“De burger verdient een betere justitie”

Thierry Freyne (47), de ambitieuze procureur van Halle-Vilvoorde, verlaat de gerechtelijke wereld, de strijd tegen de inertie van het apparaat beu. ‘Ik ben vooruitstrevend, maar ook ongeduldig. Hervormingen blijken helaas niet bespreekbaar.’

Dat een razend ambitieuze topmagistraat de toga aan de wilgen hangt, is du jamais vu in de gerechtelijke wereld. Het nieuws van de overstap van procureur Thierry Freyne (47) naar de ziekenhuiswereld sloeg binnen justitie in als een bom. Freyne, die in 1997 slaagde voor de gerechtelijke stage, behoort tot de eerste generatie niet politiek benoemde rechters. Al tijdens zijn studies stak hij boven het maaiveld uit. Hij klom pijlsnel op van advocaat naar onderzoeksrechter, werd vervolgens hoofd van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV) en in 2014 de allereerste procureur van het nieuwe arrondissement Halle-Vilvoorde.

Uitgerekend hij keert Vrouwe Justitia de rug toe, tot grote spijt van minister Koen Geens (CD&V). Vanaf maandag leidt Freyne het Vilvoordse ziekenhuis AZ Jan Portaels (zie kader). ‘An offer I couldn’t ­refuse’, luidde het in juni. Hij zal de functie uitoefenen met dezelfde passie en toewijding die hij aan de dag legt in álles wat hij doet – of dat nu zijn job, zijn tuin of zijn bijen is. Het imkeren staat weliswaar even on hold wegens tijdgebrek.

Thierry Freyne steekt, zoals altijd, strak in het pak. Hij ziet er fris en klaar uit voor zijn nieuwe uitdaging.

Is het niet schizofreen om de ene dag nog een persconferentie over het Kanaalplan te geven en de volgende dag een ziekenhuis te leiden?

Thierry Freyne: ‘Voor mij is de overstap logisch. Van een dossiermagistraat was ik de laatste acht jaar al meer een aansturend magistraat geworden, iemand van beheer en beleid. Ik geloof sterk in dienend leiderschap en dat is even toepasselijk in de ­ziekenhuiswereld als in het gerecht. Alleen wordt het belang van de burger nu het belang van de patiënt. Het gaat om dezelfde mensen.’

Die ‘dienstbaarheid’ valt op: het is niet iets waarmee mensen u vroeger associeerden.

(knikt) ‘Ik ben daar ook wel in geëvolueerd. Ik heb dat moeten leren, onder meer door de contacten die ik had als procureur. Nu vind ik authentiek overleggen essentieel. Ik ga niet alleen je mening vragen, maar ook rekening houden met die mening en zoeken naar een consensus. Niets is ergerlijker dan iemand die je mening vraagt en er dan niets mee doet.’

Zou u ook naar de privé overgestapt zijn?

‘Nee, ik ben echt wel een man van de publieke sector, altijd geweest. AZ Jan ­Portaels is als dusdanig geen publiek ziekenhuis, maar wordt wel grotendeels met publieke middelen georganiseerd. En vooral: het is een non for profit organisatie, in die zin past het bij mij.’

Tuchtstraf

U werd bekend als de onderzoeksrechter die de moordenaars van politieagente Kitty Van Nieuwenhuysen opsloot. Deze week raakte bekend dat een van hen een enkelband krijgt, hij zat 10,5 van zijn dertig jaar uit. Wat dacht u?

‘Toen ik het nieuws op de radio hoorde, schoot ik meteen wakker. Ik stond perplex. Ik begreep het niet. Ik vind dat vader Van Nieuwenhuysen nog heel vriendelijk geweest is. Dit kun je toch niet verklaren? We wéten dat gestraften na een derde van hun straf kunnen vrijkomen, dat staat nu eenmaal in de Wet-Lejeune over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Maar dit zijn gruwelijke, respectloze feiten. De politie is een schietschijf geworden. Welk signaal geef je op deze manier?’

Mag u dat wel zeggen, als procureur? Straks krijgt u een tuchtstraf.

‘Dan zullen ze héél snel moeten zijn. (kort lachje) Ik weet wel dat ik als procureur de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank moet respecteren, maar ik spreek nu als burger en als de gewone sterveling die ik ben vanaf 1 oktober. Ik kan het niet begrijpen. In die zaak is alles op alles gezet om de daders aangehouden en veroordeeld te krijgen, dat bleek ook op het proces.’

U maakte van een streng vervolgingsbeleid uw handelsmerk en kreeg al snel de reputatie van ‘Mister repressie’…

‘Daar lig ik niet van wakker. Ik deed dat omdat het van mij verwacht werd. Toen ik hier in 2014 in Halle-Vilvoorde begon, lieten de politiek en de samenleving duidelijk verstaan dat er meer vervolgingen moesten komen. Dat hebben we ook gedaan. De vervolgingsgraad is gestegen van 8 tot 20 procent en dat cijfer zal nog omhoog gaan. Als procureur voer ik een beleid uit dat bepaald wordt door mensen die democratisch en legitiem verkozen zijn. Ik kan natuurlijk een eigen inbreng hebben, maar finaal nemen zij de beslissingen. Ik ben maar een dienaar van de ­samenleving.’

De Franstalige magistraten zagen u niet graag komen.

‘Tja. Voor hen zal het ook niet altijd gemakkelijk geweest zijn, om geconfronteerd te worden met een plotse verdriedubbeling van het aantal zaken uit Halle-Vilvoorde. Ze moesten onze dossiers erbij nemen, naast hun gebruikelijke werk in Brussel en – we moeten daar niet flauw over doen – dat waren soms heel zware ­feiten.’

En toen kwam uw parket met een fietsendief.

