Bende van Nijvel: minister Geens roept op tot sereniteit

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) benadrukt dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel de nodige sereniteit verdient. Dat bleek donderdag tijdens het vragenuurtje in de Kamer.

De Aalsterse politica Sarah Smeyers (N-VA) benadrukte dat Justitie niet mag toelaten dat de bevolking in dit dossier de hoop verliest. Kamerlid Smeyers vroeg aan de minister de garantie dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel niet opnieuw begraven wordt. Ze wees erop dat de nieuwe aanwijzingen die vorig jaar aan het licht kwamen – vooral de mogelijke onthulling van de identiteit van ‘De Reus’ – ervoor hebben gezorgd dat het dossier opnieuw de aandacht kreeg die het verdient. Vandaag lijkt dat spoor echter dood te lopen, stelde Smeyers.

Minister Geens antwoordde, bij monde van vicepremier Kris Peeters, dat hij geen informatie wil vrijgeven over de vooruitgang van het onderzoek. Het nieuwe elan dat aan het onderzoek werd gegeven, mag immers niet worden gehypothekeerd door het vrijgeven van geheime gerechtelijke informatie.

De minister herinnerde aan de extra middelen die werden vooropgesteld om het onderzoek in het dossier grondig voort te zetten. Op politioneel vlak is de aangekondigde uitbreiding van het aantal manschappen zo goed als voltooid, luidde het.

‘Mijn fractie hoopt dat de gemaakte progressie niet opnieuw teniet wordt gedaan. Uw antwoord stelt mij enigszins gerust’, reageerde Smeyers. Ze hoopt dat Justitie de mensen zal aansporen om tips te blijven geven.

Bron » Knack

20 jaar geleden ontsnapte Dutroux. Wat gebeurde er die dag ook alweer?

Het is vandaag precies 20 jaar geleden dat kinder­moordenaar Marc Dutroux ontsnapte uit het gerechts­gebouw van Neufchâteau. Toenmalig minister van Justitie Stefaan De Clerck (CD&V) nam meteen ontslag en blikt terug op die dramatische dag. “Ik kon het niet geloven, niemand kon zoiets uitleggen en begrijpen.”

De Clerck was in het parlement, toen hij op 23 april 1998 een telefoontje kreeg. Hij kon het niet geloven. “Het was zo ongeloofwaardig, niet te begrijpen. Maar het werd me meteen duidelijk dat dit dramatisch nieuws was.”

De druk op Stefaan De Clerck, toenmalig minister van Justitie (CD&V), en Johan Vande Lanotte, toenmalig minister van Binnenlandse Zaken (SP.A), om ontslag te nemen was meteen zeer groot. “Dat had ook veel te maken met de timing, het momentum van de ontsnapping. Het was een donderdag­namiddag, het wekelijks vragenuurtje in Kamer en Senaat. Het parlement zat bomvol pers en politici. Er ontstond meteen paniek, het woord ‘revolutie’ werd in de mond genomen en de zittingen werden geschorst.”

“Maar op het moment dat Jean-Luc Dehaene, de toenmalige premier, klaar was om naar de koning te gaan om ons ontslag aan te bieden, was Dutroux al ingerekend en bleek dat het maar om een boswandeling ging.” Toch was een ontslag volgens De Clerck de enige optie. “Alles draaide al jaren rond het dossier-Dutroux. Een ontsnapping was echt niet uit te leggen.”

Een keerpunt

De ontsnapping was een keerpunt in de politieke carrière van Stefaan De Clerck. “We waren bezig met grote hervormingen en wilden slachtoffers een belangrijke plek geven in het strafproces. Maar veel hervormingen zijn toen, op 23 april 1998, stilgevallen. Dat is droevig. Het heeft 20 jaar geduurd voor ze werden afgewerkt.”

De Clerck vindt dat hij zichzelf niets te verwijten heeft. “En ook de kiezers hebben mij en Johan Vande Lanotte niet afgestraft. We zijn allebei kunnen terugkeren naar de nationale politiek. Ik eerst als voorzitter, later nog eens als minister van Justitie. Toen heb ik opnieuw geprobeerd om die hervormingen af te werken, maar toen kwam Fortis en gingen we in lopende zaken.”

Bron » VRT Nieuws

“Wat is erger: niets weten of zeker weten dat je kind gefolterd en misbruikt is?”

Zonder de zaak-Dutroux had Child Focus wellicht nooit bestaan. Na de opgraving van Julie en Mélissa in de tuin van Marc Dutroux, kreeg Jean-Denis Lejeune het idee om een centrum voor vermiste kinderen op te richten. “Tijdens de Witte Mars stapte ik af op premier Dehaene, die er meteen zijn politieke redding in zag,” zegt de vader van Julie. Niet iedereen was even enthousiast. “Ik was in het begin niet zo blij met Child Focus,” zegt Eric Geijsbregts, vader van Nathalie, die al 27 jaar naar zijn dochter zoekt.

Jean-Denis Leujeune: “Ik herinner me die zondag 17 augustus 1996 nog alsof het gisteren was. Het was een snikhete dag, graafmachines waren al de hele dag in de weer op het terrein achter het huis van Dutroux. We zaten samen met de ouders van Mélissa bij adjudant Jean Lesage van de rijkswacht van Seraing te wachten op nieuws. Lesage kreeg geregeld telefonische oproepen over wat er in Sars-la-Buissière gebeurde. In de namiddag ging de telefoon opnieuw, en Lesage nam op. ‘Ze hebben een arm gevonden, en een been,’ zei hij tegen ons. ‘Maar ze weten niet van wie het is.’ (stil) Het was de toon waarop hij het meedeelde, alsof hij vertelde dat hij een kilo appelen op de markt had gekocht. Een kwartier later kregen we het nieuws dat het de lichamen van Julie en Mélissa waren. Ik ben in elkaar gestort. Er was niets meer om voor te leven.

