Paleis der Natie | De zaak-baron de B.

De Staatsveiligheid voedde journalisten met een rapport over baron Benoît de Bonvoisin als de spin in een extreemrechts web. Hij werd zelfs gelinkt aan de Bende van Nijvel. Na ruim veertig jaar zet het Luikse hof van beroep een punt achter die tragische farce.

De Kamercommissie Justitie beraadt zich over de mogelijke ‘onverjaarbaarheid’ van misdaden zoals die van de Bende van Nijvel. Daar valt wat voor te zeggen. Het zal de nabestaanden van de 28 dodelijke slachtoffers alvast het gevoel geven dat de schuldigen nooit vrijuit zullen gaan.

Gewezen speurders pleiten dan weer voor de verjaring, waarna het dossier kan worden voorgelegd aan een wetenschappelijke commissie. Dat gebeurde met het onderzoek naar de moord op de eerste Congolese premier Patrice Lumumba. Als het Bende-dossier nooit verjaart, dreigt het in de kelders van het Brusselse justitiepaleis te vermolmen. Als het wel verjaart, blijft de mogelijkheid bestaan dat getuigen of zelfs daders alsnog als spijtoptant naar voren komen, al is die kans gering. Bovendien vrezen de onderzoekers dat de onverjaarbaarheid de complottheorieën zal blijven aanwakkeren.

Veel van die samenzweringstheorieën werden intussen onderuitgehaald. De Roze Balletten bleken pure fictie. De betrokkenheid van stay-behindnetwerken – zoals het Italiaanse Gladio, die dateerden uit de Koude Oorlog en die bij een Sovjetbezetting de gewapende weerstand moesten organiseren – bleek ook nergens op gebaseerd. Net zomin als de poging tot staatsgreep voorbereid door de toenmalige rijkswacht. De strategie van de spanning, waarbij een terreursfeer de bevolking moest opwarmen voor een gespierd regime, paste daarin.

Nog voor van de Bende van Nijvel sprake was, voedde de Staatsveiligheid enkele journalisten met een rapport over baron Benoît de Bonvoisin als de spin in een groot extreemrechts web. Mettertijd werd de zwarte baron gelinkt aan affaires allerhande, zelfs aan de Bende van Nijvel. Magistraten en onderzoekers kwamen dat met grote stelligheid onderschrijven voor de parlementaire Bende-commissies, die zich (zonder veel succes) over het Bende-onderzoek bogen. Al lieten sommige getuigen naderhand hun beweringen schrappen uit de officiële verslagen.

Vakkundig gelekt

Na ruim veertig jaar, op 14 november 2023, stelde het hof van beroep in Luik een einde aan die tragische farce, maar wel in alle stilte. De media, die in het verleden de baron met alle mogelijke zonden hadden beladen, bleven ineens discreet over het opmerkelijke arrest van het Luikse hof van beroep. Dat stelt zonder meer dat de Belgische staat zich bij monde van de minister van Justitie moet excuseren omdat hij de reputatie en de eer van de Bonvoisin heeft aangetast.

Die schade werd aangericht door het rapport van de Staatsveiligheid gedateerd op 5 mei 1981. Het werd opgesteld op vraag van minister van Justitie Philippe Moureaux (PS). Hij maakte het over aan de senaatscommissie geleid door de Antwerpse socialist Jos Wijninckx, die de toepassing onderzocht van de wet op de privémilities en de werking van bevoegde overheidsinstanties zoals de rijkswacht.

Het rapport van Moureaux bevatte beweringen over de Bonvoisin en diens associatie met extreemrechts die nooit werden gestaafd. De inhoud werd vakkundig gelekt in de krant De Morgen, die er op 19 mei 1981 mee uitpakte. Moureaux zou later als minister-president van de Franse Gemeenschap de documentaire ‘L’orchestre noir’ subsidiëren waarin de Bonvoisin werd opgevoerd als extreemrechts sujet.

