Waar het beroepsgeheim van een inlichtingenagent niet voor dient

Begin 2020 stelde het Brussels parket een proces-verbaal op wegens schending van het beroepsgeheim door Nicolas Ullens de Schooten, een gewezen inlichtingenagent van de Staatsveiligheid.

Ullens de Schooten trachtte als lid van de dienst bescherming van het economisch en wetenschappelijk potentieel van de Staatsveiligheid onderzoek te doen naar mogelijke corruptie en meende daarbij elementen te hebben tegen de toenmalige minister van Buitenlandse zaken Didier Reynders en één van zijn medewerkers. Hij werd echter in zijn onderzoek daarover door zijn onmiddellijke hiërarchie tegengewerkt.

Na zijn ontslag stapte hij naar het Vast Comité I. Daar botste hij echter op de tegenwerking van het hoofd van de enquêtedienst die hem zelfs zou bedreigd hebben. Uiteindelijk diende hij klacht in bij de federale politie. De klacht tegen Reynders werd door het parket snel geseponeerd zodat Reynders’ kandidatuur voor Europees commissaris voor justitie onbesproken bleef.

De klacht van Ullens voor bedreigingen door het hoofd van de enquêtedienst van Comité I is nog in onderzoek bij onderzoeksrechter Michel Claise. Het gehele verhaal volgt een gekend verloop: naast het snel geseponeerde dossier over mogelijke corruptie, wordt er een ander geopend voor schending van beroepsgeheim zodat de kans groot is dat de klokkenluider bestraft wordt en het eerste dossier in de vergetelheid geraakt. Er zijn echter wel enkele belangrijke vragen die door dergelijke wijze van afhandeling zonder antwoord blijven.

De werking van de dienst bescherming van het wetenschappelijk en economisch potentieel van de Staatsveiligheid is een oud zeer. Het Vast Comité I maakte er een uitvoerig verslag over en stelde vast dat er bij de Staatsveiligheid erg weinig belangstelling was voor deze nieuwe opdracht. De dienst bestond slechts uit enkele leden en die moesten het doen met de schaarse middelen die zij kregen.

Ook het onderzoek door het Vast Comité I, dat grondig was voorbereid, en dat aanvankelijk op de steun van justitieminister Marc Verwilghen kon rekenen, stuitte in de Wetstraat 16 op het njet van Brice De Ruyver, de toenmalige veiligheidsadviseur van premier Guy Verhofstadt: geen pottenkijkers. Het was toen de tijd dat onze economische kroonjuwelen werden verpatst en het wetenschappelijk potentieel als dat van Lernhout & Hauspie onbeschermd bleef voor de vreemde inlichtingenagenten die in het bedrijf zelf zaten.

Ook over het nut en de werkwijze van een inlichtingendienst heeft het Vast Comité I meermaals gerapporteerd. Daarbij werd gewezen op het verschil tussen de gerechtelijke en de bestuurlijke benadering, het eerste met de noodzaak van bewijzen het tweede als informatie door aanwijzingen voor het beleid.

Manke corruptiebestrijding

Dat het politiek beleid zelf weinig belangstelling had voor de door een inlichtingendienst aangeleverde inlichtingen over mogelijke disfuncties, is in zowat alle verslagen van het Vast Comité I een steeds terugkomend element.

Ook uit het jaarverslag van het CFI, de Belgische witwascel, van 2017 blijkt duidelijk wat er met de meldingen van fraude en mogelijke corruptie gebeurde. In 2017 werden gegevens of informatie uit 3.285 meldingen uit 2017 of eerder na analyse aan de gerechtelijke overheden doorgegeven. Deze 3.285 meldingen hadden betrekking op verrichtingen in verband met witwassen of financiering van terrorisme voor een totaalbedrag van 1.415,95 miljoen euro.

Het federaal parket slaagde er in van de 423 dossiers 8 veroordelingen te maken. In Dendermonde kwam er van de 191 dossiers geen enkele veroordeling, en van de in totaal 5.354 overgemaakte dossiers eindigden er 53 met een veroordeling. Dat 5.354 dossiers tot slechts 53 veroordelingen en tot enkel 7.085.394 euro aan boetes hebben geleid moet toch tot nadenken aanzetten?

Het gebrek aan belangstelling van de Belgische diensten, meer bepaald voor de corruptiebestrijding, is ook de Europese instellingen niet ontgaan. De Groep van Staten tegen Corruptie (GRECO), onderdeel van de Raad van Europa, stelt in het jaarverslag dat van de vijftien aanbevelingen die twee jaar geleden zijn gelanceerd, België er geen enkel voldoende in de praktijk heeft gebracht. Slechts vier keer is dat gedeeltelijk gebeurd, in de overige gevallen helemaal niet.

Dat er in dit land weinig of niets tegen corruptie wordt gedaan is dus geen losse bewering en is op zich reeds een aanwijzing om een klacht als deze van een inlichtingenagent ernstig te nemen, en er minstens een behoorlijk onderzoek naar te doen.

