‘Een zelfmoord in de cel is niet triviaal’

De bodem valt uit onze gevangenissen. Welke gevolgen heeft dat op de meer dan 10.000 mensen die er leven? En waarom doet dat ertoe? ‘Een gevangenisstraf moet de vrijheid beperken, niet het recht op zorg afpakken.’

Kaat Severs werkt als hulpverlener in de Brusselse gevangenissen en Brecht Verbrugghe werkt er als arts. Ze reageren op een onderzoek van De Standaard naar de mensonwaardige situatie in de gevangenis van Sint-Gillis.

Zorg door een luik, ratten in de cel, zelf­doding. De gevangenis van Sint-Gillis lijkt een heel traumatiserende omgeving.

Verbrugghe: ‘Zeker, en dat heeft gevolgen. De meerderheid van de mensen die in de cel terechtkomen, zijn al kwetsbaar. Trauma, armoede, familiale problemen, geen netwerk, verslaving, noem maar op. De gevangenis zal die problemen niet structureel oplossen, maar juist vaak versterken. Gedetineerden zitten bijna de hele dag in de cel. Er is weinig therapie. Als ze dan buiten komen, zijn ze vaak slechter af.’

Severs: ‘Ik zie mensen die al panikeren wanneer ze het gerinkel van sleutels horen. Anderen komen er vrij ongehavend uit. ­Iemand die wordt opgesloten, heeft te kampen met heel wat onbedoelde schade. Je kunt niet meer gaan en staan waar je wilt, dat spreekt voor zich. Maar iemand opsluiten betekent ook dat de persoon al zijn sociale rollen verliest, als vader, als werknemer, als partner. Wie lang in de cel zit, verliest sociale vaardigheden. Dat wreekt zich in de buitenwereld. Er is ook schade bij de partner die thuis zit, of bij ouders die achterblijven. Zij zien hun familielid vervreemden van de buitenwereld en er psychisch op achteruitgaan.’

Verbrugghe: ‘Een gevangenisverblijf veroorzaakt ook medische problemen, fysiek of mentaal. En wie een drugsverslaving heeft zal die moeilijk kwijt geraken in de gevangenis. Er is suïcide en er zijn pogingen tot suïcide. Je bent er getuige van andermans problemen, wat ook trauma kan veroorzaken. Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat een verblijf in een strafcel de kans op zelfdoding met 15 vermenigvuldigt. Dat is niet verwaarloosbaar.’

Een straf krijgen is toch niet bedoeld om leuk te zijn?

Severs: ‘Onze wetgeving zegt dat een gevangenisstraf de vrijheid moet beperken. Dat wil niet zeggen dat we mensen hun andere grondrechten, zoals het recht op goede medische zorg, onderwijs of ontplooiing mogen afnemen. Toch doen we dat consequent. Je kunt je verliezen in discussies of celstraffen überhaupt wel nuttig zijn. Maar de vraag moet ook zijn: als we mensen opsluiten – want daar gaan we niet mee stoppen – hoe zullen we dat doen op een nuttige manier? Onze gevangenissen doen nu niet wat we willen dat ze doen. Ze ontraden niet en ze rehabiliteren niet. ­Buitenlandse voorbeelden en onderzoek tonen aan dat het beter kan.’

Verbrugghe: ‘Je mag niet vergeten dat een derde van de mensen die in de gevangenis zitten, in voorhechtenis zijn. Zij zijn dus nog niet veroordeeld en komen dan vaak voor maanden in een overvolle gevangenis terecht, zonder zinvolle dagbesteding of therapie. Dat is vragen om problemen.’

Ook voor de penitentiair beambten moet het zwaar werk zijn.

Severs: ‘Ik maak mij daar echt zorgen over.’

Verbrugghe: ‘Het instituut “gevangenis” op zich is gewelddadig. Iedereen die er komt, lijdt daaronder. Ik zag laatst een psychotische man met schouderpijn. Hij zat vier dagen in een isoleercel wegens gedrag in strijd met het tuchtreglement van de gevangenis. Wat blijkt? Zijn schouder was al twee weken uit de kom. Iemand in het cachot kan heel moeilijk opgevolgd worden. Deze werk- en leefomstandigheden doen mensen geweld aan. De vraag is: moeten we de gevangenis menselijker maken? Of moeten we onze energie steken in andere vormen van justitie?’

