Gerecht krijgt toegang tot alle mogelijke geldtransacties

Het gerecht gaat alle mogelijke geldsporen mogen opvragen, schrijft De Tijd woensdag. Het gaat zowel om vermogen bij zijn vermogensbeheerder, aankopen die men doet met een kredietkaart, transacties via nieuwe betaaldiensten zoals Google Pay, tot een kleine betaling via sms voor een parkeerticket.

Openbaar aanklagers zullen alles mogen opvragen zonder toestemming van een onderzoeksrechter.

Volgens De Tijd heeft minister van Justitie Koen Geens (CD&V) voor deze forse uitbreiding van de wet al groen licht gekregen van de ministerraad. Nog dit jaar, zodra de nodige adviezen van onder meer de Raad van State klaar zijn, zal het parlement zich erover buigen.

De uitgebreide bevoegdheid geldt voor alle onderzoeken naar misdrijven waar minstens één jaar gevangenisstraf op staat. Het gaat dus niet alleen om onderzoeken naar fraude of financiële criminaliteit, maar om tal van misdrijven, zoals inbraken en oplichtingen tot terrorisme en moorden. In al die onderzoeken kan het voor speurders nuttig zijn geldsporen te onderzoeken en die te gebruiken als bewijsmateriaal.

Ook bedrijven die hun betaaldiensten vanuit het buitenland aanbieden, zullen onder de nieuwe wettelijke verplichting vallen, ongeacht of ze een vertrouwelijkheidsclausule met hun klanten sloten. Al zal het gerecht nooit naar info vissen, maar doelgerichte vragen stellen over welbepaalde verdachten en periodes.

Bron » De Standaard

“De burger verdient een betere justitie”

Thierry Freyne (47), de ambitieuze procureur van Halle-Vilvoorde, verlaat de gerechtelijke wereld, de strijd tegen de inertie van het apparaat beu. ‘Ik ben vooruitstrevend, maar ook ongeduldig. Hervormingen blijken helaas niet bespreekbaar.’

Dat een razend ambitieuze topmagistraat de toga aan de wilgen hangt, is du jamais vu in de gerechtelijke wereld. Het nieuws van de overstap van procureur Thierry Freyne (47) naar de ziekenhuiswereld sloeg binnen justitie in als een bom. Freyne, die in 1997 slaagde voor de gerechtelijke stage, behoort tot de eerste generatie niet politiek benoemde rechters. Al tijdens zijn studies stak hij boven het maaiveld uit. Hij klom pijlsnel op van advocaat naar onderzoeksrechter, werd vervolgens hoofd van het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV) en in 2014 de allereerste procureur van het nieuwe arrondissement Halle-Vilvoorde.

Uitgerekend hij keert Vrouwe Justitia de rug toe, tot grote spijt van minister Koen Geens (CD&V). Vanaf maandag leidt Freyne het Vilvoordse ziekenhuis AZ Jan Portaels (zie kader). ‘An offer I couldn’t ­refuse’, luidde het in juni. Hij zal de functie uitoefenen met dezelfde passie en toewijding die hij aan de dag legt in álles wat hij doet – of dat nu zijn job, zijn tuin of zijn bijen is. Het imkeren staat weliswaar even on hold wegens tijdgebrek.

Thierry Freyne steekt, zoals altijd, strak in het pak. Hij ziet er fris en klaar uit voor zijn nieuwe uitdaging.

Is het niet schizofreen om de ene dag nog een persconferentie over het Kanaalplan te geven en de volgende dag een ziekenhuis te leiden?

Thierry Freyne: ‘Voor mij is de overstap logisch. Van een dossiermagistraat was ik de laatste acht jaar al meer een aansturend magistraat geworden, iemand van beheer en beleid. Ik geloof sterk in dienend leiderschap en dat is even toepasselijk in de ­ziekenhuiswereld als in het gerecht. Alleen wordt het belang van de burger nu het belang van de patiënt. Het gaat om dezelfde mensen.’

Die ‘dienstbaarheid’ valt op: het is niet iets waarmee mensen u vroeger associeerden.

(knikt) ‘Ik ben daar ook wel in geëvolueerd. Ik heb dat moeten leren, onder meer door de contacten die ik had als procureur. Nu vind ik authentiek overleggen essentieel. Ik ga niet alleen je mening vragen, maar ook rekening houden met die mening en zoeken naar een consensus. Niets is ergerlijker dan iemand die je mening vraagt en er dan niets mee doet.’

Zou u ook naar de privé overgestapt zijn?

‘Nee, ik ben echt wel een man van de publieke sector, altijd geweest. AZ Jan ­Portaels is als dusdanig geen publiek ziekenhuis, maar wordt wel grotendeels met publieke middelen georganiseerd. En vooral: het is een non for profit organisatie, in die zin past het bij mij.’

Tuchtstraf

U werd bekend als de onderzoeksrechter die de moordenaars van politieagente Kitty Van Nieuwenhuysen opsloot. Deze week raakte bekend dat een van hen een enkelband krijgt, hij zat 10,5 van zijn dertig jaar uit. Wat dacht u?

‘Toen ik het nieuws op de radio hoorde, schoot ik meteen wakker. Ik stond perplex. Ik begreep het niet. Ik vind dat vader Van Nieuwenhuysen nog heel vriendelijk geweest is. Dit kun je toch niet verklaren? We wéten dat gestraften na een derde van hun straf kunnen vrijkomen, dat staat nu eenmaal in de Wet-Lejeune over de voorwaardelijke invrijheidstelling. Maar dit zijn gruwelijke, respectloze feiten. De politie is een schietschijf geworden. Welk signaal geef je op deze manier?’

Mag u dat wel zeggen, als procureur? Straks krijgt u een tuchtstraf.

