300.000 bezoekers voor Bende van Nijvel-film “Niet schieten”

Na iets meer dan 7 weken in de bioscoop heeft “Niet schieten” de kaap van 300.000 bezoekers bereikt. Jill Verschueren werd de symbolische 300.000ste bezoeker. Ze werd vanmiddag door regisseur Stijn Coninx in de bloemen gezet in Kinepolis Antwerpen. De Bende van Nijvel-film staat bovendien nog steeds op de tweede plaats van de Vlaamse bezoekersaantallen.

Jill Verschueren (32) uit Lier is de symbolische 300.000ste bezoeker van de film “Niet Schieten”. Ze werd vanmiddag door regisseur Stijn Coninx in de bloemetjes gezet in Kinepolis Antwerpen. Het is geleden van “Patser” van Adil El Arbi en Bilall Fallah, die in januari uitkwam, dat een Vlaamse film meer dan 300.000 bezoekers wist te lokken.

“Niet schieten” is gebaseerd op het boek en levensverhaal van David Van de Steen. Zijn ouders en zus werden door de Bende van Nijvel doodgeschoten bij de overval op de Delhaize in Aalst in 1985. Jan Decleir en Viviane De Muynck spelen de hoofdrollen, als de grootouders van Van de Steen.

De film speelt sinds 10 oktober in de bioscoop. Na bijna twee maanden in roulatie blijft “Niet schieten” op de tweede plaats staan van de Vlaamse box office. Enkel “Fantastic beasts: the crimes of Grindelwald” scoort momenteel beter in Vlaanderen.

Bron » VRT Nieuws

Film over Bende van Nijvel moet voor doorbraak zorgen, hopen de makers

David Van de Steen David Van de Steen was negen toen zijn zus, vader en moeder werden doodgeschoten door de Bende van Nijvel. 33 jaar later zijn de daders nog steeds niet gevonden. ‘Niet Schieten’ van Stijn Coninx vertelt zijn verhaal.

David Van de Steen is negen jaar oud en met zijn zus, vader en moeder in de Delhaize-supermarkt aan de Parklaan in Aalst, Oost-Vlaanderen. Het is drukker dan normaal op een zaterdagavond. Op maandag zal het Sint-Maarten zijn, in deze regio een feestdag. De winkelwagens zijn alvast volgepakt met snoep en ander lekker eten. Ze hebben afgerekend, ze lopen naar de auto. En dan: drie gewapende mannen. Zus, moeder en vader worden doodgeschoten. David, neergeschoten en voor dood achtergelaten, overleeft.

Wat hier beschreven wordt, is geen fictie. De aanval in Aalst, waarbij in 1985 in totaal acht mensen omkwamen, was er een van de Bende van Nijvel, die België van 1982 tot en met 1985 terroriseerde met een reeks overvallen waarbij in totaal 28 doden vielen. Wat ook geen fictie is: na 33 jaar heeft het dossier nog geen enkele echte doorbraak gehad. Nog nooit is ook maar één verdachte voor de rechter gebracht.

Verontwaardiging daarover was de reden voor David Van de Steen om zijn ervaringen wél te fictionaliseren, vertellen hij en filmmaker Stijn Coninx in het café van filmschool RITCS, in Brussel. Die film werd Niet Schieten, gebaseerd op het boek dat Van de Steen in 2010 schreef over wat hem was overkomen. “Niet schieten, dat is mijn papa!”, waren de laatste woorden die hij zijn zus hoorde zeggen.

Veel aandringen was niet nodig toen Van de Steen hem benaderde om deze film te maken, vertelt Coninx: “Ik was direct geweldig boos over het hele verhaal.” Van de Steen werd bij de aanval in Aalst geraakt door negen kogels en bracht maanden door in het ziekenhuis. Daarna groeide hij op bij zijn grootouders in een appartement dat nota bene uitkeek op de supermarkt waar alles gebeurd was.

