Bende-dossier is te groot voor een onderzoeksrechter alleen

De meest bloedige reeks overvallen in ons land blijft na dertig jaar onopgelost. De afgelopen dagen kwam het onderzoek naar de Bende van Nijvel nog maar eens in het nieuws. Het is een constante: met min of meer regelmatige tussenpozen komt het Bende-verhaal aan de oppervlakte met beweerde nieuwe onthullingen. Nu was het mijnheer Vermassen die een tipje van de sluier meende te moeten oplichten waarna de zogenaamde reus in beeld kwam en geïdentificeerd zou zijn. Bij nader inzien is dit allemaal nog niet zo duidelijk. De verschillende mogelijke (complot)theorieën worden ook weer in herinnering gebracht.

Manipulatie!

Wanneer de minister van Justitie dan in de Kamer komt verklaren dat er meerdere pogingen zijn geweest om het onderzoek te manipuleren, wat dan nog bevestigd werd door de procureur-generaal van Luik, is dit meer dan genoeg brandstof om de verschillende pistes te voeden die wijzen in een bepaalde richting. Dat er naar aanleiding van dit alles dan nog plots een vondst van enkele ‘magneetvissers’ wordt overgedragen aan de politie, dan rijzen er nog meer vragen. Zo is ook hier de vraag of er sprake is van manipulatie.

Los van de mogelijke spectaculaire ontwikkelingen de afgelopen dagen die voorlopig nog niet de grote doorbraak betekenen, blijft het verwonderlijk dat een onderzoek dat nu al meer dan dertig jaar loopt nog steeds niet geleid heeft tot meer concrete resultaten. Dit is verontrustend in een rechtsstaat.

Politie-oorlog

In de jaren 80 woedde de politieoorlog volop. De cultuur bij de op militaire leest geschoeide rijkswacht was zo verschillend van de toenmalige gerechtelijke politie dat dit soms ook merkbaar was in de gerechtelijke onderzoeken. Als jonge parketmagistraat heb ik toen meermaals verwonderd staan kijken naar de uiteenlopende invalshoeken van deze politiediensten waarbij het niet ongebruikelijk was dat zaken bewust werden verzwegen. Ook dat was een vorm van manipulatie. We kunnen ons enkel gelukkig prijzen dat de politiehervorming er gekomen is en dat die oude culturen uitgestorven zijn.

Een andere handicap die niemand meer kan oplossen is het aspect tijd. Een onderzoek naar strafbare feiten bevindt zich bij aanvang steeds in een cruciale fase. Hoe meer elementen op dat ogenblik verzameld en ontleed kunnen worden, hoe succesvoller dit kan zijn voor het verder onderzoek en het uiteindelijk vinden van de waarheid. Hoe langer het duurt vooraleer men aan de slag kan, hoe moeilijker het wordt om resultaten te boeken. De tijd is eigenlijk de grootste vijand. Dit is het grootste probleem in een langdurig onderzoek.

Potentieel voordeel van nu is dat het forensisch onderzoek zodanig geëvolueerd is dat er veel meer mogelijk is dan vroeger. Maar als aanvankelijke sporendragers niet op de juiste manier verzameld en bewaard werden, is het risico op contaminatie groot en kan men daar ook geen wonderen meer van verwachten. Een ander voordeel is dat mogelijke getuigen na verloop van tijd misschien geneigd zijn om te praten omdat ze minder risico lopen om met hun onthullingen naar buiten te komen. Maar ook dan wordt het moeilijk om verklaringen op hun waarachtigheid te controleren.

In ons rechtssysteem is het de onderzoeksrechter die als onafhankelijke magistraat het onderzoek leidt. Deze magistraat zou er ook borg voor moeten staan dat eventuele pogingen tot manipulatie aan het licht komen en geblokkeerd worden. Ik vraag me af of het in deze zaak niet nuttig zou geweest zijn om naar Frans voorbeeld meer dan één onderzoeksrechter aan te stellen om degelijk leiding te kunnen geven aan het onderzoek. Dit zou vooralsnog kunnen overwogen worden, voor zover voldoende ondersteuning wordt voorzien.