‘Dan zullen ze héél snel moeten zijn. (kort lachje) Ik weet wel dat ik als procureur de beslissing van de strafuitvoeringsrechtbank moet respecteren, maar ik spreek nu als burger en als de gewone sterveling die ik ben vanaf 1 oktober. Ik kan het niet begrijpen. In die zaak is alles op alles gezet om de daders aangehouden en veroordeeld te krijgen, dat bleek ook op het proces.’

U maakte van een streng vervolgingsbeleid uw handelsmerk en kreeg al snel de reputatie van ‘Mister repressie’…

‘Daar lig ik niet van wakker. Ik deed dat omdat het van mij verwacht werd. Toen ik hier in 2014 in Halle-Vilvoorde begon, lieten de politiek en de samenleving duidelijk verstaan dat er meer vervolgingen moesten komen. Dat hebben we ook gedaan. De vervolgingsgraad is gestegen van 8 tot 20 procent en dat cijfer zal nog omhoog gaan. Als procureur voer ik een beleid uit dat bepaald wordt door mensen die democratisch en legitiem verkozen zijn. Ik kan natuurlijk een eigen inbreng hebben, maar finaal nemen zij de beslissingen. Ik ben maar een dienaar van de ­samenleving.’

De Franstalige magistraten zagen u niet graag komen.

‘Tja. Voor hen zal het ook niet altijd gemakkelijk geweest zijn, om geconfronteerd te worden met een plotse verdriedubbeling van het aantal zaken uit Halle-Vilvoorde. Ze moesten onze dossiers erbij nemen, naast hun gebruikelijke werk in Brussel en – we moeten daar niet flauw over doen – dat waren soms heel zware ­feiten.’

En toen kwam uw parket met een fietsendief.

‘Een fiets kan heel veel geld kosten, tegenwoordig. (lacht) De zwaarte van dat misdrijf is objectief gezien niet dezelfde, dus ik kan bepaalde reacties wel begrijpen, maar ik krijg dat niet verkocht. En ik wíl dat niet verkocht krijgen. Ik blijf er trouwens van overtuigd dat onze mooie resultaten op het vlak van vervolging minstens evenveel zeggen over Brussel als over Halle-Vilvoorde …’

Uw uithalen naar de Franstalige (onderzoeks)rechters die ‘uw’ criminelen lieten gaan, leverden u al snel vijanden op, bij het Brusselse gerecht.

‘Ik denk niet dat ik echte vijanden had, maar niet iedereen was even gelukkig met mij. Toch kan ik nog altijd in de spiegel kijken. Ik herhaal: ik dien de burger, of de rechters dat nu plezierig vinden of niet. Hebben mijn uitspraken ertoe geleid dat sommigen nog meer op de rem gingen staan? Dat zou kunnen … Ze werden me in elk geval niet in dank afgenomen.’

‘Kijk, Halle-Vilvoorde zit institutioneel vast aan Brussel (het parket is ‘verticaal’ gesplitst, de zetelende rechtbank is in ­Brussel gebleven, red.) en er heerst nu eenmaal een cultuurverschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige manier van rechtspreken. Aan beide kanten heb je zeer waardevolle, bekwame mensen maar de benadering is anders. Aan Nederlandstalige kant is men gemiddeld ­repressiever.’

En efficiënter?

(aarzelt even) ‘Tja, er worden ­gemiddeld meer zaken per zitting ­behandeld, dat wel. Franstalige zaken duren gewoon langer. Ik zeg niet dat het ene fout is en het andere juist, het is een realiteit. Die verschillende benadering creëert soms wel spanningen, ja.’

Ik kan mij voorstellen dat het niet botert tussen u en iemand als de Franstalige rechtbankvoorzitter Luc Hennart.

‘Dat is zo, maar ik heb ook wel heel constructieve gesprekken met hem gehad. Hij had duidelijk gedacht dat er meer Franstalige zaken voor de rechter zouden komen, terwijl het er meer Nederlandstalige ­werden. Daar heeft hij me wel een tijd op aangesproken. Hij vond dat – laat het ons vriendelijk zeggen – moeilijk.’

In 2011 werd de malaise bij het Brusselse ­gerecht openbaar door een brief van de toenmalige topmagistraat Ghislain Londers. Er werd een sfeer van machtsconcentratie, interne ruzies, weinig transparantie en een ons-kent-onsmentaliteit blootgelegd. Hoe zit dat vandaag?

(zwijgt lang) ‘Wat moet ik daarop zeggen? Het Brusselse gerecht is een micro­kosmos. Het is evident dat de relaties tussen de protagonisten anders zijn dan in een resort waar de procureur op twintig kilometer van de rechtbank woont. Maar ik kijk graag in mijn eigen bord, ik weet wat ik wil en wat ik niet wil. Ik hou vast aan een dienend leiderschap. Ik durf mijn mening bij te stellen als ze me overtuigen met goede argumenten. Dat is geen teken van zwakte, integendeel.’

Liever drie bachelors

Bij de aankondiging van uw overstap zei Christian Denoyelle van de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) dat beleidsmakers zich ­zorgen moeten maken, als iemand met uw capaciteiten de deur achter zich dicht trekt.

‘Ik voel me gevleid. Ik heb overigens ­altijd veel respect gehad voor Christian. Ik heb altijd willen bijdragen aan de goede werking van justitie en aan het op de kaart zetten van justitie in Halle-Vilvoorde. Ik sta nogal op resultaten, ik ben zo. Om modern te managen moet je ook kunnen meten. ­Anderen denken daar anders over.’

Is dat uw grootste teleurstelling?

