‘Betrokkenheid van Bouhouche en Beijer onvoldoende onderzocht’

‘Materiële bewijzen dat Bouhouche en Beijer betrokken waren bij de Bende-moorden, zijn er vooralsnog niet, maar vermoedens des te meer. Dat is al sinds 1987 onze diepste overtuiging, maar helaas is deze hypothese om tal van redenen jarenlang onvoldoende onderzocht. Gelukkig gebeurt dit vandaag de dag wel’. Dat verklaarde maandag de commissarissen van gerechtelijke politie Jean-Pierre Doraene en Bernard Noël voor de parlementaire onderzoekscommissie Bende van Nijvel-bis.

Doraene en Noël waren van 1986 tot oktober 1990 nauw betrokken bij het onderzoek naar de moord op FN-directeur Juan Mendez. Moord die leidde tot de arrestatie van de gewezen rijkswachters Madani Bouhouche en Robert Beijer. In de marge van dit onderzoek stootte Doraene vrij snel op een aantal aanwijzingen dat het duo minstens meer wist van de Bende-moorden, maar men liet hem aanvankelijk niet toe deze piste verder uit te diepen.

Dat had hoofdzakelijk te maken met meningsverschillen tussen onderzoeksmagistraten en procureurs en tussen politiediensten onderling, zo bleek maandag. Belangrijkste hinderpaal in dat alles was onderzoeksrechter Yves Hennart die uitermate beducht was voor een ontsporing van zijn onderzoek en daarom elke vermenging met het Bende-dossier verhinderde. ‘Wie zich niet aan deze regel hield werd uit het onderzoek geweerd,’ zo bevestigde deze magistraat twee weken terug zelf voor de Bende-commissie. Een stelregel waar Doraene en Noel de dupe van werden.

Hennart hield namelijk zo sterk aan zijn onafhankelijkheid als onderzoeksrechter, dat hij in oktober 1990 – zonder objectieve redenen – de gerechtelijke politie uit het onderzoek Mendez weerde, zo stelden de getuigen gisteren. ‘Beducht als hij was voor eventuele beïnvloeding vanuit het parket van procureur des konings Deprêtre, de hiërarchische overste van de gerechtelijke politie.

Maar dat was een louter formalistisch argument, zo betoogden de commissarissen maandag. ‘Deprêtre oefende geen enkele druk uit en stimuleerde integendeel de uitwisseling van informatie tussen Nijvel en Charleroi. Objectieve redenen om ons het onderzoek te ontnemen waren er niet,’ aldus beide getuigen.

Doraenes indruk dat Bouhouche en Beijer meer wisten van de Bende-moorden dateert al van 1988 toen het beruchte ‘pistool in de Bologne-sesaus’ aan de orde was. Het pistool dat had moeten dienen om Bouhouche uit de gevangenis te bevrijden. Volgens wapendeskundige Dery was dit pistool wellicht ook gebruikt bij een aantal aanslagen van de Bende.

Toen Bouhouche werd geconfronteerd met deze ballistische hypothese, was hij volstrekt het noorden kwijt en verklaarde hij spontaan dat zijn kompaan Beijer – toen nog geen verdachte maar tipgever – hem een loer had gedraaid. ‘Hoogst eigenaardig voor een man die zelfs voldongen feiten ontkende,’ aldus Doraene, die er alvast uit afleidde dat Bouhouche de mogelijkheid onderkende dat het wapen was gebruikt bij de Bende-moorden. ‘Ik beschikte uiteraard niet over een doorslaggevend materieel bewijs, maar wel over een zeer sterke hypothese die men al in 1988 had moeten uitdiepen.’

Uiteindelijk zou dit pas met vele jaren vertraging gebeuren. Als chef van de dienst ter bestrijding van de economische en financiële criminaliteit, werd Doraene pas in 1995 op initiatief van oud procureur-generaal Demanet, volwaardig bij het Bende-onderzoek betrokken. Met als eerste opdracht het natrekken van de Bouhouche-Beijer-hypothese.