‘Een fiets kan heel veel geld kosten, tegenwoordig. (lacht) De zwaarte van dat misdrijf is objectief gezien niet dezelfde, dus ik kan bepaalde reacties wel begrijpen, maar ik krijg dat niet verkocht. En ik wíl dat niet verkocht krijgen. Ik blijf er trouwens van overtuigd dat onze mooie resultaten op het vlak van vervolging minstens evenveel zeggen over Brussel als over Halle-Vilvoorde …’

Uw uithalen naar de Franstalige (onderzoeks)rechters die ‘uw’ criminelen lieten gaan, leverden u al snel vijanden op, bij het Brusselse gerecht.

‘Ik denk niet dat ik echte vijanden had, maar niet iedereen was even gelukkig met mij. Toch kan ik nog altijd in de spiegel kijken. Ik herhaal: ik dien de burger, of de rechters dat nu plezierig vinden of niet. Hebben mijn uitspraken ertoe geleid dat sommigen nog meer op de rem gingen staan? Dat zou kunnen … Ze werden me in elk geval niet in dank afgenomen.’

‘Kijk, Halle-Vilvoorde zit institutioneel vast aan Brussel (het parket is ‘verticaal’ gesplitst, de zetelende rechtbank is in ­Brussel gebleven, red.) en er heerst nu eenmaal een cultuurverschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige manier van rechtspreken. Aan beide kanten heb je zeer waardevolle, bekwame mensen maar de benadering is anders. Aan Nederlandstalige kant is men gemiddeld ­repressiever.’

En efficiënter?

(aarzelt even) ‘Tja, er worden ­gemiddeld meer zaken per zitting ­behandeld, dat wel. Franstalige zaken duren gewoon langer. Ik zeg niet dat het ene fout is en het andere juist, het is een realiteit. Die verschillende benadering creëert soms wel spanningen, ja.’

Ik kan mij voorstellen dat het niet botert tussen u en iemand als de Franstalige rechtbankvoorzitter Luc Hennart.

‘Dat is zo, maar ik heb ook wel heel constructieve gesprekken met hem gehad. Hij had duidelijk gedacht dat er meer Franstalige zaken voor de rechter zouden komen, terwijl het er meer Nederlandstalige ­werden. Daar heeft hij me wel een tijd op aangesproken. Hij vond dat – laat het ons vriendelijk zeggen – moeilijk.’

In 2011 werd de malaise bij het Brusselse ­gerecht openbaar door een brief van de toenmalige topmagistraat Ghislain Londers. Er werd een sfeer van machtsconcentratie, interne ruzies, weinig transparantie en een ons-kent-onsmentaliteit blootgelegd. Hoe zit dat vandaag?

(zwijgt lang) ‘Wat moet ik daarop zeggen? Het Brusselse gerecht is een micro­kosmos. Het is evident dat de relaties tussen de protagonisten anders zijn dan in een resort waar de procureur op twintig kilometer van de rechtbank woont. Maar ik kijk graag in mijn eigen bord, ik weet wat ik wil en wat ik niet wil. Ik hou vast aan een dienend leiderschap. Ik durf mijn mening bij te stellen als ze me overtuigen met goede argumenten. Dat is geen teken van zwakte, integendeel.’

Liever drie bachelors

Bij de aankondiging van uw overstap zei Christian Denoyelle van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) dat beleidsmakers zich ­zorgen moeten maken, als iemand met uw capaciteiten de deur achter zich dicht trekt.

‘Ik voel me gevleid. Ik heb overigens ­altijd veel respect gehad voor Christian. Ik heb altijd willen bijdragen aan de goede werking van justitie en aan het op de kaart zetten van justitie in Halle-Vilvoorde. Ik sta nogal op resultaten, ik ben zo. Om modern te managen moet je ook kunnen meten. ­Anderen denken daar anders over.’

Is dat uw grootste teleurstelling?

‘Ja, zeker en vast. Wat ik vandaag zeg, zei ik jaren geleden ook al. Ik beschouw mezelf als vooruitstrevend en ik geloof in een grote autonomie voor de eerstelijnsrechtbanken en de parketten. Je krijgt doelstellingen opgelegd, in functie van de resultaten krijg je een budget en vervolgens beslis je zelf hoe je dat uitgeeft. Welke mensen je aanwerft, bijvoorbeeld. De korpsoverste kan het best inschatten wat en wie hij nodig heeft, dat voel ik ook bij collega-procureurs. Velen van ons zien de meerwaarde niet van de heersende neiging tot centralisatie.’

Met het oog op die beheersautonomie is nochtans een werklastmeting uitgevoerd.

‘Klopt, en die toont aan dat er een verschuiving van de middelen nodig is. Zo wordt bijvoorbeeld het parket van Antwerpen benadeeld. Maar er is nog niets mee ­gebeurd. Hoe dat komt? (denkt na) Justitie is de derde macht, maar gaat in essentie ook over macht. Rechters zijn machtig, alleen al omdat ze beslissingen nemen die ze op­leggen aan de burger. Het zijn bovendien per definitie sterke persoonlijkheden die op hun onafhankelijkheid staan.’

Terecht, toch?

‘Uiteraard. De rechter mag aan geen enkele druk onderworpen worden. Als rechter ben ik ook wel eens benaderd geweest. Ik herinner me twee gevallen – telkens een ­politicus die niet begrepen had dat het not done is om een rechter aan te spreken – maar dat is totaal ongepast in een democratie. Maar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht betekent niet dat een minister geen beleid mag voeren, anders kan er nooit hervormd worden.’

Geens gaat volgens veel magistraten té snel. Ik laat mij vertellen dat u ook te snel wou gaan.

