Belliraj hielp aanslag te verijdelen

De aangehouden terreurleider Abdelkader Belliraj zou onze Staatsveiligheid als informant geholpen hebben om een aanslag in een andere Europese lidstaat te verijdelen. Het rapport van het Comité I over de zaak zal overigens pas ten vroegste eind maart klaar zijn.

De timing van het rapport betekent dat de uittredende regering-Verhofstadt het probleem kan doorschuiven naar de toekomstige regering-Leterme. Die zal moeilijke knopen moeten doorhakken om het vertrouwen tussen de verschillende veiligheidsdiensten te herstellen.

Een week geleden, na het uitlekken van het feit dat de Belgisch-Marokkaanse terrorist Abdelkader Belliraj jarenlang als informant door de Staatsveiligheid betaald werd, gaven minister van Justitie Jo Vandeurzen (CD&V) en zijn collega van Defensie Pieter De Crem (CD&V) het Comité I opdracht een onderzoek te beginnen naar “de wijze waarop de Belgische inlichtingendiensten de personen zouden hebben opgevolgd die recent in Marokko werden gearresteerd en die aldaar zouden verdacht worden een terroristische groepering te vormen”.

Vorige dinsdag gaf de begeleidingscommissie van de Senaat, waaraan het Comité I rapporteert, een bijkomende opdracht. Het moet eveneens uitzoeken wie verantwoordelijk was voor het uitlekken in de media van het informantenstatuut van Belliraj.

Sinds het nooit geziene lek van de naam van een informant van de Staatsveiligheid staat de Belgische regering onder toenemende druk van de Amerikaanse, Britse en Franse inlichtingendiensten. “Zij maken zich ernstig zorgen over de gevolgen op internationaal niveau van de guerre des flics die momenteel wordt uitgevochten tussen de federale politie en de Staatsveiligheid”, zegt een senator die lid is van de begeleidingscommissie. “De buitenlandse diensten willen weten wat er aan de hand is, met wie ze veilig nog kunnen samenwerken en met welke diensten ze nog inlichtingen kunnen uitwisselen.”

Noch minister Vandeurzen, noch premier Verhofstadt lijkt echter van plan om de volgende weken in te grijpen. Ze wachten op de resultaten van de politiedelegatie die deze week naar Marokko ging en op het rapport van het Comité I. Maandag is op het federaal parket een vergadering gepland met alle magistraten en speurders van de dossiers waarin Belliraj wordt genoemd. Daar zullen de bevindingen uit Marokko worden geëvalueerd. Het rapport van het Comité I wordt evenwel pas ten vroegste eind maart verwacht, na de installatie van de nieuwe regering-Leterme.

Alain Winants, de chef van de Staatsveiligheid, is zich bewust van het gevaar dat de Belgische inlichtingendiensten het vertrouwen dreigen te verliezen van hun grote buitenlandse partners. “Hier is de ultieme grens overschreden die niet overschreden mag worden”, stelt hij. “Wat er gebeurd is, is zeer slecht voor het imago van een inlichtingendienst. Dit maakt ons werk veel moeilijker en compromitteert de relaties met de buitenlandse diensten.”

Intussen melden bronnen dat Belliraj wel degelijk een ‘een gouden tipgever’ is geweest voor de Staatsveiligheid. Volgens De Tijd heeft de man “cruciale inlichtingen bezorgd, waardoor een terroristische aanslag in een andere Europese lidstaat is verijdeld”. Welk land, wordt niet gepreciseerd. De Staatsveiligheid had naar eigen zeggen geen vermoeden dat Belliraj zich in Marokko tegelijk bezighield met politiek-terroristische activiteiten.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

Opinie: Waarom Abdelkader Belliraj uit de pers had moeten blijven

Na de arrestatie van de Belgische Marokkaan Abdelkader Belliraj wegens terrorisme lekte deze week uit dat hij tevens als informant opereerde voor de Belgische Staatsveiligheid. Walter De Smedt wijst op de zware gevolgen van het bekendmaken van informanten.

Bijzondere opsporingsmethoden zijn niet zonder gevaar. Ik ben niet tegen het gebruik van die methoden, maar wil wel waarschuwen voor de gevolgen van een gebrek aan toezicht. De afgelopen dagen is in de zaak-Belliraj één ding duidelijk geworden: als het fout blijkt te lopen, mag niet alles van de weeromstuit op straat gegooid worden.

In de omgang met informanten is voorzichtigheid geboden, zoals de voorzitter van de Senaat (die ook voorzitter is van de Parlementaire Begeleidingscommissie Inlichtingendiensten) al heeft aangestipt. Want zonder informanten is er geen informatie, en zonder informatie is er geen strijd tegen het terrorisme.