‘Ja, zeker en vast. Wat ik vandaag zeg, zei ik jaren geleden ook al. Ik beschouw mezelf als vooruitstrevend en ik geloof in een grote autonomie voor de eerstelijnsrechtbanken en de parketten. Je krijgt doelstellingen opgelegd, in functie van de resultaten krijg je een budget en vervolgens beslis je zelf hoe je dat uitgeeft. Welke mensen je aanwerft, bijvoorbeeld. De korpsoverste kan het best inschatten wat en wie hij nodig heeft, dat voel ik ook bij collega-procureurs. Velen van ons zien de meerwaarde niet van de heersende neiging tot centralisatie.’

Met het oog op die beheersautonomie is nochtans een werklastmeting uitgevoerd.

‘Klopt, en die toont aan dat er een verschuiving van de middelen nodig is. Zo wordt bijvoorbeeld het parket van Antwerpen benadeeld. Maar er is nog niets mee ­gebeurd. Hoe dat komt? (denkt na) Justitie is de derde macht, maar gaat in essentie ook over macht. Rechters zijn machtig, alleen al omdat ze beslissingen nemen die ze op­leggen aan de burger. Het zijn bovendien per definitie sterke persoonlijkheden die op hun onafhankelijkheid staan.’

Terecht, toch?

‘Uiteraard. De rechter mag aan geen enkele druk onderworpen worden. Als rechter ben ik ook wel eens benaderd geweest. Ik herinner me twee gevallen – telkens een ­politicus die niet begrepen had dat het not done is om een rechter aan te spreken – maar dat is totaal ongepast in een democratie. Maar de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht betekent niet dat een minister geen beleid mag voeren, anders kan er nooit hervormd worden.’

Geens gaat volgens veel magistraten té snel. Ik laat mij vertellen dat u ook te snel wou gaan.

‘Ik geef dat toe. Ik ben heel ongeduldig, dat is mijn persoonlijkheid. Het gerecht functioneert op verschillende snelheden en het was niet gemakkelijk om daarmee om te gaan. In mijn ogen hebben we geen andere keuze dan een versnelling hoger te schakelen: de war on talent woedt keihard. ­Jonge mensen leven vandaag in een digitale, technologische omgeving en justitie volgt onvoldoende. Ik hoorde recent dat de achterstand bij een bepaald hof van beroep, om Brussel niet te noemen, opgelopen is tot 2026. Dat is toch te gek voor woorden? De burger verdient beter dan een 20ste-eeuwse justitie.’

‘Ik heb het geprobeerd. Ik zei de minister: “Ik hoef geen extra magistraat, geef mij liever drie bachelors rechtspraktijk”. Want op het vlak van loonmassa komt dat ongeveer op hetzelfde neer. Die mensen zouden onze magistraten optimaal kunnen ondersteunen, en zo zouden we nog veel efficiënter kunnen werken. De minister wilde wel, maar het College van het openbaar ministerie zag dat niet zitten. Het was niet bespreekbaar omdat we dan zouden “toegeven” dat we eigenlijk genoeg magistraten hebben. (verontwaardigd) Dat is toch een verkeerd discours? Ik heb even later ook letterlijk te horen gekregen: “Thierry, je wilt te snel gaan”. Je leert daarmee te leven, je plooit je terug op je eigen organisatie. Maar op een bepaald moment vraag je je af in welke mate je daar nog mee wil leven.’

Si tous les dégoutés s’en vont …

‘Er zijn nog heel waardevolle, ongelooflijk bekwame mensen binnen justitie – ik denk aan Bart Willockx (de voorzitter van de Antwerpse rechtbank, red.) en anderen die elke dag het beste van zichzelf geven. Mijn geduld was op, dat heeft in mijn ogen vooral met mezelf te maken.’
‘Voor het parket van Halle-Vilvoorde hoop ik op voldoende erkenning, maar ik vrees ervoor. Er is veel druk, zoals in andere eerstelijnsparketten. Het een en ander ­bewijst nog maar eens aan dat er nood is aan een andere verdeling van de middelen. Op korte termijn zie ik het niet gebeuren, veel zal afhangen van wie de volgende ­minister van Justitie wordt.’

Wie moet het worden?

‘Ik geloof dat een minister van Justitie tijd nodig heeft om te hervormen, dat er op dat departement absoluut continuïteit ­nodig is.’

Nochtans heeft Geens zich toch ook een paar keer ferm miskeken op de weerstand tegen zijn plannen binnen justitie.

‘Dat klopt … Maar vijf jaar is gewoon te weinig. Het werk is echt heel complex. ­Justitie wordt door sommigen gezien als een strafdepartement, hé. We zullen zien wat de toekomst brengt.’

Wat als hij mag voortdoen na mei 2019 en hij belt u om zijn kabinetschef te worden?

(lacht) ‘Venijnige vraag … Ik heb mijn ­engagement hier in het ziekenhuis, en ik ga dat niet alleen honoreren maar er ook voor de volle honderd procent voor gaan. Wat mij betreft, is het een project van vele jaren. Ik heb er ongelooflijk veel zin in.’

Bron » De Standaard | Marjan Justaert

Parket-generaal wil staatssecretaris voor Strafuitvoering: “Gevoel van straffeloosheid moet aangepakt worden”

Het gevoel van straffeloosheid moet verdwijnen. Dat heeft het parket-generaal van Antwerpen gezegd in de traditionele toespraak bij de start van het gerechtelijke jaar. “Daarom wordt best een staatssecretaris Strafuitvoering aangesteld.” Die moet er onder meer voor zorgen dat alle geldboetes geïnd worden. Minister van Justitie Geens (CD&V) is het niet eens met de kritiek.

