Gerecht doet drie keer zo vaak een beroep op info van techgiganten

Sinds 2013 gebruikten Belgische speurders meer dan 15.000 keer data van de Amerikaanse techbedrijven Facebook, Google, Microsoft en Apple om misdaad te bestrijden. Wereldwijd bedienden maar acht landen zich er meer van.

In de strijd tegen criminaliteit vroeg het Belgische gerecht sinds 2013 van 28.774 accounts infor­matie op bij Facebook, Google, ­Microsoft en Apple. In vier op de vijf gevallen gingen de Amerikaanse techgiganten minstens gedeeltelijk in op het verzoek. Dat blijkt uit data die de bedrijven publiek maken en die het Nederlandse cybersecuritybedrijf Surfshark verzamelde.

Uit de gegevens blijkt dat het ­Belgische gerecht steeds vaker een beroep doet op die digitale gegevens. In 2013 ging het nog om 2.189 accounts. In 2020, het laatste jaar waarover alle bedrijven rapporteren, groeide dat tot 6.045 accounts. Dat is bijna een verdrievoudiging in acht jaar tijd. Uit partiële data blijkt dat die trend zich in 2021 voortzette.

België stuurde 18.841 verzoeken uit, die telkens vragen om ­informatie over een of meerdere accounts kunnen bevatten. Daarvan werden er 15.011 ingewilligd. Zo’n vier op de tien verzoeken ­waren gericht aan Facebook (waarbij ook zusterbedrijven Whatsapp en Instagram zijn meegeteld). Het aantal vragen aan Facebook vervijfvoudigde tussen 2013 en 2020. Google en Microsoft zijn elk goed voor drie op de tien verzoeken, nog geen procent is gericht aan Apple. Data van Amazon werden niet verwerkt, omdat ze onvolledig en kwestieus zijn.

Door de verschuiving van de communicatie via klassiekere ­kanalen als telefoonlijnen, sms of e-mail richting digitale plat­formen, is almaar vaker de medewerking van buitenlandse tech­bedrijven nodig. De Belgische dataretentiewet verplicht naast klassieke operatoren als Proximus en Telenet nu ook Whatsapp en co. om bepaalde data bij te houden.

De Belgische regering leverde de jongste jaren grote inspanningen om techbedrijven ervan te over­tuigen gegevens door te geven. In 2018 trok toenmalig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) daarvoor speciaal een week naar de VS.

De door Justitie opgevraagde ­gegevens betreffen in de eerste plaats zogenaamde metadata, ­informatie over wie met wie, ­wanneer en waar in contact staat. Ook serienummers van gsm’s, e-mailadressen of bankkaart­nummers werden opgevraagd. Het gaat meestal niet om de inhoud van communicatieverkeer, dat vele aanbieders overigens versleutelen. Microsoft geeft zelf aan nooit de ­inhoud van berichten te hebben doorgespeeld aan België, bij de ­andere techbedrijven is dat minder duidelijk. Financiële data speelde Apple minder gretig door dan ­bijvoorbeeld accountgegevens.

Gewapend en op de loop

De data tonen hun nut doorgaans in twee situaties: om misdrijven post factum te bewijzen of om ­imminente criminaliteit te be­strijden. Op zijn website legt Meta, het moederbedrijf van Facebook, uit hoe het vorig jaar in verschei­dene landen overheden hielp met de lokalisatie van een gevluchte ­gevangene, een gekidnapte persoon, een stalkende geweldenaar, een vermiste minderjarige en ­gewapende personen op de loop. Soms vragen landen bedrijven ook om te maken dat data niet verloren gaan wanneer een dader die snel nog probeert te verwijderen.

Surfshark verzamelde gegevens voor 177 landen. Daaruit blijkt dat België ten opzichte van het bevolkingsaantal met een negende plaats erg veel info opvraagt bij de big tech. De VS zelf, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Singapore en Frankrijk vormen de top. Na ­Ierland en Portugal volgt een groepje met Australië, België en Taiwan. België vraagt met 248 accounts per 100.000 inwoners bijna drie keer meer data op dan ge­middeld. Ook qua respons vanuit de bedrijven staat België erg hoog.