Werken met informanten is een bijzonder moeilijke aangelegenheid. Een informant die niet in het bedoelde milieu zit, heeft niets te zeggen. Wie wel in dat milieu rondhangt, loopt het risico betrokken te geraken in de feiten die daarin gepland of zelfs uitgevoerd worden. Om te beletten dat zoiets gebeurt, zijn er een aantal vormen van intern toezicht.

Maar sluitend zijn die nooit: informanten zijn geen brave zielen die uit vrije wil komen opbiechten wat zij op hun kerfstok hebben. Bovendien verloopt alles in het grootste geheim. Dat zou ook niet anders kunnen, want de bekendmaking van de status van informant heeft één duidelijk gevolg: eliminatie.

Omdat men in deze materie met mensenlevens speelt, heeft niemand vertrouwen in niemand: de ene dienst betrouwt de andere niet, en zelfs binnen dezelfde dienst kan men niet losjes met informatie omspringen. In die zin is het uitbrengen van de status van informant, naar oorzaak en gevolg, even erg als het aanwerven van een crimineel.

Voor wie een informant ‘runt’ (het contact met de informant onderhoudt in dienst van de Staatsveiligheid, red.) zijn er twee fundamentele regels: voorzichtigheid en geheimhouding. De voorzichtigheid houdt in dat men, vooraleer men een informant rekruteert, een onderzoek doet om te weten welk vlees men in de kuip heeft. Eens in werking moet de informant ook in het oog gehouden worden. Beide opdrachten zijn hachelijke ondernemingen aangezien men daarbij de informant kan ‘verbranden’.

De gevolgen kunnen bijzonder zwaar zijn: verlies van informatie over mogelijke dreigende aanslagen, opdoeken van sinds lang en moeizaam gevolgde filières, verdwijnen van bewijsmateriaal. Bij onaanvaardbare handelingen van de informant – het plegen van misdrijven bijvoorbeeld, zowel door de informant als door zijn omgeving – kan daarvan aangifte gedaan worden, maar dan langs de geëigende kanalen en zonder het inlichtingenwerk en het onderzoek zelf in het gedrang te brengen.

Het doorspelen van de informant aan de pers is zéér nadelig, zowel voor de strijd tegen de terroristische organisatie als voor het gerechtelijk onderzoek naar de misdrijven die door de informant zouden zijn gepleegd. Er wordt wel meer gezwaaid met het principe van het beroepsgeheim, soms zelfs wanneer het niet van toepassing is.

De onbetwiste en zwaarste vorm van schending van de verplichting tot geheimhouding is het lekken van de informant. Lekken is hier het juiste woord, want wie anders dan de diensten zelf kunnen die omstandigheid kennen? Als men daartoe overgaat, is er meestal iets anders aan de hand – men zou daarbij bijvoorbeeld kunnen denken aan een mogelijke rivaliteit tussen diensten. Aan de andere kant is het zo dat een absolute onschendbaarheid, de zogenaamde ‘gronden van verschoning’, voor degene die een informant runt ook een stap te ver is.

Mag ik eraan herinneren dat het Vast Comité I enkele jaren geleden een uitgebreide audit deed van de Veiligheid van de Staat en dat het besluit daarvan een ernstig gebrek aan doorstroming van informatie uitwees? Het Comité heeft toen bij herhaling gevraagd om meer aandacht te besteden aan de wijze waarop informatie van een inlichtingendienst kon worden overgemaakt aan de gerechtelijke overheden zonder daarbij de inlichtingenactiviteit én het gerechtelijk onderzoek in het gedrang te brengen.

Nu is het, andermaal, aan het Comité om het een en het ander te onderzoeken en daarover te rapporteren. Vraag is hoe dat zal gebeuren. Over de nieuwe werkwijze van het huidige Comité schreef de voorzitter in het laatste jaarverslag: “Niet alleen qua vorm, maar ook inhoudelijk wil het Vast Comité I een ander accent leggen. Voorheen werd de werking van het controleorgaan misschien aangevoeld als een model waarbij de belangen van de ‘gecontroleerden’ en de ‘controleurs’ fundamenteel verschillen. Het Vast Comité wil vanaf heden eerder staan voor een model waarbij partijen elkaar in hun waarde laten en communiceren op basis van gelijkwaardigheid. Op die wijze wordt er geen energie verloren aan angst en onderling wantrouwen.”

Zou het niet aangewezen zijn de werkwijze van het vorige Comité te hernemen en de problemen, zoals die in het dossier-Belliraj, opnieuw te onderzoeken in plaats van te communiceren? Had ik ongelijk om te pleiten voor de scheiding van het bestuurlijke en het gerechtelijke, voor het zoeken naar een aangepaste informatieverwerking en vooral voor een doelmatig en onafhankelijk toezicht?