Zijn grootvader, net met pensioen maar plotseling geconfronteerd met dit grote verlies en een zwaargewonde kleinzoon, is de hoofdpersoon van de film. Die heeft al een lastige taak – “hoe maak je zo’n jongen duidelijk dat het leven de moeite waard is?” – maar wordt steeds meer geconfronteerd met een vraag die eigenlijk niet zijn probleem is, maar dat van justitie zou moeten zijn: wie heeft dit alles op zijn geweten?

Met het zoeken naar het antwoord op die vraag ging het de afgelopen 33 jaar gruwelijk mis. Dat ligt niet (alleen) aan de professionaliteit van de daders. Het onderzoek naar de Bende van Nijvel vertoont op zijn zachtst gezegd veel gebreken. Onderzoekers staarden zich blind op sporen, politiediensten kregen ruzie en het onderzoek liep gigantische vertraging op door het over te hevelen naar één, Franstalige, dienst, waardoor tienduizenden pagina’s vertaald moesten worden. Dit laatste jaar leek er eindelijk een doorbraak in het dossier, maar opnieuw lijkt dat spoor nu – tot grote verontwaardiging van veel Belgen – dood te lopen.

De onregelmatigheden leidden ook tot vele theorieën over bewuste manipulatie van het onderzoek. Zijn dat dan geen ‘cowboyverhalen’? Van de Steen denkt inmiddels dat veel van de verhalen die de ronde gaan waar zijn. Op plekken waar gezocht werd naar bewijs, vonden gewone burgers meer dan de politie. Er zaten rijkswachters, een voormalige Belgische politiedienst, tussen de daders.

Agenten die op een veelbelovend spoor kwamen, werden van het onderzoek gehaald. Van de Steen: “De waarheid zit ergens dat de politiek ermee gemoeid is, en dat zij dingen gedaan heeft die moesten worden weggestopt. Volgens mij zijn de aanslagen van de Bende liquidaties geweest van enkele personen, waarbij ook anderen werden vermoord om het motief te verbergen.” Hij is lang niet de enige in België die er zo over denkt.

Van de Steen ontpopte zich, net als zijn grootvader, in de loop der jaren tot – zoals hij het zelf noemt – een soort inspecteur Columbo, die telkens opnieuw antwoorden eist van justitie, en ze anders zelf wel zoekt. Hij krijgt dagelijks talloze berichten binnen, vaak van mensen die bewijs van een nieuwe theorie denken te hebben. Vermoeiend, maar hij kan ook niet anders, zegt hij: “Mijn familie is zó zinloos en gruwelijk vermoord. Ik vind dat ik er recht op heb te weten waarom, en zelfs dat lukt justitie niet. Dat zulk groot onrecht mogelijk is, daar kan ik niet bij.”

Deze film moet voor een doorbraak gaan zorgen. Coninx: “Ik wil het vertrouwen niet kwijt zijn in justitie, ik geloof niet dat iedereen corrupt is, en daar is nu ook nog geen reden voor, maar het is wel meer dan vijf voor twaalf. Wij hopen dat nu eindelijk iemand de moed zal hebben om door te beuken.” Maar de kans op een antwoord, weet Van de Steen, wordt almaar kleiner: “Telkens als het op deze zaak komt, blijft het heel stil. Nu zijn de mensen geëmotioneerd en opstandig door de film. Volgend jaar is dat weg. Het moment is nu of nooit.”

Bron » NRC | Anouk van Kampen

Film over Bende van Nijvel legt open wond van België bloot

‘Niet Schieten’ begint met een emotionele climax aan het begin van de film. Maar regisseur Stijn Coninx weet de spanning in de film over de Bende van Nijvel knap vast te houden.

De Bende van Nijvel is een open wond in België. Liefst 28 doden en 40 gewonden vielen er in een serie idioot gewelddadige overvallen met lage opbrengst. Dieptepunt was de slachtpartij in de Delhaize-supermarkt te Aalst in 1985, met acht doden. Daarna loste de bende in het niets op.

Regisseur Stijn Coninx waagt zich aan brisant materiaal in Niet Schieten zonder zich te vertillen. Hij begon ooit met Urbanus van Anus-komedies, legde zich recentelijk toe op Sinterklaasfilms, maar bewees met Daens goed raad te weten met zorgvuldig gecomponeerd historisch drama. En dat is de Bende van Nijvel inmiddels ook, zo valt te vrezen.