Anderzijds is er ook het tweede dossier, dat over de beweerde schending van het beroepsgeheim. Ook daaromtrent is het sterk onvoldoende om vast te stellen dat er geheimen werden verklapt om tot bestraffing over te gaan. Vooreerst is er de werkwijze van de diensten zelf die voor kritiek vatbaar is. Het zijn de diensten die bepalen wat geheim is en enkel zij kunnen die classificatie wijzigen. Dat maakt de vraag of wat als geheim geclassificeerd werd wel geheim is, zo goed als onzinnig.

Daarom moet steeds gekeken worden naar het doel van het beroepsgeheim: dat dient nooit om ‘disfuncties’ en zeker niet om misdrijven te verbergen. En dan is er de bescherming van klokkenluiders tegen onbehoorlijke vervolging. Ook daaromtrent is de Belgische wet slechts een aanzet om de Verklaring van Parijs van 3 december 2019 over de bescherming van de klokkenluiders ernstig te nemen. Daarenboven moet worden vastgesteld dat het Belgisch politiek beleid heel wat actiever was om schending van het beroepsgeheim te kunnen bestraffen door verhoogde opsporing en verzwaring van de straffen.

Bedrog ondermijnt alles

De vervolging van een inlichtingenagent kan zich dus niet beperken tot een eenzijdige en kortzichtige invulling van de theoretische elementen van het beweerde misdrijf. De voorafgaande vraag of wat door die agent bij de verschillende diensten werd ter kennis gebracht, of er al dan niet aanwijzingen van corruptie zijn, is maatschappelijk gezien belangrijker dan de vervolging van de agent. Het is immers uit alle onderzoeken over de verschillende schandalen, te veel om op te noemen, gebleken dat er in dit land een echte ‘graaicultuur’ bestaat en dat sommige politiekers als ambtenaren daar duchtig aan meedoen.

Er is ook de noodzaak om deze dossiers af te handelen naar de vereisten van het eerlijk proces. Dat het om handelingen van openbare ambtenaren gaat verhoogt nog de noodzaak tot openbare behandeling. Dat is niet het geval bij seponering of behandeling voor een raadkamer of nog door een debat voor de strafrechter met gesloten deuren.

Tot slot mag ook gewezen worden op de pleinvrees van het parket in dergelijke dossiers. Door het Franse parket worden soortgelijke dossiers anders afgehandeld. Dat leidde recentelijk nog tot de veroordeling van een gewezen eerste minister, kandidaat voor het presidentschap, tot vijf jaar waarvan twee effectief. Het roept de vraag op waarom het in Frankrijk wél en hier niet kan.

Het parlementair onderzoek op de afkoopwet, het zogeheten Kazachgate, toonde immers aan dat wanneer het in Parijs regent het in Brussel minstens druppelt. In het Belgische onderdeel van het grotere Franse onderzoek lijkt, na het overlijden van de gewezen Senaatsvoorzitter Armand De Decker, het vet van de soep.

Ondertussen zoeken de ‘Drie Koningen’ hoe zij met hun geschenk tot in de kerststal kunnen geraken om er de geboorte van een regering te kunnen vieren. Niemand, zelfs de Koningen zelf, schijnt daar voldoende vertrouwen in te hebben. Hoe zou dat komen? De kiezer zal er wel een antwoord voor hebben: ‘bedrog ondermijnt alles’.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Wettelijk schild in de maak voor klokkenluiders die wantoestanden aankaarten

België hinkt achterop in de bescherming van klokkenluiders. Wouter De Vriendt (Groen) stelt een drastische ommekeer voor, ook in delicate sectoren waar beroepsgeheim mensen belet om wantoestanden aan te klagen. ‘Geef ook militairen en inlichtingenagenten het recht om klokkenluider te worden.’

Stel je voor dat een militair al in 2005 via een beschermd klokkenluidersstatuut en discreet communicatiekanaal had kunnen waarschuwen dat achttien pantservoertuigen van het Belgisch leger niet in staat waren om antitankmunitie af te vuren. Nu kwamen we dit pas recent te weten, vele tientallen miljoenen weggegooide euro’s te laat. En wat zouden we te weten komen als gewezen of huidige ambtenaren van de Staatsveiligheid en militaire inlichtingendienst het recht zouden krijgen via een discreet meldingskanaal een boekje open te doen over hun kennis over de Bende van Nijvel? Nu riskeren ze celstraf als ze hun geheimhoudingsplicht doorbreken.

De partij Groen-Ecolo wil dat veranderen. In een resolutie die maandag in de Kamer wordt ingediend door Kamerlid Wouter De Vriendt pleit de partij voor een verregaande wettelijke bescherming van álle klokkenluiders, “zowel voor openbare diensten, delicate sectoren zoals Defensie of inlichtingendiensten én de private sector”.

De Vriendt maakt zich sterk een meerderheid te vinden voor het initiatief, omdat alle Belgische partijen vorig jaar al Europese wetgeving steunden die ons land dit jaar moet toepassen. “De omzetting van de EU-richtlijn moet zo maximaal mogelijk gebeuren”, zegt hij. “We moeten niet enkel een regeling uitwerken voor wie inbreuken op de wet meldt maar ook voor zaken die ingaan tegen het openbaar belang. Zonder klokkenluiders wisten we nooit over Lux-leaks of de Panama-papers. Klokkenluiders hebben kanalen nodig om te kunnen rapporteren zonder risico op sanctionering.”