Als er nu sprake is van manipulatie van het onderzoek of pogingen daartoe lijkt het me meer dan essentieel een antwoord te vinden op de vraag: wie manipuleert er en met welk doel? Hierover zou een afzonderlijk doorgedreven onderzoek moeten gevoerd worden. In het antwoord op deze vraag ligt vermoedelijk ook de oplossing voor het onderzoek naar de mogelijke daders. De toekomst zal het misschien nog uitwijzen, maar na jarenlang onderzoek en twee parlementaire onderzoekscommissies kan men zich afvragen of er ooit nog wel een geloofwaardige oplossing komt.

Bron » De Morgen | Karel Van Cauwenberghe

Het is aan de historici nu

Emmanuel Gerard en Rudi Van Doorslaer denken dat wetenschappers een doorbraak kunnen forceren in het Bendeonderzoek, net zoals bij de zaak-Lahaut.

Het onderzoek rond de Bende van Nijvel staat weer in het brandpunt van de belangstelling. Sommige commentatoren verwezen de afgelopen week naar de zaak-Lahaut. Valt daar iets uit te leren? Misschien wel, als we willen vermijden dat de opflakkering van het Bendeonderzoek niet meer is dan een strovuur.

Op 18 augustus 1950 werd de communistische leider Julien Lahaut door twee onbekenden doodgeschoten aan de deur van zijn woning in Seraing. Het Luikse gerecht was veertien jaar onafgebroken bezig met het onderzoek en verkende tientallen pistes. In 1964 gebeurden de laatste onderzoeken en na verjaring (toen twintig jaar) besloot de raadkamer van Luik de zaak in 1972 met een buitenvervolgingstelling. Zo bleef de enige politieke moord in België in vredestijd onopgelost. Dat was een blaam voor de rechtsstaat.

Vandaag zijn velen verontwaardigd na de recente onthullingen in de zaak van de Bende. Maar toen de moord op Lahaut in 2015 – na een onderzoek dat het federaal Studiecentrum Oorlog en Maatschappij (Soma) op vraag van de Senaat voerde – eindelijk werd opgelost, was de belangstelling voor de bevindingen al bij al gering. Uit het onderzoek bleek nochtans dat een privénetwerk verantwoordelijk was voor de moord, dat dit netwerk verweven was met de gerechtelijke politie, gefinancierd werd door de bedrijfswereld en de bescherming genoot van sommigen in de administratie en de politiek. De realiteit overtrof in dit dossier de fictie, en toch waren deze vaststellingen de nuchtere conclusies van wetenschappelijk onderzoek, het ging niet om speculaties van complotdenkers. Die conclusies zijn in het licht van de recente onthullingen over de Bende van Nijvel meer dan ooit van belang.

De brandkast van een ceo

Anders dan de Luikse onderzoeksrechters, hadden wij en de collega-historici die het onderzoek in de zaak-Lahaut uitvoerden het voordeel dat wij niet in het keurslijf van een strafonderzoek moesten werken. Het was voor de meeste waarnemers in 1950 duidelijk dat de moord op de communist Lahaut politieke motieven had. Maar dat gaf de Luikse onderzoeksrechters geen vrijgeleide om zomaar alle extreemrechtse of pro-leopoldistische organisaties en figuren te ondervragen, vanuit de overtuiging dat de daders wellicht in die hoek moesten worden gezocht. Daarvoor hadden zij materiële aanwijzingen nodig, getuigenverklaringen of bekentenissen.

Het dossier bevatte reeds de namen van de figuren die we vandaag kennen als de hoofddader van de moord en zijn directe chef (François Goossens en André Moyen). Het zou vreemd zijn, mocht dat na veertien jaar onderzoek niet het geval zijn geweest. Maar het is niet omdat namen worden genoemd, dat je ze ook effectief met strafbare feiten kunt verbinden. Als er niet voldoende materiële aanwijzingen of bekentenissen in het dossier zijn, kunnen alleen externe bronnen nog helpen. Maar daarmee treed je buiten het strafonderzoek.

Je kon moeilijk verwachten van de Luikse onderzoeksrechters – die de namen van Goossens en Moyen kenden, maar niet konden plaatsen – dat zij bijvoorbeeld aan Herman Robiliart, toen ceo van de Union Minière, zouden hebben gevraagd zijn brandkast te openen. De resultaten van het wetenschappelijk onderzoek in de zaak-Lahaut steunen nochtans voor een deel op de combinatie van gerechtelijke informatie met ‘gewone’ historische bronnen, zoals de papieren van de zojuist genoemde topman van de mijnbouwmaatschappij.