Bron » De Tijd

Bolognaisesaus-pistool van Bouhouche leidt naar Bende van Nijvel

“Materiële bewijzen dat Bouhouche en Beijer betrokken waren bij de bendemoorden, zijn er niet, vermoedens des te meer. Helaas is deze hypothese onvoldoende onderzocht.” Dat verklaarde commissaris van de gerechtelijke politie Jean-Pierre Doraene maandag voor de Bende-commissie. Hij was betrokken bij het onderzoek naar de moord op FN-directeur Juan Mendez. Dat leidde tot de arrestatie van gewezen rijkswachters. Doraenes’ indruk dat Bouhouche en Beijer meer wisten van de bendemoorden dateert van ’88 toen het beruchte ‘pistool in de bolognaisesaus’ aan de orde was. Dat pistool moest dienen om Bouhouche uit de gevangenis te bevrijden. Volgens wapendeskundige Dery was het ook gebruikt bij aanslagen van de Bende. Bouhouche verklaarde dat zijn kompaan Beijer hem een loer had gedraaid.

Dat Bouhouche en Beijer meer zijn dan corrupte rijkswachters, is voor Doraene een voldongen feit. Zijn onderzoek leerde hem dat het duo een organisatie had opgezet die tot meer moest dienen dan de luttele feiten die tot nog toe zijn bewezen. De rijkswachters hadden een miljoen frank over voor het huren van flats en autoboxen. Ze verzamelden een arsenaal wapens, infiltreerden inlichtingendiensten, zetten afluistersystemen op en beschikten over vervalste documenten voor aankoop van wapens, infiltreren van onderzoeken en organiseren van vluchtroutes. “Veel meer dan nodig voor het plegen van de overval op bankloper Zwarts”, verduidelijkte de commissaris. Doraene heeft aanwijzingen dat de twee slechts tussenpersonen waren in een complexe criminele organisatie, waarvan ook Mendez (waarschijnlijk) deel uitmaakte. Juan Mendez wist te veel van de mannen achter de bendemoorden. Dat leidt Doraene af uit diens gedrag de weken na de aanslagen op de Delhaizes van Eigenbrakel, Overijse en Aalst. Na de aanslag in Aalst vertrok FN-directeur naar Puerto Rico. Zijn agent rapporteerde dat hij medische verzorging nodig had omdat hij overstuur was.

Mendez verdacht toen al zijn vriend Bouhouche van de diefstal van zijn eigenste wapencollectie, die minstens één wapen bevatte van de diefstal bij Diane en een wapen van het type die bij de overvallen van de bende werden gebruikt. Na zijn terugkeer werd Mendez ziek. Hij zou op 6 januari 1986 terug aan het werk gaan. Daags nadien werd hij op een parking vermoord met zes dum Dum-kogels.

Bron » Gazet van Antwerpen

Bende-onderzoek: rechts spoor krijgt alle kansen

‘Niets sluit uit dat het lopende DNA-onderzoek, of de honderden tips die zijn binnengelopen na de recente publicatie van nieuwe robotfoto’s, ons weer op het spoor zet van bijvoorbeeld Bouhouché, Beijer of ene Jean Bultot’, zo verklaarden vrijdag de rijkswachters Alain Lachlan en Lionel Ruth voor de parlementaire onderzoekscommissie over de Bende van Nijvel. De rijkswachters zijn al jarenlang verbonden aan de cel-Jumet en volgen in hun onderzoek vooral het spoor extreem-rechts.

De talrijke onderzoeken die werden uitgevoerd naar het extreem-rechtse spoor in het dossier ‘Bende van Nijvel’ hebben tot op heden geen concrete verbanden, laat staan materiële bewijzen van een extreem-rechtse betrokkenheid opgeleverd. Dit betekent niet dat deze hypotheses werden afgevoerd. De cel-Jumet heeft een massa informatie ingezameld, waarop ze kan terugvallen zodra de kans zich aanbiedt.

De getuigen Lachlan en Ruth spraken de indruk tegen dat de werkhypothese van een extreem-rechtse samenzwering achter de Bende-moorden, stelselmatig zou zijn verwaarloosd door de respectievelijke onderzoeksmagistraten. Het uitblijven van een doorbraak in het onderzoek kan die indruk hebben gewekt, maar Lachlan en Ruth speurden al medio de jaren tachtig naar een mogelijke betrokkenheid van bijvoorbeeld Bouhouche en Beijer en Jean Bultot en doen dat vandaag nog.

De getuigen moesten echter ook bevestigen dat bijvoorbeeld procureur Deprètre weinig of geen geloof hechtte aan de rechtse hypothese, maar obstructie heeft die naar hun weten nooit gepleegd. Hetzelfde geldt voor onderzoeksrechter Hennuy van Charleroi die het dossier begin 1990 erfde van zijn voorganger Lacroix. Met zijn ‘cartesiaanse’ ingesteldheid, gaf Hennuy voorrang aan ‘consistente’ sporen waarvan redelijkerwijs kon worden verwacht dat ze concrete resultaten zouden opleveren.