Korte gevangenisstraffen tot vier maanden worden niet uitgevoerd, vervangende celstraffen voor een geldboete worden niet uitgevoerd, geldstraffen worden niet altijd geïnd… Het zijn enkele van de voorbeelden die Antwerps procureur-generaal Patrick Vandenbruwaene en advocaat-generaal Hildegard Penne in hun openingsrede aanhalen om te wijzen op de – wat zij noemen – “crisis van de strafuitvoering”. Hun boodschap is duidelijk: er heerst een gevoel van straffeloosheid, want de opgelegde straffen worden niet altijd uitgevoerd.

Zo illustreert Hildegard Penne voor VRT NWS: “We hebben alleen volledige cijfers voor de eerste vier maanden van het jaar 2016 en daar hebben we vastgesteld dat op een te innen bedrag van 14,6 miljoen euro de ontvanger maar een half miljoen euro heeft geïnd en procentueel komt dat neer op 3,88 procent.”

En dus lijkt het soms dweilen met de kraan open. Dat is niet alleen frustrerend, maar ook demotiverend voor de magistraten die heel wat vonnissen en arresten vellen, maar waar geen gevolg aan gegeven wordt, zo klinkt het bij Penne en Vandenbruwaene. Wat is wel het gevolg? De burger verliest zijn vertrouwen in justitie.

Eén van de problemen volgens het parket-generaal is onder meer dat er geen centraal systeem bestaat om geldboetes te innen. Opnieuw een probleem van digitalisering binnen justitie. Daardoor schiet de staatskas heel wat inningen mis.

De oplossing? Een staatssecretaris strafuitvoering

Om tegemoet te komen aan de huidige problemen, stelt het Antwerps parket-generaal voor om bij de volgende regering een staatssecretaris Strafuitvoering aan te stellen. “Daarbij moeten de nodige experten verzameld worden, onder wie informaticaspecialisten, die de brug kunnen maken tussen ICT en de praktijkmensen.” Een grote investering, dat wel, maar “deze investering zal zichzelf terugwinnen,” aldus het parket-generaal.

Maar ook dit: is er voldoende personeel voor de assisenzaken?

In de mercuriale van het hof van beroep in Brussel klonk er dan weer een andere kritiek: er is te weinig mankracht om de vele assisenzaken die er zitten aan te komen, op te vangen. “Door het gebrek aan magistraten, duurt het verontrustend lang voor bepaalde assisenzaken behandeld kunnen worden. Op dit moeten zijn er nog vijf zaken die moeten vastgelegd worden. Als de situatie hier niet verbetert, zal ze ten vroegste in april 2019 van start kunnen gaan,” zegt de Brusselse procureur-generaal Johan Delmulle.

Minister Geens: straffen worden wél uitgevoerd

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) is het niet eens met de kritiek over de straffeloosheid: “Het is zo dat korte straffen, beneden 3 jaar, hoofdzakelijk met elektronisch toezicht worden uitgevoerd, behalve zedenmisdrijven of terrorisme, of bij mensen zonder verblijfsvergunning. Dus er worden wel wat gevangenisstraffen uitgevoerd”, reageert hij in De wereld vandaag op Radio 1. “In het nieuwe strafwetboek dat we aan het maken zijn, wordt de gevangenisstraf voor lichte misdrijven een grote uitzondering. Maar er zijn ook veel andere straffen mogelijk: werkstraffen, probatie, elektronisch toezicht. Die zullen in de toekomst belangrijker worden.”

Over de geldboetes zegt minister Geens dat ze nu beter worden geïnd dan vroeger: “Als u een geldboete niet betaalt, dan zal het in de toekomst mogelijk blijven om een vervangende gevangenisstraf toe te passen. We hebben al enkele maanden een nieuw systeem, waarbij u een hogere boete opgelegd krijgt als u niet snel betaald. Procureurs-generaal zijn trouwens ook maar mensen, niet iedereen zit op de lijn van Antwerpen.”

Toch wijst de minister het idee van een staatssecretaris voor strafuitvoering niet af: “In Nederland is de minister van Justitie ook de minister van Binnenlandse Zaken, en dus bevoegd voor de politie. En die heeft een onderminister, die zich met het gevangeniswezen bezighoudt. Als een volgende regering zou beslissen dat er een staatssecretaris voor strafuitvoering komt, is dat wat mij betreft bespreekbaar. Maar een deel van die strafuitvoering zit in ons land wel op het Vlaamse niveau. Belangrijk lijkt me ook dat de minister en de staatssecretaris dan van dezelfde partij zijn.”

Bron » VRT Nieuws

Bij de start van het gerechtelijk jaar, terug bij af?

Bij de start van het gerechtelijk jaar peilden we naar de polsslag van de rechters. Wat leeft er in de magistratuur? Wat zijn de uitdagingen, de pijnpunten? En wat moet de minister van Justitie die de laatste acht maanden van zijn termijn ingaat, volgens hen nog absoluut doen. Of vooral niet doen?

Trop is te veel

Minister van Justitie Koen Geens (CD&V) wordt ervaren als een man met een sterke geldingsdrang. Hij doet veel, volgens sommigen te veel. Hij maakte potpourriwetten, herschreef diverse wetboeken, hervormde procedures … “Er wordt te veel hervormd. We weten niet meer welke wet we moeten toepassen. Alles verandert razendsnel. Het is een soep geworden.” De complexiteit en snelle opeenvolgende wijzigingen, zorgen ervoor dat rechters niet meer kunnen volgen. Bovendien is de kwantiteit van het wetgevend werk niet altijd recht evenredig met de kwaliteit. Nieuwe wetgeving werd vernietigd (denk aan de mislukte hervorming van assisen) en mensen op het terrein missen bij al die initiatieven een gebrek aan praktijkkennis.

Minister Geens die nochtans zelf een jarenlange ervaring heeft als zakenadvocaat zou te veel vanuit een theoretische benadering wetgevend werk doen. De minister overlegt wel met de magistratuur maar of hij ook effectief luistert, wordt door een aantal gesprekspartners betwijfeld.

