitz veroordeeld, zeventig jaar na de feiten. Het kan dus, maar het is niet het punt.

Je hebt als samenleving niet het recht een deur te sluiten, als je niet weet wat er achter die deur zit. Dat schreef Willy Acke, de substituut die in Dendermonde samen met onderzoeksrechter Freddy Troch en de Deltaploeg hartstochtelijk zijn schouders zette onder het dossier Aalst. Het resultaat was beperkt, maar het was een resultaat.

Dat je de verjaringstermijn voor moord afschaft, of verlengt, betekent niet dat je het onderzoek zelf voortzet. Of niet op de manier waarop het nu gebeurt. Ook daarin reageert David verstandig. Voor hem hoeft het niet.

Je kunt van alles bedenken.

Je zou kunnen ingaan op het aanbod van Rudi Van Doorslaer, directeur van het Cegesoma (studie- en documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij), en het Bende-onderzoek in handen geven van zijn historici. “We zijn er klaar voor”, zei hij naar aanleiding van de voorstelling van het door het Cegesoma opgestelde boek ‘Wie heeft Lahaut vermoord?’. In dat onderzoek hebben professor Manu Gerard en de historici Widukind de Ridder en Françoise Muller een belangrijke stap gezet naar de opheldering van de moord op de communistische partijvoorzitter Julien Lahaut.

Je zou het onderzoek naar de extreemrechtse spookorganisatie Westland New Post, dat al jaren een hypotheek legt op het hele Bende-onderzoek omdat het niet gebeurd is waar en wanneer het had moeten gebeuren (bij het parket in Brussel anno 1982), kunnen uitbesteden aan het Cegesoma.

Je zou onderdelen van het Bende-dossier kunnen afsplitsen waarin bepaalde verdachten jarenlang in beschuldiging werden gesteld, en daarop doorspeuren. Ik denk onder meer aan de dubbele moord op het juweliersechtpaar Szymusik in Anderlues.

Je zou kunnen werken op het dossier van José van den Eynde, de conciërge van de Auberge du Chevalier in Beersel, die rond kerstdag 1982 werd doodgeschoten, en waarin een getuige uit de omgeving van het slachtoffer destijds wél gepraat heeft met de speurders, een getuige zonder criminele achtergrond van wie de verklaringen niet werden uitgespit.

Je zou de Nederlandse hoogleraar rechtspsychologie Peter van Koppen (Universiteit van Amsterdam) om advies kunnen vragen. Deze specialist in verloren zaken onderzoekt met zijn studenten dossiers waarvan de veroordeelden volhouden dat ze onschuldig zijn. Het team bewees in de Schiedammer Parkmoord dat de verkeerde man in de gevangenis zat. De zaak werd heropend en de echte dader geïdentificeerd en veroordeeld.

Het kan.

Dit zijn bedenksels van een niet-juriste, misschien hebben de mensen van het terrein betere ideeën. Fijn. De verjaringstermijn verlengen biedt justitie de kans om zich daarover te informeren, na te denken, en ook de mening te vragen van de slachtoffers.

Alstublieft.

Bron » De Standaard | Hilde Geens

Personeelstekort nekt internationale uitwisseling DNA van misdadigers

De DNA-uitwisseling van België met andere Europese landen komt voorlopig ten einde. Het federaal parket heeft geen volk voor meer samenwerking, zo staat in de kranten van Mediahuis.

Sporen van genetisch materiaal zijn cruciaal voor een opsporingsonderzoek. Acht jaar geleden stapte België daarom mee in een internationale uitwisseling met Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Spanje en Oostenrijk. Land per land werden samenwerkingsprojecten aangegaan.

Tot nu toe was die uitwisseling een succes. Uit de vergelijking tussen Belgische en Franse DNA-databanken kwamen in februari 4.827 overeenkomsten naar boven. Meer dan dertig sporen uit moorddossiers en 41 sporen uit zedenzaken konden worden gelinkt aan een Franse persoon. De uitwisseling met Nederland was goed voor 1.745 overeenkomsten.

Maar vandaag houdt de internationale samenwerking op. Er stond nochtans een uitwisseling van gegevens met Duitsland en Luxemburg op het programma.

“Natuurlijk zou ik het liefst voortdoen, maar door de omstandigheden kan ik niet anders”, zegt federaal procureur ­Frédéric Van Leeuw. “Zolang er geen beslissing is om de DNA-cel te versterken en het wettelijk statuut te verbeteren, kunnen wij moeilijk meer doen dan we nu doen.”

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) laat weten dat hij middelen vrij wil maken.

Bron » De Morgen