‘Ik geloof niet dat Chris B. de Reus is’

Marc Ghekiere (63) stond op 27 september 1985 oog in oog met de Reus op de parking van de Delhaize in Overijse. Terwijl hij zich verstopte, werd zijn beste vriend doodgeschoten. ‘Toen ik deze week de foto’s zag van Chris B., wist ik: die man heb ik niet gezien.’

Hij doet nog wekelijks zijn boodschappen in de Delhaize aan de Brusselsesteenweg in Overijse. Maar nooit stapt Marc Ghekiere er binnen zonder aan zijn jeugdvriend te denken.

Op 27 september 1985 was hij getuige van de overval die het leven kostte aan vijf mensen, onder wie zijn kameraad Luc Bennekens. ‘Ik was voorzitter van de jongerenafdeling van CVP en we gingen affiches hangen voor de provincieraadverkiezingen in oktober. Luc was de magerste van ons.’

‘Hij stond altijd boven aan de ladder, en ik gaf de affiches aan. Van Jean-Luc Dehaene, dat weet ik nog. Luc droeg een hoedje, zodat er geen lijm op zijn haren zou druppen. Ineens stapte er een man op ons af, zijn wapen in de aanslag.’ “Avec ton petit chapeau. Descends et viens avec nous.”

Getuige overval in Overijse

Bennekens kwam van de ladder. Enkele ogenblikken later werd hij door een van de gangsters als levend schild de winkel binnengesleurd. Een veertienjarig jongetje op de fiets zag wat er gebeurde en bleef verstijfd van angst staan. Marc, Theo en Rudy zagen hoe de jongen koelbloedig werd doodgeschoten. ‘Vanaf dat moment heb ik op automatische piloot gehandeld. Samen met Theo en Rudy ben ik weggerend. We hebben ons verstopt achter de carwash, die aan de parking grenst. Rudy kon nog een klein meisje dat de winkel was uitgelopen, meetrekken om te schuilen.’

Geluid van schoten

Marc, vandaag gepensioneerd, maar destijds steward bij Sabena, herinnert zich het geluid van de schoten in de winkel. Hij weet nog hoe lang het leek te duren voor de politie arriveerde. ‘Toen ik de daders in hun Golf GTI met gierende banden zag wegrijden, de koffer nog open, ben ik teruggelopen om Luc te zoeken.’

Bennekens (31), milieuambtenaar en jonge vader, lag op de grond, vlak bij de plaats waar de gangsters hun wagen hadden geparkeerd. ‘Ik ben naast hem gaan zitten. ‘Luc, het gaat gaan. Luc, het gaat gaan’, zei ik. Maar hij bewoog niet meer. Toen er een dokter bij kwam, hoorde ik dat hij al overleden was.’

Vandaag hebben de houten aanplakborden op de parking plaatsgemaakt voor een leeggoedautomaat. Marc Ghekiere kan de plaats nog aanwijzen waar de gangsters stonden. Hij weet nog precies waar op de parking de lichamen lagen. Van de veertienjarige Stephan Notte, van bankier Leon Finné, en van zijn vriend Luc.

IJzig kalm

Al 32 jaar staan de beelden in zijn geheugen gegrift, maar hij heeft nooit veel gepraat over wat hij toen heeft gezien. ‘Ik heb wel geluisterd, en mijn eigen conclusies getrokken’, zegt Ghekiere.

Vlak na de aanslag vermoedde hij al dat de rijkswacht er voor iets tussenzat. ‘Een crimineel pleegt geen moord voor zo’n kleine buit. Maar het was ook de manier waarop ze bewogen, hoe ze schoten. Ze liepen niet, maar wandelden. IJzig kalm, en getraind om te schieten op alles wat bewoog.’

Ghekiere meent zelfs dat hij een van de daders kent. ‘Toen ik die gewapende man op ons zag afkomen, had ik het gevoel dat hij me herkende en ik hem. Ik durf geen namen te noemen, omdat ik niet 100 procent zeker ben, maar volgens mij gaat het om een rijkswachter die ik ken uit mijn jeugd, ook iemand van de Groep Diane.’

‘Mogelijk wilde die man me beschermen’, vervolgt hij. ‘Hoe verklaar je anders dat ze Luc als gijzelaar namen, terwijl ik beneden aan de ladder stond? Was het niet logischer geweest om mij mee te nemen?’