Daar staat tegenover dat een aantal rechters wel blij zijn met een aantal hervormingen die hen ook effectief meer armslag geven. Dat laat hen toe te werken met wetten aangepast aan de 21e eeuw.

Over de daadkracht van deze minister is er nagenoeg eensgezindheid (al zijn er ook die zeggen dat er meer aankondiging is dan verandering). Maar de wijze waarop de daadkracht tot uiting komt wordt door de een omschreven als vastberaden, door de ander als koppig. Hij heeft erg zijn best gedaan, wordt door de ander aangevuld met “hij heeft te erg zijn best gedaan”.

Peu is te weinig

Als er een jammerklacht haast unisono klinkt is het “besparingen, besparingen en nog eens besparingen”. Parallel met de onderfinanciering is er een onderbemanning. Deze regering legde de magistratuur een personeelsbesparing op waardoor slechts 90% van de kaders wordt ingevuld (en bij de griffies is dat zelfs 85%). Die operatie houdt geen rekening met (langdurige) ziektes. In de praktijk betekent dat dat minder mensen meer werk moeten doen. Gevolg: mensen zitten op hun tandvlees, sommige rechtbankkamers worden zelfs afgeschaft, er wordt meer gewerkt met alleenzetelende rechters i.p.v. een college van drie, de gerechtelijke achterstand loopt verder op…

Door de aard van het werk kan er bezwaarlijk met interimpersoneel gewerkt worden (al is er wel de oplossing van plaatsvervangende rechters, advocaten die inspringen als rechter) en dus moet er geschoven worden met mensen waardoor rechters soms van het ene arrondissement naar het andere moeten of plots verplicht worden om processen te leiden over onderwerpen die ze minder goed kennen.

Als er al vacatures uitgeschreven worden, gebeurt dat pas op het moment dat iemand vertrekt en dat is te laat ook al omdat een magistraat natuurlijk niet van de ene op de andere dag kan beginnen.

In 2019 komt er een golf van magistraten die met pensioen gaan en veel korpsoversten vragen zich af hoe ze die golf gaan nemen.

Een versnipperd landschap

Als sommige magistraten zich uit de naad werken (en zo ook het risico lopen sneller opgebrand te geraken), is het omgekeerde ook waar. Er zijn rechters die niet mogen klagen over hun werklast en het bijzonder rustig aan kunnen doen. Net zoals sommige rechtbanken in dit land beter bediend zijn met personeel dan vergelijkbare rechtbanken in andere arrondissementen. Het werklastdebat zou dus gediend zijn met enige nuance.

Of het bestaande werk dan niet beter verdeeld kan worden over alle magistraten, is een vraag die voor sommigen evident is, voor anderen ondenkbaar. Die laatste groep redeneert daarbij vooral vanuit de eigen geprivilegieerde positie. Anderen zeggen dat elementair management in het globale justitiehuishouden al veel zou verhelpen.

Iemand kandidaat?

In 2019 lopen ook een groot aantal mandaten af van korpsoversten, de leidinggevenden van rechtbanken en hoven. De ervaring heeft geleerd dat de persoon van die korpsoverste bijzonder bepalend kan zijn voor de gang van zaken. Het is dus van het grootste belang dat de juiste persoon op de juiste stoel komt te zitten.

Maar gegeven de enorme werklast die die functie, zeker als men het goed wil doen, met zich meebrengt en de relatief geringe vergoeding die daar tegenover staat, is het nog maar de vraag of de juiste mensen zich überhaupt kandidaat zullen stellen. Het is een breder maatschappelijk probleem dat zich ook in de magistratuur voordoet: wie wil er nog verantwoordelijkheid nemen?

Daar staat dan weer tegenover dat rechtbankvoorzitters eigenlijk ook niet beschikken over de middelen om hun stempel te drukken. Uit een audit van de Hoge Raad voor Justitie blijkt bv. dat bij de aanwerving van een magistraat, toch een essentieel onderdeel in het voeren van een beleid, liefst 11 partners hun zegje doen.

Zelfstandig beheer

Die vraag stelt zich des te meer omdat die korpschef binnen afzienbare tijd niet alleen de chef van een groep magistraten zal zijn, maar ook de zakelijke leider van de rechtbank. Dat is een kwestie die al een tijdlang meegaat maar nog steeds niet uitgevoerd is. 2019 wordt opnieuw als streefdatum voorop gesteld maar het is nog maar de vraag of dat zal lukken?

De kwestie komt er in essentie op neer dat rechtbanken een budget krijgen en daarmee moeten ze het doen. Maar achter dat eenvoudige zinnetje zitten in de praktijk een hoop problemen. Sommige magistraten blijven in de operatie een verkapte besparingsronde zien en vooral een politiek manoeuvre om, als het fout gaat (en sommigen beweren zelfs dat het is opgezet om fout te gaan), de rekening letterlijk en figuurlijk gepresenteerd te krijgen.

En wat als het budget op is? Mogen er dan geen gerechtskosten meer gemaakt worden? Geld op, zaak afgesloten? Of is dat een apart budget, net zoals voor de gebouwen?

Maar de vraag wie hoeveel geld moet krijgen doet ook de vraag stellen wie wat doet. En dan blijkt dat justitie eigenlijk van zichzelf niet weet waarmee ze bezig zijn en wat dat allemaal kost. Meten is weten maar elementair statistisch materiaal ontbreekt om op terug te vallen.

De vraag is ook of magistraten wel het juiste profiel hebben om ook managementstaken op zich te nemen. ‘Maar dat hoeft ook niet,’ zo zeggen sommigen. Managemenstaken zouden ook kunnen uitbesteed worden aan niet-magistraten net zoals een ziekenhuis zakelijk kan geleid worden door een niet-arts.

