Afkoopwet bracht in vijf jaar 410 miljoen op

De fel bekritiseerde afkoopwet leverde de schatkist al honderden miljoenen op. Het gerecht grijpt dat aan om te pleiten voor meer geld voor misdaadbestrijding.

De noodkreten over het gebrek aan onderzoekscapaciteit die politie en ­gerecht de voorbije maanden slaakten, in het bijzonder woensdag in het federaal parlement, koppelen ze vaak aan wat hun werk ­opbrengt voor de Belgische staat. Vooral de verruimde minnelijke schikking, bekend als de ‘afkoopwet’, brengt geld in het laatje.

Uit cijfers van het college van procureurs-generaal blijkt dat die omstreden wet van 2017 tot en met vorig jaar 410 miljoen euro heeft opgeleverd. ‘In 2019 ging het om 307 miljoen euro’, zegt Ignacio de la Serna, de procureur-generaal van Bergen. Dat hoge bedrag in dat ene jaar is te wijten aan de schikking die het parket van Brussel sloot in de HSBC-fraudezaak.

De Zwitserse bank HSBC werd ervan verdacht belastingontduiking te stimuleren door offshorebedrijven op te zetten voor welstellende klanten, onder wie Antwerpse diamantairs. Langs die weg konden ze belastingen op inkomsten uit spaargeld omzeilen. Meer dan duizend Belgen zouden van dat systeem gebruik hebben ­gemaakt. HSBC betaalde in die zaak 294,4 miljoen euro.

Een andere grote recente schikking was die in de zaak-Beaulieu. In juni vorig jaar betaalden zes verdachten samen bijna 50 miljoen euro in een onderzoek naar een witwasconstructie in Luxemburg.

De verruimde minnelijke schikking maakt het sinds 2011 mogelijk dat fraudeurs geld betalen om het in hun strafzaak niet tot een proces te laten komen. De minnelijke schikking bestond voordien al voor minder zware feiten. De uitbreiding van de lijst met feiten waarvoor een schikking mogelijk is, botste op fel protest omdat het rijke verdachten in staat stelt hun proces en dus een mogelijke straf af te kopen. Links sprak van ‘klassenjustitie’. De wet, die in 2018 werd bijgestuurd, kwam ook op een zeer omstreden manier tot stand, onder invloed van de Franse politiek. Dat werd onderzocht in de commissie-Kazachgate.

Geen btw-carrousel

Omdat fraudezaken erg vaak verzanden in procedureslagen met het risico dat de feiten verjaren – en dat verdachten dus helemaal geen straf krijgen – wijst het gerecht erop dat de afkoopwet voor complexe dossiers een goeie oplossing is, omdat ze tot een resultaat leidt. De inkomsten die ze genereert, zijn een extra argument pro. Tussen 2011 en eind 2017 ging dat al om bijna 480 miljoen euro. ‘Daarnaast komt er ook nog geld binnen via de ­gewone minnelijke schikkingen en de boetes’, zegt De la Serna. ‘Dat was de voorbije vijf jaar bijna 280 miljoen euro.’

‘Voor de federale ­gerechtelijke politie vragen we ­geleidelijk meer middelen: het eerste jaar 35 miljoen extra, het tweede jaar 40 miljoen en daarna 50 miljoen gedurende vijf jaar. Dat is een verdedigbaar bedrag als je dat vergelijkt met de opbrengsten die worden gehaald uit onder meer fraude­bestrijding’, zegt De la Serna. ‘Doordat we nu prioriteiten moeten stellen, schiet dat er vaak bij in. Als we moeten kiezen tussen een onderzoek naar een btw-carrousel en een naar zware drugstrafiek, kiezen we ervoor om op dat laatste in te zetten. Eigenlijk zouden we ze allebei moeten kunnen uitvoeren. Het is ook problematisch dat we door een onderinvestering in de centrale diensten geen zicht meer hebben op bepaalde fenomenen, zoals mensenhandel.’

Bron » De Standaard

Noodkreet gerecht maakt indruk bij politiek: ‘Het is genoeg geweest’

Kamerleden van meerderheid en oppositie zeggen te beseffen dat de federale gerechtelijke politie (FGP) dringend extra middelen en mensen nodig heeft. ‘De situatie is zo erg dat ik niet inzie hoe we u de middelen die u vraagt kunnen weigeren.’