Wat is zo’n andere vorm dan?

Verbrugghe: ‘Voor mij zijn hulpverlening en zorg verlenen niet compatibel met de huidige organisatie van detentie. Dat geldt zeker voor onze verouderde gevangenissen. Vandaag hebben we ongeveer 70 procent recidive. De gevangenis werkt gewoon niet om een maatschappij veilig te houden. Er is alternatieve detentie, maar we moeten ook durven na te denken over alternatieven voor detentie. Over restauratieve justitie, waarbij ook gekeken wordt naar de noden van slachtoffers, waarbij daders hun verantwoordelijkheid moeten opnemen.’

Severs: ‘Voor zorg heb je ook informatie nodig, ook in de gevangenis. Als iemand die ik begeleid een poging tot zelfdoding onderneemt, dan worden wij daar niet van op de hoogte gebracht.

Verbrugghe: ‘Die informatie is er beperkt of niet. Het recidivecijfer dat ik daarnet citeerde komt van justitie, maar eigenlijk zijn er geen goede cijfers van recidive in België. We hebben cijfers van het aantal zelfdodingen, maar het aantal pogingen wordt niet bijgehouden. Alles blijft heel vaag, en niemand durft te spreken. Als we de problemen met de gevangenis echt willen aanpakken, zou het al een grote stap zijn om ze openlijk te bespreken en niet te trivialiseren. Iemand die zelfmoord pleegt, iemand die daar getuige van is, iemand die de cel moet overnemen waar de sporen van die zelfmoord nog zichtbaar zijn, dat is niet triviaal. Dan is cijfers aanleveren het minimum wat er moet gebeuren.’

Bron » De Standaard


Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.

De cel is de hel, zeker in Sint-Gillis: ‘De gevangenis maakt mensen ziek’

‘Elke dag in Sint-Gillis is mensonwaardig.’ Een cipier van de op een na oudste gevangenis van het land windt er geen doekjes om. Een rapport van de toezichtscommissie en elf mensen met wie De Standaard sprak, schetsen een vernietigend beeld.

‘Midden in de nacht schrok ik wakker, mijn bed was doorweekt. Bloed druppelde naar beneden van het bed boven mij. Mijn celgenoot had zijn lijf opengesneden met een scheermes. Zijn wonden waren zo groot als mijn hand.’ Francis* schudt zijn hoofd. Hij zat nog geen maand in voorhechtenis in de gevangenis van Sint-Gillis, toen zijn celgenoot zelfmoord probeerde te plegen. ‘Het bloed hing overal. Mijn bed, de muren, alles was rood.’

Zijn celgenoot overleefde het, maar enkele dagen later probeerde een andere gedetineerde op zijn afdeling uit het leven te stappen. Die slaagde wel in zijn opzet. Hamza B. stak zichzelf op 21 november in brand in zijn cel. Hij was enkele dagen voordien gearresteerd in de spoeddienst van een ziekenhuis. Daar had hij zich aangemeld met een mes en de boodschap dat hij ‘iedereen wou vermoorden’. Volgens de medische dienst van de gevangenis had niemand hen op de hoogte gebracht van zijn psychologische toestand. Nochtans had de man enkele uren voor zijn aankomst in Sint-Gillis de hele politiecel besmeurd met zijn uitwerpselen.

‘Ik heb de vlammen en de rook gezien, zijn cel was tegenover de mijne’, zegt Francis. ‘De volgende dag vertelde een van de chefs dat hij dood was.’ Een paar dagen later was de cel van Hamza B. al opnieuw bezet. De zwarte rooksporen op de muren waren nog steeds zichtbaar toen de nieuwe bewoners hun intrek namen.