In Niet Schieten is de held opa Albert (‘Petje’), een garagehouder wiens dochter, schoonzoon en kleindochter sterven in Aalst. Kleinzoon David raakt zwaargewond. Terwijl David opgroeit, bijt opa zich vast in het onderzoek. Waren het executies? Kende zijn familie de daders? Zit er systeem achter het steeds opnieuw falen van het onderzoek? Een doofpot?

Een film met een emotionele climax in het begin loopt gemakkelijk leeg. Dat gebeurt hier niet, dankzij een scenario dat emotioneel herstel hecht verknoopt met paranoïde ontwikkelingen en grote politiek. Terwijl zoon David flashbackt in slow motion en opa Albert speurneus wordt, wil oma Metje liever vergeten: Niet Schieten dankt zijn emotionele resonantie vooral aan de Vlaamse veteranen Jan Decleir en Viviane De Muynck.

Niet Schieten eindigt met een onbevredigende onthulling en een vlammende speech, toch voelt het niet als pamfletfilm. Coninx stipt alle opties aan: chaoscriminelen, extreem-rechts terrorisme, Gladio, losgeslagen Rijkswacht. Zijn conclusie dat er bij het falen rond de Bende van Nijvel meer speelt dan incompetentie en bestuurlijke versnippering, lijkt niet meer dan billijk.

Bron » NRC

Nijpend tekort aan agenten federale politie

De federale politie heeft 1.829 agenten te weinig, goed voor een tekort van 16,6 procent. Heel wat diensten moeten een derde tot de helft van hun mankracht missen.

Na drie jaar waarin het aantal leden van de federale politie was gedaald, is hun aantal in 2017 voor het eerst opnieuw gestegen. Daardoor waren er op 1 januari 2018 netto 204 politiemensen meer dan een jaar eerder, schrijft Het Laatste Nieuws zaterdag.

Maar ondanks die kentering blijven de tekorten bij heel wat diensten enorm. Dat blijkt uit cijfers die minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) bezorgde aan de opvolgingscommissie rond de aanslagen van 22 maart.

De federale politie heeft nog altijd 1.829 agenten te kort. Zo goed als geen enkele dienst draait daardoor op de voorziene bezetting. Op één uitzondering na: de dienst voor middelenbeheer en informatie DGR, waaronder – ironisch genoeg – ook de rekruteringscel valt.

Cel Vermiste Personen

De luchthavenpolitie in Zaventem heeft 2,5 jaar na de aanslagen nog altijd een kwart personeel te weinig. Het FAST-team, dat gevluchte criminelen opspoort, draait op halve kracht, terwijl het binnenkort nog extra bevoegdheden krijgt. De Cel Vermiste Personen mist een derde van zijn personeel.

Joery Dehaes, vakbondsman van het ACV, wijst erop dat Jambon belooft jaarlijks 1.400 politieagenten aan te werven maar dat dat er dit jaar maar 800 zijn. ‘Het is alsof de politiek de federale politie op een zelfmoordmissie stuurt om daarna bepaalde afdelingen te kunnen privatiseren.’

Minister Jambon beweert te werken aan een inhaalbeweging. ‘De tekorten zijn door vorige regeringen gecreëerd’, zegt zijn kabinet.

Bron » De Tijd

“Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermist persoon”

De Nederlandse Corrie van der Valk werd 17 jaar na haar verdwijning geïdentificeerd dankzij de nieuwe Belgische DNA-databank Vermiste Personen. In de toekomst zullen wel meer graven van onbekende lichamen terug open gemaakt worden. Al gebeurt dat doordacht: “Elk stukje menselijk weefsel moet terug in het graf belanden.”

“Wat zij in 50 minuten oplossen, daar doen wij zes tot acht jaar over”, antwoordt Guido Van Rillaer op de vraag of we zijn werk mogen vergelijken met televisieseries zoals Cold Case of Vermist. Hij concentreert zich binnen de federale politiecel Vermiste Personen op niet-geïdentificeerde lichamen. “Mijn job is om namen op lichamen te plakken.”