Bron » De Morgen | Walter De Smedt

Zaak-Belliraj leidt tot oorlog tussen antiterreurdiensten

De affaire-Belliraj veroorzaakt een open oorlog tussen de Staatsveiligheid en de federale politie, twee diensten die met elkaar rivaliseren op het terrein van de bestrijding van het terrorisme. Hun conflict wordt nu op de spits gedreven door de chef van de Staatsveiligheid, Alain Winants.

Winants heeft bij het gerecht klacht ingediend tegen de ‘onbekenden’ die verantwoordelijk waren voor het uitlekken van het feit dat Abdelkader Belliraj een informant van zijn inlichtingendienst was.

De spectaculaire onthulling van vorige vrijdag over het informantenstatuut van de Marokkaanse Belg veroorzaakt oplopende spanningen tussen de antiterreurdiensten. Alain Winants, de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, heeft tot nu toe gezwegen. Maar hij was razend over het uitlekken van de naam van zijn informant.

Gisteren kreeg Winants toestemming van Justitieminister Jo Vandeurzen (CD&V) om gerechtelijke stappen te zetten tegen diegene die de naam van de informant heeft gelekt naar de media. Winants dient een klacht met burgerlijkepartijstelling in tegen onbekenden wegens schending van het beroepsgeheim, de wet op de inlichtingendiensten en van de organieke wet op de geclassificeerde informatie. Als gevolg daarvan moet het parket een onderzoeksrechter aanstellen. Volgens het strafwetboek riskeert iemand die de identiteit van een informant onthult tot drie jaar gevangenisstraf en 165.000 euro boete.

De demarche van Winants is frappant omdat minister Vandeurzen dinsdag in de Kamercommissie Justitie nog weigerde te bevestigen dat Belliraj een informant van de geheime dienst was. De informantenlijst van de Staatsveiligheid is geclassificeerd als ‘zeer geheim’, de namen van informanten behoren tot de meest gevoelige en geheime informatie waarover een inlichtingendienst beschikt. Maar met de klacht van Winants wordt het informantenstatuut van Belliraj dus wel impliciet bevestigd.

Het Comité I, dat namens het parlement toezicht houdt op de werking van de inlichtingendiensten, kreeg zoals aangekondigd gisteren van de parlementaire begeleidingscommissie opdracht om eveneens uit te zoeken wie verantwoordelijk was voor het ‘verbranden’ van Belliraj (DM 5/3).

“Het is nu voor iedereen duidelijk dat de flikkenoorlog tussen de federale politie en de Staatsveiligheid in volle hevigheid woedt”, zegt senator Paul Wille (Open Vld), die lid is van de begeleidingscommissie.

In de veronderstelling dat het lek niet afkomstig is uit de rangen van de Staatsveiligheid zelf gaan de vermoedens vooral in de richting van de federale politie. De voorbije jaren was er al sprake van een koude oorlog achter de schermen tussen de antiterreurdienst van de politie en de inlichtingendienst. Beide diensten communiceerden hun gevoelige informatie niet aan elkaar en eisen elk een dominante positie op in de strijd tegen het moslimterrorisme.

Alain Winants, de administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, was razend over het uitlekken van de naam van zijn informant. Zijn klacht bevestigt trouwens impliciet dat geheime statuut van Belliraj.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

Wie verbrandde Belliraj?

Het Comité I moet uitzoeken wie verantwoordelijk was voor de onthulling dat de Belgisch-Marokkaanse terrorist Abdelkader Belliraj een informant was van de Staatsveiligheid. Justitieminister Jo Vandeurzen (CD&V) grijpt de affaire aan om de inlichtingendienst door te lichten.

‘Iedereen beseft dat de guerre des flics tussen de federale politie en de Staatsveiligheid volop bezig is’, zegt een senator die lid is van de begeleidingscommissie.

Ook minister van Justitie Vandeurzen begrijpt dat de affaire-Belliraj is uitgegroeid tot een staatszaak. “Er kan niet overgegaan worden tot de orde van de dag”, zei de minister in de Kamercommissie Justitie. “De zaken zijn te ernstig, het gaat over het functioneren van de diensten.”

Vandeurzen kondigde aan dat hij maatregelen wil nemen om de werking van de Staatsveiligheid te verbeteren. “Van bij mijn aantreden heb ik moeten vaststellen dat de kritieken op de Staatsveiligheid mij noodzaken tot een grondige evaluatie en bijsturing van deze inlichtingendienst”, zei hij.

Het wetsontwerp over de Bijzondere Inlichtingenmethodes (BIM), dat door senator Hugo Vandenberghe (CD&V) werd klaargestoomd en de geheime diensten uitgebreide nieuwe technologische en wettelijke instrumenten wil geven, wordt daarom geëvalueerd en verbeterd.