‘Onaanvaardbaar’, ‘hallucinant’, ‘een les in nederigheid’. De leden van de Kamercommissie Justitie en Binnenlandse Zaken reageren geschokt na de alarmkreet van de procureurs-generaal en de top van de federale gerechtelijke politie gisteren in het Parlement. De bijbehorende beelden van folteringen en liquidaties die werden ontdekt in het Sky ECC-onderzoek maakten niet minder indruk.

Het gerecht had in het parlement een noodkreet geslaakt (DS 12 mei). Door personeelstekort slaagt de gerechtelijke politie er niet meer in alle zware criminaliteit te onderzoeken. Misdrijven als witwasoperaties, corruptie, oplichting en fiscale fraude worden noodgedwongen opzijgelegd. Speurders en procureurs zeggen te vrezen dat ze de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit aan het verliezen zijn.

Het is niet voor het eerst dat politie en justitie extra geld vragen. Eerder stuurden de procureurs-generaal al een waarschuwende brief aan de regering. Commissaris-generaal van de federale politie Marc De Mesmaeker sloeg een maand geleden ook al eens alarm in De Standaard. Nu was de smeekbede nog algemener en dwingender. En de boodschap lijkt ditmaal wel aangekomen te zijn.

De Kamerleden zijn het er in hun reacties over eens dat er snel ingegrepen moet worden, en dat over de grenzen van oppositie en meerderheid heen. ‘Laten we onmiddellijk bijkomende middelen geven aan de federale gerechtelijke politie, dat is fundamenteel’, zegt PS-fractieleider Ahmed Laaouej. ‘Het is nu genoeg geweest met die opmerkingen dat men niet weet waar de middelen te halen. Dit moet een prioriteit zijn.’

N-VA-Kamerlid Christoph D’Haese ziet vooral dringende nood aan meer gespecialiseerde digitale analisten. ‘De situatie is zo erg dat ik niet inzie hoe we u de middelen die u vraagt kunnen weigeren’, zegt Kamerlid Marie Christine Marghem (MR).

De Kamerleden van de partijen die de ministers van Binnenlandse Zaken (Annelies Verlinden, CD&V) en de minister van Justitie (Vincent Van Quickenborne, Open VLD) leveren, wijzen erop dat de regering intussen niet heeft stilgezeten. ‘Minister Verlinden heeft al geïnvesteerd, het budget ging structureel de hoogte in’, zegt CD&V-Kamerlid Steven Mathei. Hij wijst erop dat er onder de vorige regering-Michel werd beslist om de capaciteit bij de gerechtelijke politie af te bouwen, waardoor er nu personeelstekorten ontstaan. Hij is het er wel mee eens dat er nu ‘een kentering’ ingezet moet worden.

Ook Open VLD-Kamerlid Tim Vandenput wijst erop dat de regering wel degelijk actie heeft ondernomen. ‘Er komt deze legislatuur ongeveer een half miljard extra bij voor justitie’, zegt hij. ‘Maar het wordt almaar moeilijker om personeel te vinden. In 2020 zijn er middelen uitgetrokken om 800 bijkomende mensen aan te werven, maar slechts de helft daarvan is gevonden.’

Concurrentie van privésector

Trage rekrutering, gecombineerd met vele pensioneringen, hypothekeren de werking van de federale gerechtelijke politie. Intussen zijn de uitdagingen alleen maar groter en complexer geworden, vooral door het Sky ECC-dossier, waarbij speurders geëncrypteerde telefoons konden kraken en daardoor in de communicatie van criminele organisaties doordrongen. Dat leverde zoveel informatie op dat de speurders er nu niet meer in slagen om alle criminaliteit te onderzoeken en te laten vervolgen.

Om de gespecialiseerde speurders te kunnen aantrekken die nodig zijn in de strijd tegen de financiële en de cybercriminaliteit, zal een goed aanbod nodig zijn, aangezien de concurrentie met de privésector groot is. De gesprekken in de regering om extra geld vrij te maken, zijn intussen aan de gang.

Bron » De Standaard

Speurders moeten nu ook zwaar banditisme laten schieten

Met foto’s van folteringen en liquidaties slaakt het gerecht een noodkreet over het gebrek aan onderzoekscapaciteit. In steeds meer zware dossiers moeten de parketten verdachten noodgedwongen vrijuit laten gaan.