“Kort nadat de kinderen waren gevonden, besloot ik dat ik iets moest ondernemen. Ik moest een andere zin geven aan mijn leven, anders zou ik zelf in een afgrond verdwijnen. Toen is het idee bij mij beginnen te groeien om Child Focus op te richten. In Washington bestond al zo’n centrum. Ik was vastbesloten om ook in België een professionele, onafhankelijke organisatie op te zetten om vermiste kinderen op te sporen. Het was een manier om voor anderen te doen wat ik voor mijn eigen dochter niet had kunnen doen.”

Jean-Denis Lejeune is 22 jaar later nog steeds heel breekbaar als hij over zijn vermoorde dochter Julie praat. We ontmoeten hem op het kabinet van de Waalse CDH-minister Alda Greoli in Namen, waar hij bij de administratie werkt. Aan de muur hangen foto’s van zijn twee dochtertjes, 5 en 10 jaar oud. Lejeune is hertrouwd, zijn huwelijk met de moeder van Julie heeft het drama van hun dochter niet overleefd.

Lejeune: “Je moet verder, maar je blijft de littekens meedragen. Dat heeft de tijd niet kunnen verhelpen. Het heeft meer dan zeven jaar geduurd voor ik na de verdwijning van Julie haar slaapkamer kon binnengaan. Nu probeer ik te denken aan de mooie momenten met haar, maar ik vind dat ik er niet genoeg heb gehad. Dat is één van de moeilijkste dingen voor mij: dat ik niet genoeg tijd met Julie heb doorgebracht toen ze er nog was. Het voelt als een enorme mislukking, want die verloren tijd kan ik nooit meer inhalen. Daarom wil ik niet meer dezelfde fout maken met mijn twee andere dochtertjes. Ik wil geen kostbare momenten meer verliezen en breng heel veel tijd met hen door.”

Contact met de andere ouders uit de zaak-Dutroux is er niet meer, ook niet als de advocaat van Dutroux met veel poeha aankondigt dat hij zijn cliënt over drie jaar vrij wil krijgen.

Lejeune: “We zijn allemaal onze eigen weg gegaan. Dat is heel natuurlijk gegroeid. Ik denk dat het een vorm van bescherming is. Praten over onze kinderen is het mes in de wonde draaien.”

Maar als Lejeune het over het prille begin van Child Focus heeft, lichten zijn ogen op. Hij was het die tijdens de Witte Mars, toen de ouders van de slachtoffers van Dutroux bij Jean-Luc Dehaene werden ontvangen, op de premier afstapte met een dossiertje over de oprichting van een nieuw centrum dat verdwenen kinderen moest helpen terugvinden.

Lejeune: “Ik was al een paar keer gaan kijken naar het centrum in Washington dat daar was opgericht door een vader, John Walsh, na de verdwijning van zijn zoontje Adam. Ook hij botste tijdens het onderzoek naar de verdwijning overal tegen muren aan, net zoals wij hier in België.

“Hier stond het land na het spaghetti-arrest op zijn kop. De ontreddering was totaal. De mensen waren woedend toen bleek dat de politie en het gerecht zoveel fouten hadden gemaakt. Er braken overal spontane stakingen uit, de regering was bang voor de volkswoede en vreesde dat het op de Witte Mars uit de hand zou lopen. We kregen de vraag van minister Johan Vande Lanotte om de bevolking op te roepen tot kalmte. Hadden we toen gewild, dan hadden we de regering kunnen doen vallen. Maar dat was onze bedoeling niet. We wilden oplossingen voor wat er fout liep bij justitie.”

“Toen ik Dehaene dat dossiertje in de handen duwde, zag ik dat hij er onmiddellijk een oplossing in zag. Hij zag het als een manier om te tonen dat de politiek bereid was om naar de klachten van de bevolking te luisteren en er iets aan te doen. De premier heeft het die dag slim gespeeld, en meteen de oprichting van zo’n centrum aangekondigd.”

U hebt hem gered.

Lejeune: “Waarschijnlijk. Maar Child Focus heeft later het leven van verschillende kinderen gered. Daar ben ik heel trots op.”

Tip van 1 miljoen

‘Ik was in het begin helemaal niet zo blij met Child Focus,’ geeft Eric Geijsbregts toe. Zijn dochter Nathalie, 10 jaar, verdween op 26 februari 1991 toen ze ’s ochtends op de schoolbus stond te wachten.

Geijsbregts: “Toen de zaak-Dutroux losbarstte, was ik al vijf jaar op zoek naar mijn dochter. Ik had zelf een vzw opgericht om ouders van vermiste kinderen te ondersteunen en we deden dat goed, vond ik. Ineens kwam daar een organisatie als een vliegende schotel uit het niets neergedaald en mochten wij niets meer doen. Later ben ik bijgedraaid, toen ik zag dat Child Focus goed werk leverde en met nieuwe ideeën kwam. Ze zijn het onderzoek naar Nathalie altijd blijven steunen, met verouderingsfoto’s en bewegende beelden van haar gezicht in 3D, met knipperende ogen. Op Facebook zijn die 262.248 keer bekeken en zijn er duizenden reacties op gekomen. Die heb ik allemaal gelezen.”

Hebt u nog altijd hoop om Nathalie terug te vinden, na 27 jaar?

Geijsbregts: “Ik denk dat ze dood is. Maar ik wil graag weten waar ze is, om afscheid van haar te kunnen nemen. We wisten al vanaf dag één dat het om een misdaad ging, en de politie nam het gelukkig ernstig. Getuigen hadden gezien dat een man Nathalie had meegenomen in een grijze auto. Ik had haar ’s ochtends afgezet aan de bushalte om naar school te gaan.”