Een rechter moet rechtspreken

Door alle problemen dreigt men de kern van de zaak uit het oog te verliezen: zijn onze rechters in staat om kwalitatief goeie rechtspraak af te leveren? En het feit dat de vraag gesuggereerd wordt, impliceert dat sommigen hierbij hun twijfels hebben.

Dat heeft soms te maken met de gebrekkige kwaliteit van het vonnis of arrest op zich, maar het heeft ook te maken met een gebrek aan wetenschappelijke ondersteuning. Wat is bv. het effect van een vrijheidsberoving? We hebben behoefte aan diepgaand onderzoek zodat we beter weten waarmee we eigenlijk bezig zijn. Nu proberen we met de beperkte middelen die we hebben er het beste van te maken.

Hoe meer hoe beter?

In het verlengde hiervan wordt ook gewezen op het gevaar van de zuiver kwantitatieve benadering. Het oogt fraai als men in de statistieken kan lezen dat er zoveel zaken zijn afgewerkt. Maar hoe zit het bv. met de erg complexe (en dus tijdrovende) financieel economische dossiers? Stromen die sowieso nog door vanuit de parketten? Of kiest men enkel voor de gemakkelijkste zaken?

Overmorgen is belangrijker dan morgen

De dagelijkse problemen van justitie zijn groot en dat maakt dat men niet echt toekomt aan een lange termijnstrategie. Nochtans ligt daar dé grote uitdaging. Welke Justitie willen we over 25 jaar hebben? Hoe gaat Justitie om met digitalisering en artificiële intelligentie? Om die reden alleen al zou een minister van Justitie een termijn moeten hebben die langer duurt dan vijf jaar. Vanuit de beroepsgroep weerklinkt de vraag om ook op lange termijn te denken.

Informatisering, the never ending story

Justitie en informatisering, een mens kan er inmiddels een boek over schrijven. Maar voorlopig dan wel een met een open einde.

De kwestie is te complex om hier gedetailleerd uit de doekten te doen. De essentie is dat de verschillende diensten van justitie allemaal een eigen systeem hebben dat niet altijd compatibel is met een ander systeem. Veel kwaad bloed zette de beslissing van de minister in het voorjaar om over te stappen naar het zogenaamde MaCH-systeem, een systeem dat ervaren wordt als inferieur aan de eigen ontwikkelde applicatie VAJA (Vonnissen-Arresten). Magistraten voelen zich in deze beslissing gepasseerd en dat typeert volgens hen het gebrek aan inspraak in de hele ICT-hervorming.

In de marge van het digitaliseringsverhaal wijzen magistraten op het perverse effect van het gemakkelijke knip en plakwerk achter de computer. Advocaten leggen tegenwoordig in eenvoudige dossiers conclusies neer van 100 bladzijden en meer.

Kritiek en zelfkritiek

Veralgemeend leeft er in de wereld van magistraten een sfeer van geklaag. Er zijn rechters die keihard werken, hun job met veel inzet en enthousiasme doen, ja het zelfs beschouwen als een roeping, maar het engagement gaat vaak niet veel verder dan de eigen stoep. ‘Ik zorg dat mijn winkel goed draait en voor het overige bekijkt men het maar.’ Een mentaliteit die soms zelfs tot het lethargische neigt.

Magistraten zijn sterk in het beslechten van conflicten maar zwak in het verdedigen van de eigen zaak. Een individuele rechter laat af en toe wel ’s van zich horen maar de beroepsgroep verdedigt eigenlijk nooit collectief de belangen. Dat komt in de eerste plaats omdat er geen instantie is die de magistratuur vertegenwoordigt. Er is weliswaar het College van Hoven en Rechtbanken maar die organisatie wordt door sommigen ervaren als een weinig democratische representatie.

Als we over de rechterlijke macht spreken gaat dat eigenlijk over de vrederechter van Zoerle-Parwijs over een handelsrechter in Gent tot de voorzitter van het Hof van Cassatie in Brussel. Om maar te zeggen dat het geen eenvoudige opdracht is al die magistraten op een lijn te krijgen. Daarbij komt dat in die beroepsgroep de noties vrijheid en onafhankelijkheid ongeveer het statuut van een heilige koe evenaren. Gecombineerd met een gemiddeld niet gering ontwikkeld ego geeft dat een context waarbij de hand niet zo snel in eigen boezem gestoken wordt maar wel nogal gemakkelijk met de vinger gewezen naar de ander.

Als de rechterlijke macht niet gerespecteerd wordt, is het misschien ook wel omdat ze als beroepsgroep te weinig respect afdwingt?

De clash tussen de machten

Sinds Montesquieu het idee van scheiding der machten ontwikkelde, is er altijd wel een zekere spanning geweest tussen de drie poten van de trias politica, regering, parlement en justitie. Toch vallen een aantal uitspraken de jongste maanden van regeringsleden jegens de magistratuur op. Er werd over hen gesproken in termen van “activisten en wereldvreemde rechters” en sommige rechterlijke beslissingen werden openlijk bekritiseerd (net zoals trouwens in sommige rechterlijke uitspraken de politiek bekritiseerd wordt).

Men ervaart de ‘aanvallen’ als intellectuele oneerlijk en bovendien kunnen rechters zich erg moeilijk verdedigen op het publieke forum omdat ze verondersteld worden enkel recht te spreken via hun vonnissen en arresten.

Magistraten vinden het vreemd dat uitgerekend bij de N-VA, een partij die zich toch profileert op law-and-order, zo’n giftige pijlen worden afgeschoten die ook de hele rechtsstaat bezoedelen. Denk in dit verband aan de incidenten die er zijn geweest bij dossiers waarin zowel het vreemdelingenrecht als het strafrecht van toepassing zijn en waarbij de tweede de facto buitenspel gezet werd door de eerste.