Door personeelstekort onderzoekt de Brusselse federale gerechtelijke politie (FGP) sinds september vorig jaar niet meer alle financiële criminaliteit die het parket wil vervolgen. In 56 van de 300 dossiers die sindsdien beoordeeld werden, of bijna een vijfde, moeten de daders dus niets vrezen. Het gaat om misdrijven als witwas, corruptie, oplichting en fiscale fraude.

De situatie is zo ernstig dat Brussel ook misdrijven van een volgende categorie, die wel ­direct mensenlevens eist, moet laten schieten: groot banditisme. ‘Het gaat om extreme ­gewelddadigheid zoals ontvoeringen, afpersingen, diefstallen met geweld en andere gewapende misdrijven’, zei Brussels procureur­generaal Johan Delmulle gisteren in de Kamer.

Terwijl daar in 2002 nog 69 gespecialiseerde speurders mee bezig waren, zijn dat er vandaag 45. Een dossier over wapenhandel en een over illegale handel van voertuigen konden niet onderzocht worden, net als twee andere gevallen van ­georganiseerde criminaliteit. ‘Dat is de realiteit op het terrein vandaag’, aldus ­Delmulle. Onlangs vond een eerste vergadering plaats om te bekijken of de triage ook in dit domein structureel moet worden.

In ongeziene slagorde trok de verzamelde top van het Openbaar Ministerie, dat misdrijven vervolgt, en de FGP, de ogen en oren van het gerecht, gisteren in het parlement aan de alarmbel. ‘De situatie is catastrofaal’, zei Patrick Vandenbruwaene, namens het College van Procureurs-Generaal. ‘We moeten vandaag ongeziene en ongehoorde keuzes maken.’ Vorige maand slaakte Mark De Mesmaeker, de baas van de ­federale politie, in deze krant al een gelijkaar­dige noodkreet.

Eric Snoeck, het hoofd van de FGP, schetste dat het aantal medewerkers bij de FGP daalde van 4.511 in 2014 naar 4.408 vandaag, maar dat er in realiteit 1.000 speurders minder zijn dan toen, omdat door de toegenomen complexiteit de ondersteunende diensten fors groeiden.

Bij de Antwerpse FGP zouden 603 speurders moeten werken, maar dat zijn er maar 450. ‘We nemen onaanvaardbare risico’s’, zei Franky De Keyzer, de Antwerpse procureur. De proactieve taken van de FGP schieten er al helemaal bij in. ‘Ik heb geen mogelijkheden meer om motor- of drugsbendes in kaart te brengen’, zei federaal procureur Frédéric Van Leeuw. ‘We zien alleen mist.’ De Keyzer: ‘Ik moet werken op basis van halve informatie. Het beeld dat men mij kan schetsen van bijvoorbeeld terroristische dreiging, is nooit volledig. Dit is geen ­manier van werken voor een beschaafd land als het onze. We dreigen de strijd tegen de georganiseerde misdaad te verliezen.’

Afgehakte ledematen

Veel van het capaciteitstekort heeft te maken met het Sky ECC-dossier, waarbij speurders cryptofoons konden infiltreren. Dat leidde in een jaar tijd tot 309 nieuwe onderzoeken. ‘We leven sinds Sky in een andere realiteit’, zei Delmulle. ‘Het is onmogelijk geworden om alles te verwerken’, zei Vandenbru­waene. ‘Op die wijze infiltreert de georganiseerde crimina­liteit ons sociaal-economische weefsel en zelfs onze maatschappelijke instellingen.’ ­

Tegelijk moeten andere zaken wijken. ‘Als ik zulke dossiers twee jaar geleden had laten ­vallen, had men me gek verklaard’, zei Van Leeuw. ‘Gezien de hoeveelheid informatie is een instorting van het systeem een reëel risico.’ Van Leeuw liet aan de parlementsleden voor het eerst expliciete beelden zien uit onderschepte berichten tussen ­criminelen, waaronder afgehakte ledematen en onthoofde lichamen. ‘We hebben getwijfeld, maar die beelden blijven op het netvlies hangen’, zei De Keyzer. ‘We beschouwen dit als onze laatste kans om ons te laten horen.’