“Onze buurvrouw passeerde daar een paar minuten later en zag haar op de achterbank van die wagen zitten. Nathalie zwaaide nog naar haar. Ze is argeloos met die man meegegaan. We wisten dus dat het een ontvoering was, maar er kwam geen eis voor losgeld. Logisch: als het hun daar om te doen was geweest, hadden de ontvoerders wel een kind uit een rijke familie gekozen, geen kind uit een sociale woonwijk.”

“Die eerste weken organiseerde ik grote zoekacties met vrijwilligers in de bossen rond Leefdaal. Toen een journalist me vroeg of we op zoek waren naar een lijk, drong het plots tot me door dat Nathalie waarschijnlijk dood was. Ik besefte toen dat het misschien beter was om die vrijwilligers niet meer te vragen om mee te helpen zoeken. Ik kon het die mensen niet aandoen dat ze plots een lijk van een jong kind zouden vinden. Ik heb de zoekacties toen stopgezet.”

Eric Geijsbregts viel altijd al op met zijn speciale acties. Toen zijn dochter Nathalie in 1991 verdween, lang voor er sprake was van Child Focus, organiseerde hij in Vlaanderen de eerste grote affichecampagne rond een vermist kind. Hij liet vrachtwagens rondrijden met gigantische opsporingsberichten en liet reclameborden langs de weg volhangen met haar beeltenis en de oproep: ‘Help ons Nathalie te vinden.’ Hij loofde een beloning van 1 miljoen frank uit voor de gouden tip die naar Nathalie zou leiden – geld dat hij niet had en probeerde in te zamelen met allerlei benefietacties. Hij plantte de eerste bomen van het Witte Kinderbos langs de snelweg tussen Antwerpen en Brussel. Hij ging op de Eroticabeurs in Antwerpen staan en verkocht er honderden schaapjes ten voordele van zijn Hulpfonds voor Vermiste en Ontvoerde Kinderen onder de slogan: ‘Kinderen spelen in een speeltuin, niet in een pornofilm.’

Twee weken geleden, op de verjaardag van de verdwijning van Nathalie, bent u aan haar gedenksteen gaan staan om de ontvoerder van uw dochter op te wachten. Had u verwacht dat er werkelijk iemand zou opdagen?

Geijsbregts: “Niet echt, maar ik vond wel dat ik er moest zijn. Ik had een oproep op Facebook geplaatst, gericht aan de dader: ‘Kom die dag, op dat uur, naar de plek waar je haar hebt meegenomen.’ Ik wilde er geen precieze plaats en uur bij zetten, want ik wilde niet dat er een massa mensen op zou afkomen. Ik ben die ochtend een paar uur in mijn eentje gaan wachten aan haar gedenksteen, in de auto onder een dekentje, en heb een paar theelichtjes aangestoken. Hij is niet gekomen.”

“Om de zoveel jaar organiseer ik een actie om de herinnering aan Nathalie levend te houden. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik niet alles heb gedaan om haar terug te vinden.”

Toen Nathalie verdween, kon u als ouder nergens terecht voor hulp.

Geijsbregts: “Nee, we hebben alles zelf moeten uitzoeken. Ik had het grote geluk dat het leger me steunde. Ik was beroepsmilitair en mijn collega’s waren zeer betrokken. Het leger heeft de affiches gedrukt, want zelf konden we dat niet betalen. In Kortenberg stond een huis langs een drukke weg, waar een foto van Nathalie de hele zijgevel bedekte. De collega’s hielpen ons ook in het gewone leven.”

“We kwamen in die hectische dagen niet meer toe aan eten, laat staan aan koken. Mijn vrouw Anita was helemaal van de kaart. Een collega had dat gezien en heeft ervoor gezorgd dat er elke dag vanuit de keuken van het leger warm eten werd gebracht, zolang dat nodig was. We kregen dus wel hulp, maar allemaal toevallig, omdat mensen spontaan naar ons toe kwamen.”

Van een pax media was nog lang geen sprake. Jullie kregen alleen een opsporingsbericht op de VRT, niet op VTM.

Geijsbregts: “Nee, dat mocht niet. VTM bestond nog maar twee jaar en mocht als commerciële zender geen officiële opsporingsberichten uitzenden. Maar dan mis je natuurlijk wel veel kijkers die misschien iets hadden gezien. Dus ging ik naar VTM-nieuwsanker Dany Verstraeten, die bij ons in de wijk woonde. Hij heeft me toen in het nieuws geïnterviewd, en zo kwamen we toch op VTM. Onmiddellijk daarna hing de VRT aan de lijn: waarom krijgt VTM een interview en wij niet? De twee zenders leefden toen nog op voet van oorlog. Een dag later al zat ik in het praatprogramma van Jan Van Rompaey.”

“Intussen kwamen er bij ons thuis tips en anonieme brieven binnen. Van de politie moesten we die met handschoenen openmaken en met hen meegeven. Achteraf hebben we daar niets meer van gehoord, heel frustrerend was dat. We kregen geen feedback over het onderzoek. Er was niemand die ons een beetje de weg kon wijzen, terwijl je leven wel overhoop wordt gehaald. Daarom heb ik toen zelf een organisatie opgericht om mensen te helpen die in dezelfde situatie verkeerden als wij. Dat waren er nogal wat. In datzelfde jaar verdween ook Katrien De Cuyper, en kort daarop Inge Breugelmans, Ines Van Muylder, Liam Vanden Branden en Kim en Ken.”

Prutswerk

Toen Julie en Mélissa op 24 juni 1995 verdwenen, wist de politie helemaal niet hoe ze zo’n zoektocht moesten aanpakken.