De getuigen moesten wel toegeven dat het grote verloop in de cel-Jumet en het geleidelijk afslanken van de effectieven de onderzoeken geen goed hebben gedaan. Hetzelfde geldt voor de tactische keuzes: het verzaken aan een nationale eenheidscel, waarin Dendermonde en Charleroi hand in hand hadden kunnen werken, was een gemiste kans, aldus de getuigen.

Volgens Lachlan en Ruth kon men er evenmin omheen dat de overheid van in den beginne onvoldoende heeft geïnvesteerd in het Bende-onderzoek. Voor het onderzoek naar de CCC-terroristen werd prompt 500 miljoen frank vrijgemaakt en werd omzeggens iedere politieman ingeschakeld.

De onderzoekscommissie hoorde vervolgens de getuigenis van de rijkswachters Alain Kaschten en Claude Mignolet, die bijna drie jaar lang hun tanden hebben stukgebeten op een vergelijkend ballistisch onderzoek. Bij gebrek aan een nationale gegevensbank over vuurwapens, zochten ze tevergeefs in duizenden dossiers van onopgehelderde misdaden naar mogelijke ballistische verbanden met de Bende-moorden. Een deel van hun getuigenis gebeurde achter gesloten deuren.

Bron » De Tijd

Privé-detective Louvigny weerlegt elke relatie met Bouhouche en Beijer

‘Ik weet dat het moeilijk is om zichzelf een certificaat van eerbaarheid te geven’, zegt privé-detective Bob Louvigny. ‘Maar ik kan u toch zeggen dat ik in de 23 jaar dat ik bezig ben nooit het voorwerp heb uitgemaakt van een strafrechtelijk proces-verbaal, enkele verkeersinbreuken niet te na gesproken.’ Louvigny vindt het dan ook van een totale onwaarschijnlijkheid dat bepaalde bronnen van deze krant hem in verband brengen met de veroordeelde ex-rijkswachters Madani Bouhouche en Bob Beijer. Bob Louvigny is sinds halfweg de jaren 70 actief als privé-detective. Zijn firma BDRI levert naast speurwerk ook beschermingsdiensten voor VIP’s. Louvigny wordt nog altijd vaak geassocieerd met de affaire-Pinon – gemeenzaam de Roze Balletten genoemd – omdat hij eind jaren 70 in opdracht van André Pinon diens vrouw Josiane Jeuniau schaduwde en haar aanwezigheid vaststelde op fuiven waar mensen nogal vlot uit de kleren gingen.

‘Het is wat triest om zich na al die jaren nog altijd op die ene schaduwopdracht vastgepind te zien. Intussen is mijn bedrijf BDRI uitgegroeid tot een bedrijf dat onder andere vijf grote banken onder zijn klanten heeft en dat bijvoorbeeld al een heel aantal frauduleuze faillissementen heeft kunnen aan het licht brengen.’

Echt ontstemd is Louvigny pas als hij in verband wordt gebracht met Madani Bouhouche en Bob Beijer, twee ex-rijkswachters die in de gevangenis zitten wegens criminele praktijken. Over het tweetal bestaan vermoedens dat ze wel eens meer zouden kunnen afweten van de Bende van Nijvel.

Bouhouche en Beijer werkten in de jaren 80 als privé-detectives, en zoals wij in de krant van 22 maart schreven zouden ze volgens een van onze bronnen in onderaanneming hebben gewerkt voor Bob Louvigny. ‘Bouhouche noch Beijer hebben ooit in onderaanneming gewerkt voor mijzelf en al evenmin voor de firma BDRI’, zegt Louvigny uiterst formeel. ‘Wie dit zegt, kan dit alleen maar doen met de bedoeling mij schade toe te brengen. En het is overigens ook volkomen onjuist dat ik ooit opdrachten voor de rekening van de rijkswacht heb uitgevoerd. Trouwens, ook voor geen enkele andere officiële dienst heb ik ooit opdrachten gedaan.’

Bob Louvigny werd ook in het verleden al enkele keren in een negatief daglicht gesteld. In L’Enquête, de Franse vertaling van het boek ‘De Bende & Co’ van Hugo Gijsels, stond dat hij jaren geleden zonder de noodzakelijke ministeriële toestemming en ondanks een negatief advies van de Staatsveiligheid een bewakingsfirma oprichtte. Volgens Gijsels had die bewakingsfirma veel weg van een privé-militie. Nog volgens het boek zou Bob Louvigny in 1985 op de begrafenis aanwezig zijn geweest van Léon Finné, de ex-bankier die door de Bende in Overijse werd neergeschoten.