De luttele schadevergoeding, 15.000 euro, die het Luikse hof van beroep hem nu toekent, heeft de Bonvoisin nooit geïnteresseerd. Hij werd in 2008 getroffen door een paralyserende hersenbloeding. Het was hem en zijn familie, die zijn juridische strijd voortzette, te doen om de bevestiging door het gerecht dat het rapport van de Staatsveiligheid een groteske vervalsing was die met de hulp van journalisten werd verspreid, en om de excuses van de Belgische overheid voor de reputatieschade.

In het activiteitenverslag van 2009 al meldde het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, kortweg Comité I, heel voorzichtig dat het rapport van 1981 over de activiteiten van baron de Bonvoisin zonder enige nuance beweringen, veronderstellingen en conclusies formuleerde waarvan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid niet waren bewezen. Volgens het Comité I betrof de kritiek niet de Dienst voor de Veiligheid van de Staat dan wel de parallelle dienst die eind 1980 werd gecreëerd door de toenmalige administrateur-directeur-generaal Albert Raes en die naderhand werd opgedoekt.

Voorzichtig geformuleerd

Veel duidelijker dan het verslag van het Comité I was de nota van politieman Rénier Van Camp, die in opdracht van het Comité I de zaak-de Bonvoisin had onderzocht. Van Camp getuigde dat zijn 400 bladzijden tellende verslag slechts gedeeltelijk in de conclusies van het Comité I werden opgenomen, en dat sommige magistraten Raes en co. een hand boven het hoofd hielden. De enquêteur stelde duidelijk: ‘In de talrijke onderzochte dossiers werd niet één stuk, niet één document gevonden dat toeliet te beweren dat Benoît de Bonvoisin deel uitmaakte van extreemrechts.’

Toen de ellende voor hem begon, fungeerde de Bonvoisin aan de zijde van toenmalig PSC-voorzitter Paul Vanden Boeynants als schatbewaarder van het Centre politique des indépendants et cadres chrétiens (CEPIC), zeg maar de rechtervleugel van de Franstalige christendemocraten.

Kennelijk was de Brusselse socialist Moureaux als kersvers minister van Justitie in de regering van Mark Eyskens gefixeerd op de aanzwellende aanhang van het CEPIC. Hij zag daarin een gevaarlijke rechtse ontsporing en vroeg als voogdijminister een rapport van de Staatsveiligheid over de Bonvoisin en diens vermeende aandeel in extreemrechtse publicaties en organisaties. Die verdenking was al opmerkelijk: de Bonvoisin is de kleinzoon van Alexandre Galopin, de gouverneur van de Generale Maatschappij van België die in 1944 werd vermoord door nazicollaborateurs van de Duits-Vlaamse Arbeidsgemeenschap (DeVlag) aangevoerd door Robert Verbelen.

De eerste versie van het rapport over de Bonvoisin was voorzichtig en met veel zou’s geformuleerd. Tot ongenoegen van Moureaux, die een stellige versie eiste. Hij kreeg die geleverd door Raes. Die had op zijn beurt een oude rekening openstaan met Vanden Boeynants. Als minister van Defensie riep die ooit de Staatsveiligheid op het appel omdat hij van de Franse inlichtingendiensten moest vernemen dat in Brussel huurlingen werden gerekruteerd voor Congo. Met de al te gewillige hulp van een aantal journalisten – Van Camp sprak in zijn nota over journalisten betaald door de Staatsveiligheid – kwam het gefabriceerde rapport op de Bonvoisin neer als een guillotine. Kortom: een leven verwoest door de staat.

Niet alleen de Belgische staat moet zich tegenover de intussen 84-jarige de Bonvoisin excuseren. Ook excuses van de Belgische media die hem veertig jaar lang verdacht maakten, zijn op hun plaats.