‘Ik geef dat toe. Ik ben heel ongeduldig, dat is mijn persoonlijkheid. Het gerecht functioneert op verschillende snelheden en het was niet gemakkelijk om daarmee om te gaan. In mijn ogen hebben we geen andere keuze dan een versnelling hoger te schakelen: de war on talent woedt keihard. ­Jonge mensen leven vandaag in een digitale, technologische omgeving en justitie volgt onvoldoende. Ik hoorde recent dat de achterstand bij een bepaald hof van beroep, om Brussel niet te noemen, opgelopen is tot 2026. Dat is toch te gek voor woorden? De burger verdient beter dan een 20ste-eeuwse justitie.’

‘Ik heb het geprobeerd. Ik zei de minister: “Ik hoef geen extra magistraat, geef mij liever drie bachelors rechtspraktijk”. Want op het vlak van loonmassa komt dat ongeveer op hetzelfde neer. Die mensen zouden onze magistraten optimaal kunnen ondersteunen, en zo zouden we nog veel efficiënter kunnen werken. De minister wilde wel, maar het College van het openbaar ministerie zag dat niet zitten. Het was niet bespreekbaar omdat we dan zouden “toegeven” dat we eigenlijk genoeg magistraten hebben. (verontwaardigd) Dat is toch een verkeerd discours? Ik heb even later ook letterlijk te horen gekregen: “Thierry, je wilt te snel gaan”. Je leert daarmee te leven, je plooit je terug op je eigen organisatie. Maar op een bepaald moment vraag je je af in welke mate je daar nog mee wil leven.’

Si tous les dégoutés s’en vont …

‘Er zijn nog heel waardevolle, ongelooflijk bekwame mensen binnen justitie – ik denk aan Bart Willockx (de voorzitter van de Antwerpse rechtbank, red.) en anderen die elke dag het beste van zichzelf geven. Mijn geduld was op, dat heeft in mijn ogen vooral met mezelf te maken.’
‘Voor het parket van Halle-Vilvoorde hoop ik op voldoende erkenning, maar ik vrees ervoor. Er is veel druk, zoals in andere eerstelijnsparketten. Het een en ander ­bewijst nog maar eens aan dat er nood is aan een andere verdeling van de middelen. Op korte termijn zie ik het niet gebeuren, veel zal afhangen van wie de volgende ­minister van Justitie wordt.’

Wie moet het worden?

‘Ik geloof dat een minister van Justitie tijd nodig heeft om te hervormen, dat er op dat departement absoluut continuïteit ­nodig is.’

Nochtans heeft Geens zich toch ook een paar keer ferm miskeken op de weerstand tegen zijn plannen binnen justitie.

‘Dat klopt … Maar vijf jaar is gewoon te weinig. Het werk is echt heel complex. ­Justitie wordt door sommigen gezien als een strafdepartement, hé. We zullen zien wat de toekomst brengt.’

Wat als hij mag voortdoen na mei 2019 en hij belt u om zijn kabinetschef te worden?

(lacht) ‘Venijnige vraag … Ik heb mijn ­engagement hier in het ziekenhuis, en ik ga dat niet alleen honoreren maar er ook voor de volle honderd procent voor gaan. Wat mij betreft, is het een project van vele jaren. Ik heb er ongelooflijk veel zin in.’

Bron » De Standaard | Marjan Justaert

“Onze film zal de zaak-Bende van Nijvel niet oplossen. We hopen wel onze woede te kunnen delen”

Eindelijk is hij er, Niet schieten, de film van Stijn Coninx over de Bende van Nijvel. Het is een langgerekte hulde aan Petje, de in 2011 overleden opa van Bende-slachtoffer David Van de Steen. “Bij het maken van deze film was er de hele tijd het gevoel: als dit kan in België, dan kan alles.”

David Van de Steen was 9 toen hij zijn zusje Rebecca op de parking van de Delhaize in Aalst hoorde roepen: “Niet schieten, dat is mijn papa!”

Het was 9 november 1985.

David zag zijn ouders en zijn zus van dichtbij geëxecuteerd worden, rende de supermarkt binnen en probeerde zich te verstoppen. De reus vond hem, richtte zijn tweeloop op hem, en vuurde.

Drieëndertig jaar later wrijft hij met een pijnlijke mondtrek over dat been, dat nog meer pijn gaat doen zodra de winter nadert en hem weleens doet denken: ‘Als ik het nu eens liet amputeren?’

Naast hem zit regisseur Stijn Coninx. Meer dan zeven jaar hebben ze samen opgetrokken. Niet schieten is meer geworden dan de verfilming van het boek dat Humo-journaliste Annemie Bulté in 2010 met David schreef. Het is een naar de keel grijpende reconstructie van het hindernissen­parcours van zijn opa Albert Van den Abiel, vertolkt door Jan Decleir. Stijn Coninx las, at en dronk zeven jaar lang Bende van Nijvel. “Na het lezen van het boek was ik wakker”, zegt hij. “Kwaad. Dat iets als dit kan gebeuren. In België.”

David Van de Steen: “Vroeger was het iets wat in mij zat. Je sprak daarover met je vrouw, met Petje. Met mijn grootmoeder kon ik er niet over spreken, zij wou er niks over horen. De film geeft een plaats aan wat er in mijn leven gebeurd is. We zijn dertig jaar verder, en zonder deze film en het boek zou niemand er nog aan denken.”

U bracht een groot deel van uw jeugd in ziekenhuizen door.

David Van de Steen: “Toen ik 12 was, had ik een juffrouw die mij aan huis bijles kwam geven, want ik had ook veel school gemist. Die vrouw kwam uit Wervik. Zij was 18 of 19. En gisteren, heel toevallig, zag ik haar voor het eerst na al die jaren terug. Ze vertelde me dat haar man toen rijkswachter was. Hij zat bij de anti­terreur­brigade. Hij was er ook en zei: ‘Uw grootvader heeft haar gekozen omdat hij wist dat ik altijd meekwam. En hij dan met mij over die zaak kon praten.’ (lachend) Achter alles wat Petje ondernam, zat een strategie.”