Onze modus operandi in de zaak-Lahaut was anders dan die van een onderzoeksrechter. Wij gingen gericht op zoek naar de netwerken rond bepaalde politici, bedrijfsleiders en andere figuren, om uiteindelijk van de buitenkant naar de binnenkant te evolueren.

Zo komen de namen van minister Albert De Vleeschauwer (CVP) of commissaris Georges Block (hoofd van politieke afdeling van de gerechtelijke politie in Antwerpen) niet voor in het dossier van de onderzoeksrechter, omdat zij tot de buitenste schil behoren. Nochtans zijn het deze en andere personen die verantwoordelijk zijn voor het failliet van het onderzoek, door hun stilzwijgen of door de manipulatie van de informatie. Daardoor draaide het onderzoek, via een complexe reeks van oppervlakkige of niet uitgevoerde onderzoeken en wellicht ook door valse sporen, uiteindelijk op niets uit.

Meer dan banditisme

De misdaden van de Bende van Nijvel hebben een karakter dat het pure banditisme overstijgt. Het gaat om misdaden met een rechtstreeks of onrechtstreeks politiek karakter. Behalve de rechtstreeks betrokken daders zijn er waarschijnlijk ook andere figuren betrokken. Het is, voorzichtig geformuleerd, niet uitgesloten dat er lijnen lopen die vertrekken bij oudere extreemrechtse netwerken.

Het onderzoek naar een politieke misdaad vraagt om een andere modus operandi. De slaagkansen van het straf­onderzoek worden na dertig jaar kleiner en kleiner. Misschien identificeren de speurders nog een dader, maar ook niet meer dan dat. Zo blijven de nabestaanden van de slachtoffers, maar ook onze rechtsstaat en onze democratische samenleving met de grote onopgeloste vraag zitten: waarom moest dit gebeuren?

Het is onze overtuiging dat een andere aanpak deze zaak kan vooruithelpen, eventueel complementair met het strafonderzoek. Een taskforce van historici kan bepaalde aspecten van dit complexe dossier bestuderen, zoals ze dat als wetenschappers zouden doen.

Ook bij sommige onderzoekers van de cel Bende van Nijvel in Charleroi leefde in 2015 de overtuiging dat zo’n onderzoek nuttig kon zijn. Concreet zouden bijvoorbeeld Westland New Post, CEPIC, of waarom niet de rijkswacht zelf (Groep G, PIO, Groep Diane) aan een historisch onderzoek kunnen worden onderworpen, gelijkaardig aan dat over de zaak-Lahaut. Op die wijze zou men vanuit de buitenste schil mogelijk kunnen doordringen tot de binnenste schil of materiaal naar boven halen dat tot nu onsamenhangende feiten en figuren kan verbinden.

Vanzelfsprekend moeten over zo’n demarche klare en duidelijke afspraken worden gemaakt in het licht van het lopende strafonderzoek. Maar daarvoor hoeft men geen veertig jaar na het einde van de verjaring te wachten, zoals bij de zaak-Lahaut. In het dossier van de Bende van Nijvel kan de beslissing nu genomen worden.

Bron » De Standaard | Emmanuel Gerard & Rudi Van Doorslaer

‘Slungel met veel praatjes’

Ontspoorde ‘de Reus’ na een idioot schietincident in 1979? ‘Python’, een collega van de Reus bij de Groep Diane, was er getuige van. ‘Het was een stommiteit.’ De ­‘Python’, een collega van Christiaan B., was getuige van het schietincident eind de jaren 70, waarmee de vermoedelijke Reus van de Bende van Nijvel zich uit de Groep Diane werkte. De ­‘Python’ dankt zijn codenaam aan de drie slangen die hij thuis hield.

‘We hadden toen een aparte kleedkamer op de luchthaven van Zaventem’, zegt hij. ‘Omdat we regelmatig Israëlische vliegtuigen moesten bewaken met een legertank. Op een gegeven moment kwam “de Chris” de kleedkamer binnengestormd. Nonchalant, in de stijl van westernheld John Wayne, met zijn revolver draaiend rond zijn wijsvinger. Grote praat verkopend, zoals altijd. Natuurlijk mocht er geen kogel in de loop zitten en moest de veiligheidspal opstaan. Maar ja, Chris was een speciale kerel.’

Plots ging zijn wapen af. ‘De kogel ging dwars door een locker en miste het hoofd van een collega op een haar’, zegt de gepensioneerde agent. ‘Chris schrok en stak zijn revolver meteen in de open holster aan zijn heup. En wat gebeurt er dan? Hij vuurde per ongeluk nog eens en schoot bijna zijn eigen voet aan flarden.’