Wereldwijd vroegen overheden gegevens over vijf miljoen ­accounts op van 2013 tot 2020. In die periode ging het aantal verzoeken maal vier. Vooral de stijging in 2020 valt op. Surfshark wijst daarvoor naar de coronapandemie en de lockdowns. ‘Bijna alles verschoof naar online, ook crimina­liteit’, zegt Agneska Sablovskaja, hoofdonderzoeker bij Surfshark.

De Verenigde Staten zijn goed voor vier op de tien aanvragen. Ook wereldwijd is Facebook het meest bevraagde bedrijf. Zo’n 70 procent van de globale aanvragen wordt ingewilligd. Apple verleent het meest zijn medewerking, Microsoft het minst. Voor België zijn de verschillen tussen de techbedrijven op het gebied van medewerking klein.

Bron » De Standaard

Hoe gezichtsherkenning door politie sluipend dichterbij komt

Er is een automatische uitwisseling van meer politiedata tussen EU-lidstaten in de maak. Ook personenfoto’s vallen daaronder. Dat zet de deur open naar gezichtsherkenning. ‘Maar hoe springt een land als Hongarije daarmee om?’

Stel: de politie in pakweg Tsjechië houdt een verdachte man ­tegen, maar kan hem niet identificeren. Dan zullen agenten een foto van hem kunnen ­inladen op een Europees systeem en toetsen aan foto’s die de 26 andere lidstaten in hun databanken hebben zitten. Bij een match, bijvoorbeeld met een foto die de Portugese politie in haar ­databank heeft, krijgen de agenten in Tsjechië een ­bericht. Binnen de 24 uur moet Portugal de beschikbare gegevens overmaken.

Dat is het idee achter een voorstel voor verordening dat de ­Europese Commissie heeft ­opgesteld. Het is een stevige ­uitbreiding van gegevensuitwisseling zoals die nu al meer dan tien jaar gebeurt. Politiediensten kunnen nu al vinger­afdrukken, ­DNA-stalen en voertuiggegevens met elkaar ­vergelijken. Het ­startschot daarvoor was het Verdrag van Prüm uit 2005, waarvan ­België een van de ­zeven ondertekenaars was. Europa wil dat die ­samenwerking tussen politiediensten, onder leiding van Europol, gemoderniseerd en veel ­intenser wordt. Die verordening krijgt de bijnaam ‘Prüm II’.

Problematisch systeem

De beweegredenen voor die uitbreiding zijn logisch. Criminelen kunnen zich vrij over de Europese binnengrenzen bewegen. Drugssmokkel, mensenhandel, terro­risme: alle zware criminaliteit strekt zich uit over verschillende landen. Volgens Europol is bijna 70 procent van de criminele netwerken actief in meer dan drie EU-lidstaten. Maar de nationale politie-eenheden kunnen niet zomaar in een ander land aan de slag gaan of inzage krijgen in hun data. Via ­verzoeken om rechtshulp kunnen ze data bij elkaar opvragen, maar die zijn erg tijdrovend. Door gegevens uit ­nationale databanken met elkaar te kruisen, moet dat sneller gaan.

De lidstaten moeten dus ook ­gezichtsopnames ter ­beschikking stellen. De mogelijkheid om een beeld van een onbekend persoon te vergelijken met dat van gekende individuen om zo iemand te identificeren, impliceert dat een ­systeem voor gezichtsherkenning uitgebouwd wordt.

‘Dit is een gigantische verandering’, stelt Frank Schuermans, ­lid-raadsheer van het Belgische Controleorgaan op Politionele ­Informatie (COC). ‘Zo’n systeem voor gezichstherkenning is problematisch, want daar is er momenteel geen wetgeving rond. De technologie bestaat wel, maar het ­gebruik ervan is noch in België, noch in Europa toegelaten. Er wordt gewerkt aan een richtlijn rond artificiële intelligentie, deze veranderingen hangen daarmee samen.’