Wat is het belang van de DNA-databank?

Van Rillaer: “Zonder de DNA-databank hadden we Corrie van der Valk nooit geïdentificeerd. Tot nu toe konden we enkel overgaan tot een DNA-controle als we een duidelijke aanwijzingen hadden voor een bepaalde identiteit. Maar als je nauwelijks aanwijzingen had, was dat uitgesloten. Dankzij de databank kunnen we nagaan of DNA uit onopgeloste zaken overeenkomt met ongeïdentificeerde lichamen. Elk niet geïdentificeerd lichaam is per definitie een vermiste persoon.”

“Wij zijn op dit moment het DNA van niet-geïdentificeerde lichamen aan het verzamelen om in de databank op te slaan. De zaak rond Corrie van der Valk was zo’n case waarvan we dachten: hoe komt het toch dat we niet weten wie dit is?”

Wordt er van elk niet-geïdentificeerd lichaam een DNA-staal bijgehouden?

“In principe wel. Wanneer het te lang duurt vooraleer een lichaam geïdentificeerd wordt, zal het parket een stukje DNA opsturen naar een laboratorium. Laboranten stellen op basis van een stukje spierweefsel of dijbeen een DNA-profiel op. In die databank zitten dus geen stukjes tissue, maar een DNA-code die uit cijfers en letters bestaat.”

“Bij een onrustwekkende verdwijning werkt het gelijkaardig. Daar zal de politie meteen DNA-materiaal, zoals een haar van een borstel, verzamelen om de zaak te kunnen oplossen. Indien er een maand na de verdwijning nog geen doorbraak is, komen die gegevens nu in de DNA-databank terecht.”

Met andere woorden: die DNA-databank zal vooral in de toekomst kunnen helpen.

“Wij hebben afgesproken met het parket om nu zoveel mogelijk DNA te verzamelen van alle onopgeloste zaken vanaf 2007. Voor oudere zaken, zoals die van Corrie van der Valk, zal het niet vanzelfsprekend zijn om die op te lossen. Er zijn heel veel parketten en die werken allemaal op een andere manier. Bovendien hebben hervormingen en verhuizingen ervoor gezorgd dat er veel dossiers verloren zijn gegaan.”

Gaat u dan binnenkort een hele reeks graven delven?

“Vooraleer we een zaak opnieuw uitspitten, controleren we of het niet-geïdentificeerde lichaam er nog is. Bij een begraafplaats in een klein dorpje zoals Lucin is dat meestal geen probleem. Maar bij een begraafplaats zoals het Schoonselhof in Antwerpen is dat niet vanzelfsprekend. Daar kan het zijn dat een lichaam al onder een tweede of derde laag begraven mensen ligt. Onlangs hebben we een man uit Engeland geïdentificeerd. Er is toen familie uit het Verenigd Koninkrijk en Nieuw-Zeeland naar België afgezakt. Het enige wat we toen konden zeggen was: ‘Hier ergens lag hij begraven.’”

Met hoeveel collega’s zoekt u naar namen van onbekende lichamen?

“Op papier zijn we met vijf, in de realiteit met drie. En dat is te weinig. Wij zijn verantwoordelijk om de DNA-database nauwgezet aan te vullen met nieuwe cases, daarnaast proberen we zaak per zaak van dichtbij te bestuderen en de vraag te stellen: waarom is die persoon nooit geïdentificeerd. Zodra we een doorbraak kunnen forceren, brengt die heel veel coördinatie met zich mee.”

“Bij een opgraving alleen al moet je grafdelvers, een griffier, wetsdokters en andere praktische zaken in orde brengen. Zo moeten we ervoor zorgen dat een stukje menselijk tissue dat wij opgraven, nadat het bij het labo gepasseerd is, terug in het graf belanden. Je mag dat – om het stout te zeggen – niet zomaar in de vuilnisbak gooien.”

Bron » De Morgen