“Die man vertelde hoe er in die tijd ooit een auto is ontploft in Brussel. Naast de bom­auto lagen compromitterende foto’s. Van een toenmalige minister. Ze hebben als rijkswachters die plaats moeten afschermen, waarna de Staats­veiligheid al die foto’s is komen oprapen.”

Stijn Coninx: “Weer een scène die we hebben gemist.”

Van de Steen: “In die gesprekken tussen mijn vader en die rijkswachter kwamen veel van die verhalen naar voren. Roze Balletten, chantage. De personen die geliquideerd zijn door de Bende die daarmee in verband stonden.”

Het was voor Petje ondenkbaar dat wij, journalisten, contact zouden zoeken met u, ook al was u al een twintiger.

Van de Steen: “Hij heeft mij altijd afgeschermd. Omdat hij wist hoe gevaarlijk het was. Er zijn zoveel mensen, nu nog in leven, die gewoon zouden kunnen bevestigen dat die foto’s van Jean Gol (minister in de jaren 80, red.) bestaan. Dat zulke dingen gebeurd zijn. Die rijkswachter, de man van mijn lesgeefster, is diep in het onderzoek gedoken. En wat hebben ze gedaan? Ze hebben drugs in zijn locker gestopt en een controle gedaan. Hij is uit de rijkswacht gestapt.”

Krijgen mensen na het bekijken van de film een helder antwoord op de vraag: wie zat achter de Bende van Nijvel?

Coninx: “Het was niet de ambitie om alles uit te leggen. De film vertelt het verhaal vanuit het standpunt van de slachtoffers. Van hoe Davids opa aanvankelijk nog een blind vertrouwen heeft in het gerecht en uiteindelijk zelf op zoek moet. Veel van onze research zit in zijn personage.”

“Mijn verontwaardiging is met de dag gegroeid, want in die zeven jaar heb ik het allemaal verder zien afbrokkelen, het geloof in dit onderzoek. Met als dieptepunt de bijeenkomst met de nabestaanden in Charleroi in 2016, waar letterlijk werd gezegd: ‘We weten het écht niet meer.’ De laatste piste waarop ze nog werkten, waarin ze absoluut hun gelijk wilden halen, was de veronderstelde manipulatie binnen de cel-Delta. Dáár waren ze mee bezig.”

Waalse speurders wilden bewijzen dat de vondst van de wapens van de Bende in Ronquières in 1986 door hun Vlaamse collega’s een mega­complot was en dat de Vlaamse speurders de wapens zelf in het water hadden gegooid.

Coninx: “Drie jaar zijn ze bezig geweest met hun Grote Gelijk. In 2016 was hun conclusie dat ze nog altijd dachten dat ze gelijk hadden, maar het niet konden bewijzen. Er was op die bijeenkomst nauwelijks nog enige belangstelling.”

“Nu, ik maak mij geen illusies: de film zal de zaak niet ophelderen. Ik hoop wel dat we de verontwaardiging en de woede die dit alles bij veel mensen teweegbrengt, zeker bij de cast en de crew, kunnen delen met zo veel mogelijk mensen.”

In een slot­scène spreekt Petje het Parlement toe. Het is de enige scène waarbij ik dacht: dit is niet Albert Van den Abiel.

Van de Steen: “Waarom niet?

Hij was een binnenvetter.

Van de Steen: “Omdat hij niemand nog vertrouwde. Wat ook logisch is als je zo vaak bent belogen en bedrogen. En goed, hij heeft zo’n toespraak nooit gegeven, maar hij deed wél iets gelijkaardigs op een bijeenkomst met nabestaanden in Jumet in 2001. Hij stond op en sprak: ‘Deze zaak gaat over de rijkswacht! Over afpersing!’ Hij had bank­afschriften bij zich over de verkoop van aandelen. Hij zwaaide daarmee: ‘Dát is de waarheid!’”

“Vooraan in de zaal werden ze heel kwaad. De rijkswacht bestond nog, en je mocht daar niks verkeerds over zeggen. Boe­geroep in de zaal. Petje stond op en zei: ‘En nu is het gedaan, we zijn weg!’ We reden terug naar Aalst. In de tunnels in Brussel heeft hij zijn eerste hart­aanval gekregen. Thuis heeft Metje gezegd: ‘En nu is het gedaan!’ Voor mij zit die dag, dat gevoel, in die slot­scène.”

Coninx: “Je staat voor de keuze: bij het karakter blijven en het zo realistisch mogelijk houden, of datgene wat je allemaal aan de weet bent gekomen mee in dat personage trachten te stoppen. Nadat bekend raakte dat ik deze film zou draaien, werd ik gecontacteerd door oud-speurders. Het personage Walter is geïnspireerd op oud-rijkswachter Walter De Moerloose. Hij was die zaterdag in de Delhaize in Aalst. Hij en zijn collega’s zijn de maandag daarna ontboden bij minister Gol. Die gaf als minister zelf instructies, wat totaal uit den boze is, hallucinant zelfs. Walter De Moerloose is later als een van de zovelen aan de kant geschoven.”

Net als Gérard Bihay, Franz Balfroid, onderzoeksrechter Freddy Troch, de volledige cel-Delta, Eddy Vos en vele anderen. Allemaal mensen die richting extreem­rechts of rijkswacht keken. Je komt aan een klein leger.