Behalve de stap naar gezichts­herkenning maakt het COC zich ook zorgen over de kwaliteit van de gegevens in de gekoppelde databanken. ‘Natuurlijk is het basisidee goed. Wie kan er tegen de uitwisseling van dit soort info zijn? Maar de doeltreffendheid hangt af van de kwaliteit, betrouwbaarheid en integriteit van die gegevens. In de Belgische Algemene Nationale Gegevensbank staan al veel data die er eigenlijk niet meer in horen (DS 19 april). Die problemen rond nationale gegevenswerking zouden eigenlijk vermenigvuldigd worden met een factor 27. De vraag is ook welke databanken de landen aan dit systeem zullen koppelen. In Frankrijk zijn er verschillende per politieniveau of -dienst. En hoe zullen landen omgaan met dat hele systeem? Wat moeten we bijvoorbeeld verwachten van een land als Hongarije, dat het niet zo nauw neemt met de regels rond de rechtsstaat?’

‘Een Europese FBI’

Ook bij de controle op het gebruik stelt Schuermans zich vragen. ‘De rol van Europol wordt nogmaals versterkt, dat wordt in feite een soort Europese FBI. Maar het openbaar ministerie dat toezicht moet houden, in dit geval Eurojust of het nieuwe Europees Openbaar Ministerie, volgt niet. Zelfs met het best mogelijke systeem riskeer je problemen. Daarom moeten er waarborgen en toezicht worden ­ingebouwd én die moeten ook middelen krijgen, en daarover lees ik nu amper iets. In een rechtsstaat zijn er nu eenmaal beperkingen. Je kunt niet alles verzamelen omdat het ooit eens nuttig kan zijn.’

Het voorstel zit nu in de fase waarin het Europees Parlement en de lidstaten hun zeg erover ­kunnen doen. België verwacht meer duidelijkheid over de vraag hoe zwaar een misdrijf moet zijn wanneer zo’n bevraging van de ­andere databanken kan gebeuren. Ook moeten er standaarden ­komen over de kwaliteit van de ­data, zeker die van gezichtsopnames.

Toch zal aan de grond van de zaak, en dus ook van de uitwisseling van gezichtsopnames, waarschijnlijk niet veel veranderen. ‘De Europese parlementaire commissie die dit zal behandelen is heel actief, maar een echte koerswijziging wordt moeilijk’, verwacht ­Rosamunde van Brakel, hoofd­docent surveillancestudies aan de universiteit van Tilburg en de VUB. ‘Er is een hele sterke push rond data en technologieën inzetten, en voor verschillende doeleinden. Europa vindt dat het niet kan achterlopen ten opzichte van China en Amerika. Binnen de politie verwacht men dat die nieuwe middelen de onderinvesteringen van de voorbije jaren kunnen verhelpen. Ze hopen meer te kunnen doen met evenveel of minder geld. Maar de wetgeving en het beleid volgen niet.’

Ook Van Brakel vindt dat er nood is aan een beter toezicht op dit soort techno­logie, ook vanuit sociaal en ethisch perspectief. ‘Het spanningsveld tussen wat technologisch kan en wat de politie mag, neemt alleen maar toe’, zegt Van Brakel. ‘Bij dit voorstel is het nog te weinig duidelijk om welke data het dan specifiek gaat en bij welke misdrijven ze worden ingezet, waardoor er te nonchalant mee kan worden omgesprongen.’

Bron » De Standaard

Chat-app Signal illegaal door nieuwe wet

Elk bedrijf dat in België communicatie aanbiedt, moet straks data van gebruikers bijhouden. Het sterk beveiligde Signal komt in de problemen.

Signal is een chatapp van Amerikaanse makelij, die ruim 40 miljoen gebruikers heeft. Vanwege de hoge graad van privacy geven ­wereldwijd onder meer activisten en journalisten de voorkeur aan de app om gevoelige gesprekken te voeren.

De nieuwe regels over gegevensopslag hebben ­gevolgen voor iedereen die een vorm van elektronische communicatie mogelijk maakt, hoe klein of groot een onder­neming ook is. Ze ­gelden voor telecomoperatoren zoals Proximus en ­Telenet, en dus ook voor kleinere buitenlandse spelers zoals Signal – en ­alles daartussenin.