Bron » De Tijd | Rik Van Cauwelaert

Oud-politicus Charles-Ferdinand Nothomb (86) overleden

De voormalige politicus Charles-Ferdinand Nothomb is overleden. Hij was onder meer voorzitter van de Parti Social Chrétien (PSC) – de toenmalige Franstalige christendemocraten – en minister van Binnenlandse Zaken tijdens het Heizeldrama. Hij werd 86 jaar.

Charles-Ferdinand Nothomb (86) was afkomstig uit de provincie Luxemburg en was drie decennia lang een van de leidende figuren van de christendemocratie in België. Hij begon in de jaren 60 zijn carrière als voorzitter van de jongerenpartij van de PSC, de Franstalige tegenhanger van CD&V. Tien jaar later zou hij dan ook voorzitter worden van de PSC.

Nothomb kwam in 1980 als minister van Buitenlandse Zaken in de regering Martens III terecht. Hij bleef op post tot december 1981. Daarna werd hij formateur, maar hij slaagde er niet in een nieuwe regering te vormen. Wilfried Martens kon dat wel, waarop Nothomb in de regering Martens V minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier werd.

Heizeldrama

In 1985 kwam Nothomb onder vuur te liggen in de nasleep van het Heizeldrama. Een rapport wees de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken in bedekte termen aan als verantwoordelijke.

Omdat hij vond dat hem geen politieke schuld trof, weigerde hij af te treden, ook al werd dat door verschillende partijen gevraagd. In oktober 1986 moest hij uiteindelijk toch ontslag nemen, nadat hij met de mislukte benoeming van Roger Wynants tot burgemeester van Voeren het voortbestaan van de regering Martens VI in gevaar had gebracht.

Teruglopende aanhang

In 1988 werd Nothomb opnieuw zeven jaar lang voorzitter van de Kamer. Hij werd vorige maand nog genoemd als een van de oud-voorzitters van de Kamer die onwettige pensioenextra’s hebben gekregen, net als onder meer Herman De Croo en Siegfried Bracke.

In 1996 werd hij voor de derde maal voorzitter van de PSC. Hij won de strijd om de opvolging van Gerard Deprez met maar 23 stemmen meer dan Joëlle Milquet. Uittredend voorzitter Deprez, die hoopte op vernieuwing, reageerde erg ontgoocheld.

Het zou daarna nooit meer goedkomen tussen beide mannen. Uiteindelijk zette Nothomb Gerard Deprez uit de partij, nadat die onderhandelingsgesprekken was begonnen met de PRL. Dit leidde tot het ontstaan van het MCC, dat later een deel zou vormen van de MR.

Onder zijn voorzitterschap kende de PSC bovendien een sterk teruglopende aanhang. Nothomb besefte dat hij het tij niet meer kon keren en gaf in juni 1998, vroeger dan voorzien, het voorzitterschap door aan Philippe Maystadt. Hij verdween helemaal uit de Wetstraat in juli 1999, nadat hij de plaats van gecoöpteerde PSC-Senator misliep, hoewel dit hem voor de verkiezingen nochtans beloofd was.

Bron » VRT Nieuws

“Monsieur Projet” staat eindelijk op non-actief

De vroegere Belgische ’toppoliticus’ Melchior Wathelet (54) zal vanaf oktober geen Europees rechter mee zijn. Op 14 juli besliste de nieuwe federale regering van Guy Verhofstadt om het mandaat van Wathelet als Belgisch rechter bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg niet te verlengen. Geschiedenis heeft Wathelet niet geschreven in Luxemburg. Het is zelfs de vraag of men echt onder de indruk was van zijn judiciële prestaties aldaar. Acht jaar geleden was men dat in elk geval niet van zijn prestaties als minister, Daarom werd Wathelet in 1995 door toenmalig regeringshoofd Jean-Luc Dehaene met plezier afgevoerd naar Luxemburg. Dehaene had er zelfs één van die typisch Belgische politieke benoemingen voor over, tegen de publieke opinie en het gezond verstand in.