Coninx: “Er was ook een ex-rijkswachter die erbij was na de Delhaize-overval in Overijse. Hij was 28, toen. Er lagen vijf dode lichamen, onder wie dat van een 14-jarige jongen. De vader kwam eraan, het lichaam was al toegedekt. ‘Omdat we wisten hoe hij eruitzag’, zei die man. ‘De ingewanden eruit, het was verschrikkelijk.’ Aan hen, jonge rijkswachters, was aangeleerd dat je een plaats delict intact moet houden.”

“De mensen van het parket kwamen eraan en een magistraat schopte enkele kogelhulzen weg. Toen de jonge rijkswachter verontwaardigd reageerde, legde de magistraat minachtend een kogelhuls terug in het krijt­cirkeltje.”

“Hij vertelde me hoe ze hun processen-verbaal moesten gaan tikken. Hoe ze daar tot 5 uur ’s ochtends als versteend naar hun schrijfmachines hadden zitten staren. Dat er in die hele periode daarna nooit iemand was die aan zo’n gast vroeg: ‘Gaat het wel een beetje?’ Ik was de eerste, zei hij, aan wie hij na al die jaren eindelijk zijn verhaal kwijt kon.”

“Er was ook één speurder van de cel-Delta die me in februari 2015 contacteerde en liet verstaan dat hij weldra zou worden opgepakt, vanwege dat verhaal over die wapens in het kanaal. Wat achteraf ook gebeurde. Waarom vertelt zo’n man dat aan mij? Ik ben een regisseur.”

Omdat deze mensen alle vertrouwen in de hen vertrouwde structuren zijn kwijtgeraakt, misschien?

Coninx: “In de eerste versie van het scenario zat nog veel fantasie. Naarmate je met mensen spreekt, documentaires bekijkt, interviews leest, ga je beseffen dat je hier met je fantasie van moet wegblijven. Ik had dat ook bij Daens, en bij Marina.”

De film bevestigt wel wat u altijd hebt gezegd, David. Dat u bent neergeschoten door Patrick Haemers, de glamour­boy uit de reeks op VIER.

Van de Steen: “Ik ondervind na al die jaren steeds meer dat ik niet de enige ben die dat zegt. Er zijn meerdere getuigen. Je moet eens gaan kijken naar de blog van Anneke Lucas, een naar de Verenigde Staten gevlucht slachtoffer van seks­fuiven uit die tijd. Zij schrijft dat Patrick Haemers ook in dat milieu zat, dat hij haar heeft gered.”

Vijf dagen voor Aalst overviel de bende-Haemers een postwagen in Verviers en doodde daarbij twee post­bedienden.

Van de Steen: “En toevallig waren het juten zakken van De Post die bij de overval in de Delhaize werden gebruikt om de drank en de sigaretten in te stoppen.”

Coninx: “Die zakken zitten in de film. Kort, maar ze zitten erin.”

Van de Steen: “Een jongen uit mijn buurt heeft Haemers die avond bij zijn aankomst op die parking recht in de ogen gekeken. Haemers kwam uit een Saab Turbo gestapt, met die lange jas. Eerst nog zonder pruik. Die gast is dat ooit aan de rijkswacht gaan vertellen. We spreken over 1988. Hij reed met een Renault, hij was 18, het was zijn eerste auto. Kort nadat hij die verklaring ging afleggen, werd die Renault gepikt. Waar werd die terug­gevonden? In het kanaal in Vilvoorde, met een lijk in de koffer. De koffer zat vol kogelgaten. De auto was gestolen door Basri Bajrami.”

De luitenant van Haemers.

Van de Steen: “Ja, en mijn vriend zat opeens bij de rijkswacht en werd beticht van moord. Ik kan je zeggen: dat komt intimiderend over. Er zijn hem daarna nog een paar andere rare dingen overkomen. Vijf jaar geleden, nadat ik de speurders hierover had verteld, kwamen ze vanuit Charleroi met een heel dossier. Ze gooiden dat op tafel en zeiden tegen die gast: ‘Voilà, hier zijn uw verklaringen van zoveel jaar geleden.’ Hij begon dat te lezen: ‘Dat zijn helemáál mijn verklaringen niet.’ Vanwaar komen die ‘verklaringen’? Dat konden ze hem niet zeggen.”

Coninx: “Als ik lees hoe jullie krant over de zaak heeft bericht, en veel van jullie collega’s, als ik het boek Beetgenomen lees van Hilde Geens, denk ik: voor mensen die de zaak echt hebben gevolgd en mee geredeneerd hebben, is het te overzien. Jullie hebben misschien niet de bevoegdheid, maar jullie hebben wel de verbanden gelegd. En daar gebeurt vanuit het gerecht niets mee. Als David tot de dag van vandaag blijft zeggen dat het Haemers is, dan kan ik me enkel aan de hand van research de vraag gaan stellen: kan het? Er is in elk geval nooit ergens bewezen dat het niet Haemers kan zijn.”

“Intussen gaan we ervan uit dat dé reus Christian Bonkoffsky was. Tegelijk weten we dat de beschrijvingen bij de aanslagen uiteen­lopen en het aannemelijk lijkt dat de rol van reus door verschillende misdadigers is ingevuld.”

De herkenning, de robot­foto en het medisch dossier van Bonkoffsky verbinden hem enkel aan de dubbele raid in Overijse en Eigenbrakel, in september 1985.

Coninx: “Voilà. Niemand zegt dat Bonkoffsky er in Aalst bij was. Daarom heb ik nooit een moment gehad van: ‘Beste David, ik zou toch nog eens goed nadenken met wat je zegt over Haemers.’”

Enkele maanden geleden zei een speurder in Het Laatste Nieuws dat men voor 99 procent zeker is dat Bonkoffsky het toch niet is.