Concreet vraagt de FGP een extra verhoging van het jaarlijkse budget met 35 miljoen euro dit jaar en 55 miljoen de komende jaren. Delmulle benadrukte dat ze eind vorig jaar de regering inlichtten over de situatie. ‘Men zou het oppikken. Maar op de een of ­andere manier is onze vraag ergens op een rotsbodem gevallen.’

Bron » De Standaard

Hoe gezichtsherkenning door politie sluipend dichterbij komt

Er is een automatische uitwisseling van meer politiedata tussen EU-lidstaten in de maak. Ook personenfoto’s vallen daaronder. Dat zet de deur open naar gezichtsherkenning. ‘Maar hoe springt een land als Hongarije daarmee om?’

Stel: de politie in pakweg Tsjechië houdt een verdachte man ­tegen, maar kan hem niet identificeren. Dan zullen agenten een foto van hem kunnen ­inladen op een Europees systeem en toetsen aan foto’s die de 26 andere lidstaten in hun databanken hebben zitten. Bij een match, bijvoorbeeld met een foto die de Portugese politie in haar ­databank heeft, krijgen de agenten in Tsjechië een ­bericht. Binnen de 24 uur moet Portugal de beschikbare gegevens overmaken.

Dat is het idee achter een voorstel voor verordening dat de ­Europese Commissie heeft ­opgesteld. Het is een stevige ­uitbreiding van gegevensuitwisseling zoals die nu al meer dan tien jaar gebeurt. Politiediensten kunnen nu al vinger­afdrukken, ­DNA-stalen en voertuiggegevens met elkaar ­vergelijken. Het ­startschot daarvoor was het Verdrag van Prüm uit 2005, waarvan ­België een van de ­zeven ondertekenaars was. Europa wil dat die ­samenwerking tussen politiediensten, onder leiding van Europol, gemoderniseerd en veel ­intenser wordt. Die verordening krijgt de bijnaam ‘Prüm II’.

Problematisch systeem

De beweegredenen voor die uitbreiding zijn logisch. Criminelen kunnen zich vrij over de Europese binnengrenzen bewegen. Drugssmokkel, mensenhandel, terro­risme: alle zware criminaliteit strekt zich uit over verschillende landen. Volgens Europol is bijna 70 procent van de criminele netwerken actief in meer dan drie EU-lidstaten. Maar de nationale politie-eenheden kunnen niet zomaar in een ander land aan de slag gaan of inzage krijgen in hun data. Via ­verzoeken om rechtshulp kunnen ze data bij elkaar opvragen, maar die zijn erg tijdrovend. Door gegevens uit ­nationale databanken met elkaar te kruisen, moet dat sneller gaan.

De lidstaten moeten dus ook ­gezichtsopnames ter ­beschikking stellen. De mogelijkheid om een beeld van een onbekend persoon te vergelijken met dat van gekende individuen om zo iemand te identificeren, impliceert dat een ­systeem voor gezichtsherkenning uitgebouwd wordt.

‘Dit is een gigantische verandering’, stelt Frank Schuermans, ­lid-raadsheer van het Belgische Controleorgaan op Politionele ­Informatie (COC). ‘Zo’n systeem voor gezichstherkenning is problematisch, want daar is er momenteel geen wetgeving rond. De technologie bestaat wel, maar het ­gebruik ervan is noch in België, noch in Europa toegelaten. Er wordt gewerkt aan een richtlijn rond artificiële intelligentie, deze veranderingen hangen daarmee samen.’

Behalve de stap naar gezichts­herkenning maakt het COC zich ook zorgen over de kwaliteit van de gegevens in de gekoppelde databanken. ‘Natuurlijk is het basisidee goed. Wie kan er tegen de uitwisseling van dit soort info zijn? Maar de doeltreffendheid hangt af van de kwaliteit, betrouwbaarheid en integriteit van die gegevens. In de Belgische Algemene Nationale Gegevensbank staan al veel data die er eigenlijk niet meer in horen (DS 19 april). Die problemen rond nationale gegevenswerking zouden eigenlijk vermenigvuldigd worden met een factor 27. De vraag is ook welke databanken de landen aan dit systeem zullen koppelen. In Frankrijk zijn er verschillende per politieniveau of -dienst. En hoe zullen landen omgaan met dat hele systeem? Wat moeten we bijvoorbeeld verwachten van een land als Hongarije, dat het niet zo nauw neemt met de regels rond de rechtsstaat?’