Lejeune: “Oh, mon Dieu, het amateurisme was verpletterend! Het begon al op de allereerste dag. Jean Lesage, adjudant bij de rijkswacht van Seraing, beantwoordde de telefoonoproepen die bij ons binnenkwamen. Hij sliep elke nacht in ons huis. Die telefoongesprekken moesten opgenomen worden, want er kon een belangrijke tip tussen zitten, maar op het politiekantoor hadden ze geen materiaal.”

“Een politieman is toen op de rommelmarkt een oude cassetterecorder gaan kopen. Die zat onder het stof, en dus moest hij eerst de binnenkant schoonmaken. Toen pas werkte die. Als de telefoon ging, moest de politieman eerst de rec-knop en de play-knop indrukken om op te nemen, en vervolgens met de hoorn voorovergebogen boven de microfoon hangen om de gesprekken op te nemen… Ik kijk graag naar politieseries als ‘CSI Miami’, maar bij ons ging het er anders aan toe, hoor! (krijgt de slappe lach, en wordt dan stil) Het was prutswerk.”

“De rijkswacht had ook maar één gsm. Voor het hele arrondissement! Die hadden ze nodig voor de jaarmarkt van Libramont. Wij zijn toen zelf een gsm gaan kopen voor die agenten om onze meisjes te zoeken. Dat kan toch niet, hè.”

Om ouders te steunen was er in Wallonië de vzw Marc et Corinne, een privé-initiatief van de ouders van twee vermoorde jongeren. Waren jullie daar tevreden over?

Lejeune: “We waren blij dat de vzw er was, want het was de enige plek waar we hulp konden krijgen om affiches te laten drukken. We voelden van het begin af dat de politie weinig initiatief nam – ze dachten dat de meisjes wel weer boven water zouden komen – en dus moesten we zelf iets ondernemen. Maar een kleine vzw heeft weinig middelen, en een verdwijning proberen op te lossen kost veel geld. Ze hadden bijvoorbeeld wel een fotokopieerapparaat, maar geen papier en inkt voor de affiches, dat moesten we zelf betalen.”

“De telefoonpermanentie van de vzw, waar mensen tips konden geven, werd bemand door vrijwilligers. Achteraf is gebleken dat we een belangrijke tip hebben gemist. Een vrouw zag in een winkel de affiche van de meisjes hangen. Op de terugweg passeerde ze het huis van Marc Dutroux, waar de deur halfopen stond, en ze herkende Mélissa in de deuropening. Ze is nog teruggegaan naar de winkel om de foto’s van de meisjes opnieuw te bekijken, en jawel, het was Mélissa. Die avond belde ze naar de vzw Marc et Corinne, maar aan de telefoon zat een bejaarde vrouw, die de tip niet heeft doorgegeven. Niet aan de anderen in de vzw, en niet aan de politie. Had die vrouw het goed gezien? Was het echt Mélissa? Daar mag je niet aan dénken.”

“Op het moment zelf erger je je niet aan het amateurisme, je probeert oplossingen te zoeken. Maar zodra de meisjes gevonden waren, begonnen die lacunes wel door te dringen. Dáárom wilde ik een professionele organisatie oprichten. Omdat ouders zich niet moesten bezighouden met het organiseren van spaghetti-avonden om hun affiches te kunnen betalen. Een verdwijning kost veel geld. En afgrijselijk veel energie. Tijdens de Witte Mars heb ik mijn kans gegrepen.”

Pauselijke zegening

Wat blijft u het meest bij van de Witte Mars?

Lejeune: “Hoe het volk ons leek op te tillen. Je had de indruk dat je voeten de grond niet meer raakten. En hoe de mensen ons bijna als heiligen behandelden. Ze kwamen ons aanraken en duwden hun kinderen in onze armen. Die moesten we kussen om hen te zegenen, alsof we de paus waren. Terwijl we gewoon ouders waren die voor hun kinderen hadden gevochten. Je doet mee, je zit in een golf en je laat je meedrijven. Nu, het deed wel deugd om al die warmte en erkenning van de mensen voor ons verdriet te voelen. We hadden echt niet zoveel volk verwacht.”

Geijsbregts: “Ik heb ervoor gezorgd dat de treinen die dag gratis naar Brussel reden. We werden als ouders van verdwenen kinderen voortdurend voor de camera’s gehaald om commentaar te geven. Ik heb toen live op televisie in een interview gezegd dat ik het wel kon waarderen dat de NMBS had beslist om de treinen op 20 oktober gratis te laten rijden. De NMBS had dat helemaal niet beloofd, dat wist ik heel goed.”

“Maar soms moet je iets forceren. Mijn woorden hadden het gewenste effect, want direct belden journalisten naar politici en naar de spoordiensten. En die durfden niet te zeggen dat er niets van aan was. Dus reden de treinen die dag gratis. Ik heb gehoord dat de mensen op de laatste treinen in het Brusselse Noordstation niet eens konden uitstappen omdat het station en het plein boven bomvol mensen stonden.”

De zaak-Dutroux rakelde ook voor u alles op.

Geijsbregts: “Ja, want tussen de autowrakken op het terrein van Dutroux stond een grijze wagen zoals die waar Nathalie mee was ontvoerd. Het was de pers die de link legde en het verscheen ook zo op de voorpagina van de kranten: die grijze weggetakelde wagen met een foto van Nathalie ernaast. We wisten vrij vlug dat Dutroux op de dag van haar verdwijning in de gevangenis zat, maar er was natuurlijk ook Michel Nihoul, een man van rond de 50 die aan het signalement van de getuigen beantwoordde.”

“Het was een slopende periode omdat het gonsde van geruchten dat Nathalie gevonden zou worden, en we van het gerecht geen enkele informatie kregen. Die spanning was bijna ondraaglijk. En uiteindelijk bleek het niet om de grijze wagen te gaan waarmee Nathalie is ontvoerd.”