Van de Steen: “Luister, laten we nu eens niet in raadseltjes spreken. Jean-Philippe Görtz is een van die speurders die sinds de jaren 80 al drie keer uit het onderzoek is gewerkt, en drie keer is teruggekeerd. Hij had in 1987 al de eerste Bende-raid zo goed als opgehelderd, de overval op wapenhandel Dekaise, maar werd van de zaak gehaald. Ik ontmoette hem twee jaar geleden bij de politie in Aalst. Hij zat daar, er lagen allemaal fardes. Hij toonde mij de lijk­foto’s van Bonkoffsky. Een uitgemergelde hond, precies, in zijn zetel. Deze keer, zei hij, deze keer zijn we 99 procent zeker. Het klopte allemaal. En wat gebeurde er enkele maanden later? Görtz viel op geen enkele manier nog te bereiken. Hij zat thuis.”

Hij heeft een burn-out. Volgens zijn collega’s is het nu al een uitgemaakte zaak dat die gaat duren tot aan zijn pensioen.

Van de Steen: “En dan is er opeens iemand, zogenaamd uit het speurders­team, die zegt dat het Bonkoffsky 99 procent zeker níét is. Ik hoorde precies ergens een echo.”

Coninx: “In 2016 mag ik mee naar Charleroi voor een vergadering met de nabestaanden. Ik ben zowat de enige buitenstaander. Ik stel als laatste een vraag aan procureur Christian De Valkeneer. In het Frans, want alles ging daar in het Frans. Ik vraag: ‘Is er ergens nog iemand in de politiek die jullie ondersteunt?’ De Valkeneer antwoordt in het Nederlands: ‘Mijnheer Coninx, mocht mijnheer Gol nog leven… díé zou ons zeer interessante dingen kunnen vertellen. Maar om ernstig te blijven: nee, er is niemand mee bezig.’ Wij komen buiten, staan een koffie te drinken, David en ik. Diezelfde De Valkeneer komt bij ons staan en vraagt me: ‘Et vous êtes qui, monsieur?’”

“Ik zeg: ‘Ik ben Stijn Coninx, u hebt me ontvangen in uw kantoor in 2011, ik draai een film.’ Waarop hij: ‘Ah, ça c’est intéressant.’ Dit is op zich niet zo belangrijk, maar als ik al zoiets vreemds meemaak, hoe moet het dan al die jaren zijn geweest voor de betrokken families?”

“Ons vak is liegen. Wij maken fictie. Wij proberen een publiek te doen geloven dat wat wij doen en zeggen waar is. Wij doen het tegenover­gestelde van een leugen­detector. Ik ga nu niet zeggen dat ik er een specialist in ben, maar ik ben er wel goed op getraind. Ik zou deze procureur dus nooit casten; ik zou hem alleen kunnen casten als ik iemand zou zoeken die goed kan liegen, of zeker komedie spelen.”

“Bij het maken van deze film was er de hele tijd het gevoel: als dit kan in België, dan kan alles. Ik ben ook bij oud-­rijkswacht­majoor Herman Vernaillen geweest (die in 1981 nipt een moord­aanslag bij hem thuis overleefde, gepleegd door rijkswachters Robert Beijer en Madani Bouhouche, DDC). Ik heb hem urenlang gesproken. Hij heeft mij dingen getoond en achteraf ook opgestuurd.”

Over de Roze Balletten, seks­feestjes met politici en minderjarigen, waarvan hij bewijzen zegt te hebben gezien?

Coninx: “Je kunt veel verzinnen, maar je blijft niet de hele dag door verzinnen. Vernaillen komt uit die rijkswacht­hiërarchie. Hij heeft Bouhouche en Beijer gekend toen zij nog met een dienstwapen rondliepen. Veel dichter bij de waarheid kom je niet.”

In juni sprak Vernaillen tijdens een boek­presentatie in Aalst. Hij vertelde dat hij bij Marianne Capelle was geweest, die onlangs de leiding overnam van procureur De Valkeneer. Vernaillen zei dat zij tegen hem had gezegd dat de aanslag tegen hem niet tot haar bevoegdheden behoort.

Coninx: “Hoe kun je nu de betrokkenheid van rijkswachters bij dit soort misdaden onderzoeken als je niet teruggaat tot de zaak-Vernaillen? Zo kun je het nooit oplossen. In de film zit erg veel over Vernaillen, omdat het zo evident is dat het daar begint. Ik ben een simpele mens, maar als ik het kan verstaan, dan kan het gerecht dat normaal ook.”

Vernaillen zei verder nog: ‘De ideale manier om de daders nooit te vinden, is ze het onderzoek toevertrouwen.’

Van de Steen: “Ik ben echt benieuwd met wat voor verhaal ze nu gaan komen, als reactie op de film.”

Coninx: “Die zal sowieso zijn: ‘Het is maar fictie.’ Dat weet je. Het enige wat we aan de feiten hebben toegevoegd, zijn gevoelens. Het persoonlijke. David vertelde mij dat hij tot in 2007 om de drie jaar verplicht op medische controle moest om te zien of hij wel nog altijd slachtoffer was. Ik heb vier kinderen van wie er drie doof zijn geboren. Ook wij moeten met hen om de drie jaar naar een dokter om te bewijzen dat ze nog altijd doof zijn. Want daar werkt het systeem dan wél. Als je het één keer over­slaat, krijg je het deksel op de neus. David heeft echt, meermaals, zijn heup moeten laten zien.”

Van de Steen: “Vorig jaar hebben ze ons opnieuw zoveel beloofd. Vergadering met de nabestaanden, de Commissie voor Financiële Hulp aan Slachtoffers van Opzettelijke Geweld­daden waar we voortaan terecht­konden. Na eindeloos veel pogingen lukte me het om de bevoegde persoon aan de lijn te krijgen. Hij legde in gebrekkig Nederlands uit dat ‘het’ nog naar de politiek moest gaan en gestemd worden. Ik weet evenveel als met Nieuwjaar, en binnenkort is het weer Nieuwjaar.”