Ziekmakend

Na bijna 140 jaar dienst zou de gevangenis van Sint-Gillis in 2022 de deuren sluiten. Het personeel en de gedetineerden zouden verhuizen naar de gevangenis van Haren, die vorig jaar geopend werd. Maar van dat plan kwam weinig in huis. De Belgische gevangenispopulatie bleek te hoog om de poort van Sint-Gillis definitief dicht te gooien. Tot eind 2024 blijft de gevangenis in gebruik. Vandaag verblijven er 871 gevangenen, terwijl de capaciteit 771 bedraagt. Maar de transfer van het personeel naar Haren is wel al begonnen. Daardoor is het personeelstekort in Sint-Gillis soms zo hoog dat per vleugel slechts de helft van de nodige bewakers in de gevangenis aanwezig is.

Het Gevangeniswezen probeert koortsachtig extra personeel aan te werven, maar krijgt de put niet gedempt. De overgebleven cipiers en medewerkers zien vaak geen andere oplossing dan te staken. Door de neerwaartse spiraal van personeelstekorten, stakingen, organisatorische problemen en een sterk verouderde infrastructuur gaan de slechte levens- en werkomstandigheden nog meer de dieperik in. ‘Sint-Gillis is een omgeving die mensen ziek maakt’, zegt Marie-Laurence Lambert. ‘En wie al ziek is, wordt er alleen nog zieker.’ Lambert is ontslagnemend arts bij de commissie van toezicht van de gevangenis van Sint-Gillis. ‘Wij maken ons ernstig zorgen over de situatie.’

Uitgestelde zorg

De gevangenis heeft een medische dienst, maar voor de artsen die er werken, is het niet makkelijk om de juiste zorg aan te bieden. Er is veel personeelsverloop en een verouderd medisch programma, waardoor veel medische informatie ontoegankelijk is. ‘Je weet dus eigenlijk niet wie je voor je hebt,’ getuigt een huisarts die in de gevangenis werkt. ‘Door personeelstekort en stakingen raken patiënten vaak niet tot bij ons. Soms behandelen we mensen alleen door te kijken door het luik in de celdeur. Van een echt medisch onderzoek is er dikwijls geen sprake.’

Er is zo weinig personeel dat bij een specialist (zoals de tandarts) raken soms maanden in beslag neemt. Veel zorg wordt daarom nodeloos uitgesteld. ‘Dat resulteert in ernstigere ziektebeelden en gevaarlijke situaties’, zegt de huisarts. Het wordt bevestigd in het laatste gezondheidsrapport van de toezichtscommissie dat De Standaard kon inkijken. Begin dit jaar trok die commissie in een brief aan de burgemeester van Sint-Gillis aan de alarmbel.

Mentale problemen

‘De gevangenis is niet alleen een plaats die mensen ziek kan maken, maar ook een omgeving die eventuele mentale problemen kan creëren of verergeren’, zegt Marie-Laurence Lambert. Haar grote bezorgdheid is het aantal zelfdodingen en pogingen daartoe die in de gevangenis gebeuren. Die bekommernis kwam ook telkens naar boven in de gesprekken die De Standaard voerde met tien andere personen die in Sint-Gillis werken of er gevangenzitten.

In 2022 ontnamen drie mannen zich van het leven in Sint-Gillis, blijkt uit cijfers van de minister van Justitie, Vincent Quickenborne (Open VLD). Samen met de gevangenis van Jamioulx is dat het hoogste aantal zelfdodingen in de cel in het hele land. Drie lijkt niet veel, maar op een maximale gevangenispopulatie van bijna 840 is dat meer dan vijftien keer zoveel als het nationale gemiddelde van zelfdodingen bij mannen. Voor 2019 bedroeg dat cijfer volgens Sciensano 23,1 op 100.000 mannen.

Het aantal zelfmoordpogingen wordt niet geteld. En voor wie probeert uit het leven te stappen, is er amper of geen zorg. ‘Een getuige meldde aan het toezichtscommissie een zelfmoordpoging door een gevangene die herhaaldelijk had gevraagd om een psychiater te zien, zonder succes’, luidt het in het gezondheidsrapport van de toezichtcommissie dat De Standaard kon inkijken.

Gesloten deur

De gevangenis heeft een psychiatrische afdeling, waar vooral geïnterneerden verblijven. Buiten die afdeling is er maar één psychiater voor ongeveer 700 gedetineerden. Ook de psychosociale dienst van Sint-Gillis kampt met een ernstig personeelstekort en externe hulpverleners raken moeilijk de gevangenis binnen. Opnieuw een gevolg van het personeelstekort.

