Internetmedia vallen voortaan onder grondwettelijke bescherming van drukpers

Volgens twee recente arresten van het Hof van Cassatie kunnen strafbare meningsuitingen op websites enkel nog bestraft en vervolgd worden voor het hof van assisen. “Internetmedia genieten nu dezelfde grondwettelijke waarborgen als de klassieke drukpers”, schrijft hoogleraar mediarecht Dirk Voorhoof in De Juristenkrant. Artikel 150 van de grondwet heeft het hof van assisen en dus een volksjury bevoegd gemaakt om te oordelen over drukpersmisdrijven. Maar voor laster begint men geen assisenprocedure. Voor drukpersmisdrijven geldt dus een feitelijke straffeloosheid.

In twee recente arresten van 6 maart besliste het Hof van Cassatie om die feitelijke straffeloosheid uit te breiden tot alles wat op het internet gepubliceerd wordt. Websites of weblogs en internetfora worden voortaan ook beschouwd als drukpers.

“Het Hof van Cassatie maakte ook duidelijk dat de strafbare uitingen geen verband moeten houden met een maatschappelijk belang of een publiek debat: alles soorten strafbare meningen die via internet openbaar worden gemaakt en verspreid worden zijn drukpersmisdrijven. Dus ook puur persoonlijke beledigende opinies of waardeoordelen”, schrijft hoogleraar mediarecht Dirk Voorhoof in De Juristenkrant.

Wie te maken krijgt met lasterlijke, privacyschendende of kwetsende uitingen kan dus geen strafklacht indienen. Dat betekent niet dat iedereen nu om het even wat kan beweren op het net. Wie schade lijdt, kan klacht indienen bij de burgerlijke rechtbank die een schadevergoeding kan toewijzen. Ook een stakingsbevel via de kortgedingrechter kan nog.

Racisme kan wel nog vervolgd worden via de correctionele rechtbank. Voor aanzetten tot haat en discriminatie wegens geloof, levensovertuiging of seksuele geaardheid geldt die uitzondering niet. Wie zich benadeeld voelt, kan ook nog naar de Raad voor de Journalistiek stappen. Maar, zo schrijft Voorhoof, “die staat zwak om de journalistieke beroepsethiek ook ruimer te stimuleren en bewaken”. Het wordt voor de Raad dus een uitdaging om haar autoriteit (als ze die al heeft) ook te laten gelden voor individuele bloggers en commentaarschrijvers op het net.

De arresten van het Hof van Cassatie komen niet als een verrassing. Enkele rechters hadden ook al in die zin uitspraken gedaan. In 2007 verklaarde de correctionele rechtbank van Bergen zich onbevoegd in een zaak rond de publicatie van een stuk op het toenmalige Indymedia.be. Twee veiligheidsagenten van de NMBS voelden zich beledigd door een stuk van een burgerjournalist.

In 2011 ontsnapte de Gentse blogger Marc Ernst aan een veroordeling voor laster omdat de rechter zijn werk als journalistiek beschouwt. In 2006 verruimde het Arbitragehof de wet van 17 maart 2005 over het bronnengeheim voor journalisten. Ook bloggers en internetjournalisten kunnen daardoor het bronnengeheim inroepen.

Bron » De Wereld Morgen

VVJ: “Bronnengeheim geschonden door huiszoekingen bij journalisten”

De politie heeft de voorbije dagen huiszoekingen uitgevoerd bij drie journalisten thuis en in één redactielokaal om te zoeken naar apparaten die communicatie van politie- en veiligheidsdiensten via het Astrid-communicatienetwerk onderscheppen. Dat deelt de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) maandag mee. Volgens de VVJ zijn de zoekacties een flagrante inbreuk op het journalistieke bronnengeheim.

De politie nam bij de huiszoekingen zonder enig onderscheid computers, laptops, smartphones, gsm’s en ander materiaal in beslag, zegt de VVJ. Nationaal secretaris Pol Deltour vindt dat daarmee het opzet van het onderzoek, speuren naar inbreuken op de telecomwetgeving, ruim overschreden is.