Je wordt er moedeloos van?

Coninx: “Je kunt geen 100 procent negatieve film maken. Natuurlijk was de rijkswacht niet in haar totaliteit corrupt. Maar waarom kan de meerderheid die niet corrupt is, het niet opnemen voor de nabestaanden zonder de hele tijd te worden gepest? Waarom kan dat niet?”

“Ik raakte laatst op een receptie van ‘Een Hart voor Limburg’ in gesprek met een dame. Ik vertelde haar over de film. Waarop zij zei: ‘Goh, mijnheer Coninx, zou u dat wel doen? Er zijn families van mensen die daarbij betrokken waren die daarvan afzien.’ Eigenlijk zei ze: denkt u nu toch ook eens even aan die arme daders. Ik wist niet wat ik hoorde. Als iemand weet dat zijn nonkel Kamiel bij de Bende van Nijvel zat, zou ik toch liever hebben dat hij daarmee naar buiten komt.”

Van de Steen: “De familie-Bonkoffsky is na zijn dood twee jaar lang het geheim blijven bewaren. Toen ik bij Van Gils & gasten was, ontmoette ik zijn nicht. Zij was 22 of zo, en ik wist eerst echt niet hoe ik moest reageren. Ik moest mijzelf ervan overtuigen dat zij daar helemaal niks aan kon doen. Ik begreep dat het een enorme drempel was waar zij over had gemoeten. Ze zei: ‘Beseft gij wat dit voor ons geweest is? Plots staat uw naam op Wikipedia. Overal waar ik kom en mijn naam moet vermelden, is daar die stempel. Denkt gij echt dat wij vrijwillig door deze miserie gaan? Wij weten in de familie heel goed dat hij er bij was, en we zouden onszelf dit niet aandoen als we niet zeker waren.’ Zo zijn er waarschijnlijk nog families.”

Coninx: “Dat hoop je dan, ergens. Dat deze film mensen met een verantwoordelijkheid de moed helpt vinden om die te nemen.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Oud-Bende van Nijvel-speurder Freddy Troch doet boekje open: “Begrafenis van onderzoek toen dossier verhuisde naar Charleroi”

Voormalig onderzoeksrechter Freddy Troch was jarenlang betrokken bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel, totdat het dossier hem ontnomen werd. Na twintig jaar sprak hij donderdagavond voor het eerst over de zaak in Van Gils & Gasten. “Ze waren bang dat we andere potjes zouden opentrekken.”

Troch kreeg het onderzoek naar de Bende van Nijvel in 1986 in handen. Dat gebeurde enkele maanden na de bloedige raid op de Delhaize in Aalst op 9 november 1985. Bij die aanval kwamen acht personen om het leven. De zogeheten Delta-cel van de inmiddels gepensioneerde magistraat, opererend vanuit Dendermonde, vond een jaar na die feiten wapens en kogelvrije vesten in het kanaal Brussel-Charleroi, nabij het Hellend Vlak van Ronquières.

Door die vondst kon een link worden gelegd tussen de raid in Aalst en eerdere overvallen van de Bende in 1982 en 1983. Opvallend detail: een jaar eerder was, zonder medeweten van Troch, ook al kort gezocht in het kanaal door de Cel-Jumet uit Charleroi. Dat leverde destijds geen resultaat op. “Een zeer slechte zoektocht”, aldus Troch in Van Gils & Gasten.

“Begrafenis van het onderzoek”

De slechte communicatie tussen de twee cellen was tekenend voor de manier waarop het onderzoek naar de Bende van Nijvel gevoerd werd eind jaren ’80. Daarom wilde Troch en substituut Willy Acke rond 1990 van beide cellen één centrale cel in Brussel maken. Omdat telkens dezelfde namen in het onderzoek naar boven kwamen, wilde Troch bovendien het onderzoek opentrekken met zeker vijf nieuwe onderzoeken.

Zover kwam het nooit. Het Bende-dossier werd de gewezen magistraat in 1990 ontnomen en overgeheveld naar Charleroi. “Dat betekende de begrafenis van het onderzoek”, stelt Troch. Hij was hoopvol op goede resultaten in het onderzoek, omdat hij een idee had waar te zoeken: “In die tijd, in de jaren ’80, was er een enorme normvervaging in bij verschillende geledingen in Brussel.” Onder meer doelend op leden van de rijkswacht. “Ze waren bang dat we andere potjes zouden opentrekken.”

Oproep naar oud-rijkswachters

Advocaat Jef Vermassen, die verschillende slachtoffers van de Bende bijstaat, deed in dezelfde uitzending een oproep naar oud-rijkswachters. Hij hoopt dat personen die tijdens hun werkzame jaren wellicht niet in de positie waren om vrijuit te spreken, na hun pensioen het stilzwijgen willen doorbreken. “Zij moeten vrijuit kunnen praten, enkel zo kan een aanknopingspunt naar de waarheid worden gevonden”.

Bron » Het Nieuwsblad

Oud-Bende-speurder Freddy Troch: “Ze waren bang dat we andere potjes zouden opentrekken”

Oud-onderzoeksrechter Freddy Troch die jarenlang belast was met het onderzoek naar de overval van de Bende van Nijvel in Aalst, heeft na meer dan twintig jaar het stilzwijgen doorbroken. De gepensioneerde magistraat was te gast in Van Gils & Gasten op Eén. Bij de hold-up op de Delhaize van Aalst kwamen op zaterdagavond 9 november 1985 acht mensen om het leven.

Ook overlevende David Van de Steen die als 9-jarige bij de aanslag zwaargewond geraakte en zijn zus en ouders verloor, sprak in de uitzending. Niet schieten, de verfilming van het gelijknamige boek van Van De Steen door regisseur Stijn Coninx, gaat volgende maand in première.