‘Elke dag zakken minstens 50 externe hulpverleners af naar Sint-Gillis. Soms sta je voor een gesloten deur, soms niet’, zegt Kris Meurant, voorzitter van de raad van bestuur van de Fédération bruxelloise des Institutions pour Détenus et Ex-Détenus (Fidex). ‘Het maakt niet uit dat je officiële toelating hebt, of wie er binnen op je wacht. De situatie is de afgelopen maand wel verbeterd, maar zeker niet opgelost. Wij blijven wachten op een dialoog met de directie om duidelijke afspraken te maken.’

De psychologische hulpverlening heeft, zonder toegang tot een veilige en private gespreksruimte, zwaar te lijden. Volgens onze informatie zijn er momenteel maar twee organisaties die nog met hun hulpverleners op de afdelingen binnen raken. Het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg Ahasverus, dat via een gespecialiseerd team in alle Brusselse gevangenissen zorg en ondersteuning aanbiedt, moest zijn werking even stilleggen. ‘Onze medewerkers zijn heel ver over hun grenzen gegaan. Het is mijn verantwoordelijkheid als directie om een grens te trekken’, zegt Jan De Clercq, algemeen directeur. Ondertussen zijn ze opnieuw opgestart na maandenlang overleg met directie en hogere administratie.

Mensonwaardig

Los van de beperkte psychologische ondersteuning zijn de levensomstandigheden in Sint-Gillis erbarmelijk. ‘Elke dag in de gevangenis van Sint-Gillis is mensonwaardig’, zegt Eric*, een penitentiair beambte die in Sint-Gillis werkt. Ratten hebben het gebouw overgenomen. Er zit zwarte schimmel op de muren, ‘maar de mannen in de cel zijn de geur van rot en schimmel al zo gewoon dat ze het niet meer ruiken’.

Meer dan de helft van de vensters is kapot. Er is geen fitness, er zijn geen sociaal culturele activiteiten, vaak is er zelfs geen verse was. En als er wordt gestaakt op woensdag, de dag waarop het familiebezoek plaatsvindt, dan krijgen de gevangenen hun kinderen niet te zien. Alleen als de deuren openen voor de wandeling of de maaltijden kunnen ze hun gedachten verzetten. Nochtans is het recht op justitieel welzijnswerk verankerd in de wet. Hulpverlening aan gedetineerden met het oog op hun sociale re-integratie staat er in steen gebeiteld. ‘De enige manier om in die context te overleven is door jezelf emotioneel af te sluiten,’ zegt een arts.

‘Ik zet alles uit, voor ik de gevangenispoort achter mij dicht trek. Dat moet wel, want echte opvolging en zorg is er niet’, geeft Eric toe. Tot voor kort lukte die strategie. Wat binnen de gevangenis gebeurde, bleef binnen de gevangenis. Tot iemand in zijn omgeving uit het leven stapte. Het was een trigger: alle zelfdodingen en pogingen daartoe die hij de laatste jaren had gezien, kwamen terug. ‘Daar heb ik het heel moeilijk mee gehad’.

‘De gevangenis heeft geen effectief zelfdodingsprotocol,’ zegt een hulpverlener die in de gevangenis werkt. ‘Wie dreigt met zelfdoding, wordt onder een S2-regime geplaatst. De aanwezige cipiers moeten dan iedere 20 minuten door het deurluikje kijken om te controleren of ze nog leven. Meer kunnen ze niet doen.’

Liever het cachot in

In die omstandigheden zijn er gevangenen die zich nog het liefst laten opsluiten in het cachot, de strafcel als gedetineerden het interne reglement van de gevangenis hebben overtreden. In praktijk is het in Sint-Gillis ook een plek waar mensen die overstuur zijn, dreigen zichzelf van het leven te beroven, of net iets traumatiserend hebben meegemaakt, worden opgesloten om tot rust te komen. ‘Sint-Gillis is een plek die criminelen kweekt’, zegt Francis die ondertussen buiten vervolging is gesteld. ‘Ik had nog iets om me aan vast te klampen: mijn gezin, mijn kinderen, mijn vrienden. Zonder dat had ook ik waarschijnlijk de handdoek in de ring gegooid.’