En, zo voegen ze er fijntjes aan toe, uiteindelijk passen we slechts de wet toe. De wet die door de wetgever gemaakt is. Als degelijke wetgeving leidt tot degelijk werk is het omgekeerde ook waar.

Dat de politieke slinger richting populisme uitgaat, wordt als verontrustend ervaren. Rechters hebben een essentiële taak in het waarborgen van fundamentele rechten en vrijheden. Als dat in vraag wordt gesteld, dreigt men in een negatieve spiraal terecht te komen waarbij de legitimiteit alsmaar afneemt. Waar dat kan toe leiden, zien we in Polen. Dat krijgen we te horen van rechters die bewust luis in de pels willen zijn. ‘Omdat het nu eenmaal zo werkt in een rechtsstaat.”

Wat zitten wij hier eigenlijk nog te doen?

Fundamenteler dan het af en toe moeten slikken van een ongezouten mening is het gevoelen bij rechters niet echt gerespecteerd te worden, noch door de bevolking noch door de politici. Het feit dat bv. straffen die worden uitgesproken slechts erg partieel worden uitgevoerd, wordt ervaren als een aantasting van hun werk. “Als wij iemand een vrijheidsstraf geven van 20 maanden doen we dat niet voor niets. Het is bijzonder tergend te moeten zien dat op basis van een circulaire die straf dan slechts partieel wordt uitgezeten.”

Vooral bij strafrechters leeft er nog een andere bekommernis over de strafuitvoering. Door de wijze waarop een vrijheidsstraf momenteel wordt uitgevoerd, komen mensen niet altijd beter uit de gevangenis, zo wordt met een gevoel voor understatement gezegd. Die kritiek heeft ook betrekking op de versnipperde bevoegdheidsverdeling in ons land waarbij de gemeenschappen verantwoordelijk zijn voor de hulpverlening in de gevangenis.

Maar ook de maatschappelijke trend om zaken buiten de rechtbank om te regelen, wordt beschouwd als een aantasting van hun werk. Denk aan de tendens om conflicten ook bestuurlijk aan te pakken of zaken administratief af te handelen (de GAS boetes bv.). Ander voorbeeld: gerechtsdeurwaarders kregen het gedaan onbetwiste facturen te mogen innen. Daar komt geen rechter meer aan te pas. Maar ook de oprichting van een (Engelstalige) internationale handelsrechtbank wordt gezien als een aanval op de eigen instellingen.

De onderstroom van deze tendens is dat de macht verschuift richting uitvoerende macht, versta: de regering.

De weg naar en naast het recht

Het lijkt paradoxaal. Rechters klagen over te veel werk maar als er dan minder werk te doen is, omdat het door andere instanties over genomen wordt, is het ook niet goed. Daarop wordt gerepliceerd dat het een principiële kwestie is. Als mensen niet meer naar Justitie kunnen stappen, faalt de rechtsstaat. Om die reden moet de beweging, zo wordt gezegd, omgekeerd gebeuren. Justitie moet de nodige mensen en middelen krijgen om de taken die haar toebehoren naar behoren uit te voeren.

De toegang tot het recht is er voor gewone mensen niet gemakkelijker op geworden. Advocaten zijn duur (en daarbij komt ook nog ’s een Btw-tarief) en de rechtsplegingsvergoeding maakt het riskant om een zaak al dan niet te beginnen. Het risico bestaat dat mensen een kosten batenanalyse gaan maken vooraleer ze de stap naar de rechter zetten en zo finaal niet krijgen waar ze recht op hebben. Ander risico is dat mensen oplossingen gaan zoeken buiten het recht om. Justitie dreigt zo een privé justitie te worden

Wachten, wachten, wachten

Rechtspreken is natuurlijk niet alleen een kwestie van rechters. Magistraten werken in een keten waar, dat is bekend, de zwakste schakel de sterkte bepaalt. Als de cipiersvakbonden weer eens staken, betekent dat dat gedetineerden niet naar de rechtbank kunnen gebracht worden. In grote rechtbanken zitten verdachten in het cellencomplex van de rechtbank maar is het een heel gedoe om van het veiligheidskorps gedaan te krijgen dat ze ook effectief tot in de zittingszaal geraken. En als ze daar dan al geraken moeten ook nog eens de tolken aanwezig zijn en de advocaten.

De macht van een rechter is daar nihil. Hij heeft maar te wachten.

Magistraten met al wat meer professionele kilometers op de teller vinden dat werkwoord van toepassing op zowat alles wat met justitie te maken heeft. De problemen die nu gesignaleerd worden, zijn exact dezelfde problemen als een paar decennia geleden. Zo beschouwd is er bij de start van het gerechtelijk jaar niets nieuws onder de zon. De gerechtelijke wereld draait verder, een nieuwe ronde is begonnen.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans

Drukke dag in Kamer voor zomerreces: einde tampontaks, maatregelen tegen “fantoomparlementsleden” en groen licht voor burgerinfiltranten

Voor de aanvang van het zomerreces heeft de plenaire Kamer vandaag nog een hele rist maatregelen doorgedrukt. Zo werd een wetsontwerp goedgekeurd dat het btw-tarief op tampons, maandverbanden, inlegkruisjes en menstruatiecups verlaagt van 21 naar 6 procent.

Daarnaast werd ook beslist dat Kamerleden binnenkort een deel van hun vergoeding zullen kwijtspelen indien ze onvoldoende aanwezig zijn in de commissievergaderingen. De inzet van burgerinfiltranten en een wettelijke regeling voor spijtoptanten kregen groen licht.