“Justitie en politie hebben het recht om te zoeken naar illegale apparatuur. Maar dat moet gebeuren met respect voor het bronnengeheim. Het gerecht kan nu het hele bronnennetwerk van de betrokken journalisten in kaart brengen.”

De VVJ verstuurt morgen/dinsdag een brief naar onderzoeksrechter Patrick De Coster, die het onderzoek leidt, alsook naar procureur des Konings van Brussel Bruno Bulthé en minister van Justitie Stefaan De Clerck. “We willen onze verontrusting uitdrukken en vragen dat dit ophoudt. Het onderzoek gebeurt met de botte bijl – bij één journalist thuis hebben ze zelfs zijn vals plafond opengebroken.”

Bronnen die niets met het onderzoek te maken hebben, zouden ondertussen al politie over de vloer gekregen hebben. De VVJ zegt ook de journalisten te zullen steunen van zodra ze vervolgd zouden worden, omdat er schendingen zijn gebeurd van het bronnengeheim. Ook denkt de VVJ aan schadevergoedingen voor de journalisten van wie het bronnennetwerk blootgelegd werd.

Bron » Knack

Staatsveiligheid jaagt op nepjournalisten

Elke maand geeft de Algemene Vereniging van Belgische Beroepsjournalisten (AVBB) een geactualiseerde lijst van erkende beroepsjournalisten aan de Staatsveiligheid. De maatregel is een gevolg van de BIM-wet, die de Belgische inlichtingendiensten toelaat om telefoons af te luisteren, e-mails te onderscheppen en afluisterapparatuur te plaatsen. Dat meldt het jongste nummer van De Journalist, het magazine van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ).

Al meer dan twee jaar geleden waarschuwde Alain Winants, de grote baas van de Staatsveiligheid, voor het groeiende aantal als nepjournalist vermomde buitenlandse spionnen in Brussel. “Om het even wie kan zich uitroepen tot journalist”, zei Winants toen in de Senaatscommissie Justitie.

“Het is ontstellend hoeveel Chinese en Russische journalisten er in Brussel rondlopen, van wie men zich terecht kan afvragen of ze ooit een opleiding tot journalist hebben genoten.” In de wandelgangen preciseerde Winants dat het ging om ‘ettelijke tientallen’ spionnen die het beroep misbruiken als dekmantel voor hun illegale praktijken. Blijkbaar is de Staatsveiligheid ondertussen begonnen met de jacht op deze ‘speciale’ categorie buitenlandse correspondenten.

Vorig jaar is de wet op de bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) in voege getreden, een wet die de geheime diensten veel meer middelen en armslag geeft. Maar de BIM-wet botst op sommige punten met de wet tot bescherming van de journalistieke bronnen, dit zijn de namen van de vertrouwelijke informanten of vertrouwelijke documenten die journalisten in handen hebben gekregen. “Een jaar na de inwerkingtreding van de BIM-wet blijkt dat de wetgever een aantal bepalingen inzake journalisten best verder uitklaart”, stelt het ledenblad van de VVJ.

Zo bepaalt de Bronnenwet dat journalisten enkel op vordering van een rechter ertoe gedwongen kunnen worden hun bronnen vrij te geven, en dat enkel als daardoor misdrijven kunnen worden voorkomen die een ernstige bedreiging vormen voor de fysieke integriteit van één of meer personen. De informatie moet bovendien van ‘cruciaal belang’ zijn, en mag op geen enkele andere wijze verkregen kunnen worden.

Volgens de BIM-wet daarentegen mogen inlichtingendiensten gegevens die beschermd zijn door het bronnengeheim enkel inkijken als ze vooraf over ernstige aanwijzingen beschikken dat de journalist persoonlijk en actief meewerkt aan het ontstaan of de ontwikkeling van een potentiële bedreiging. In dat geval mogen de inlichtingendiensten dus specifieke en uitzonderlijke methoden aanwenden, zoals telefoontap. Dit kan echter enkel na eensluidend advies van de BIM-commissie, die bestaat uit drie magistraten.