Volgens Louvigny ging het in beide gevallen om manifeste onwaarheden. Hij spande een proces in tegen de verantwoordelijke uitgever van het boek. De rechtbank oordeelde dat Louvigny het recht aan zijn kant had en dat de bewuste paragrafen uit het boek moesten worden verwijderd.

Bob Louvigny stelt vast dat er de voorbije jaren vaak zuivere speculatie is ontstaan over de ware toedracht rond de Bende van Nijvel. ‘Ik heb echter het gevoel dat het gerecht in de richting van een oplossing aan het gaan is’, zo is hij van mening. Volgens hem weet het gerecht behoorlijk goed in welke richting er moet worden gezocht. ‘Het is zoals een van de onderzoeksrechters het zo kernachtig uitdrukt: ik sta voor een deur en het is Bouhouche die er de sleutels van heeft.’

Bron » De Tijd

Graindorge: ‘Extreem-rechtse rijkswachters maakten Bende mogelijk’

De extreem-rechtse ideologie die een aantal figuren in de rijkswacht eind jaren zeventig begin jaren tachtig aanhingen, hebben een ‘plan van politieke destabilisatie’ mogelijk gemaakt waarvan de moorden van de Bende van Nijvel de uitvoering waren. Dat stellen de advocaten Graindorge en Magnée, die de belangen van de burgerlijke partijen in het dossier behartigen.

De advocaten Graindorge en Magnée werden gisteren gehoord door de raadkamer van Charleroi. Die moet zich uitspreken over de vraag of tien verdachten in het Bendedossier die al meer dan tien jaar beschuldigd zijn maar nooit voor een rechtbank zijn verschenen, buiten vervolging moeten worden gesteld. De families van de slachtoffers verzetten zich tegen die maatregel. De raadkamer zal op 3 januari 1997 een uitspraak doen.

Tijdens een persconferentie na afloop van hun onderhoud op het gerecht van Charleroi uitten Graindorge en Magnée zeer zware beschuldigingen aan het adres van de rijkswacht. Volgens de advocaten blijkt uit het Bendedossier en uit getuigenissen van ‘democratische en eerlijke’ rijkswachters dat in de jaren 1975-85 in alle graden van het corps figuren aanwezig waren die een extreem-rechtse ideologie aanhingen en zich daar ook naar gedroegen. Sommige van die personen zijn uit de rijkswacht gestoten, anderen hebben het corps verlaten, maar er zijn er ook nog steeds in dienst.

Deze rijkswachters, een minderheid die wel kon rekenen op bepaalde steun van het opperbevel, hebben, zo stellen de advocaten, de uitvoering van een plan van politieke destabilisatie mogelijk gemaakt. Daardoor konden er onder meer moorddadige aanslagen gepleegd worden die aan minstens 29 personen het leven hebben gekost. De advocaten noemden ook een twintigtal namen van geviseerde rijkswachters, waaronder die van de reeds veroordeelde Beijer en Bouhouche.

‘Het is tijd dat het opperbevel van de rijkswacht het eigen corps aan een kritisch onderzoek onderwerpt én dat de oproerige elementen die minstens een strategie van de spanningen hebben opgezet om tot een poging tot staatsgreep te komen, aangeklaagd worden’, aldus Graindorge en Magnée. De advocaten hielden er wel aan aan het ‘moedige, besliste en geduldige optreden’ van de rijkswachters van de cel van Jumet en van de gerechtelijke politie te prijzen.

Het Algemeen Commando van de rijkswacht stelde gisteren in een reactie dat het de taak van het gerecht is om het onderzoek in het Bendedossier te voeren. Ze voegden eraan toe dat de reeks namen opgesomd door beide advocaten, een zeer bizar amalgaam is van personen die jaren geleden het corps verlieten of ontslagen werden, inmiddels overleden zijn, gerechtelijk vervolgd maar vrijgesproken zijn, veroordeeld zijn, nooit bij de rijkswacht zijn geweest en er nu nog steeds bij zijn. Ze vroegen zich af of de systematische aanvallen aan het adres van het korps in het Bendedossier eengeorganiseerde campagne zijn.

Bron » De Tijd