De Christien-democratische advocaat Melchior Wathelet was in de jaren tachtig een man met grote politieke ambities. De zoon van nijvere veehandelaars uit Petil-Rechain, in de streek van Verviers, was een van de jonge honden uit het grote machts-nest van de Brusselse pensenmaker annex communistenhater annex frauduleuze zakenman Paul Vanden Boeynants. CEPIC – VdB’s politieke privé-militie die een resem kwaadaardige rechtse extremisten, dubieuze edellieden en ritselende zakenmannen omvatte – was toen weggezakt in een poel van zakelijke en politieke schandalen: oplichting, fraude, corruptie, geritsel in de catacomben van de Amerikaanse inlichtingendiensten en verhalen over betrokkenheid bij de gruweldaden van de Bende van Nijvel.

Zoals in Italië ‘ideale schoonzoon’ Silvio Berlusconi als politieke erfgenaam naar voren werd geschoven door het even hard door schandalen geteisterde en met de maffia en de CIA gelieerde politieke milieu van de christen-democraten, begonnen VdB en zijn kliek toen ook hun ‘schoonzoon met smetteloze reputatie’ te promoten. Melchior Wathelet werd ‘de wissel op de toekomst’.

Met de steun van VdB fietste de altijd feilloos in het pak zittende en zichzelf als bijzonder elegant beschouwende PSC’er moeiteloos door het Waalse politieke landschap. Hij werd voorzitter van de Waalse Executieve en concentreerde zich vervolgens op de verovering van Vlaanderen door amicale bezoekjes aan het noordelijk landsdeel te brengen en er een mondje Nederlands te spreken, toen nog een opzienbarend gegeven voor een Franstalig politicus.

Dat leverde op: in 1988 werd Wathelet minister van Justitie en Middenstand en in 1992 opnieuw minister van Justitie en van Economische Zaken. Zijn einddoel was het premierschap. Het zag er goed uit, want in die dagen viel geen halve journalist over het feit dat er in zijn achterban mensen rondwaarden als de frauderende graaf Hervé D’Ursel, de gangster-zakenman Richard Van Wijck en de Zwarte Baron himself: Benoît de Bonvoisin, die toen in zeer sinistere zaakjes actief was.

Arrogant

ln 1993 echter begon een en ander verkeerd te lopen. De bevolking had langzaamaan de buik vol van de manier waarop in België de politie werd bedreven. Elke dag opnieuw werd op schrijnende wijze het failliet van de zwaar door politieke benoemingen aangetaste Belgische justitie in de verf gezet. Pech voor de arrogante Wathelet. De minister van Justitie werd de kop van jut. Alle registers werden opengetrokken toen in mei 1993 de zware criminelen Basri Bajrami, Murat Kapllan en Philippe Lacroix, het kopstuk van de Bende Haemers, op spectaculaire wijze uit de gevangenis van Sint-Gillis ontsnapten.

Met de hakken over de sloot overleefde de minister de opstekende storm van protest en een vertrouwensstemming in het parlement.

Het was maar uitstel van executie. Snel ging het van kwaad naar erger voor de gedistingeerde heer uit Verviers, die de gewoonte had zijn kabinetten vol te proppen met dure Franse stijlmeubelen en fris ogende jongedames. De man die door het dubieuze Brusselse zakenmilieu rond VdB en het in het zog daarvan gespierd rechts was klaargestoomd om de leiding van het land in handen te nemen, werd op een voorheen nog nooit vertoonde wijze naar de slachtbank geleid.

Het was allemaal zijn schuld: de onwezenlijke incompetentie van de arrogante Belgische justitie, de bedroevende aanpak van de witteboordencriminaliteit, de aanslepende problemen in het gevangeniswezen, het mislukken van het onderzoek naar de Bende van Nijvel … Zelfs de gemiddelde Vlaamse Wet-straat-journalist, die anders niet de gewoonte heeft om politici kritisch aan te pakken, keerde zich legen hem. Al had dat in de meeste gevallen meer te maken met het feit dat Wathelet een Franstalige was en bleef.