De belastingbetaler zou een gouden zaak doen. De Europese Commissie schatte de kosten van een slechte bescherming van klokkenluiders – alleen al voor falende overheidsopdrachten die niet worden gemeld – tussen de 5,6 en 9,6 miljard euro op jaarbasis voor de volledige EU.

Discrete kanalen voor defensie

Omdat de geheimhouding bij Defensie en inlichtingendiensten een externe rapportering van misstanden bemoeilijkt, kunnen volgens De Vriendt voor hun personeel specifieke meldpunten worden gecreëerd. “Klokkenluiden hoeft niet meteen te betekenen dat men iets aan de grote klok hangt, men kan ook intern of extern iets vertrouwelijk signaleren”, zegt hij. “Denk maar hoe de recente malaise bij de militaire inlichtingendienst ADIV kon zijn voorkomen, of aan de Agusta-affaire destijds. De defensie-industrie blijkt ook nu nog zeer corruptiegevoelig door uitzonderingen op de normale aanbestedingsregels voor defensiecontracten en de grote geldsommen die er in omgaan.”

Dergelijke corruptiedossiers zijn dikwijls internationaal. De Vriendt wijst op de recente fraude met humanitaire visa, waarvoor Mechels gemeenteraadslid Melikan Kucam (N-VA) vervolgd wordt. Zulke zaken komen dikwijls maar aan het licht door lokale bronnen in het buitenland en die moeten we volgens De Vriendt óók kunnen beschermen. “België zou buitenlandse klokkenluiders en journalisten als bijzondere doelgroep voor humanitaire visa moeten bestempelen”, zegt hij, en wijst erop dat de maatschappelijk relevantste lekken van de voorbije jaren gingen over internationale militaire operaties, zoals Irak en Afghanistan. “Willen we echt dat mensen als Edward Snowden, die de democratie toch wel een dienst heeft bewezen, voor bescherming enkel bij Poetin terecht kunnen? Nee toch?”

Ons land zou zich daarom volgens hem moeten uitspreken tegen de vervolging van Wikileaks-stichter en klokkenluider Julian Assange, die op 24 februari voor een Britse rechter zijn uitlevering zal aanvechten. De Vriendt: “Klokkenluiders verdienen een standbeeld, geen vervolging. Wie wantoestanden aanklaagt, toont burgerzin en mag daar nooit slachtoffer van zijn.”

Bron » De Morgen

Disfuncties bij inlichtingendiensten moeten worden onderzocht

De klacht van de gewezen inspecteur van de Staatsveiligheid, Nicolas Ullens de Schooten, kan niet afgedaan worden als een interpersoneel conflict. Uit de aan de klacht gevoegde stukken blijkt dat de inspecteur, als lid van de economische sectie, deed wat hij voor de bescherming van ons wetenschappelijk en economisch potentieel moest doen. De klacht moet dan ook ernstig worden onderzocht.

Ullens stelde nota’s op over de door hem verkregen inlichtingen die mogelijks wijzen op inmenging. Die inlichtingen zijn bovendien samenlopend met wat in drie andere, gerechtelijke onderzoeken, wordt onderzocht: de gerechtelijk onderzoeken over de mogelijke corruptie bij de verkoop van het Rijksadministratief Centrum in Brussel, over Kazachgate, en over het vrijgeven van op vraag van de VN in beslag genomen miljarden van de gewezen Libische dictator Kadafi.

Bovendien werd over de bedenkelijke wijze waarop de zogeheten afkoopwet tot stand kwam, een wet die toeliet schuld en boete af te kopen, ook een langdurig parlementair onderzoek gevoerd. De zogenaamde Kazachgate-commissie. Dat onderzoek wees uit dat de werking van de drie grondwettelijke machten ernstig en op het hoogste niveau werd ontwricht.

Verder en ernstig onderzoek

In de klacht van de inspecteur worden ook elementen aangereikt die grote vragen oproepen over de werking van de burgerlijke inlichtingendienst. Mede gezien de aangehouden strijd tegen het terrorisme, maar ook tegen de toenemende bedreigingen voor ons wetenschappelijk en economisch potentieel, dwingen de door Ullens aangegeven elementen tot verder en ernstig onderzoek.

In dat onderzoek moet het onderscheid gemaakt worden tussen de elementen die aanleiding kunnen geven tot het optreden van de gerechtelijke overheden en deze die betrekking hebben op mogelijke “disfuncties” in de werking van de inlichtingendienst.

Voor het eerste facet is het de bevoegdheid van het openbaar ministerie om uit te maken of de in de klacht aangegeven aanwijzingen, voor een goede rechtsbedeling, al dan niet samenlopend zijn met de feiten die de onderzoeksrechter onderzocht, zodat zij er moeten aan toegevoegd worden.

Voor de beoordeling van de mogelijke “disfuncties” in de werking van de Staatsveiligheid heeft de wetgever een eigen orgaan ter beschikking: het Vast Comité I. Met de eigen enquêtedienst kan het Comité I onderzoek doen en daarover rapporteren aan het parlement.