Het gevangeniswezen laat weten dat het vanaf 1 mei alle nieuwe gedetineerden in de gevangenis van Haren zal opsluiten. ‘Dat moet een significante verbetering zijn voor Sint-Gillis, het bevolkingscijfer zal in belangrijke mate afnemen en we zullen er ook over waken dat het personeelstekort afneemt in verhouding met de gevangenisbevolking.’ De afgelopen maanden heeft het gevangeniswezen ook 23 nieuwe beambten kunnen aannemen. De komende twee weken komen er daar nog 11 bij.

*Namen bekend bij de redactie.

Bron » De Standaard


Wie vragen heeft rond zelfdoding, kan terecht op de Zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.

Rechters moeten hun rol als tegenmacht behouden

Een brede coalitie van advocaten- en magistratenverenigingen roept samen met de Liga voor mensenrechten de politiek op om meer te investeren in de onafhankelijkheid en de kwaliteit van justitie.

Sinds meer dan een jaar is België het toneel van een schending van de ­fundamentele beginselen van de rechtsstaat, en dat op een ongekende en zeer verontrustende schaal: de ­federale regering heeft duizenden rechterlijke beslissingen naast zich neergelegd. Het gaat met name, maar niet uitsluitend, om uitspraken over de opvang van asielzoekers, waarin ­ arbeidsrechtbanken, rechtbanken van eerste aanleg en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben vastgesteld dat de Belgische staat zijn internationale verplichtingen en de Belgische wetgeving niet nakomt.

In deze kwestie kan het voor poli­tici niet volstaan te helpen zoeken naar oplossingen of verslag uit te brengen van een akkoord over de ­opvang van asielzoekers, zoals ­onlangs het geval was. Elke nacht die iemand die een verzoek tot interna­tionale bescherming heeft ingediend, op straat doorbrengt, betekent dat België zijn verplichtingen niet nakomt. Toezeggingen zijn niet genoeg.

Maar de schending van de begin­selen van de rechtsstaat is veel ruimer dan deze ‘asielcrisis’. De Belgische staat is herhaaldelijk veroordeeld voor de overbevolking van zijn gevangenissen, voor het niet-invullen van de kaders van magistraten… ­Helaas zijn het slechts enkele van de steeds talrijker wordende voorbeelden.

Waarborg tegen uitwassen

Dat alles staat ook niet los van de polemiek die recent werd gevoerd over de rol van de rechter in een democratie. De rechterlijke macht is van meet af aan opgevat als een ‘tegenmacht’, die het optreden van de uitvoerende macht controleert en zo ­nodig sanctioneert. In België, en ­elders, wordt de rol van de rechter als waarborg ­tegen de uitwassen van de politiek door ­bepaalde politieke partijen in vraag gesteld. Zij zouden liever zien dat de magistraten zich ­beperken tot het uitvoeren van wetten en besluiten, ­zonder er nog over te ­waken dat de toegepaste regels ook in overeenstemming zijn met de grondwet en met de grondrechten.

Op basis van hun electorale legitimiteit zouden deze politici de macht van de rechters willen inperken, daarbij vergetend dat de rol en de taak van de rechter steunen op rechtsregels en op het beginsel van tegenspraak. De bezorgdheid over het behoud van een onafhankelijke rechterlijke macht is overigens niet zonder voorwerp. Naar verluidt is de regering ­momenteel van plan om een veto in te voeren op de benoeming van rechters, via het advies van een administratieve overheid, zonder enige mogelijkheid tot tegenspraak.

Sinds 2015 hebben de verschillende actoren van justitie in België het manifeste gebrek aan middelen, en de repercussies daarvan op de toegang tot justitie en op het recht op een ­snelle en effectieve rechtsgang, aan de kaak gesteld. In het kader van de ­federale verkiezingscampagne in 2019 hebben verschillende verenigingen van advocaten, rechters en mensenrechtenorganisaties hun eisen ­samengevat in zes punten. Ze zijn uitsluitend gericht op de verbetering van de werking van justitie. Wat waren ­onze gezamenlijke eisen in 2019?