Besluiteloos

ln de pers kreeg Wathelet de naam ‘Monsieur Projet’, de man die wel met plannen kwam aanzeulen, maar vervolgens besluiteloos op zijn stoel bleef zitten en geen moer deed. Aan een toen nieuw fenomeen in de Belgische politiek als het depolitiseren van de overheidsbenoemingen had deze vriend van alle zakenmannen geen boodschap. Het enige waar hij zich wél met hart en ziel voor inzette, was het blokkeren van de voorstellen voor een vermogensbelasting en de klaarliggende ecotaks. En voor de rest zorgde hij ervoor dal het strafblad van zijn veroordeelde mecenas Paul Vanden Boeynants opnieuw maagdelijk blank werd.

Ondanks het feit dat Wathelet eigenlijk alleen maar deed wat het gros van de Belgische politici deed, was de woede die indertijd over hem neerdaalde, niet onterecht. Wathelet was de namelijk de enige Belgische politicus die in 1993, toen de incompetente Belgische justitie totaal in de smurrie was weggezakt en het ene schandaal na het andere ontplofte, bleef volhouden dat de Belgische justitie eigenlijk geen voltijdse minister nodig had.

Zijn aangeboren arrogantie, zijn aanleg voor Franse ‘grandeur’ en zijn nuffige Giscard d’Estaing-trekjes maakten van hem het prototype van de Belgische politicus die zijn zaakjes regelde in de grote nationale traditie: binnenskamers, achter de schermen, onder vrienden … Melchior duldde geen pottenkijkers en stoorde zich buitenmate aan het plebs dat zich vragen durfde te stellen over zijn activiteiten en de achterliggende redenen. Hij beschouwde zijn autoriteit als door God gegeven en wees elke verantwoordelijkheid voor zijn daden af.

Zelfs de topcrimineel Patrick Haemers deed net voor zijn dood in 1993 nog een duit in het zakje. Zijn laatste woorden waren: “Whatlet, je t’emerde.” Whatelet’s reactie was die van een Zonnekoning. Hij proestte zijn verontwaardiging en zijn haat voor de pers uit.

Hysterisch

Tijdens een interview met het weekblad Humo viel het masker. Woedend mepte hij met zijn vuist op de tafel en met het schuim om de lippen stormde hij zijn eigen kabinet uit omdat de vragen hem niet bevielen. “Op deze manier bereidt men de dictatuur voor”, gilde hij hysterisch. “Dit zijn opnieuw de jaren dertig. Men doet maar. Men beledigt politici, men maakt ze verdacht, men maakt de weg vrij voor figuren met radicale ideeën. Als het dan toch onmogelijk is geworden om de mensen ervan te overtuigen dat ik een eerlijk man ben, dan pas ik en maak ik plaats voor mensen die niet eerlijk zijn. Ik zal vertrekken voor ze me wegjagen. Maar hou er rekening mee: als alle ‘gedegouteerden’ weg zijn, blijven alleen nog de ‘dégoutanten’ over.”

Het was een van de weinige keren dat Wathelet zijn woord zou houden. In 1995 wilde hij nog wel minister van Buitenlandse Zaken worden, maar Dehaene, die eindelijk had begrepen dat de incompetentie van zijn goed geklede minister nog moeilijk door de strot van de publieke opinie te rammen was, gaf hem Defensie.

Zoveel ondankbaarheid was te veel voor Melchior. Hij wilde weg, ook omdat hij opnieuw een karrenvracht schandalen aan de horizon zag opdoemen: zijn contacten met de zakenman Guy Vosse en corruptie bij hel toekennen van de rattenverdelgingscontracten, de affaire Dassault, die groeide in hel zog van Agusta, en zijn contacten met Benoît de Bonvoisin.