Maar wat gebeurt er als die potentiële bedreiging géén gevolgen heeft voor de fysieke integriteit van personen? Kan een journalist in dat geval een beroep doen op de bescherming van de Bronnenwet? Magistraat Paul Van Vliet, voorzitter van de BIM-commissie, spreekt in De Journalist geruststellende taal: “Mijns inziens kan het bronnengeheim enkel geschonden worden indien een journalist persoonlijk en actief betrokken is én er een rechtstreeks verband is met de bedreiging. De BIM-wet staat niet boven de wet op het bronnengeheim maar is van latere datum, waardoor het adagium lex specialis derogat legi generali dient toegepast te worden. De bijzondere regel heeft voorrang op de algemene regel.”

Een ander discussiepunt is de vraag: wie is journalist? Volgens de definitie die de BIM-wet hanteert, gaat het om journalisten die van Binnenlandse Zaken een erkenning hebben gekregen volgens de wet van 1963. De Bronnenwet daarentegen gebruikt een veel ruimere interpretatie en geldt bijvoorbeeld ook voor journalisten die geen lid zijn van deVVJ/AVBB, de lokale en periodieke pers, personen die journalistiek als bijberoep uitoefenen, burgerjournalisten, bloggers en al dan niet professionele internetjournalisten. Pol Deltour, secretaris van de VVJ/AVBB: “De wet van 1963 op de erkenning van beroepsjournalisten laat toe om te werken met punctuele lijsten.

Ook buitenlandse journalisten kunnen op basis van die wet officieel erkend worden en krijgen dan het statuut van beroepsjournalist. Het gaat om een 700-tal mensen bovenop de zowat 4.500 Belgische erkende beroepsjournalisten. Elke maand bezorgt de AVBB een geactualiseerde versie van die lijst aan de Staatsveiligheid. Daarop staat voor elke journalist de naam, voornaam, erkenningsnummer en geboorteplaats vermeld – formele gegevens die identificatie toelaten, zonder meer.”

Conclusie: de inlichtingendiensten mogen doen wat ze willen met (buitenlandse) journalisten die geen beroepserkenning hebben. Volgens Paul Van Santvliet bestaat voor hen geen extra bescherming. Professor mediarecht Dirk Voorhoof (UGent) nuanceert echter: “Inlichtingendiensten mogen evenmin bij niet-erkende beroepsjournalisten zomaar tot allerlei snuffelwerk of onderzoeksmaatregelen overgaan.”

Voorhoof verwijst naar een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In de zaak-Sanoma stelde het Hof dat enkel een (onderzoeks-)rechter of een andere onafhankelijke of onpartijdige instantie kan beslissen tot inzage van documenten die informatie bevatten over journalistieke bronnen.

Bron » Apache

Weg vrij voor assisenproces laster Vanden Boeynants

België wordt mogelijk geconfronteerd met een tweede assisenproces voor een persmisdrijf sinds de Tweede Wereldoorlog. Het Hof van Cassatie verwierp het beroep dat auteur Jean Nicolas had aangetekend tegen een beschikking van de Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling (KI).

De KI verwees Jean Nicolas wegens smaad en eerroof aan ex-premier Paul Vanden Boeynants naar assisen. In zijn boek Dossier pédophilie: le scandale de l’affaire Dutroux had Nicolas, samen met Frédéric Lavachery, twijfelachtig seksueel gedrag aan Vanden Boeynants toegeschreven.

De kinderen van de overleden ex-premier hadden daarop een strafklacht ingediend, maar zowel de raadkamer als de KI hadden de feiten verjaard verklaard, ook al erkenden ze dat het om een persmisdrijf handelde.

Na een eerste behandeling door cassatie, werden de feiten opnieuw onderzocht door de raadkamer en vervolgens de KI. Beiden oordeelden dat de verjaring geldend voor ambtenaren in de uitoefening van hun functie hier niet van toepassing was.

De twee instanties waren van oordeel dat de beschuldigingen van de twee schrijvers sloegen op het privéleven van Paul Vanden Boeynants. Het Hof van Cassatie heeft hen zopas gelijk gegeven.

De twee schrijvers zullen dus naar het hof van assisen verwezen worden, een uiterst zeldzame procedure voor persmisdrijven. Het enige precedent sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog dateert van 1994.