Ontmaskerd?

Het zijn vragen die al 32 jaar in zijn hoofd blijven malen. ‘Ik heb gevoeld dat bepaalde sporen amper zijn onderzocht. Soms kreeg ik de indruk dat ze deze zaak niet wilden oplossen. En dat doet pijn. Waarom hebben ze nooit een reconstructie van de overval gehouden?’

Ghekiere hoopt nog altijd dat de Bende van Nijvel ooit ontmaskerd wordt, maar hij is lang niet zeker of deze week daarvoor een doorbraak heeft opgeleverd. Hoewel robotfoto 19 tot stand kwam door de beschrijving van zijn vriend Theo K., gelooft hij niet dat rijkswachter Christiaan B. de Reus is. ‘Toen ik deze week de foto’s zag van Chris B., wist ik: die man heb ik niet gezien. Je begint te twijfelen, dat wel. Maar in mijn hoofd zag de Reus er anders uit.’

De gebeurtenissen van afgelopen week haalden oude wonden open. ‘Er komt zoveel terug’, zegt hij. ‘Ik zit er nog altijd mee: dat het mijn idee was om nog langs de Delhaize te rijden, terwijl de anderen meteen naar het centrum wilden. Dat ik Luc ben gaan halen, maar nooit naar huis heb teruggebracht.’

Bron » De Standaard

‘Ik dacht eerst dat ik brol uit het kanaal had gehaald’

Een groep magneetvissers uit het Brusselse deed in mei en juni de ene ontdekking na de andere in het kanaal Brussel-Charleroi. Wapens en andere voorwerpen die ze bovenhaalden, zouden te maken kunnen hebben met de Bende van Nijvel . Woensdag stapten ze ermee naar de politie.

‘Het was voor ons niet meer dan een hobby om met magneten te vissen in het kanaal’, zegt één van hen, die net zoals de anderen anoniem wil blijven omdat het zo’n gevoelig dossier is. ‘In het begin visten we gewoon langs het kanaal, vanaf de oever. Een van ons had een bootje en we wisten een plek waar we daar gemakkelijk mee naar beneden konden. Toevallig was dat blijkbaar in de buurt van de plaats waar indertijd de Bende van Nijvel iets in het water zou hebben gedropt.’

‘We waren ons daar niet van bewust, het was niet onze bedoeling om specifiek op zoek te gaan naar gerief van de Bende. Eerst vonden we die revolver. Een paar maanden geleden zagen we via YouTube een docu over de Bende en zijn we in de omgeving blijven zoeken. Toen we die zak met een riotgun omhoog haalden, dacht ik eerst dat het brol was.’

De vinders rekenen op een beloning van Delhaize. ‘We hebben nog niets van hen gehoord. Hopelijk leveren de voorwerpen die we hebben ­opgevist, serieus bewijsmateriaal op. Dan krijgen we misschien een deel van de 250.000 euro. Of alles.’

Bron » De Standaard

Tueries du Brabant: des spécialistes se posent des questions sur les “découvertes” des jeunes dans le canal

Le dossier des tueries du Brabant vit d’incroyables rebondissements: après la révélation de la probable identité du “géant”, il y a eu cette énorme trouvaille par trois jeunes entre 18 et 20 ans dans le canal à Ittre. Deux caisses estampillées du logo de la gendarmerie et peut-être le fameux “riot gun” du Tueur.

Mais est-il vraiment possible de retrouver “par hasard” de tels indices plus de 30 ans après les faits? Certains se posent des questions, notamment au niveau matériel.

Comment les jeunes disent-ils avoir effectué ces découvertes?

Un des jeunes a expliqué dans une interview à la VRT que cela fait plusieurs années qu’ils pratiquent la pêche magnétique, pour s’amuser: “Puis l’aimant est tombé par hasard sur un revolver. Nous avions alors l’envie de vérifier si rien d’autre ne se cachait là – c’est comme ça que nous avons trouvé le reste”.

Les amis auraient poursuivi leurs recherches, parfois des heures durant la nuit, jusqu’à trouver un riot-gun comme celui utilisé par le Tueur, plus de 1000 balles et les deux caisses estampillées de la gendarmerie. “Puis on a vu ce reportage sur les Tueries. Tout ce qui nous intéressait, c’était les 250.000 euros que Delhaize pourrait donner”.