Twee jaar na de Witte Mars werd Child Focus opgericht en werd u gekozen om in de directie te gaan zitten, meneer Lejeune. Dat stuitte op jaloezie bij andere ouders. Paul Marchal vond dat het centrum er niet mocht komen als hij er zelf niet in zat.

Lejeune: “Ik heb dat niet zelf beslist. Ze hebben het mij gevraagd en ik heb ja gezegd. Ik wilde aan boord gaan, want ik wilde zien of alles wel goed verliep. Ik begrijp die jaloezie wel. Er waren ouders die zelf kleine vzw’s hadden opgericht, maar ik vond dat er een professionele structuur moest komen, met genoeg middelen. Er staat te veel op het spel bij een verdwijning. Je kunt je niet permitteren om ergens informatie te missen omdat iemand niet goed heeft opgelet.”

Van u werd gezegd dat u politiek werd gerecupereerd.

Lejeune: “Ik ben door niemand gerecupereerd. Ik heb altijd mijn weg gevolgd, ik zeg altijd wat ik denk. Ik had een doel, en ik wilde daar het liefst in een rechte lijn naartoe.”

Child Focus bestond drie weken, en toen ontsnapte Dutroux. Waar was u?

Lejeune: “Het bericht liep binnen terwijl we bij Child Focus in een vergadering zaten. De directrice heeft me toen meteen ondergebracht in een hotel in de buurt. Ik heb mijn kamer geen seconde verlaten. Het waren penibele momenten. Dutroux wist heel goed waar ik werkte. Dus als hij me wilde doden, wist hij me te vinden.”

Was u bang?

Lejeune: “De kans bestond dat hij achter me aan zou komen. Dutroux had een hekel aan Julie, dat weet ik uit het dossier. Ik denk dat Julie het hem niet makkelijk heeft gemaakt. Het was een kind vol leven dat zich niet liet doen. Als hij wraak wilde nemen, dan was ik één van de mogelijke doelwitten, ook al door het werk dat ik deed. Toen hij een paar uur later werd opgepakt, was ik heel opgelucht.”

In 2005 bent u opgestapt bij Child Focus na een conflict met de directie.

Lejeune: “Ik kon me niet vinden in de manier waarop de nieuwe directrice, Kristine Kloeck, het centrum wilde leiden. Te veel managerstaal, te weinig echte waarden. In dat jaar zijn bijna dertig van de vijftig mensen bij Child Focus opgestapt. De organisatie zat toen in een crisis. Ik heb er heel lang niets meer over willen horen, het interesseerde me niet meer. Maar intussen is er een nieuwe directrice, Heidi De Pauw, die ik zelf nog gekend heb als case manager bij Child Focus. Toen ik hoorde dat zij het centrum zou leiden, was ik opgelucht. Ik heb het volste vertrouwen in haar.”

“Ik beschouw mezelf ergens toch als de papa van Child Focus en ik ben er trots op dat het vandaag een goed draaiende machine is, die nog altijd levens van kinderen redt. Alles is in die twintig jaar geëvolueerd, door het internet zijn er andere vormen van seksueel misbruik. En Child Focus is mee geëvolueerd.”

Geijsbregts: “Er is net een mooie actie begonnen met de lichtbruine cassonadesuiker van Tienen. Er staat al 65 jaar een kindje op de verpakking, en nu heeft Child Focus een reeks laten maken zónder het kindje. Je ziet alleen een lege stoel.”

De voorbije maanden kwam de zaak-Dutroux weer vaak in het nieuws: de nieuwe advocaat van Marc Dutroux wil zijn cliënt binnen de drie jaar vrij krijgen, en Michel Lelièvre komt in 2021 zeker vrij.

Lejeune: “Ik heb op Facebook in een open brief aan Julie geschreven dat ik het niet meer over Dutroux wil hebben. Ik wil afstand nemen, het is te veel geweest. De voorbije maanden ben ik onophoudelijk met de zaak bezig geweest. Het was alsof ik met een trechter in mijn mond zat en alsmaar meer moest slikken. Eerst was er oud-rechter Christian Panier, die Michelle Martin onderdak geeft en die nu ook Dutroux in huis wil nemen. Hij vindt dat wij, de ouders, Dutroux moeten kunnen vergeven. Die man weet niet waar hij over praat.”

“Daarna pleitte Bruno Dayez, de advocaat van Dutroux, in een boek voor de vrijlating van Dutroux. Ik reageer dan, omdat ik niet wil dat anderen in mijn plaats zeggen wat ik moet denken. Toen RTL me uitnodigde, heb ik een debat met Bruno Dayez voorgesteld, maar hij heeft dat geweigerd. Hij durfde niet omdat zijn familie en zijn kinderen worden bedreigd. Hij krijgt nu politiebescherming. Maar wat zal er gebeuren als Dutroux écht vrijkomt? Dan zullen ze niet alleen de advocaat moeten beschermen, maar ook Dutroux, de slachtoffers, de families van de slachtoffers… Zullen we dan overal politie zetten, zoals na de aanslagen?”

“Ik was enorm ontgoocheld dat er vanuit de politiek geen enkele reactie kwam op de discussie over de vrijlating van Dutroux, alsof ze hun vingers niet willen verbranden. Je kunt je afvragen of we mensen beter maken met ons gevangenissysteem. Maar ik vind dat er gevallen zijn waarin er geen discussie over mag zijn, zoals in het geval van Dutroux. Soms dient de gevangenis ook om de maatschappij te beschermen tegen bepaalde individuen. Maar de politici zwijgen. Ze vinden vleesschandalen interessanter. Ik ben echt moe om in het donker te roepen terwijl niemand luistert.”