Ook hier is het de vraag of binnen het korte tijdsbestek afdoende onderzoek is gevoerd om het verslag dat in de Kazachgate-commissie werd gegeven voldoende te kunnen onderbouwen. Op welke elementen van onderzoek steunde het verslag van het Comité I dat besloot dat er geen aanwijzingen van inmenging waren?

Structureel probleem

Er is de zwaarwichtige verklaring van Nicolas Ullens de Schooten dat hij door een lid van de enquêtedienst werd bedreigd zodat hij zijn verklaring niet durfde te ondertekenen, wat alweer tot de beoordelingsbevoegdheid van de gerechtelijke overheden behoort.

In de klacht zitten echter ook elementen die als een structureel probleem kunnen worden bekeken. Die elementen kunnen aanzetten tot een onderzoek over de goede werking van de dienst. De Staatsveiligheid is immers een overheidsdienst die onder het gezag van de minister van Justitie staat, maar ook, via het Vast Comité I, onder toezicht van het parlement.

De benoeming en de bevordering van de leden van deze dienst en de verhouding tussen de hiërarchie en de agenten is geen willekeurige aangelegenheid, maar dient te gebeuren volgens de reglementaire voorschriften.

Indien de verklaringen van de inspecteur naar waarheid mochten zijn en er inderdaad sprake is van een onreglementaire plaatsing en toewijzing van meerdere bevelsfuncties door een minister die er geen gezag over heeft, en er daarenboven sprake kan zijn van inmenging, zijn dat elementen die snel en accuraat kunnen worden onderzocht. Los van alle andere gegevens.

De bezorgdheid voor zowel de goede werking van de Staatsveiligheid als van het Vast Comité I gaat gepaard met ernstige vragen over de werking van de andere inlichtingendienst, namelijk de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV). Ook over deze militaire inlichtingendienst kwamen ernstige aanwijzingen van “disfunctie” naar buiten.

Welk gevolg werd er gegeven aan de ernstige aanwijzingen van mogelijke spionage in de eigen dienst? Op welke wijze wordt getracht een oud zeer, de verscheiden opvatting tussen de burgerlijke en de militaire leden, die nu tot hoogspanning heeft geleid, in goede banen te leiden?

Samen met de lezing van wat nu, gestaafd met documenten, naar buiten komt over mogelijke disfuncties in de werking van verschillende overheidsdiensten in de veiligheidssector volgt een ernstige bezorgdheid over de slagkracht en de behoorlijke werking ervan. Dit alles kan daarom niet voor ongezien gehouden worden.

Deze vragen over de werking van deze diensten hebben ook betrekking op de afwending van wat ons het meest bedreigd. Dat is niet enkel het terrorisme dat de rechtsstaat ondermijnt, maar ook de aanslagen op ons wetenschappelijk en economisch potentieel, en zo ook de instandhouding van de welvaartsstaat.

De rechtsstaat en de welvaarsstaat zijn de twee grote geschenken die wij in de naoorlogse periode van onze voorgangers hebben gekregen. Die brengen wij nu met een steeds verder gaande slordigheid in gevaar.

Bron » Apache | Walter De Smedt

Een j’accuse van Cassatie

De Eerste Voorzitster van het Hof van Cassatie, Beatrijs Deconinck, trapt het gerechtelijk jaar af met een noodkreet aan de federale onderhandelaars.

Poseren voor de foto is Beatrijs Deconinck niet gewend. Het Hof van Cassatie gooit zelden de deuren open voor de media, maar aan de vooravond van het nieuwe gerechtelijke jaar – dat maandag begint – maakt de even nieuwe korpsleiding een uitzondering.

De Eerste Voorzitster van ’s lands hoogste rechtscollege laat zich meetronen door de fotograaf, al zal de boodschap voor haar altijd het belangrijkste blijven. ‘Het is een cruciaal moment voor justitie’, stelt Deconinck. ‘Er is in korte tijd erg veel veranderd en de omstandigheden waarin we werken, zijn moeilijker dan ooit. Het Hof van Cassatie is de wervelkolom van justitie, maar vandaag balanceren we op een precair evenwicht.’

De voorbije legislatuur trok de gerechtelijke wereld geregeld aan de alarmbel. Magistraten en advocaten kwamen massaal op straat om de jarenlange desinvestering en het moordende hervormingstempo van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) aan te klagen. ‘Terecht’, vindt Deconinck. De ‘triestige toestand’ waarin het Brusselse Justitiepaleis zich bevindt – het is zelfs niet veilig genoeg om het ­terreurproces over de 22/3­-aanslagen te huisvesten – is exemplarisch voor het gerecht.

‘Ook wíj bij Cassatie maken ons grote zorgen’, aldus de magistrate. ‘Het besparingsritme is onhoudbaar, maar ook het wetgevings­ritme dreigt grote problemen te veroorzaken. Onder meer door de potpourri-wetten verwachten we een zware bijkomende last. De cohesie is zoek en mensen zitten met vragen over het overgangsrecht.’