Peut-on vraiment tomber “par hasard” sur des armes en faisant de la pêche magnétique?

Pour fouiller dans l’eau la plus trouble, il existe des techniques plus pratiques que la pêche magnétique.

“A part pour rechercher des clés dans un espace bien précis, la pêche magnétique est peu pratique” estime Thierry Vandeneynde, opérateur subaquatique et formateur de plongée à l’IFAPME. “C’est vraiment chercher une aiguille dans une botte de foin. D’autant que la vase forme comme une boue dans laquelle l’aimant doit se frayer un passage”

Les spécialistes sont divisés face au témoignage de ces jeunes: si la façon dont ils ont découvert les armes est possible, il leur a en tout cas fallu vraiment beaucoup de chance.

Les questions qui restent en suspens

Y a-t-il une autre explication à la découverte des jeunes? Ont-ils pu être guidés? Les découvertes sont-elles toutes bien liées aux tueries du Brabant? Il faudra attendre la suite d’une enquête décidément bien relancée pour le savoir.

Bron » RTBF

Bende-dossier is te groot voor een onderzoeksrechter alleen

De meest bloedige reeks overvallen in ons land blijft na dertig jaar onopgelost. De afgelopen dagen kwam het onderzoek naar de Bende van Nijvel nog maar eens in het nieuws. Het is een constante: met min of meer regelmatige tussenpozen komt het Bende-verhaal aan de oppervlakte met beweerde nieuwe onthullingen. Nu was het mijnheer Vermassen die een tipje van de sluier meende te moeten oplichten waarna de zogenaamde reus in beeld kwam en geïdentificeerd zou zijn. Bij nader inzien is dit allemaal nog niet zo duidelijk. De verschillende mogelijke (complot)theorieën worden ook weer in herinnering gebracht.

Manipulatie!

Wanneer de minister van Justitie dan in de Kamer komt verklaren dat er meerdere pogingen zijn geweest om het onderzoek te manipuleren, wat dan nog bevestigd werd door de procureur-generaal van Luik, is dit meer dan genoeg brandstof om de verschillende pistes te voeden die wijzen in een bepaalde richting. Dat er naar aanleiding van dit alles dan nog plots een vondst van enkele ‘magneetvissers’ wordt overgedragen aan de politie, dan rijzen er nog meer vragen. Zo is ook hier de vraag of er sprake is van manipulatie.

Los van de mogelijke spectaculaire ontwikkelingen de afgelopen dagen die voorlopig nog niet de grote doorbraak betekenen, blijft het verwonderlijk dat een onderzoek dat nu al meer dan dertig jaar loopt nog steeds niet geleid heeft tot meer concrete resultaten. Dit is verontrustend in een rechtsstaat.

Politie-oorlog

In de jaren 80 woedde de politieoorlog volop. De cultuur bij de op militaire leest geschoeide rijkswacht was zo verschillend van de toenmalige gerechtelijke politie dat dit soms ook merkbaar was in de gerechtelijke onderzoeken. Als jonge parketmagistraat heb ik toen meermaals verwonderd staan kijken naar de uiteenlopende invalshoeken van deze politiediensten waarbij het niet ongebruikelijk was dat zaken bewust werden verzwegen. Ook dat was een vorm van manipulatie. We kunnen ons enkel gelukkig prijzen dat de politiehervorming er gekomen is en dat die oude culturen uitgestorven zijn.

Een andere handicap die niemand meer kan oplossen is het aspect tijd. Een onderzoek naar strafbare feiten bevindt zich bij aanvang steeds in een cruciale fase. Hoe meer elementen op dat ogenblik verzameld en ontleed kunnen worden, hoe succesvoller dit kan zijn voor het verder onderzoek en het uiteindelijk vinden van de waarheid. Hoe langer het duurt vooraleer men aan de slag kan, hoe moeilijker het wordt om resultaten te boeken. De tijd is eigenlijk de grootste vijand. Dit is het grootste probleem in een langdurig onderzoek.