‘Een Europese FBI’

Ook bij de controle op het gebruik stelt Schuermans zich vragen. ‘De rol van Europol wordt nogmaals versterkt, dat wordt in feite een soort Europese FBI. Maar het openbaar ministerie dat toezicht moet houden, in dit geval Eurojust of het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, volgt niet. Zelfs met het best mogelijke systeem riskeer je problemen. Daarom moeten er waarborgen en toezicht worden ­ingebouwd én die moeten ook middelen krijgen, en daarover lees ik nu amper iets. In een rechtsstaat zijn er nu eenmaal beperkingen. Je kunt niet alles verzamelen omdat het ooit eens nuttig kan zijn.’

Het voorstel zit nu in de fase waarin het Europees Parlement en de lidstaten hun zeg erover ­kunnen doen. België verwacht meer duidelijkheid over de vraag hoe zwaar een misdrijf moet zijn wanneer zo’n bevraging van de ­andere databanken kan gebeuren. Ook moeten er standaarden ­komen over de kwaliteit van de ­data, zeker die van gezichtsopnames.

Toch zal aan de grond van de zaak, en dus ook van de uitwisseling van gezichtsopnames, waarschijnlijk niet veel veranderen. ‘De Europese parlementaire commissie die dit zal behandelen is heel actief, maar een echte koerswijziging wordt moeilijk’, verwacht ­Rosamunde van Brakel, hoofd­docent surveillancestudies aan de universiteit van Tilburg en de VUB. ‘Er is een hele sterke push rond data en technologieën inzetten, en voor verschillende doeleinden. Europa vindt dat het niet kan achterlopen ten opzichte van China en Amerika. Binnen de politie verwacht men dat die nieuwe middelen de onderinvesteringen van de voorbije jaren kunnen verhelpen. Ze hopen meer te kunnen doen met evenveel of minder geld. Maar de wetgeving en het beleid volgen niet.’

Ook Van Brakel vindt dat er nood is aan een beter toezicht op dit soort techno­logie, ook vanuit sociaal en ethisch perspectief. ‘Het spanningsveld tussen wat technologisch kan en wat de politie mag, neemt alleen maar toe’, zegt Van Brakel. ‘Bij dit voorstel is het nog te weinig duidelijk om welke data het dan specifiek gaat en bij welke misdrijven ze worden ingezet, waardoor er te nonchalant mee kan worden omgesprongen.’

Bron » De Standaard

‘Te veel daders ontlopen straf na “perfecte moord”’

Naar schatting een op de drie zaken van moord of doodslag in ons land wordt afgedaan als een ‘natuurlijk overlijden’. Dat zegt forensisch patholoog Wim Van de Voorde (KU Leuven). ‘Als er niet snel iets verandert, zal dat aandeel nog toenemen.’

Dertien jaar geleden ondernam een vrouw uit Borgloon drie pogingen om haar 51-jarige man te vermoorden. Eerst draaide ze vijf slaappillen door zijn spaghettisaus. Een kleine maand later vermaalde ze dertien slaappillen in zijn frisdrank. Nog eens tien dagen later mengde ze twintig slaappillen in een oplossing met een pijnstiller. Toen haar man na het drinken in slaap viel in de zetel, verstikte ze hem met een plastic zak. De zaak ging de annalen in als de ‘spaghetti-moord’, maar het had geen haar gescheeld of de daderes was ermee weggekomen.

De huisarts die de 51-jarige man dood in de zetel had aangetroffen, zag geen aanwijzingen voor een verdacht overlijden. Hij duidde dat aan op het zogeheten ‘Model III’, dat is het formulier dat na elk sterfgeval in ons land wordt opgemaakt. Daarna gebeurde er niets. ‘Op de dag voor de ­crematie werd ik opgebeld door de onderzoeksrechter’, zegt Wim Van de Voorde, forensisch patholoog en professor aan de KU Leuven. ‘De wijkagent had geruchten opgevangen die deden vermoeden dat er meer aan de hand was. “Voor de zekerheid” voerden we een autopsie uit, waarbij we de kalmeermiddelen in het bloed van de man hebben ontdekt. Bijna was zijn vrouw met de moord weggekomen.’