De aanbieders moeten de ­metadata van een conversatie ­bijhouden: wie communiceert met wie via hun netwerk, met welk toestel en vanop welke plek. De inhoud van de gesprekken moeten ze niet bijhouden. Metadata ­geven op zich al veel prijs. Onder meer inlichtingen- en veiligheidsdiensten kunnen de gegevens opvragen in de strijd tegen zware criminaliteit.

De regels voor die opslag werden in het verleden al meermaals aangepast, omdat de algemene bewaring van gegevens van alle gebruikers een schending van de privacy was. Een nieuw wetsontwerp werd enkele weken geleden ingediend in de Kamer. Na ­verschillende juridische procedures zou het eens en voor altijd de kwestie van de gegevens­opslag moeten oplossen.

Uit het ontwerp valt af te ­leiden dat de chat-app Signal hier niet meer zal kunnen functioneren. Signal houdt hoogstens het telefoonnummer van de gebruikers bij, niet met wie dat nummer in contact staat. Het veel populairdere Whatsapp, eigendom van Meta, slaat wel een hele reeks ­gegevens op, net zoals Telegram.

‘Dit ontwerp dwingt Signal om zijn systeem aan te passen’, bevestigt cryptograaf Bart Preneel (KU Leuven). ‘Het wordt eigenlijk verplicht metadata bij te houden en de autoriteiten er toegang toe te verlenen als ze dat vragen. Signal zal waarschijnlijk moeten sluiten in België.’ Het bedrijf reageerde nog niet op een vraag van De Standaard om commentaar.

Gevangenisstraf

Het feitelijke verbod op Signal dat dit wetsontwerp inhoudt, maakt de wet opnieuw vatbaar voor kritiek. In de totstandkoming ­vorig jaar, nog in de schoot van de regering, was er sprake van een achterpoortje waardoor telecom­aanbieders bijvoorbeeld de politie toegang zouden moeten geven tot versleutelde gesprekken. Na algemeen protest werd dat eruit gehaald.

Behalve de verplichting om metadata bij te houden, staat in het wetsontwerp dat die data niet versleuteld mogen worden opgeslagen.‘Deze wet maakt de technieken van Signal illegaal’, gaat Preneel voort. ‘Voor de Tor-browser (die het mogelijk maakt om zo goed als anoniem het internet te ­gebruiken, red.) geldt hetzelfde.’

In het wetsontwerp staat dat personen die weigeren mee te werken of bewaarde gegevens doen verdwijnen, worden ­gestraft met een gevangenisstraf van zes maanden tot een jaar of een boete tot 20.000 euro.

Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke, die voorzitter is van de commissie die het ontwerp bespreekt, zegt niet op de hoogte te zijn van de gevolgen voor Signal en co. ‘In de commissie zal er alle ruimte zijn voor het debat over de nieuwe regels’, verzekert hij.

Bron » De Standaard

‘De politie houdt onze gegevens onwettig lang bij’

De politie zit op een berg data, maar slaagt er niet in om daar correct mee om te gaan. ‘Er zijn officieren die niet weten dat je overleg tussen advocaat en cliënt niet mag opnemen. Straf, toch?’

Tot drie keer toe moest de vraag worden gesteld aan de politie: hebben jullie Clearview AI ­gebruikt? Die omstreden software schraapt foto’s van personen van het internet, waarna Clearview-gebruikers die kunnen vergelijken met de foto’s die ze zelf vergaard hebben. Via gezichts­herkenning kunnen speurders zo bijvoorbeeld daders van kindermisbruik opsporen.

Het is een zeer krachtig instrument, maar ­momenteel verboden in Europa. Toch gebruikten speurders van de federale ­politie Clearview tijdens een bijeenkomst van Europol waar ook de Amerikaanse FBI op aanwezig was. Nadien werkten ze nog een tijd verder met een proeflicentie. Het duurde twee jaar tot de federale politie erkende dat hun mensen ermee hadden ­gewerkt.