Potentieel voordeel van nu is dat het forensisch onderzoek zodanig geëvolueerd is dat er veel meer mogelijk is dan vroeger. Maar als aanvankelijke sporendragers niet op de juiste manier verzameld en bewaard werden, is het risico op contaminatie groot en kan men daar ook geen wonderen meer van verwachten. Een ander voordeel is dat mogelijke getuigen na verloop van tijd misschien geneigd zijn om te praten omdat ze minder risico lopen om met hun onthullingen naar buiten te komen. Maar ook dan wordt het moeilijk om verklaringen op hun waarachtigheid te controleren.

In ons rechtssysteem is het de onderzoeksrechter die als onafhankelijke magistraat het onderzoek leidt. Deze magistraat zou er ook borg voor moeten staan dat eventuele pogingen tot manipulatie aan het licht komen en geblokkeerd worden. Ik vraag me af of het in deze zaak niet nuttig zou geweest zijn om naar Frans voorbeeld meer dan één onderzoeksrechter aan te stellen om degelijk leiding te kunnen geven aan het onderzoek. Dit zou vooralsnog kunnen overwogen worden, voor zover voldoende ondersteuning wordt voorzien.

Als er nu sprake is van manipulatie van het onderzoek of pogingen daartoe lijkt het me meer dan essentieel een antwoord te vinden op de vraag: wie manipuleert er en met welk doel? Hierover zou een afzonderlijk doorgedreven onderzoek moeten gevoerd worden. In het antwoord op deze vraag ligt vermoedelijk ook de oplossing voor het onderzoek naar de mogelijke daders. De toekomst zal het misschien nog uitwijzen, maar na jarenlang onderzoek en twee parlementaire onderzoekscommissies kan men zich afvragen of er ooit nog wel een geloofwaardige oplossing komt.

Bron » De Morgen | Karel Van Cauwenberghe

Het is aan de historici nu

Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer denken dat wetenschappers een doorbraak kunnen forceren in het Bendeonderzoek, net zoals bij de zaak-Lahaut.

Het onderzoek rond de Bende van Nijvel staat weer in het brandpunt van de belangstelling. Sommige commentatoren verwezen de afgelopen week naar de zaak-Lahaut. Valt daar iets uit te leren? Misschien wel, als we willen vermijden dat de opflakkering van het Bendeonderzoek niet meer is dan een strovuur.

Op 18 augustus 1950 werd de communistische leider Julien Lahaut door twee onbekenden doodgeschoten aan de deur van zijn woning in Seraing. Het Luikse gerecht was veertien jaar onafgebroken bezig met het onderzoek en verkende tientallen pistes. In 1964 gebeurden de laatste onderzoeken en na verjaring (toen twintig jaar) besloot de raadkamer van Luik de zaak in 1972 met een buitenvervolgingstelling. Zo bleef de enige politieke moord in België in vredestijd onopgelost. Dat was een blaam voor de rechtsstaat.

Vandaag zijn velen verontwaardigd na de recente onthullingen in de zaak van de Bende. Maar toen de moord op Lahaut in 2015 – na een onderzoek dat het federaal Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (Soma) op vraag van de Senaat voerde – eindelijk werd opgelost, was de belangstelling voor de bevindingen al bij al gering. Uit het onderzoek bleek nochtans dat een privénetwerk verantwoordelijk was voor de moord, dat dit netwerk verweven was met de gerechtelijke politie, gefinancierd werd door de bedrijfswereld en de bescherming genoot van sommigen in de administratie en de politiek. De realiteit overtrof in dit dossier de fictie, en toch waren deze vaststellingen de nuchtere conclusies van wetenschappelijk onderzoek, het ging niet om speculaties van complotdenkers. Die conclusies zijn in het licht van de recente onthullingen over de Bende van Nijvel meer dan ooit van belang.

De brandkast van een ceo

Anders dan de Luikse onderzoeksrechters, hadden wij en de collega-historici die het onderzoek in de zaak-Lahaut uitvoerden het voordeel dat wij niet in het keurslijf van een strafonderzoek moesten werken. Het was voor de meeste waarnemers in 1950 duidelijk dat de moord op de communist Lahaut politieke motieven had. Maar dat gaf de Luikse onderzoeksrechters geen vrijgeleide om zomaar alle extreemrechtse of pro-leopoldistische organisaties en figuren te ondervragen, vanuit de overtuiging dat de daders wellicht in die hoek moesten worden gezocht. Daarvoor hadden zij materiële aanwijzingen nodig, getuigenverklaringen of bekentenissen.