Chris B. ziet zijn carrière gefnuikt en zal de rest van zijn leven uitbollen bij de Aalsterse rijkswachtbrigade. En daar, denken de speurders, evolueren van een ‘sukkelaar met een grote mond en een fascinatie voor wapens’ naar een ‘extreemrechtse moordmachine.’

De ‘Python’ heeft hem goed gekend tijdens die jaren bij de Groep Diane. Ze kwamen in Brussel en Dendermonde al eens bij elkaar over de vloer. Regelmatig patrouilleerden ze samen door Brussel of Vlaams-Brabant. ‘Op dagen zonder gijzelingen, gewapende verschansingen, rondvliegen met de Puma-heli­kopter, schietoefeningen of gevechtsport, reden we kriskras rond op zoek naar louche figuren’, zegt hij. ‘Chris was daar geregeld bij.’

Privileges

De zoektocht had als doel criminelen op te sporen, maar vaker kwamen ze uit bij ­caféruzies of dronken bestuurders. ‘Ik heb hooguit drie processen-verbaal opgesteld in mijn carrière’, zegt hij. ‘In die tijd namen we de sleutels van de bestuurder af, schreven zijn adres op een kaartje en dropten de dronken man thuis af bij zijn vrouw. We gedroegen ons menselijk.’

Hij omschrijft de latere ‘Reus’ als een ongelooflijke praatjesmaker. Een slungel met een grote mond die deed alsof hij van alles goed op de hoogte was, maar vooral gebakken lucht verkocht.

Chris B. beweerde veel van wapens te kennen. ‘Hij blonk niet uit tijdens de schietoefeningen. Ik kon redelijk goed overweg met een uzi-machinepistool en een GP 9 mm en lag vaak op de daken tijdens gijzelingen. Toch deed Chris alsof hij er meer van wist. Ook die zwarte gordels in gevechtsporten die hij zogezegd bezat? Veel geblaat.’

De ‘Python’ trad een jaar na de oprichting van de Groep Diane toe tot het korps. Zijn specialiteit was schieten en als lichtgewicht pijlsnel aan een koord afdalen. ‘Bij de keurgroep van de politie horen, leek me als jonge paracommando met ambitie wel spannend.’

Zijn team had aanzien, zegt hij. ‘Weliswaar zonder de mythische status die nu aan onze groep wordt gegeven. En we hadden bepaalde privileges. Maar maak van ons geen cowboys die in een café arriveerden en in de lucht begonnen te schieten. De regels waren strikt: tijdens interventies moest alles vlekkeloos verlopen. Daarbuiten was er meer mogelijk.’

Hij doelt op collega’s die niet vies waren van een pint tijdens de werkuren. ‘Zeker na de shift, in de kantine, werd er al eens stevig gedronken. En dan was Chris nooit ver uit de buurt.’

Dat de leden van de Bende van Nijvel vooral afkomstig waren uit de Groep Diane – de meest gevolgde hypothese onder de huidige speurders – kan de ‘Python’ niet bevestigen. Hij is er destijds over verhoord, maar kon het onderzoek weinig vooruithelpen. En hij was van dienst toen de Bende van Nijvel toesloeg.

Bouhouche en Beijer

‘Kan ik dat denkspoor uitsluiten? Neen. Zullen er in onze lichting rotte appels gezeten hebben? Zeker. Maar ik heb in al die jaren niemand zien ontsporen, niemand ­extreemrechtse praat horen verkopen en ben door niemand benaderd om criminele feiten te plegen. Nooit is er enige druk op ons uitgevoerd om de staat te ontwrichten. En dat iedereen ons neerzet als een bende cowboys? We hebben veel geschoten, ja. Op schietstanden. Ik heb als lid van de Groep Diane welgeteld nul kogels afgevuurd tijdens interventies.’

Hij ontkent ook dat hij ­– zoals de broer van ‘De Reus’ verklaarde – in de periode van de overvallen op de Delhaize-warenhuizen mee aan tafel schoof met Chris B. en ­dubieuze figuren als de toenmalige BOB’ers Robert Beijer en Madani Bouhouche. ‘Heb ik die twee ooit gezien op hun bureau in Brussel? Ongetwijfeld. Maar ik ben in de ­jaren tachtig welgeteld één keer in Dendermonde bij Chris geweest. Zonder Beijer en Bouhouche.’