‘Dit dossier toont dat de politie toch hardleers is wanneer het gaat over een correcte omgang met data en informatie’, zegt Frank Schuermans, lid-raadsheer van het Controleorgaan op de ­Politionele Informatie (COC). ‘Ik kan me heel goed inbeelden dat speurders die bezig zijn met ­zware kinderporno, alles in het werk stellen om daders op te ­sporen. Daar zit het echte ­probleem niet. Het gaat erover dat men ons aan het lijntje heeft ­gehouden door niet de waarheid te spreken. Toen bleek dat de ­federale politie toch met Clearview had gewerkt, zei de commissaris-generaal dat het geen doelbewust verzwijgen was.’

Waarom moesten jullie hen de vraag over Clearview herhaaldelijk stellen?

‘Ik denk dat het kwam door een combinatie van gemakzucht en een gebrek aan middelen om het gebruik echt na te gaan, waardoor er ­aanvankelijk maar een summier onderzoek is geweest.’

‘Bij de politie ziet men niet ­altijd goed in dat je voor toepassingen als Clearview AI een wettelijke basis moeten hebben, zoals bij alles wat je doet. Ik snap het wel: de materie is vrij nieuw, de regels rond dataverwerking door veiligheidsdiensten zijn pas sinds 2018 echt belangrijk geworden. Voordien hield de politie amper rekening met gegevensbescherming. Als iets nuttig was voor de werking, dan deed ze het. De eerste reflex was altijd operationeel, dan pas kwam de vraag of het wel wettelijk is.’

Is er zo veel koterij aan data­banken gegroeid?

‘Als je het vergelijkt met andere landen, valt het hier nog mee. In Frankrijk heeft elke politiedienst zijn eigen databank, hier heb je één belangrijke voor alle diensten: de Algemene Nationale ­Gegevensbank (ANG, red.). Daarin staat onder meer voor 400.000 personen en een half miljoen voertuigen welke maatregel de politie moet nemen als ze die ­tegenkomt, zoals een fouille of een aanhouding. De basisregel is dat alleen de info die pertinent is voor de huidige werking, er nog in hoort, zelfs wanneer de maximale bewaartermijn nog niet is bereikt. Sommige gegevens blijven er veel te lang in staan, en dat is onwettig. Een gewone winkeldiefstal van vijftien jaar geleden valt daar niet onder, en toch staat dat soort feiten er nog altijd in. Met de zachte informatie is het soms nog erger gesteld: als een bepaalde persoon jaren geleden werd opgemerkt in een café waar Hells Angels kind aan huis waren maar daar zelf niet bijhoorde, dan moet dat niet jarenlang in de ­databank blijven staan.’

‘Politiezones creëren ook hun eigen databanken. Een overzicht van de huizen voor een vakantietoezicht in de zomer, bijvoorbeeld, of een zone die meer op prostitutie begint te werken en daarvoor een database aanlegt. Op dit moment zijn er minstens 1.500 bijzondere databanken ­binnen de politie. Als het controleorgaan ergens langsgaat, dan vragen we vaak: “Toon ons eens al uw bijzondere databanken.” Op veel plekken weet de korpschef niet eens wat er allemaal bestaat. En dan gaan we opruimen.’

Welke verdwijnen naar de prullenbak?

‘Die waarvan men het nut niet kan aantonen. Dat is niet altijd spectaculair, soms gaat het maar om een paar Excel-bestandjes. We hadden wel eens een zone waarbij ­elke nieuwe inwoner via de ANG werd gecontroleerd. De wettelijke basis daarvan was nul. Ik had zelfs moeite om hen uit te leggen dat het niet mocht. “We hebben het altijd zo gedaan”, zeggen ze dan. Maar de regels zijn strenger geworden, en er wordt sinds het Controleorgaan strenger op ­toegezien, dan moet je ook je ­werking aanpassen.’

‘Dikwijls moeten we ook pragmatisch zijn. In vergelijking met andere controleorganen in Europa hanteren wij eigenlijk een zeker gedoogbeleid over de termijnen om zich in regel te stellen. Als het COC dat niet zou doen, dan moet ik veel stilleggen, zoals die ANG. Dat zou niet meer proportioneel zijn.’