Het dossier bevatte reeds de namen van de figuren die we vandaag kennen als de hoofddader van de moord en zijn directe chef (François Goossens en André Moyen). Het zou vreemd zijn, mocht dat na veertien jaar onderzoek niet het geval zijn geweest. Maar het is niet omdat namen worden genoemd, dat je ze ook effectief met strafbare feiten kunt verbinden. Als er niet voldoende materiële aanwijzingen of bekentenissen in het dossier zijn, kunnen alleen externe bronnen nog helpen. Maar daarmee treed je buiten het strafonderzoek.

Je kon moeilijk verwachten van de Luikse onderzoeksrechters – die de namen van Goossens en Moyen kenden, maar niet konden plaatsen – dat zij bijvoorbeeld aan Herman Robiliart, toen ceo van de Union Minière, zouden hebben gevraagd zijn brandkast te openen. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek in de zaak-Lahaut steunen nochtans voor een deel op de combinatie van gerechtelijke informatie met ‘gewone’ historische bronnen, zoals de papieren van de zojuist genoemde topman van de mijnbouwmaatschappij.

Onze modus operandi in de zaak-Lahaut was anders dan die van een onderzoeksrechter. Wij gingen gericht op zoek naar de netwerken rond bepaalde politici, bedrijfsleiders en andere figuren, om uiteindelijk van de buitenkant naar de binnenkant te evolueren.

Zo komen de namen van minister Albert De Vleeschauwer (CVP) of commissaris Georges Block (hoofd van politieke afdeling van de gerechtelijke politie in Antwerpen) niet voor in het dossier van de onderzoeksrechter, omdat zij tot de buitenste schil behoren. Nochtans zijn het deze en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het failliet van het onderzoek, door hun stilzwijgen of door de manipulatie van de informatie. Daardoor draaide het onderzoek, via een complexe reeks van oppervlakkige of niet uitgevoerde onderzoeken en wellicht ook door valse sporen, uiteindelijk op niets uit.

Meer dan banditisme

De misdaden van de Bende van Nijvel hebben een karakter dat het pure banditisme overstijgt. Het gaat om misdaden met een rechtstreeks of onrechtstreeks politiek karakter. Behalve de rechtstreeks betrokken daders zijn er waarschijnlijk ook andere figuren betrokken. Het is, voorzichtig geformuleerd, niet uitgesloten dat er lijnen lopen die vertrekken bij oudere extreemrechtse netwerken.

Het onderzoek naar een politieke misdaad vraagt om een andere modus operandi. De slaagkansen van het straf­onderzoek worden na dertig jaar kleiner en kleiner. Misschien identificeren de speurders nog een dader, maar ook niet meer dan dat. Zo blijven de nabestaanden van de slachtoffers, maar ook onze rechtsstaat en onze democratische samenleving met de grote onopgeloste vraag zitten: waarom moest dit gebeuren?

Het is onze overtuiging dat een andere aanpak deze zaak kan vooruithelpen, eventueel complementair met het strafonderzoek. Een taskforce van historici kan bepaalde aspecten van dit complexe dossier bestuderen, zoals ze dat als wetenschappers zouden doen.

Ook bij sommige onderzoekers van de cel Bende van Nijvel in Charleroi leefde in 2015 de overtuiging dat zo’n onderzoek nuttig kon zijn. Concreet zouden bijvoorbeeld Westland New Post, CEPIC, of waarom niet de rijkswacht zelf (Groep G, PIO, Groep Diane) aan een historisch onderzoek kunnen worden onderworpen, gelijkaardig aan dat over de zaak-Lahaut. Op die wijze zou men vanuit de buitenste schil mogelijk kunnen doordringen tot de binnenste schil of materiaal naar boven halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden.

Vanzelfsprekend moeten over zo’n demarche klare en duidelijke afspraken worden gemaakt in het licht van het lopende strafonderzoek. Maar daarvoor hoeft men geen veertig jaar na het einde van de verjaring te wachten, zoals bij de zaak-Lahaut. In het dossier van de Bende van Nijvel kan de beslissing nu genomen worden.

Bron » De Standaard | Emmanuel Gerard & Rudi Van Doorslaer