  1. Een voor iedereen toegankelijke justitie, wat de opheffing ­inhoudt van financiële hinder­palen (versoepeling van de voorwaarden voor de toegang tot juridische bijstand, een lager btw-tarief voor de erelonen van advocaten, deurwaarders en notarissen, beperking van de ­procedurekosten), geografische hinderpalen (nabijheid van gerechts­gebouwen) en procedurele hinderpalen (vereenvoudiging van de procedures).
  2. De uitvoering van een werklastmeting, zodat een transparante verdeling van de middelen mogelijk wordt gemaakt. In afwachting van een ­betrouwbaar meetinstrument, ­moeten de vastgelegde kaders aan personeelsbezetting in acht worden genomen (voor wat betreft de magistraten, de griffiers en het personeel van de griffies en de parketten), en dit voor alle rechtbanken en parketten van het land.
  3. De implementatie van het ­verzelfstandigd autonoom beheer, waarbij de rechterlijke macht in volledige onafhankelijkheid uitspraak kan doen in individuele geschillen en zijn financiële middelen zelf beheert onder toezicht van het parlement en het Rekenhof.
  4. Een justitie die infrastructureel goed uitgerust is, met gerechtsgebouwen die voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake veiligheid en toegankelijkheid, en een justitie die ook digitaal op een moderne manier toegankelijk is.
  5. Een performante, gedigitaliseerde justitie die binnen een duidelijk wettelijk kader wordt geïmplementeerd en gefinancierd, die de verschillende actoren van justitie toelaat om vanuit een digitaal dossier te werken en te handelen.
  6. Een overheidsdienst die beantwoordt aan de vereisten van de rechtsstaat, waarbij niet enkel cijfers als enige logica gehanteerd worden, maar waarbij er kwaliteit wordt nagestreefd binnen een redelijke termijn, zodat de rechtzoekende een antwoord krijgt op zijn vragen en zorgen, waardoor het vertrouwen in justitie wordt hersteld.

Onvoldoende beterschap

Vier jaar later, in 2023, stellen we een verbetering vast op bepaalde punten, met name op het vlak van informatisering, de aanwerving van nieuwe ­magistraten en juridische medewerkers, en de verlaging van de drempels voor toegang tot rechtsbijstand (pro deo advocatuur).

Deze positieve punten mogen echter niet verbergen dat in vele rechtbanken en parketten de middelen – in termen van magistraten, griffiers en administratief personeel – nog ernstig tekortschieten om rechtszaken binnen een redelijke en aanvaardbare termijn te behandelen. Dit gebrek aan middelen is schadelijk, omdat het de achterstand in de behandeling vergroot, het openbaar ministerie ­verplicht om zaken te seponeren waarin eigenlijk een vervolging op zijn plaats zou zijn, en een buitensporige werklast oplegt aan de medewerkers van justitie, wat op zijn beurt leidt tot vele burn-outs.

Bovendien creëert het gebrek aan middelen een gevoel van verbittering, ontgoocheling en woede bij de bevolking, die de indruk heeft dat justitie niet geïnteresseerd is in haar problemen en onaanvaardbare straffeloosheid laat bestaan. Dat alles maakt het ook moeilijk voor advocaten om hun beroep uit te oefenen, in hun rol als tussenpersoon tussen justitie en het publiek.

Het is duidelijk dat een goed functionerende rechtsstaat voldoende ­investeringen nodig heeft. Alle burgers en ondernemingen moeten op rechtsbescherming door en tegen de overheid kunnen vertrouwen via een beroep op justitie, en de meest kwetsbaren onder hen nog het meest. Een onafhankelijke en kwalitatief hoogstaande justitie is een gemeenschappelijk goed en het fundament van ­samenhang, veiligheid en vrede in ­onze samenleving.

Bruno Lietaert en Evelien de Kezel (Magistratuur & Maatschappij), Kati Verstrepen (Liga voor mensenrechten), Vincent Macq (Union professionnelle de la magistrature), Marie Messiaen (Association syndicale des magistrats), Pierre-Arnaud Perrouty (La Ligue des droits humains), Hélène Debaty (Syndicat des Avocats pour la Démocratie), Christine Brüls (Koninklijk verbond van vrede- en politierechters), Pierre Sculier (Avocats.be), Adviesraad van de Magistratuur.