Dat Chris B. de Reus is, betwijfelt hij. ‘Ik hecht geen geloof aan dat spoor. Chris was een speciale gast, een slungel die te veel dronk. Maar ik zie hem echt niet een ­Delhaize binnenstappen en er mensen neerknallen.’

Bron » De Standaard

Drie decennia vruchteloos gezocht, en dan vinden drie tieners plots kisten met wapens. Hoe is zoiets mogelijk?

Al drie decennia wordt met man en macht gezocht naar de Bende van Nijvel, en al die tijd werd amper concreet bewijsmateriaal gevonden. En dan vinden drie Vlaamse tieners plots twee metalen kisten vol wapens. Hoe is zoiets mogelijk? En wat kan die vondst ons nu allemaal leren?

Wat zal er gebeuren met de gevonden dozen?

De metalen dozen met munitie en wapens zullen door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) aan proeven onderworpen worden. Men wil vooral achterhalen wanneer de dozen in het kanaal gedumpt werden. Soortgelijk metaal zal in een lab in identiek kanaalwater gedompeld worden en de inwerking van het water zal worden bestudeerd. Hetzelfde zal gebeuren met de plasticverpakking waarin de wapens gewikkeld werden. Ook zal getracht worden de herkomst van zowel de metalen dozen als de plasticverpakking te achterhalen.

Wat zal gebeuren met de gevonden wapens?

Op een testbank worden ze aan een vuurproef onderworpen. Voor de riotgun zal het spoor van de slagpin op het slaghoedje van het jachtpatroon moeten zeggen of het wapen bij Bende-overvallen is gebruikt. Van de revolver kan uit het serienummer blijken of hij deel uitmaakte van de buit van de overval bij wapenhandelaar Dekaise. Een schiettest kan uitmaken of het wapen door de Bende werd gebruikt. Als de strepen van de loop op de kogel/huls overeenstemmen met teruggevonden kogels is het een match. De herkomst van de munitie kan dankzij de lotnummers – kenmerken van de fabriek – bepaald worden. Dan kan ook de afnemer achterhaald worden.

Kunnen deze voorwerpen nog DNA of vingerafdrukken bevatten?

Als ze vele jaren in het kanaal hebben gelegen, is de kans erg klein, gezien de hoge zuurtegraad van het water. Op het kogelwerende vest dat in 1986 werd opgevist, vonden de speurders nog DNA. Wat het NICC deed besluiten dat het hoogstens 10 dagen vóór de ontdekking in het water werd gegooid, niet een jaar voordien. Er bestaat een klein voorbehoud wat de teruggevonden wapens betreft omdat die in de kist ook nog in een plastic zak gewikkeld waren.

Opnieuw een vondst in het kanaal naast het Bois de la Houssière. Toeval?

Zeker niet. Bois de la Houssière, naast het hellend vlak van Ronquières, wordt beschouwd als de ‘comfortzone’ van de Bende van Nijvel. De leden oefenden er met wapens, dropten er onbruikbare delen van hun buit, staken er een van hun Golf GTI’s in brand. Ze zouden er zelfs een van hun leden hebben begraven.

Konden de dozen met wapens niet eerder gevonden worden?

In 2004 zetten de Cel Vermiste Personen en het Disaster Victim Identification Team van de federale politie een grote opkuis van het kanaal Brussel-Charleroi op het getouw met gebruik van een sonarboot. “Als die dozen daar lagen, kan de sonar ze hebben opgemerkt, voor zover ze niet onder het slib bedolven lagen. Maar toen werd specifiek naar auto’s gezocht. Het signaal van de dozen zal niet overeengestemd hebben met het volume van een auto. En bijgevolg niet verder zijn onderzocht.”

Bron » Het Nieuwsblad

De vondst van de magneetvissers

Het lijkt een toevalstreffer. Maar de dozen met wapens die drie jongemannen hebben opgevist, zouden de eerste materiële sporen kunnen zijn in de zoektocht naar de Bende van Nijvel.

Niet één, niet twee maar dríé keer hebben professionele duikers de afgelopen 32 jaar het kanaal Charleroi-Brussel doorzocht naar materiaal dat de Bende van Nijvel gebruikte bij haar moorddadige overvallen in 1982, ’83 en ’85. Slechts eenmaal was dat succesvol. Eind 1986 haalde de speurdersploeg van Dendermonde, onder leiding van onderzoeksrechter Freddy Troch, allerlei voorwerpen uit het water. De andere pogingen, eind 1985 en (met modernere technieken) in de zomer van 2010, leidden telkens tot niets.