“Binnenkort gaat de pers weer een nummer brengen over de twintigste verjaardag van de ontsnapping van Dutroux, alsof we dat moeten vieren. Vorige week was het 21 maart, de dag waarop Julie en Mélissa gestorven zijn – volgens het verhaal van Dutroux. Is het waar? Dat weten we niet, we hebben alleen zijn versie, maar het blijft een dag die aan je kleeft. En zo is het altijd wat: 24 juni, de dag van de ontvoering, de verjaardag van Julie… Het kost zoveel energie en tijd die ik niet met mijn familie kan doorbrengen. Daarom heb ik beslist om te zwijgen over Dutroux. Ik leg de wapens neer.”

27 jaar zoeken

Nathalie is nooit gevonden, jullie weten niet wie de dader is.

Geijsbregts: “Dat is wel een verschil. Andere ouders kunnen iets afsluiten, ik kan dat niet. Ik weet niet wat erger is: niets weten, of de zekerheid hebben dat je kind gefolterd en misbruikt is. Toch zou ik graag willen weten hoe Nathalie aan haar einde is gekomen, wat ze heeft meegemaakt en waar ze begraven ligt, zodat ik afscheid van haar kan nemen.”

De politie was ervan overtuigd dat de dader een Nederlandse vrachtwagenchauffeur was, Michel Stokx, maar ze heeft dat nooit hard kunnen maken.

Geijsbregts: “Helaas is hij in 2001 gestorven en zullen we het nooit weten. Michel Stokx zat al in de gevangenis omdat hij drie andere kinderen in Nederland en in Duitsland had ontvoerd, misbruikt en vermoord. Er waren veel aanwijzingen dat hij ook Nathalie had meegenomen. De politie van Leuven heeft hem maandenlang ondervraagd. Wat me opviel, is dat hij nooit heeft gezegd dat hij het níét had gedaan. Hij zei alleen: ‘Jullie kunnen niks bewijzen.’ En toen heeft hij een ongeluk in de gevangenis gehad en is hij gestorven aan zware brandwonden.”

“Er stond een computer in zijn cel, maar de politie heeft daar geen inzage in gekregen. Als een verdachte sterft, stopt het onderzoek. Wat stond er op die computer? Dat soort dingen blijft in je hoofd malen. Ik dénk dat Stokx het heeft gedaan, maar ik ben niet zeker. Ergens hoop ik nog altijd dat hij het niet was. Dat iemand anders haar heeft meegenomen, iemand die wél nog kan vertellen waar ze is en wat er met haar is gebeurd.”

“Je wilt altijd maar doorgaan, voortgedreven door een soort kwaadheid. Nathalie was prematuur geboren. Ze woog 750 gram bij haar geboorte. Ze heeft vijf maanden in het ziekenhuis moeten vechten voor haar leven, tot ze sterk genoeg was om met ons naar huis te gaan. Dat ze er wás, op deze wereld, heeft ze echt moeten bewijzen. En dan beslist iemand anders om dat leven af te nemen.”

27 jaar zoeken moet een mens wel veranderen.

Geijsbregts: “Het verandert alles. Een jaar na de verdwijning zijn de moeder van Nathalie en ik uit elkaar gegaan. Anita en ik verwerkten het op een heel andere manier. Anita was heel gesloten en trok zich terug op haar eilandje, terwijl ik dingen moest ondernemen om bezig te blijven.”

“Ik ben een doener, nog altijd. Ik blijf ook andere verdwijningszaken volgen. Op televisie kijk ik graag naar politieseries over verdwijningszaken. Daar haal ik nog altijd dingen uit die ik terugkoppel naar de verdwijning van Nathalie. Ik keek vroeger nooit naar ‘Thuis’, maar ik ben het beginnen te volgen toen Emma werd ontvoerd. (In tranen) Dat heeft me zo aangegrepen. Een meisje van 14 dat gekidnapt werd, dat was voor mij heel herkenbaar. Hoe de ouders reageerden, het contact met de politie… Ik vond het erg realistisch.”

Als u aan Nathalie denkt, wat ziet u dan?

Geijsbregts: “Ik zie een heel vrolijk kind. Nathalie lachte veel. Ze had een leerachterstand door de eerste moeilijke maanden in haar leven, maar ze klaagde nooit. Ze was een klein moedertje voor de kinderen uit de wijk, en ze speelde graag met poppen. Het beeld dat altijd terugkomt, is Nathalie die met haar poppenwagen door de wijk ging wandelen.”

“Eén keer heb ik haar heel angstig gezien. Ze kwam gillend de garage binnengelopen, omdat ze dacht dat er een hond achter haar aan zat. Die angst op haar gezicht, dat beeld komt nog vaak terug. Ik denk dat dat de angst is die ze ook heeft doorgemaakt in haar laatste momenten.”

Bron » Humo | Annemie Bulté

N-VA en CD&V willen uw DNA in databank, critici waarschuwen voor “ernstige schendig van privacy”

Houden we in de toekomst van elke pasgeboren baby een DNA-staal bij in een enorme databank? Wel als het afhangt van N-VA en CD&V. Daarmee staan ze op dezelfde lijn als de procureur van Veurne, die pleit voor een algemene DNA-databank voor Belgen. Maar zowel de liberalen als experts zijn kritisch. “Buiten proportie en een ingrijpende schending van de privacy”, klinkt het.

“Waarom niet van bij de geboorte een DNA-staal nemen en al die gegevens bewaren in een databank? Zo zou je heel wat misdrijven vroeger kunnen oplossen, wat heel wat menselijk leed zou besparen.”

Filiep Jodts, de procureur van Veurne, smeekte eerder deze week om een nationale DNA-databank, waarin elke Belg van bij de geboorte wordt geregistreerd. Hij kreeg meteen de steun van strafpleiter Walter Damen. “Onze telefoon wordt al permanent geregistreerd en op elke snelweg staan camera’s. Een DNA-staal afgeven maakt echt niet veel verschil meer.”