Bron » De Standaard

Alsof er niets is gebeurd: gerechtelijke dossiers gaan al te makkelijk verloren

Tijdens het proces van seriemoordenaar Stephaan D.L. blijkt dat dossiers verloren zijn gegaan. Dat gebeurt vaker, zelfs het dossier van de Bende van Nijvel was niet veilig. Papieren gerechtelijke dossiers raken al wat te makkelijk vermist, verbrand of beschadigd.

‘29 jaar lang hebben we niets geweten’, vertelde Ingrid Van Den Reeck (65) woensdag tijdens de vijfde zittingsdag van het proces tegen seriemoordenaar Stephaan D.L. Die staat er terecht voor de moorden op Ariane Mazijn (30), Lutgarda Bogaerts (28), Maria Van Den Reeck (46) en Eve Poppe (38) tussen 1992 en 1997. ‘Ik vind het heel moeilijk dat ze geen dossier meer hebben van haar, enkel krantenknipsels.’

Het dossier van het onderzoek naar de moord op haar zus Maria Van Den Reeck in 1994 is nergens meer te vinden. Alleen een paar korte processen verbaal uit 2010 en het verslag van de wetsdokter zijn teruggevonden. Het dossier werd vernietigd tijdens een opruimactie in de archieven van het Antwerpse Justitiepaleis enkele jaren terug. Dat justitie nu toch een schuldige aanwijst in de zaak, is enkel omdat glazenwasser Stephaan D.L. zelf spontaan de moord op Van Den Reeck bekende.

Pijnlijk, omdat de tijd veel getuigen en herinneringen aan de solitaire maar warme Van Den Reeck met zich mee heeft genomen. ‘Dubbel pijnlijk, omdat we nu volledig afhangen van de verklaringen van D.L. om meer te weten te komen’, liet advocaat Kris Luyckx optekenen tijdens de eerste dag van het proces. Die heeft zich de afgelopen dagen niet getoond als een begenadigd verteller. ‘Daar kan ik niet op antwoorden’, is vooralsnog het meest gehoorde antwoord vanop de beklaagdenbank. De nabestaanden lijken op hun honger te blijven zitten.

Cijfers zijn er niet, maar het gebeurt helaas vaker dan gedacht dat dossiers verdwijnen, beschadigd geraken of per ongeluk vernietigd worden. Het gerechtelijk onderzoek naar de moord op communistisch politicus Julien Lahaut in 1950, een van de meest beruchte politieke aanslagen in België, bleek in 1996 uit de archieven verdwenen. De advocaat van de burgerlijke partij had gelukkig het volledige 11.000 pagina’s tellende dossier laten kopiëren. Ook het dossier naar de moord op Agnes Boedry uit 1970 bleek enkele jaren geleden verdwenen te zijn.

Schimmel en brandstichting

Ontelbare dossiers hebben al schade ondervonden door slechte opslagomstandigheden. Dossierstukken uit het onderzoek naar de Bende Van Nijvel geraakten door de jaren zo beschadigd dat er niets anders op zat dan een foto te trekken en de verrotte stukken weg te gooien. In de kelders van het Brusselse Justitiepaleis alleen al hebben een brand, een schimmelplaag en waterschade de stukken die daar worden opgeslagen in gevaar gebracht. Soms hebben de verdwijningen een minder onschuldige oorzaak. In 2016 werd het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) in brand gestoken. De daders waren eropuit om de stalen en dossierstukken die in het gebouw aanwezig waren, te vernietigen.

Justitie heeft evenwel al een oplossing klaar. Van veel dossiers zijn er ondertussen digitale kopieën beschikbaar. De digitalisering van justitie doet daar nu nog een schepje bovenop. Sinds afgelopen zomer worden aan een razend tempo gerechtelijke dossiers gedigitaliseerd. Nu al kunnen alle dossiers over seksueel geweld, intrafamiliaal geweld en moord en doodslag geraadpleegd worden vanop de computer thuis of op kantoor door wie inzagerecht heeft. In de toekomst is het de bedoeling dat alle dossiers volledig online beschikbaar zijn.