Eén grote soep

‘In bepaalde, veeleer technische domeinen, is de wet drie keer veranderd in vier jaar tijd’, valt procureur-generaal André Henkes haar bij. De ‘PG’ is de hoogste parket­magistraat binnen Cassatie, hij spreekt traditiegetrouw maandag zijn openings­rede of mercuriale uit. Henkes deelt de bezorgdheden van zijn collega.

‘De wetgeving is één grote soep geworden’, schetst de procureur-generaal. ‘Terwijl een rechter een zaak trancheert op basis van de bestaande wet, is men ze al aan het veranderen. De snelle doorlooptijden die de minister nastreeft, leiden in de praktijk dus tot een stroom aan vragen om uitleg aan het Hof van Cassatie.’

Geens is meestal geen slechte minister van Justitie, besluit Henkes. ‘Meer nog: hij behoort tot de betere die ik heb gekend. Maar dat hij drie, vier jaar lang doof bleef voor onze noodkreet en vlak voor de verkiezingen plots 750 miljoen euro extra eiste wegens de catastrofale toestand van justitie, is het toppunt.’

Om de kwaliteit van de rechtspraak te kunnen garanderen, moeten er enkele noodzakelijke voorwaarden vervuld worden, stelt de korpsleiding. Ze heeft een memorandum opgesteld voor de (toekomstige) federale formateurs, met concrete aanbevelingen. Nummer één: het ‘menselijk kapitaal’ bij het Hof van Cassatie moet versterkt worden. Vandaag telt de zetel zo’n dertig mensen en het parket veertien – dat is te weinig. Wat het Hof evenwel het meest tegen de borst stuit, is het uitblijven van de beloofde beheersautonomie.

Deconinck: ‘Sinds de wet van 2014 hebben wij ons huiswerk gemaakt, de teksten zijn klaar, maar de beheersautonomie is er nog altijd niet. Terwijl die onze performantie ten goede zou komen. Nu, we gaan verder op de ingeslagen weg. We zijn een relatief kleine entiteit, maar wel een belangrijke. Hopelijk ziet men dat.’

Wereldvreemd?

Alvast wat informatica betreft, werd Cassatie gewoonweg overgeslagen, illustreert de Eerste Voorzitster. De eigen computerapplicatie van het hoogste rechtscollege, dat dient om de dossiers en arresten te beheren, dateert uit 1994. ‘Ooit waren wij pioniers op het vlak van ICT,’ zegt Deconinck, ‘maar vandaag kennen onze jonge informatici de taal van ons 25 jaar oude systeem zelfs niet meer.’

Volgens Henkes zit het Hof ‘op een tikkende tijdbom’.
Er is, kortom, nood aan een forse financiële injectie. Maar zolang er geen nieuwe federale regering is, komt die er níét. Het Hof voelt naar eigen zeggen elke dag de gevolgen van de federale stilstand. ‘Op veel vlakken staat de interne werking on hold, vernieuwingen gaan niet door, personeels- en andere zaken zitten geblokkeerd.’ Qua j’accuse van de rechterlijke macht aan het adres van de andere machten kan dat tellen.

De jongste jaren zijn de spanningen tussen gerecht en politiek trouwens toegenomen. Een en ander staat niet los van de houding van de grootste Vlaamse partij N-VA, die er niet voor terugdeinst rechters of rechtspraak ‘wereldvreemd’ te noemen. Deconinck is daar zichtbaar niet gelukkig mee, maar laat zich er niet over uit. ‘De uitspraken zijn voor hun rekening, de perceptie bij ons is omgekeerd. Wees gerust, wij staan met twee voeten in de maatschappij.’

Ze geeft wel toe dat het ‘evenwicht’ tussen de machten verstoord is. Lees: de rechterlijke macht wil (opnieuw) meer respect voor haar autoriteit en onafhankelijkheid. ‘Het is tijd om na te denken over de onderlinge verhouding’, besluit Deconinck ­diplomatisch. ‘Wij zijn alvast vragende partij voor een diepgaandere dialoog.’

Bron » De Standaard

Lastpakken in toga’s

Ministers blijven hun tanden breken op justitie. De zaak-Julie Van Espen legt een open zenuw bloot. De politiek vindt rechters lastpakken die elke hervorming tegenhouden, rechters halen hun neus op voor politici die door slechte wetten en besparingen de rechtsstaat ondergraven. Komt het nog goed?

Pol Van Iseghem is de ‘Mister Excel’ van justitie. De voorzitter van het College van Hoven en Rechtbanken, de koepel boven alle 1.621 actieve rechters en 6.000 personeelsleden, beheert de tabellen met het aantal magistraten dat per rechtbank voorzien is, hoeveel er effectief werken, de stand van de vacatures en de rekrutering. Van Iseghem klopt maandelijks met justitie minister Koen Geens (CD&V) af welke vrije plekken prioritair ingevuld worden, volgens het beschikbare budget. ‘Vroeger was er alleen overleg als er geld beschikbaar was’, vertelt hij.