Ze staan lang niet alleen, zo blijkt nu, want ook meerderheidspartijen N-VA en CD&V zijn gewonnen voor het principe. “Een databank met het DNA van elke burger is belangrijk voor onze veiligheid, zeker gelet op de tijdgeest”, zegt Kristien Van Vaerenbergh (N-VA). Het zou bovendien zorgen voor een ontradings­effect. Wie weet dat zijn of haar gegevens ergens liggen opgeslagen, denkt twee keer na vooraleer een misdrijf te begaan, zo luidt de redenering.

De Vlaams-nationalisten maken daarmee een grote bocht. Zo staat op de N-VA-website nog te lezen dat de partij vanwege privacyredenen “radicaal tegen een databank voor alle burgers is”.

Ook CD&V is het idee niet ongenegen, en beroept zich eveneens op de veranderende tijdgeest. “In deze decennia primeert veiligheid op privacy”, vindt CD&V-Kamerlid Raf Terwingen. “Zolang de gegevens veilig zijn opgeslagen, en niet zomaar iedereen er toegang toe heeft, vind ik dat we een nationale databank moeten over­wegen.”

Haartjes van de kapper

Niemand staat echter te springen om concrete wet­gevende stappen in die richting te zetten. Dat ligt grotendeels aan het njet van de liberalen. “Verder gaan dan de huidige databanken is niet nodig”, zegt Carina Van Cauter (Open VLD). “Een DNA-staal afnemen bij geboorte is een ­ingrijpende daad in het privéleven, en schaadt de persoonlijke integriteit.”

Ook professor strafrecht Frank Verbruggen (KU Leuven) is kritisch. “In enkele zaken kwam er inderdaad een doorbraak dankzij DNA, denk maar aan de zaak-Hardy”, zegt hij. “Maar een ­algemene databank is ­buiten proportie, en zou de ­privacy danig schenden. Net daarom heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zich al tegen het principe uitgesproken.”

Volgens Verbruggen is het ook niet praktisch. “Een misdadiger zou haartjes kunnen verzamelen bij een kapper, en ze rondstrooien op de crime scene om verwarring te scheppen”, zegt hij. “Geen enkel systeem is helemaal waterdicht.”

Bron » Het Nieuwsblad

‘Iedereen wil een hervorming. Maar niemand wil veranderen’

In de coulissen van ­justitiepaleizen woedt een overlevingsstrijd. De inzet is een hervorming die raakt aan de fundamenten van de rechtsstaat: wie beslist over de zware middelen om criminaliteit te bestrijden?

De inzet: een waanzinnig wetboek

De regels over hoe de politie en het gerecht criminelen opsporen en wie dat controleert, zijn ouder dan dit land. De wortels van het Wetboek van Strafvordering dateren van 1808. Sindsdien hebben veranderingen geleid tot een ‘waanzinnig wetboek’. ‘Er zijn vooral koterijen bijgebouwd’, luidde de verzuchting vier jaar geleden al (DS 25 januari 2014). Het was een periode waarin een aaneenschakeling van procedurefouten het belabberde imago van justitie verder de dieperik in duwde.

Een handvol experten heeft in ­opdracht van minister van Justitie Koen Geens (CD&V) nieuwe regels ­uitgewerkt. Ze nemen afscheid van een ­tijdrovende flessenhals: de raadkamer die aan het einde van een gerechtelijk onderzoek nagaat of er geen fouten zijn gemaakt en wie naar de vonnisrechter moet. Applaus op alle banken dus? Niet echt. Het alternatief is vooral de magistraten in het verkeerde keelgat geschoten.

De minister

Wie? Na kleinere ingrepen in het strafrecht komt Geens in zijn vierde jaar als minister van Justitie toe aan de orgelpunten, waaronder dat nieuwe Wetboek van Strafvordering. In vergelijking tot andere werven, zoals het faillissementsrecht, is dit een mijnenveld. Een update zou de nalatenschap van de advocaat en professor rechten die minister is geworden, volledig maken. Dus heeft Geens procedures voor ogen die de tand des tijds moeten doorstaan.

Vandaag bestaan er twee soorten onderzoeken: één onder leiding van het openbaar ministerie (OM) en één onder leiding van een onderzoeksrechter. Een crimineel in het vizier van de onderzoeksrechter heeft meer rechten dan een in het vizier van het OM.

‘Vroeg of laat zegt het Grondwettelijk Hof dat die ongelijkheid in strijd is met de Grondwet. Dan is het hek van de dam’, waarschuwt Yves Liégeois. Hij is een van de experten van Geens en werkt als ere-procureur-generaal bij het Antwerpse parket-generaal. ‘We moeten zo’n verregaande beslissing voor zijn’, vindt Liégeois.

De oplossing: het eengemaakte onderzoek. Het openbaar ministerie krijgt daarin de leiding over alle onderzoeken. Wanneer een magistraat een telefoon wil laten afluisteren of een bende wil infiltreren – met andere woorden: wanneer hij iemands privacy schendt – zal hij daarvoor toestemming moeten krijgen van een onderzoeksrechter.

Maar geen enkele tak van Justitie aanvaardt de voorstellen. Daar komt bij dat sommigen de wijzigingen die Geens heeft doorgevoerd met zijn potpourri-wetten, niet altijd kunnen volgen. Bovendien wordt nagenoeg overal geklaagd over personeelstekort. Het kabinet-Geens ontkent die tekorten.

Een doorlichting van de Hoge Raad voor de Justitie wees recent wel uit dat het personeelsbeleid bij justitie achterhaald is, ook omdat een deftige werklastmeting nog altijd niet bestaat. Voor een minister die de ambitie heeft om behalve andere wetboeken zoals die over erf- en vennootschapsrecht, ook het strafrecht een nieuw tijdperk in te loodsen met de ‘Codex Geens’, zijn er stevige obstakels.