Cédric Lefèbvre, de advocaat van Jean Nicolas, bewaart zijn koelbloedigheid. “Gezien de overvolle agenda van de assisenhoven in Brussel, kunnen de feiten tegen dan verjaard zijn. Op het einde van dit jaar treedt verjaring in. Het assisenproces zou zich dan kunnen beperken tot het vaststellen van de verjaring”, verklaarde hij aan Belga.

Bron » De Morgen

Europees Hof verbiedt Belgische censuur

Belgische rechters mogen geen uitzendingen op radio of tv verbieden. Met dit ophefmakende arrest legt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de censuur in ons land aan banden. Ook op kranten en weekbladen. België is geen dictatuur, maar censuur bestaat hier wel degelijk.

Het gebeurt geregeld dat een rechter een tv-uitzending verbiedt of een krant of tijdschrift uit de rekken laat halen. Meestal is dat omdat iemand zich in zijn privébelangen – vaak privacy – bedreigd voelt. Hoewel onze grondwet persvrijheid garandeert en voorafgaande censuur verbiedt, leggen sommige rechters in kort geding media aan banden. Soms ook op eenzijdig verzoekschrift.

In 2001 oordeelde een Brusselse rechter dat een uitzending van het RTBF-programma Au nom de la loi over medische blunders niet mocht worden uitgezonden. Dat gebeurde op vraag van een neurochirurg, die vreesde dat hij in opspraak zou worden gebracht. In beroep en in cassatie werd die beslissing bevestigd. Maar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens besliste gisteren anders.

Verwijzend naar het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, zeggen de rechters in Straatsburg dat ‘de vrijheid van meningsuiting alleen beperkt kan worden met een zeer precieze wettekst’. De wet en de rechtspraak in België zijn over dit onderwerp echter alles behalve precies, aldus het Europees Hof. Tenzij België zijn wetgeving op dit terrein aanpast en specifieke uitzonderingen omschrijft, moet een rechter zich voortaan onbevoegd verklaren.

Voortaan is het dus uitgesloten dat Nick Rodwell (eigenaar van de rechten op Kuifje) door een rechter laat verbieden interviews met hem uit te zenden in een reportage die nogal kritisch is over zijn koopmansgeest. Of dat Carl Devlies (CD&V) tracht een tv-debat tussen zijn Leuvense tegenkandidaten Louis Tobback en Rik Daems te laten verbieden omdat hij zich buitengesloten voelt. Ook Koppen en Telefacts kregen met een uitzendverbod te maken.

Dirk Voorhoof, professor mediarecht aan de UGent, is opgetogen over het arrest – al dwingt het hem zijn nieuwe handboek in voorbereiding aan te passen. “De beslissing van het Hof van Cassatie in dit dossier heeft de deur wagenwijd opengezet voor uitzendverboden en zelfs preventieve controles van reportages of duidingprogramma’s op televisie. Het was nochtans al jaren duidelijk dat dergelijke censuur via kort geding, en vaak via procedures op eenzijdige verzoekschrift, strijdig was met het Europees Mensenrechtenverdrag.”

Volgens Voorhoof heeft het Hof van Cassatie een te formeel-legalistische kijk op persvrijheid. Zo wordt het verbod op preventieve censuur op de geschreven pers, vaak gewoon omzeild door even te wachten tot er enkele nummers verkocht zijn en dán het medium uit de rekken te laten halen.

“Een andere juridische spitsvondigheid van het Hof van Cassatie kwam erop neer de audiovisuele media niet als pers te beschouwen, omdat in de grondwet uit de negentiende eeuw sprake is van ‘la presse’, later vertaald als ‘drukpers’. Waardoor het verbod van censuur voor de audiovisuele media geen bescherming kon bieden.”

De RTBF is uiteraard blij, maar ook de geschreven pers heeft redenen om te vieren. In die sector is de inzet nog groter. Denk maar aan de beslissing in 2008 van de rechter om het weekblad Humo uit de rekken te halen vanwege een satirische fotomontage over Fernand Koekelberg en Sylvie Ricour. Voorhoof: “Dit arrest gaat over audiovisuele media. Maar het Hof verwijt België dat rechters lukraak inperkingen op de persvrijheid opleggen die niet in de wet vastgelegd zijn. Dat verwijt geldt net zo goed voor de geschreven pers.”

Bron » De Standaard