Het klinkt allemaal weinig spectaculair, maar bij justitie is het een omwenteling. Bovendien heeft het volgens Van Iseghem een belangrijk manco opgelost. Er is eindelijk zicht op wie er bij welke rechtbanken werkt. Excuseer? Kent justitie haar eigen volk niet? ‘De federale overheidsdienst (FOD) Justitie weet alleen bij benadering het aantal magistraten’, klinkt het. Dat komt omdat hun lonen uitbetaald worden door een afdeling die geen onderdeel is van de FOD.

Blinde vlek

Zieke magistraten zijn ook een blinde vlek, omdat ze doorbetaald worden, waardoor de overheid vaak niet weet dat ze ziek zijn. En hen vervangen kan niet zomaar, want rechters zijn voor het leven benoemd. Tijdelijk aanwerven is onmogelijk en een nieuwe rekruut veroorzaakt bij de terugkeer van een magistraat uit ziekteverlof meteen een overtal in het korps. Pensioenen zijn ook een moeilijke kwestie. De vacature voor wie op pensioen gaat, wordt pas geopend na zijn vertrek. Met als gevolg dat veel vrijgekomen zitjes bijna een jaar leeg blijven. Het wordt binnen justitie geduid als een slinkse besparingsmaatregel.

Het gerecht vonnist onafhankelijk. Dat is de regel van het spel in de rechtsstaat. Maar in zijn werking en financiering is het allerminst autonoom. Het geld om de rechters te betalen, maar ook om de lampen te doen branden, de laptops te betalen of de rollen wc-papier te kopen, loopt via het kabinet en de ambtenarij.

Mini-kmo’s

Op de tekentafel liggen revolutionaire hervormingsplannen die moeten verzekeren dat de hoven en rechtbanken niet langer direct aan het infuus liggen bij de politiek. Het totaalbudget zou tussen de minister en de magistratuur worden afgeklopt, waarna het gerecht zelf personeel en middelen verdeelt over de rechtbanken.

Die krijgen dan als mini-kmo’s het beheer over hun eigen personeelsbeleid, informatica, werkingskosten en gebouwen, met een externe manager als chef. ‘Het vastgoedbeheer gebeurt nu door de Regie der gebouwen’, zegt Van Iseghem. ‘Er zijn dure, nieuwe justitiegebouwen gezet, zoals in Kortrijk. Mooi gebouw, daar niet van, maar in de zomer wordt het er 40 graden omdat er niet eens zonnewering is.’

De bestaande gebouwen zijn aan renovatie toe. ‘In Antwerpen konden assisenzittingen niet doorgaan omdat er geen zaal meer was. In de zaal van het Luikse hof van beroep hangen netten omdat stukken plafond naar beneden vallen. En zo zijn er nog veel voorbeelden.’ De magistratuur wil komaf maken met de ‘brokkeljustitie’ door het heft in eigen handen te nemen. Maar de hervorming is afgeblazen. De parketten wilden niet meedoen, de rechters aanvankelijk wel. Maar die zijn intussen ook afgehaakt. Na een koehandel over centen kwam een akkoord uit de bus over de budgetten, maar het beloofde extra geld is nooit op tafel gelegd.Van Iseghem: ‘Wij stappen niet mee in scenario’s waar wij de miserie moeten verdelen in de plaats van de minister.’

Het is de evergreen op justitie. Er heerst een structureel wantrouwen tussen de magistraten en de minister. ‘Ik herinner me dat ik in mijn beginperiode als minister een brief stuurde naar een hof van beroep met grote achterstand om er wat vaart achter te zetten’, zegt Stefaan De Clerck (CD&V), justitieminister tussen 2008 en 2011. ‘Er werd meteen geëist dat ik ontslag nam omdat ik de scheiding der machten had geschonden.’

Marsen

Geens krijgt net als zijn voorgangers bakken kritiek. Het gerechtelijke apparaat loopt storm tegen Geens’ hakbijl. Magistraten en advocaten in toga, griffiers, secretarissen en gerechtspersoneel houden marsen op het ministeriële kabinet om ‘justitie te redden’. Ze zijn het bloedbad aan besparingen beu, zeggen ze.

Het grootste punt van kritiek is dat Geens bespaart door het magistratenkorps op maar 90 procent te houden van wat wettelijk afgesproken is. In sommige rechtbanken ligt dat percentage nog lager door een hoog aantal burn-outs, ziekte verzuim en vacatures die bij gebrek aan kandidaten maar niet ingevuld raken. De griffies – de secretariaten – zouden zelfs maar op 70 tot 80 procent van hun afgesproken bemanning draaien.

De voorzitter van de Brusselse ondernemingsrechtbank trok pas nog aan de alarmbel. Hij stelde dat hij zestien magistraten nodig heeft om alle dossiers te kunnen bolwerken, er wettelijk elf zouden moeten zijn, en er in realiteit zes werken.

Besparingen en onderbemanning worden genoemd als reden voor de dramatische dood van Julie Van Espen. Haar moordenaar liep ondanks een veroordeling tot vier jaar cel vrij rond door een uitblijvend vonnis bij het Antwerpse hof van beroep. Dat kwam volgens het hof door de sluiting van kamers door een tekort aan rechters. Daardoor bleef het dossier onderaan de stapel liggen. De sluiting van kamers is zeker niet beperkt tot Antwerpen. Ook in Henegouwen en Luik gingen delen van de rechtbank onlangs dicht. Maar in Antwerpen kende het besluit wel een dramatische uitkomst.