Dehaene, die hem liever kwijt dan rijk was, deed niet moeilijk. Maar Wathelet vertrok niet gratis. Hij wilde rechter worden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in Luxemburg. René Joliet, de Belgische vertegenwoordiger in dat Hof, was nel overleden en Wathelet wilde zijn stek en vooral het bijbehorende loon, dat dicht legen de 25.000 euro per maand zat. Ondanks het feit dat Wathelet niet echt over de vereiste kwalificaties beschikte en eigenlijk niemand voorstander was van zijn benoeming, wilde Dehaene de totaal verbrande Wathelet uit de weg, en dus forceerde hij in september 1995 een onversneden politieke benoeming. “Als Willy Claes baas van de NAVO mag worden, dan ik ook rechter”, merkte Wathelet tevreden op.

Dutroux

Hij was dus net op tijd de deur uit toen geen jaar later de bom barstte: de affaire-Dutroux. Toch zat Wathelet opnieuw in het oog van de storm: hij was de man die Marc Dutroux vervroegd had vrijgelaten. De spion Guy Binet kon niet op zijn genade rekenen, maar met Dutroux had hij geen problemen. Wathelet werd zelfs met naam en toenaam genoemd in de verslagen van de commissie-Dutroux, die schreef dat ‘zijn verantwoordelijkheid in aanmerking te nemen valt’. Maar Wathelet zat veilig in Luxemburg.

Even kwam zijn job nog in gevaar, toen in 1997 de rechters bij het Hof in Luxemburg moesten worden herbenoemd. Het Europees Parlement had toen net een dossier uitgebracht over kindermishandeling’ en de naam van Wathelet kwam daar in voor. Bij monde van de Duitse rapporteur Martin Schulz – die onlangs nog het nieuws haalde wegens zijn zware botsing met de Italiaans premier Silvio Berlusconi – verzocht het Europees Parlement de regering-Dehaene om “de zwaar door de Dutroux in opspraak geraakte Wathelet niet een tweede keer voor te dragen”.

Wathelet werd gevraagd het fatsoen te hebben om zich terug te trekken, want “zo iemand verdient geen topfunctie binnen de Europese instellingen”. Onder druk van de partij van Wathelet, de toenmalige PSC, deed de regering-Dehaene alsof haar neus bloedde. Volgens Dehaene was Wathelet al ‘genoeg gestraft’ en vervulde de man zijn functie op ‘verdienstelijke en competente wijze’.

En Wathelet zelf liet weten dat de beslissing van het Europees Parlement hem hoe dan ook geen barst kon schelen en dat hij niet van plan was zijn job op te geven.

En nu is Wathelet dus rechter af. Hoogleraar Europees recht Koen Lenaerts, die eigenlijk al in 1995 de job had moeten krijgen, wordt zijn opvolger. Al die jaren heeft Wathelet zich ver uit de buurt van de pers gehouden. Veel verder dan een interview in 1999 voor de krant De Morgen over de problemen van het Hof in Luxemburg en een berichtje toen zijn dure Mercedes S430 werd ‘gecarjacked’, kwam hij niet. Ook nu laat hij zich niet interviewen.

Wat Wathelet met de rest van zijn leven gaat doen? Doet er niet zoveel toe. Het geld dat hij als rechter verdiend heelt – acht jaar lang goed 300.000 euro per jaar plus de bijhorende voordeeltjes en onkosten-vergoedingen – moet hem een fraai appeltje voor de dorst hebben opgeleverd, en zijn politieke erfenis is ook al geregeld: zijn oudste zoon Melchior – in de familie Wathelet krijgen de oudste zonen sinds 1802 altijd de naam Melchior mee – is verkozen voor de CDH van Joelle Milquet, die de jonge Melchior een fraaie toekomst voorspelt.

Bron » Gazet van Antwerpen