De vondst die drie jongemannen dit voorjaar deden vlak bij de plek waar het gerecht al meermaals had gezocht, lijkt daardoor te gek voor woorden. Maar de voorwerpen die ze opvisten, lokken vandaag bij de Bende-rechercheurs een meer dan gewone interesse uit. Het drietal stond met een ‘vismagneet’ te hengelen naar metalen voorwerpen in het kanaal, toen ze twee dozen naar boven haalden.

‘Op die dozen staat “Rijkswacht/Gendarmerie” geschreven’, zegt de Luikse procureur-generaal Christian De Valkeneer, die het Bendedossier beheert. ‘In de ene doos zaten ongeveer duizend munitiepatronen. De meeste zijn van het patroon 9 mm. In de andere zaten een revolver en een riotgun: een jachtgeweer met korte loop dat hagel kan afschieten.’

‘Moedig’

De mannen die de dozen vijf maanden geleden hebben opgevist, brachten de politie daarvan op de hoogte, nadat VTM dinsdagavond een documentaire over de laatste aanslag van de Bende van Nijvel opnieuw had uitgezonden. In het programma wordt de overval van 9 november 1985 op de Delhaize van Aalst gereconstrueerd. De uitzending dinsdagavond sloot af met de oproep dat wie meer informatie zou hebben over de Bende, contact kon opnemen met een gratis nummer bij de politie.

‘Het is moedig dat die jonge gasten dat hebben gedaan’, zegt Ignacio de la Serna, de procureur-generaal van Bergen. ‘Ze hadden evengoed kunnen zwijgen en alles terug in het water kunnen gooien. Dan hadden we de voorwerpen nooit kunnen onderzoeken.’

De twee magistraten hameren erop dat het te vroeg is om met zekerheid te zeggen dat de wapens en munitie te maken hebben met de Bende van Nijvel. ‘De analyse is bezig, de resultaten worden zo snel mogelijk verwacht’, zegt De la Serna.

Toch konden hij en zijn collega niet onder stoelen of banken steken dat ze hoopvol zijn dat deze wapens iets opleveren. Ze hebben verschillende redenen. De dozen lagen om te beginnen op een steenworp van de zwaaikom waar al een paar keer is gezocht. Op die plek zagen getuigen in de nacht na de overval op Aalst mannen enkele zakken in het water gooien.

Op het eerste gezicht zijn de wapens en munitie die nu worden onderzocht, afkomstig uit de jaren tachtig – de periode waarin de Bende haar aanslagen pleegde. Ze gebruikten daarbij minstens twee riotguns, onder meer bij de overval in Aalst. Geen van die wapens is ooit teruggevonden. Bij de overval in Aalst werd ook geschoten met 9 mm-munitie.

Tijdens de eerste golf van aanslagen valt de Bende in september 1982 binnen bij wapenhandelaar Dekaise in Waver. Ze stelen er behalve veel andere wapens ook enkele revolvers. Die zijn nog altijd niet teruggevonden.

En dan is er natuurlijk het opschrift op de dozen: ‘Rijkswacht’. Sinds afgelopen weekend bestaat de mogelijkheid dat ‘de Reus’ van de Bende een ex-rijkswachter uit Aalst was. Daardoor is het spoor van betrokkenheid van de ‘gendarmerie’ weer op de voorgrond gekomen.

‘Rare’ munitie

In de munitiedoos die de hobbyisten uit het kanaal hebben gevist, zaten duizend patronen. De meeste zijn van het kaliber 9 mm. ‘Maar er zit ook “rare” munitie tussen’, zegt procureur-generaal Christian De Valkeneer. ‘Die zal nu voort worden onderzocht.’ Meer details over welk type munitie het is, kon De Valkeneer niet geven.

Ook de link met de Bende van Nijvel staat verre van vast, maar die hanteerde wel graag aparte wapens of munitie, zoals onder meer riotguns met Legia-patronen. Wanneer die worden afgevuurd, komt er een wolk van hagel vrij met een verwoestende impact. Het gebruik daarvan bij overvallen was uitzonderlijk en droeg bij tot de maatschappelijke impact van de feiten.

Bron » De Standaard