De afschaffing van de taks op producten voor hygiënische bescherming zit al lang in de pijplijn. Andere landen, zoals Frankrijk en Groot-Brittannië, voerden al een verlaging door en ook Europees bestaat er een richtlijn die noodzakelijke goederen goedkoper en toegankelijker wil maken voor de consument.

Ook voor defibrillatoren komt er een btw-verlaging. Dat zijn toestellen waarmee je door het toedienen van een elektrische schok het hart van een bewusteloze patiënt opnieuw in het normale ritme kan brengen.

Fantoomparlementsleden

De plenaire Kamer heeft vandaag unaniem het licht op groen gezet voor een maatregel waarbij Kamerleden een deel van hun vergoeding verliezen als ze te vaak afwezig blijven in de commissievergaderingen. Daar gebeurt immers het leeuwendeel van het parlementaire werk.

Kamerleden kunnen vandaag al een sanctie oplopen indien ze te vaak hun kat sturen naar de plenaire vergaderingen op donderdag.
Het probleem van Elio Di Rupo en Bart De Wever die op donderdag enkel komen stemmen wordt hiermee de wereld niet uit geholpen.

Het parlement wil door de aanpassing komaf maken met collega’s die enkel op donderdag naar de Kamer afzakken om te stemmen en zo een sanctie te ontwijken. Daarom geldt voortaan dat de vergoeding volledig wordt toegekend indien het Kamerlid minstens 80 procent van de zittingen heeft bijgewoond van de plenaire vergaderingen en de commissies waarvan het vast lid is. Wie minder aanwezig is, verliest een deel van de vergoeding.

Volgens Hendrik Vuye (Vuye & Wouters) wijzigt de tekst niets aan het probleem van de “fantoomparlementsleden”. Hij merkt op dat Kamerleden zich in de commissie nog steeds kunnen laten vervangen door een fractiegenoot, maar dan wel als aanwezig worden genoteerd. “Het probleem van Elio Di Rupo en Bart De Wever die op donderdag enkel komen stemmen wordt hiermee de wereld niet uit geholpen”, aldus Vuye.

Burgerinfiltranten

Binnenkort zullen de veiligheidsdiensten burgerinfiltranten kunnen gebruiken in de strijd tegen de georganiseerde misdaad of terrorisme. De Kamer keurde daartoe vandaag een wetsontwerp goed.

De oppositie stemde tegen, op onthoudingen bij cdH, Vlaams Belang en Vuye & Wouters na. Hun inzet wordt wel aan strenge voorwaarden onderworpen. Een infiltrant zal pas op het toneel mogen verschijnen indien er geen andere manier is om een dossier vooruit te helpen.

De regering ging reeds in mei vorig jaar akkoord met het principe van de burgerinfiltranten. De burgerinfiltrant is volgens de regering nodig omdat de politie nu eenmaal niet in alle milieus kan infiltreren. Bij pakweg de maffia of in terroristische cellen stoot je dan op limieten, bijvoorbeeld omdat politieambtenaren een bepaald dialect niet machtig zijn of omdat derden in het gesloten milieu erg gewantrouwd worden.

De burgerinfiltrant is volgens de regering nodig omdat de politie nu eenmaal niet in alle milieus kan infiltreren.

Burgerinfiltratie wordt enkel mogelijk als politionele infiltratie of andere onderzoekstechnieken onmogelijk zijn. De infiltrant moet meerderjarig, betrouwbaar en geloofwaardig zijn en zal zeer goed gescreend worden. Ook tijdens een operatie wordt zijn handel en wandel continu tegen het licht gehouden. Voor zijn inzet is groen licht nodig van het openbaar ministerie. Een rechter zal doorlopend controle uitoefenen.

De burgerinfiltranten zullen ook “minder belangrijke misdrijven” mogen plegen, zoals chauffeur zijn voor criminelen of een auto of flat voor hen huren. Ook daar is eerst het fiat van het openbaar ministerie nodig en zal permanent controle worden uitgeoefend door de politie en de rechtbank.

Wanneer de burgerinfiltrant de vooropgestelde regels met de voeten treedt, zal hij of zij hiervoor dezelfde straf krijgen als iemand die geen infiltrant is. Hij kan ook bescherming krijgen wanneer zijn veiligheid bedreigd is.

Spijtoptanten

De Kamer zette ook het licht op groen voor de invoering van een wettelijke regeling voor spijtoptanten. Dat zijn mensen die bijvoorbeeld in ruil voor strafvermindering uit de biecht klappen over andere daders of medeplichtigen bij een misdrijf. De PS stemde tegen, terwijl de rest van de oppositie zich onthield.

Verschillende landen hebben al een zogenaamde pentitiregeling die vruchten heeft afgeworpen in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en het terrorisme. Ook in ons land rees al vaker de vraag om een wettelijk kader, bijvoorbeeld in de zoektocht naar de daders achter de Bende van Nijvel. De beslissing om een regeling uit te dokteren, viel voor het Bendedossier vorig jaar opnieuw op het voorplan trad.

Flexibiliteitsdeal

Ook de flexibiliteitsdeal is goedgekeurd. Het gaat onder meer over de versoepeling van het ouderschapsverlof, de flexibilisering van de thematische verloven en het zondagswerk.

Geen killerrobots

De Kamer heeft vandaag ook unaniem – op twaalf onthoudingen na – een resolutie goedgekeurd die de regering vraagt erover te waken dat het Belgisch leger tijdens militaire operaties geen gebruik zou maken van volledig autonome wapens, de zogenaamde killerrobots.

De tekst vraagt ook dat de regering ijvert voor een internationaal verbod op die wapens. België is het eerste land dat zo’n verbod instelt.

Bron » Het Laatste Nieuws