‘Doordat we al zo lang op die nagel van de bewaartermijnen in de ANG slaan, start de politie eind deze maand wel met een geautomatiseerd systeem waarbij die termijnen in grote lijnen zullen worden gerespecteerd. Om de week komt er vanzelf een schoonmaak in de gegevens. Hopelijk verdwijnen dan de minder zware feiten uit de jaren 90 en 2000.’

De politie wil ook veel bijhouden uit schrik achteraf het verwijt te krijgen iets niet te hebben gezien.

‘Die politieke en publieke druk is er zeker, en ik begrijp de vrees bij politiemensen. Maar dat wil niet zeggen dat ze de wettelijke termijnen niet moeten respecteren. Wat is het nut van data decennialang bij te houden? Die databanken worden ook meer en meer opengesteld voor externen, alleen al daarom is het belangrijk dat die up-to-date en correct is. Mensen kunnen bij ons opvragen welke informatie de politie over hen ­bijhoudt. Vorig jaar gebeurde dat 546 keer, in 10 procent van de gevallen ging het om politiemensen of kandidaten. Zij worden gescreend voor ze aan de slag gaan. Dan beseffen ze plots heel goed het belang van correcte data­bases.’

Voor veel politiemensen voelen de privacyregels aan als een belemmering voor hun werk.

‘Een goeie omgang met de regels zit inderdaad niet in de cultuur, al is er een verschil tussen de oudere generatie leidinggevenden en de nieuwere. Ik vind dat het ­inzicht groeit, maar velen vinden het nog altijd te complex. Dat merkten we ook bij ons onderzoek naar het vertrouwelijke overleg tussen advocaten en cliënten (dat moet privé zijn, maar in meer dan een kwart van de verhoor­kamers is er een camerasysteem aanwezig, red.). Kennelijk zijn er politieofficieren die niet weten dat je zo’n overleg niet mag opnemen. Ik vind dat toch straf.’

De hele maatschappij digitaliseert. Kan de politie daarin wel volgen?

‘Ik heb daar mijn twijfels over. De huidige structuur verslindt middelen. We hebben veel te veel ­politiezones, met te veel overhead, korpschefs en coördinatieorganen. Iedereen in het veld weet dat 185 zones te veel is. De commissaris-generaal van de ­federale heeft het vorig week nog gezegd (DS 11 april). Er is misschien wel te weinig geld, maar de vraag is of de bestaande middelen naar de juiste prioriteiten gaan. Waarom krijgen mensen in de ­politieopleiding een volle wedde? Een student aan een hogeschool krijgt toch ook geen loon? De politie doet dat sinds de hervorming van 2001 naar verluidt om de job aantrekkelijker te maken, maar er zijn meer dan voldoende kandidaten. De opleiding van een dik jaar voor het basiskader schiet ­tekort, dat wel.’

‘Al het geld dat naar zulke ­zaken gaat, kun je bijvoorbeeld niet meer investeren in data protection officers (DPO’s zijn verantwoordelijk voor een correct databeheer in organisaties, red.). Er zijn al goeie DPO’s bij de politie, steeds meer zelfs, maar het zijn soms ook Chinese vrijwilligers. Voor de hele provincie Limburg is er één DPO.’

Is het controleorgaan zelf ­voldoende uitgerust om zijn werk te doen?

‘We zijn met acht à negen mensen die operationeel kunnen werken, we zijn veruit de kleinste toezichthouder op de politie. We doen wat we kunnen, maar wat uitbreiding is geen luxe, ook ­omdat er van de burgers steeds meer verzoeken bij ons binnen­komen en we er ook nieuwe taken bij krijgen. Voor onze dienst is er één IT’er die dan nog vooral met onze eigen informatiebeveiliging bezig is, ik moet er absoluut minstens één bij hebben. We zitten op onze limieten.’

Wat is het Controleorgaan op de Politionele Informatie?

Gaan de lokale en federale politie correct om met de ­informatie die ze hebben? Respecteren de politiediensten de privacy van burgers? Dat zijn de kwesties waar het Controleorgaan op de Politionele Informatie (COC) op toeziet. De organisatie is de ­gegevensbeschermings­autoriteit voor de politiediensten.