‘Mensen kunnen zo tegelijkertijd, onafhankelijk van de openingsuren van de griffier, hun dossier raadplegen’, aldus Edward Landtsheere die voor justitie het project trekt. ‘Hiermee maken we justitie een stuk efficiënter en menselijker.’ Papier of digitaal, een nulrisico op verlies bestaat er niet. Justitie zegt evenwel sterk te investeren in de nodige beveiliging van de digitale dossiers.

Bron » De Standaard

DNA van familie mag binnenkort worden gebruikt om daders op te sporen, mogelijke doorbraak voor cold cases

De ministerraad heeft een wetsontwerp goedgekeurd waardoor het mogelijk wordt om daders op te sporen via het DNA van naaste verwanten. Dat kan leiden tot doorbraken in vastgelopen zaken (cold cases). Daarnaast zal genetisch materiaal van verwanten van vermiste personen ook met internationale databanken mogen worden vergeleken.

Daders van een misdrijf opsporen met behulp van DNA: het nekte Stephaan Du Lion, die nu terechtstaat voor viervoudige moord. Maar bij strafzaken waar wél DNA-sporen gevonden zijn, maar geen exacte match met DNA uit databanken, loopt het onderzoek wel eens vast. De federale ministerraad keurde nu een wetsontwerp van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) goed dat voor doorbraken kan zorgen in cold cases.

Match met dichte naasten

Het wetsontwerp maakt breder DNA-onderzoek mogelijk: als er geen rechtstreekse match is tussen het DNA van een dader en profielen in de bestaande databanken, mag nu ook gezocht worden naar gedeeltelijke matches met broers, zussen, ouders en kinderen: een “familiale zoeking”.

Ouders geven namelijk de helft van hun DNA door aan hun kinderen. Als de dader onbekend is, maar er zit in de databank DNA van naaste familie, kan dat de zaak dus vooruithelpen. Al mag die gedeeltelijke match dus énkel bij familie van de eerste lijn. In ons land hebben we zo 120.000 profielen, internationaal natuurlijk nog veel meer.

Een tweede verandering is gericht op verdwijningszaken. In Europese en internationale databanken zitten profielen van familie van vermiste personen wereldwijd. Die bevatten ook duizenden DNA-profielen van niet-geïdentificeerde lichamen. Nu zal ook de Belgische politie genetisch materiaal van verwanten mogen vergelijken met die databanken. Dat zou nu nog kunnen leiden tot antwoorden in onopgeloste verdwijningszaken.

Bovendien zullen DNA-stalen zelf langer bewaard worden, wat nu enkel het geval is voor de profielen. “Nu zit dat vaak op zes maanden, dat gaat naar dertig jaar. Dat is belangrijk, want verdwijningszaken worden niet op één-twee-drie opgelost”, zegt minister Van Quickenborne.

Y-chromosoom

De derde wijziging gaat over het Y-chromosoom, een klein stukje van het DNA dat enkel mannen hebben. Dat wordt bijna identiek doorgegeven van vader op zoon, waardoor je zelfs bij verre familie (tot de veertigste graad!) een match kan vinden. In zedenzaken zou daar binnenkort consequent een profiel van gemaakt worden.

Met deze beslissingen volgt onze overheid Nederland. Daar is de techniek al sinds 2012 legaal. Met grootschalige oproepen naar vrijwilligers om hun DNA af te staan, konden speurders zoeken in duizenden stalen. Zo werden al enkele zaken opgelost. “Als je alleen nog maar naar onze noorderburen kijkt, zie je een heel grote succeskans van zo’n familiale zoekopdracht”, zegt postdoctoraal onderzoeker Sofie Claerhout (KULeuven), die aan de techniek werkt en al jaren pleit voor een wetswijziging.

Claerhout is blij dat ook bij ons nu stilaan een databank op basis van die Y-chromosomen zal worden uitgebouwd. Een databank aanleggen met ieders (volledig) DNA-profiel is volgens haar niet nodig, net omdat we met het Y-chromosoom veel daders kunnen vatten. “Het Y-chromosoom is ook zo nuttig omdat je er niets mee weet over iemand, zoals erfelijke ziektes of uiterlijke kenmerken, buiten het feit dat het een man is”, legt Claerhout uit.

Bron » VRT Nieuws | Heleen Vander Beken