Op de cruciale vraag of Belliraj een geregistreerd en betaald informant was van de Staatsveiligheid, gaf minister Vandeurzen geen antwoord. “Inlichtingen over menselijke bronnen vallen, zoals bij elke inlichtingendienst, onder de classificatie ‘zeer geheim’.”

De minister kon de mediaberichten bijgevolg niet bevestigen, noch ontkennen omdat de wet dat niet toelaat. “De Staatsveiligheid werkt bijna uitsluitend op basis van informanten en de wet voorziet dat daarover niet gecommuniceerd wordt”, stelde Vandeurzen. “Als daaraan afbreuk wordt gedaan, komen mensen en het systeem in gevaar.”

Vandeurzen weet wel dat verschillende verdachten die in Marokko zijn aangehouden als leden van het terreurnetwerk rond Belliraj ‘in het verleden reeds de aandacht getrokken hebben van de Belgische inlichtingendiensten’. Vandeurzen: “Vanwege hun activiteiten binnen pro-Iraanse Marokkaanse middens, activiteiten binnen de Algerijns-Marokkaanse islamitische beweging of door hun uitgesproken houding tegenover de Marokkaanse regering.”

Voorts vindt de minister dat er een sluitend systeem moet komen voor het doorgeven van informatie tussen inlichtingendiensten, gerecht en politie. Senator Tony Van Parys (CD&V) noemt het voor de hand liggend dat er een initiatief genomen wordt door de minister, “gelet op de gebrekkige doorstroming van informatie en de problemen die de voorbije dagen aan het licht kwamen.”

Volgens Van Parys moet de informatie terechtkomen waar ze moet terecht komen: als het gaat om gerechtelijke informatie bij het federaal parket, als het gaat om andere informatie bij het OCAD, het Orgaan voor de Dreigingsanalyse. Beide CD&V-politici suggereren hiermee dat Alain Winants, de chef van de Staatsveiligheid, cruciale informatie over Belliraj heeft achtergehouden.

Na het oprollen van het netwerk-Belliraj in Marokko heeft de Staatsveiligheid echter wel degelijk de federale politie en het federaal parket ingelicht over het feit dat Belliraj een informant was. “Het beste bewijs dat we het wel gezegd hebben, is dat die informatie een paar dagen later ook meteen in de pers uitgelekt is”, zegt een bron bij de Staatsveiligheid.

Liberale politici ontwaren een duister manoeuver van de CD&V, die haar dominante positie in de intelligence community wil versterken door de Staatsveiligheid eerst te discrediteren, vervolgens te onthoofden en ten slotte administrateur-generaal Winants (een liberale benoeming) te vervangen door een CD&V-vertrouweling.

Het uiteindelijke doel zou zijn om de Staatsveiligheid als autonome organisatie op te doeken en te laten opslokken door de federale politie. Het vermoeden van een dergelijk scenario verklaart dan weer het voornemen om het Comité I te laten uitzoeken wie verantwoordelijk was voor het ‘verbranden’ van de status van Belliraj als informant. “Men zal de lekken moeten zoeken waar de lekken zijn”, orakelt een liberale senator.

Bron » De Morgen | Georges Timmerman

Vandeurzen laat Staatsveiligheid doorlichten na zaak-Belliraj

Minister Jo Vandeurzen (CD&V) kondigt aan dat hij maatregelen wil nemen om de werking van de Staatsveiligheid te verbeteren. Het Comité I, dat de werking van de veiligheidsdiensten controleert, moet uitzoeken wie verantwoordelijk was voor de onthulling dat de Belgisch-Marokkaanse terrorist Abdelkader Belliraj een informant was van de Staatsveiligheid.

Vandeurzen begrijpt dat de affaire uitgegroeid is tot een staatszaak. “Er kan niet overgegaan worden tot de orde van de dag”, aldus de minister in de Kamercommissie Justitie. “De zaken zijn te ernstig, het gaat over het functioneren van de diensten. Vanaf mijn aantreden heb ik moeten vaststellen dat de kritieken op de Staatsveiligheid mij noodzaken tot een grondige evaluatie en bijsturing van deze inlichtingendienst.”

Het wetsontwerp over de Bijzondere Inlichtingenmethodes (BIM), dat door senator Hugo Vandenberghe (CD&V) werd klaargestoomd en de geheime diensten uitgebreide nieuwe technologische en wettelijke instrumenten wil geven, wordt daarom geëvalueerd en verbeterd.

Op de cruciale vraag of Belliraj een geregistreerd en betaald informant was van de Staatsveiligheid, gaf minister Vandeurzen geen antwoord omdat de wet dat niet toelaat.

Bron » De Morgen