De onderzoeksrechters

Wie? Rechters die verdachten tijdelijk kunnen aanhouden en de politie aansturen in de bestrijding van criminaliteit. Ongeveer vijf procent van alle onderzoeken – doorgaans de zwaarste dossiers – zit in hun handen. De onderzoeksrechter zoekt niet alleen naar bewijzen in het na- en voordeel van een verdachte, maar beslist ook over maatregelen die de privacy schenden: een telefoon afluisteren, een hacking of een huiszoeking. De onderzoeksrechters zijn tegelijk speurhond en rechter. In hun engagement om de waarheid te vinden, houden ze te weinig kritische afstand, luidt de kritiek.

Dus is de opsporing in de toekomst voor hen geen taak meer. De onderzoeksrechters zien nog toe op het correcte verloop van een onderzoek, maar leiden dat onderzoek niet langer. Een magistraat van het openbaar ministerie klopt bij hen aan om een machtiging te vragen voor afluisteroperaties, infiltraties of huiszoekingen. In veel landen bestaat het systeem al, dat efficiënter en onpartijdig zou zijn.

Maar ‘In Italië is de verandering al doorgevoerd. Ze komen er nu op terug’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘De zaken slepen er te lang aan. In Nederland krijgt de onderzoeksrechter net weer meer macht en controle omdat hij te ver van het onderzoek af staat.’

‘Als er een stap komt tussen ons en de politiespeurders, riskeer je een gebrekkige informatiedoorstroming en verkeerde beslissingen. Net omdat wij als rechters ­beslissen over zo’n zware maat­regelen, moet de lijn tussen ons en de uitvoerders zo kort mogelijk zijn. Vergelijk het met “telefoontje spelen” in de jeugdbeweging: tussen de eerste versie en de bestemmeling kan de informatie al eens veranderen. In dossiers van drugs- en mensenhandel of terrorisme tikt de klok en heb je geen tijd om onverwacht een hele farde met pv’s te lezen. Anders zijn we niet meer dan een “stempelrechter”. Deze wijzigingen halen een efficiënte, echte controle onderuit.’

Het openbaar ministerie (of parket)

Wie? De magistraten die instaan voor de openbare orde. Ze onderzoeken misdrijven en brengen uiteindelijk de verdachte voor de rechter. Circa 95 procent van de strafdossiers zit bij hen.

Dus zouden ze verheugd kunnen zijn dat in de toekomst elk onderzoek onder hun hoede komt en ze daarin de zware maatregelen ­mogen toepassen. Maar in een brief die De Standaard kon lezen, trekken ze net fel van leer tegen de verandering. Ze vrezen dat de ­onderzoeksrechter hun schoonmoeder wordt.

‘Dit holt de onafhankelijkheid van het openbaar ministerie net uit, in plaats van die te versterken’, schrijven de parketmagistraten. ‘De vele door elkaar lopende procedures, met vaak zeer krappe termijnen die permanent met elkaar dreigen te interfereren, zullen een efficiënt onderzoek in de weg staan.’ De flessenhals van de raadkamer zal zich verplaatsen, rechtspraak zal versnipperd raken en de werkelijke leiding van een onderzoek komt bij de politiediensten.

Maar de parketmagistraten maken zich vooral zorgen over de kosten van de hervorming. De nieuwe procedures brengen volgens hen meer werk mee, en daar hebben ze te weinig volk voor. Bij de hertekening valt ook de onderzoeksrechter als bliksemafleider, in gevoelige onderzoeken met veel persaandacht, weg.

De advocaten

Wie? Zij staan verdachten bij in de vervolging door het openbaar ministerie. Strafpleiters willen doorgaans dat hun cliënt zo licht mogelijk of het liefst niet wordt gestraft. Een cryptisch wetboek kan daarbij nuttig zijn.

Dus zouden met een fris, nieuw wetboek procedurefouten voltooid verleden tijd kunnen worden. Het openbaar ministerie denkt alvast van niet. De verdediging krijgt meer rechten, in meer dossiers, met meer procedures en een grotere kans op fouten. Bijna alsof advocaten de pen vasthielden. ‘Wij zijn totaal niet betrokken geweest’, zegt John Maes, de voorzitter van de commissie strafrecht bij de Orde van Vlaamse Balies. ‘Dat verwondert me, want bij veel andere ontwerpen worden we wel gehoord.’

Maar de advocaten valt vooral op dat de klacht met burgerlijke partijstelling er anders uitziet, waardoor het moeilijker is om als slachtoffer een gerechtelijk onderzoek op te starten. Toch zijn de advocaten het meest optimistisch. ‘In het verleden spraken veel ministers over hervormen, nu ligt er ook iets op tafel’, zegt Maes. ‘Tijd om er werk van te maken.’

Iedereen heeft het gevoel dat aan zijn macht wordt gemorreld, maar is er nog een belangrijke constante: geld. Onderzoeksrechter Van Linthout kan zich niet inbeelden dat het openbaar ministerie met de huidige bezetting de instroom van zware gerechtelijke dossiers kan behappen en dat de kartonnen dozen met pv’s vlot heen en weer gaan tussen de partijen. De minister gaat na wat de kosten zijn en verzekert dat hij niets er zomaar wil doorduwen.

‘Dit systeem kan niet draaien zonder bijkomende middelen en een nieuwe structuur’, voorspelt Liégeois. ‘Het openbaar ministerie zal anders moeten werken, met ervaren magistraten die gespecialiseerde secties leiden. Helaas bepaalt de budgettaire realiteit hoever mensenrechten zoals een gelijke behandeling reiken. Niet verwonderlijk dus dat elke groep vreest voor de botsing. Iedereen wil hervormen, maar niemand wil veranderen.’

Bron » De Standaard