Behalve dit controleorgaan bestaat ook nog het Comité P, dat een algemeen toezicht houdt op de politiewerking.

Je kunt bij het COC terecht om na te laten gaan welke ­informatie de politie over je bijhoudt, en of dat op een juiste manier gebeurt. Het COC voert onderzoeken uit naar privacykwesties bij de politie, op eigen initiatief of na een klacht. Het geeft ook advies aan politiediensten over hun informatiehuishouding.

Bron » De Standaard

Politie kan te vaak meekijken en -luisteren

Een vertrouwelijk gesprek tussen een advocaat en een verdachte is dan wel een recht, het is geen evidentie in ons land. Politiezones gaan te laks om met de aanwezigheid van camera’s.

Bewakingscamera’s die permanent de verhoorkamers filmen, de lokale brandweer die politieverhoren kan volgen of een politiezone die alle vertrouwelijke gesprekken audiovisueel opneemt: in een rapport van het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) wordt duidelijk dat er heel wat ­onwettelijke praktijken plaatsvinden in politiegebouwen.

Elke verdachte heeft in ons land recht op een strikt vertrouwelijk gesprek met zijn advocaat voorafgaand aan een verhoor. Ook tijdens het verhoor kan er een kwartier overleg geëist worden. Het afluisteren, filmen, opnemen of opslaan van die gesprekken is onwettelijk en onaanvaardbaar, benadrukt Frank Schuermans, lid-raadsheer bij het COC, dat toeziet op alle ­privacykwesties bij de politie.

Toch gaan heel wat korpsen laks om met de afspraken die zijn vastgelegd in de Salduz-wet, die sinds 2012 in ons land van kracht is. Uit het rapport, waarvoor 222 van de 235 politie-eenheden input leverden en elf eenheden bezocht werden, blijkt dat op meer dan een op de vier locaties een ­camerasysteem aanwezig is in het lokaal waar het vertrouwelijke overleg plaatsvindt. En in een op de acht gevallen is het mogelijk het gesprek in real time te beluisteren of op te nemen.

‘Niemand heeft een volledig zicht op wat die camera’s juist doen’, zegt Schuermans. ‘Zelfs de aanwezigheid van een ­camera kan in principe een overtreding zijn van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens.’

De enige uitzondering om een gesprek te filmen, zonder audio, is uit veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld als de verdachte agressief is. ‘Maar zelfs dan moet de ­advocaat op de hoogte gesteld worden van het cameratoezicht en moet die zich te allen tijde kunnen verzetten tegen die beslissing.’

Al 10 jaar subsidies

Het onderzoek van het COC kwam er na een klacht vorig jaar in de ­politiezone Erpe-Mere/Lede. Een verdachte leidde uit reacties en opmerkingen van de politieagenten af dat het gesprek met zijn advocaat was afgeluisterd. Dat vermoeden leek te kloppen. ‘Het meeluisteren door de politie heeft geen plaats in een rechtsstaat’, reageerde de Orde van Vlaamse Balies toen scherp. De ­politiezone heeft nu haar werking bijgestuurd en is volledig wetsconform, benadrukt Schuermans.

Het rapport legt maar één gelijkaardig geval bloot, in de regio Luik. Er werd een onderzoek opgestart en corrigerend opgetreden. Toch zijn de resultaten een wake-upcall voor het COC. ‘Zeker omdat de politiezones al tien jaar federale subsidies krijgen om infrastructuur aan de Salduz-wetgeving aan te passen’, zegt Schuermans. ‘In een ruimte voorzien waar alleen het vertrouwelijke overleg plaatsvindt: zo onoverkomelijk kan dat toch niet zijn? Het zou veel discussie en vergissingen vermijden.’

Het COC roept minister van ­Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) en het College van ­procureurs-generaal op om helderheid te brengen rond cameratoezicht op het vertrouwelijke overleg. ‘Vandaag is er veel onduidelijkheid en diversiteit in aanpak. Zelfs korpsen die er goed over nadenken, weten vaak niet wat wél of niet kan. Dat heeft te maken met een gebrek aan heldere afspraken en regels.’

Bron » De Standaard