Troch, die met zijn Delta-cel vanuit Dendermonde ook de Bende-moord op de conciërge van de zeilmakerij Wittock-Van Landeghem in 1982 in Temse onderzocht, liet in november 1986 nabij het Hellend Vlak van Ronquières (Waals-Brabant) militaire duikers zoeken naar wapens van de Bende. Na vier uur leidde dit al tot resultaten. De wapenvondst legde een link tussen de Bende-overvallenreeks 1982-1983 en de latere feiten van najaar 1985. Een jaar eerder was al kort gezocht, toen zonder resultaat en zonder medeweten van Troch. “Een zeer slechte zoektocht”, aldus de gepensioneerde onderzoeksrechter in Van Gils & Gasten.

“Het einde van het onderzoek”

De samenwerking tussen de Cel-Jumet (Charleroi) en de Delta-cel verliep verre van optimaal. Troch en de in 1994 overleden substituut Willy Acke hadden rond 1990 het plan opgevat om de twee onderzoekscellen te bundelen tot een gezamenlijke cel in Brussel. De continuïteit zou zo worden verzekerd. Daar steeds dezelfde namen bleven opduiken, wou de Delta-cel rond 1990 het onderzoek opentrekken.

Troch wou vijf nieuwe onderzoeken opstarten, maar zover kwam het nooit. De onderzoeksrechter werd nog hetzelfde jaar het Bende-onderzoek (onwettig) ontnomen. Deze beslissing werd goedgekeurd door toenmalig minister van Justitie Melchior Wathelet senior. “Het einde van het Bende-onderzoek”, verklaarde Troch toen en die mening is hij 28 jaar later nog steeds toegedaan. “In de jaren tachtig was er een enorme normvervaging bij de verschillende geledingen in Brussel, ze waren bang dat we andere potjes zouden opentrekken.”

Advocaat Jef Vermassen deed in de uitzending een oproep naar rijkswachters die tijdens hun carrière op het werkveld misschien niet vrijuit konden praten, maar dat nu als gepensioneerden wel kunnen. “Zij moeten vrijuit kunnen praten, enkel zo kan een aanknopingspunt naar de waarheid worden gevonden.”

Vermassen twijfelt of de vernieuwde onderzoekscel tot een doorbraak in het Bende-onderzoek zal leiden. “De cel wordt momenteel niet door (de beloofde) dertig, maar door twintig speurders bemand. Een profiler zit er niet bij”, besluit hij.

Bron » De Morgen

Vermassen geeft zoektocht naar Bende van Nijvel niet op: “Net nog nieuwe elementen doorgestuurd naar speurders”

“Ik heb gisteren een brief gestuurd naar de speurders met nieuwe, nuttige elementen. Ik ga zeker door.” Jef Vermassen klinkt nog steeds strijdvaardig in het onderzoek naar de Bende van Nijvel. Zijn cliënt David Van de Steen lijkt het echter op te geven.

Advocaat Jef Vermassen lanceert een oproep. “We merken dat enkele gepensioneerde rijkswachters uit Aalst nu beginnen te spreken. Zo hebben we vernomen dat zij voor de raid in Aalst van hogerhand de opdracht zouden hebben gekregen om hun werkplaats niet te verlaten. Ze mochten niet optreden. Wie heeft hen dat verboden? En van wie kreeg die persoon instructies? Op die vragen willen wij antwoorden. Dus ex-rijkswachters die iets meer weten hierover: doe a.u.b. uw mond open.”

Het Laatste Nieuws schrijft vandaag dat Vermassens cliënt David Van de Steen de strijd staakt. Van de Steen was jarenlang nochtans de meest onverzettelijke voorvechter in het dossier, ook wanneer de rest van het land de opheldering al lang had opgegeven. Hij verloor zijn beide ouders en zijn zusje toen de Bende toesloeg op 9 november 1985 in de Delhaize in Aalst. Het was de bloedigste aanslag van de Bende: acht winkelende mensen verloren het leven. Er vielen verschillende gewonden, ook David Van de Steen raakte zwaargewond. Hij is blijvend gehandicapt.

“Ik denk niet dat David het echt opgeeft”, zegt Vermassen. “Maar die man is moe, doodmoe. Al dertig jaar vecht hij voor gerechtigheid. Elke minuut van de dag denkt hij aan die gruwel.”

Heropleving

Eind vorig jaar leek het dossier aan een stevige heropleving bezig. Voormalig rijkswachter Chris Bonkoffsky zou op zijn sterfbed bekentenissen hebben afgelegd en kwam in beeld als de Reus van de Bende. Er stroomden meer dan 500 nieuwe tips binnen, het speurdersteam werd uitgebreid tot een 30-tal mensen die zich volop met het Bende-onderzoek bezighouden. Nieuwe DNA-technieken zouden geheimen na decennia kunnen onthullen.

Van de Steen vreest dat het onderzoek vandaag alweer in het slop zit. “Het is intussen 3 à 4 maanden geleden dat de nabestaanden nog iets van het gerecht hoorden”, vertelt Vermassen. “En dat terwijl minister van Justitie Geens in april dit jaar nog beloofde dat er binnen de drie jaar een strafproces zou volgen. Wie ga je voor assisen zetten als er geen verdachten zijn? David is het beu dat het gerecht hem altijd maar in slaap probeert te wiegen met loze beloftes en valse hoop.”

Vandaag brengt Van de Steen zijn tweede boek uit over zijn ervaringen met de Bende, de slachtoffers en de speurders. Stijn Coninx stelt over enkele dagen ook zijn film “Niet Schieten” voor, een verfilming van Van de Steens eerste boek.

Bron » Het Nieuwsblad