Het was de afspraak in de regering-Michel om op alle departementen 12 procent te besparen op personeel. En er is 28 procent gesnoeid in de werkingsmiddelen. Justitie is in heel wat begrotingsrondes ontzien, maar dat betekent niet dat geen enkele afdeling moest besparen. Er kwam extra geld bij voor de aanpak van terrorisme, maar bij de rechtbanken moest wel degelijk bespaard worden.

Geen massale besparingen

De cijfers duiden ook niet op massale besparingen. Uit een navraag blijkt dat het budget van justitie stabiel is gebleven. In 2014 kreeg het 1,92 miljard euro, dit jaar is dat 1,93 miljard. Het budget voor personeel is dit jaar 694 miljoen, tegenover 645 miljoen in 2016.

Per inwoner geeft België 102,1 euro uit aan de rechterlijke macht. Dat is meer dan Frankrijk, Finland, Italië, Spanje of Denemarken, maar minder dan Nederland, Oostenrijk of Duitsland. Dat blijkt uit de cijfers van de Europese statistiekdienst Eurostat. Ons cijfer is bijna gelijk aan het gemiddelde van de eurozone (104 euro). ‘In het Belgische cijfer zit wel nog niet het budget voor de Raad van State, het Grondwettelijk Hof en onze administratieve rechtbanken’, stelt Benoît Allemeersch, advocaat en rechtenprofessor aan de KU Leuven. ‘In realiteit geven we dus een goeie 108 euro per inwoner uit, wat ons boven het gemiddelde van de eurozone brengt, maar nog net onder de kopgroep.’

Een gebrek aan rechters lijkt ook niet het probleem te zijn. Met 14 rechters per 100.000 inwoners telt België er minder dan Duitsland (24,18), maar meer dan Nederland (13,65) en Frankrijk (10,44). Bovendien heeft ons land 7,61 parketmagistraten per 100.000 inwoners, meer dan Duitsland (6,7), Nederland (5,43) en Frankrijk (2,92).

Taboe

In de strijd over besparingen blijft één taboe onbesproken: de werklastmeting. Die zou objectief moeten vastleggen hoeveel dossiers rechtbanken en individuele magistraten verwerken en daar middelen aan koppelen. De afgesproken ‘personeelskaders’ gaan nog terug op de situatie in de jaren 60. ‘De invulling ervan had niets met objectieve werklast te maken, wel met gesjacher, vaak via gelobby bij een minister of parlementslid uit hun arrondissement’, zegt Allemeersch.

De werklastmeting spookt rond in elke discussie over een efficiënte justitie. Maar door heroïsche tegenkanting vanuit de parketten en de rechters is ze nog altijd niet ingevoerd. ‘Omdat iedereen weet dat de middelen en het personeel onjuist verdeeld zijn over de rechtbanken en de parketten. Het is geen geheim dat Antwerpen fors benadeeld is tegenover Brussel. Daarom wordt vanuit de hoofdstad ook zo tegengesparteld’, zegt een insider. Het College van Hoven en Rechtbanken zegt dat het metingen gaat invoeren. ‘Ik geloof niet meer dat het vanuit justitie zelf gaat komen’, stelt een ex-magistraat. ‘Ik heb in mijn carrière meer inspanningen gezien om het te torpederen dan het te doen slagen. Zonder het te outsourcen komt het er nooit van. En in tussentijd vaart de tanker blind. Het gevolg is bekend. Heel veel rechters werken zich de pleuris en anderen – gelukkig een minderheid – doen het kalmpjes aan.’

Collectief falen

Het collectieve falen van politie en justitie in de Dutroux-affaire trok midden jaren 90 een cascade aan hervormingen in gang. Twintig jaar later klonken met de terreuraanslagen dezelfde echo’s. De moord op Julie is niet zomaar af te doen als een uiterst ongelukkige samenloop van omstandigheden. Daarvoor waren er de voorbije jaren te veel incidenten die de publieke opinie schokten. Met beelden van juichende bendeleden die vrijkomen door proceduremissers of fraudeurs en criminelen die na hun veroordeling of door verjaring van de feiten geen dag in de cel moeten.

Behalve Vlaams Belang reageert de politiek omzichtig op de dood van Julie. Twee weken voor de verkiezingen is de vrees groot om beschuldigd te worden van politieke recuperatie. Voorzichtig wordt gewag gemaakt van organisatorisch wan beheer en een gebrek aan efficiëntie.

Niemand kan goed de vinger leggen op waar het nu precies hapert. De meeste bronnen wijzen op een combinatie van mankementen die een efficiënte werking blokkeren. En er is de blijvende overbevolking in gevangenissen, waardoor heel wat straffen niet uitgevoerd worden. Een verzachtend element is dat geplande nieuwe gevangenissen vertraging oplopen in de Belgische vergunningsjungle.