Niet altijd komt de waarheid bovendrijven. Van de Voorde zegt dat in ons land naar schatting tussen een op de drie tot een op de vier dodingen – (on)opzettelijke doodslag of moord – nooit aan het licht komt en als een ‘natuurlijk overlijden’ wordt afgedaan. Het gaat om zo’n vijftig sterfgevallen per jaar, waarvoor niet eens een dader wordt gezocht. Van de Voorde baseert zich onder meer op de ervaringen in Limburg. ‘Sinds een rondzendbrief van het parket-generaal uit 2016 worden in die provincie na elk “ongewoon sterfgeval” een specialist gerechtelijke geneeskunde, het gerechtelijk lab en een rechercheur opgeroepen. Volgens de politie zijn door die aanpak in vijf jaar tien dodingen ontdekt die anders onder de ­radar zouden zijn gebleven.’

Hoe kan het dat zoveel gevallen van moord en doodslag onopgemerkt blijven?

‘De verklaring begint bij wat wij de “afstappingsparadox” noemen. De eersten die ter plaatse komen na een overlijden en die beslissen of verder onderzoek nodig is, hebben de minste ervaring met verdachte overlijdens. Denk aan de huisarts in de zaak van de “spaghetti-moord”. Wanneer hij “nee” invult op het formulier, wordt het parket niet op de hoogte gebracht en gebeurt er verder niets. Maar huisartsen zijn opgeleid om mensen te genezen, niet om overlijdens te onderzoeken.’

‘Bovendien staan huisartsen vaak voor een moreel dilemma. Vaak kennen zij het slachtoffer en zijn familie en willen zij voor die personen zorg dragen. Ze weten dat als ze “ja” aankruisen op de vraag of het om een verdacht overlijden gaat, ze de familie met een gerechtelijk onderzoek opzadelen, en mogelijk met een stigma in de ogen van hun buren. Dat is een terechte zorg. Maar zo glippen moorden door de mazen van het net.’

In België gebeurt na ongeveer 1 procent van de overlijdens een autopsie. De Europese richtlijn is 10 procent en in de Scandinavische landen vindt zelfs na 30 tot 50 procent van de overlijdens een autopsie plaats.

‘We weten dat hoe meer autopsieën we doen, hoe meer dodingen we ontdekken. Maar zoals het er vandaag voorstaat, stevenen we veeleer af op nog minder onderzoeken en dus nog meer onontdekte moorden. Door een gebrek aan financiële middelen bij het departement justitie kunnen wij amper nog nieuwe specialisten in de gerechtelijke geneeskunde opleiden. Van de vijf ­assistenten die vorig jaar aan de KU Leuven aan de opleiding begonnen, hebben er drie voortijdig afgehaakt. Ze kiezen een ander specialisme, waarbij ze wel waardig betaald worden en ze meer zekerheid hebben.’

‘Het gevolg is een enorme werkdruk voor de forensisch pathologen die overblijven. Als er niet snel meer middelen komen, dreigt de arts die zich vijf jaar lang specialiseert in het onderzoek van overlijdens, te verdwijnen.’

Wat zouden de gevolgen daarvan zijn?

‘Dan keren we terug naar de vorige eeuw, waarin onderzoek na een overlijden een zaak van amateurs en hobbyisten was. Er zullen meer moorden onontdekt blijven. Maar het gaat verder dan dat. Na een zelfdoding zitten nabestaanden met veel vragen. Wanneer is het gebeurd? Heeft hun geliefde pijn geleden? Die vragen kunnen alleen na een professioneel onderzoek een antwoord krijgen. Dat is belangrijk voor het rouwproces.’

Uw beroepsgroep is in gesprek met het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). Wat vragen jullie?

‘Alles begint bij een betere ondersteuning van ons vakgebied. Wat dat betreft, is het geen vijf voor, maar kwart over twaalf. Ook vragen we wetgeving die het aantal onontdekte dodingen kan terugdringen – door bijvoorbeeld de Limburgse praktijk te verankeren. Een goed voorbeeld is het coroner-systeem uit Groot-Brittannië. Elk overlijden van iemand die in de laatste veertien dagen niet bij een arts heeft aangeklopt, en elk overlijden met een onbekende oorzaak, moet er gemeld en onderzocht worden. Zo verkleint de kans drastisch dat iemand na een “perfecte moord” op vrije voeten blijft.’

Bron » De Standaard