Koterij

Bovendien is justitie nog altijd een koterij. Allemeersch: ‘Ons land telt te veel rechtbanken en hoven. Er zijn nog 200 vredegerechten, tegenover 50 in Nederland. Overal in ons land zijn nog afdelinkjes van rechtbanken, vaak in slecht geïsoleerde gebouwen waar maar een paar zittingen per week zijn. Dat verslindt geld, aan onder meer energie- en transport kosten. Onder voormalig minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) waren er wel fusies, maar die hadden minder om het lijf dan het werd voorgesteld. De meeste lokale afdelingen zijn gewoon blijven bestaan, onder druk partijpolitiek gelobby om de rechtbanken te behouden.’

Het grootste drama is de digitalisering. Vele pogingen ten spijt blijft justitie een computerwoestijn. De overheid vergooide vanaf 2001 tientallen miljoenen euro’s aan het totaal geflopte Phenix-project. Dat trauma hypothekeerde nieuwe initiatieven, omdat het veel tegenkanting opriep om één systeem van bovenaf op te leggen.

Geens was de volgende in de rij die het gerecht eindelijk de 21ste eeuw in zou loodsen. Er zijn stappen vooruit gezet. Advocaten kunnen hun conclusies – argumenten in een zaak – elektronisch indienen. De faillissementsrechtbanken werken met een volledig elektronisch dossier. Het zijn sterretjes in een donkere poolnacht. Justitie wordt nog altijd omschreven als een Holle Bolle Gijs die papier verslindt.

De rechtbanken werken vandaag met dertien IT-systemen los van elkaar. Die draaien vaak nog op software uit de jaren 90. ‘Er is geen digitale mindset’, zegt Hugo Lamon, de woordvoerder van de Orde van de Vlaamse Balies. ‘Het is de aard van het beestje. Justitie leefde tot tien jaar geleden in ‘splendid isolation’. De boodschap was: we zijn onafhankelijk en aanvaarden geen pottenkijkers. Bovendien waren er veel kleine eilandjes, waar iedereen wel de baas was van iets. Probeer dan maar eens tot een uniforme werking te komen. Die mentaliteit is er bij de nieuwe generatie wat uit, maar het blijft moeilijk om de zware erfenis uit het verleden op te kuisen.’

Octopus

Justitie is nog het best te omschrijven als een octopus waarvan elke poot het liefst zijn eigen leven leidt. Die mentaliteit maakt de magistratuur tot een slangenkuil met evenveel ruzies als meningen. Dat maakt het moeilijk onderling consensus te vinden, laat staan akkoorden te sluiten met een minister.
Er is een nieuwe poging bezig om met één IT-systeem te werken. Het College van Hoven en Rechtbanken had een eigen ontwikkeling voorgelegd aan Geens, maar die koos uiteindelijk voor Mach. Dat is de applicatie voor de vredegerechten, die zou worden overgezet naar andere rechtbanken. Maar bij de correctionele rechtbanken draaide ze al flink in de soep.

Justitie moet tegen begin 2020 een grote databank met alle arresten en vonnissen klaarhebben. ‘Maar daar is geen geld voor’, zegt Van Iseghem. ‘Er is voor IT dit jaar een budget van 42 miljoen. Na aftrek van 28 miljoen kosten en prioriteiten van het kabinet blijft er dit jaar precies 1,2 miljoen euro over om zelf te besteden.’

Black-out

Het schrijnende symbool van die malaise is de black-out voor statistieken die al even bezig is. Niemand – de parketten noch de rechtbanken of de hoven van beroep – kan door computerproblemen nog statistieken publiceren over het aantal rechtszaken en vonnissen.Geens brak net als zijn voorgangers zijn tanden op de digitalisering. Hij hield daarnaast wel een strak hervormingstempo aan met als doel de werking van justitie te verbeteren, waarbij de modernisering van wetboeken eruit sprong. Het kroonjuweel, het nieuwe strafwetboek dat onder meer zedenfeiten veel strenger bestraft, strandde wel met zicht op de meet. Geens kwam overhoop te liggen met de topjuristen die de wetteksten opstelden.

Hij probeerde ook met rechters te schuiven. Na de dood van Julie was Geens boos dat het hof in Antwerpen paste voor de optie om met één in de plaats van drie raadsheren te zetelen in beroepszaken. Dat had capaciteit kunnen vrijmaken.

Geens had geen geld om voor meer magistraten te zorgen, dus ging hij voor minder rechtszaken. Lamon: ‘Hij bemoeilijkte de toegang tot de rechter door een verhoging van de proceskosten. En hij ging voor ‘quick wins’, kleine technische ingrepen om de werklast te verminderen. Maar dat is geen onverdeeld succes omdat het onoverzichtelijk werd.’

Geens mikte voor een vonnis op twee jaar, inclusief beroep. Die belofte kon hij niet waarmaken, zoals de tragische feiten in Antwerpen duidelijk maken. ‘Hij was te veel de professor die wetteksten herschreef en te weinig de vennoot bij het advocatenkantoor (Geens heeft een verleden bij het advocatenkantoor Eubelius, red.) die zich bezighield met management. À décharge: je kunt moeilijk kritiek hebben op een CEO als die bijna niets te zeggen heeft over zijn personeel.’

Bron » De Tijd |